De schaduwzijde van een duurzamere stad
Elektrische auto’s, zonnepanelen en stadstuintjes: steden worden steeds duurzamer. Maar al die mooie initiatieven hebben ook een schaduwzijde in de vorm van meer ongelijkheid. Lage inkomensgroepen en achtergestelde buurten plukken er vaak de vruchten niet van. Dat stelt Shivant Jhagroe in zijn proefschrift, dat hij vrijdag 7 oktober 2016 verdedigt aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Als promovendus was Jhagroe verbonden aan het Dutch Research Institute for Transitions (DRIFT), onderdeel van de Faculteit der Sociale Wetenschappen.
Als reactie op klimaatverandering en de ecologische crisis zien we in steden steeds meer duurzaamheidsinitiatieven: elektrische auto’s, zonnepanelen, biologische supermarkten en gemeenschappelijke stadstuintjes. Gezamenlijk kunnen ze ons dagelijks leven veranderen en steden radicaal veranderen in steden die schoner, groener en socialer zijn. Maar dergelijke stedelijke transities gaan ook gepaard met conflicten, bijvoorbeeld over de échte motieven van grote bedrijven die voor groen gaan, of over hoe gezond zelf verbouwde groente werkelijk is in een ongezonde binnenstad. In zijn proefschrift ‘Urban Transition Politics: How struggles for sustainability are (re)making urban spaces’ onderzocht Jhagroe de opkomst van duurzame stedelijke ruimtes als politieke strijd.
Jhagroe ontwikkelde een analytisch kader om de politiek van stedelijke transformaties kritisch te duiden. Hiervoor liet hij zich inspireren door transition research, critical urban studies en governmentality research. Vervolgens onderzocht hij twee praktijkvoorbeelden van een stedelijke verduurzaming aan de hand van archiefmateriaal, interviews, documenten en etnografisch veldwerk.
Het eerste voorbeeld is de bouw van drijvende zelfvoorzienende woningen en kantoren in het Rotterdamse stadshavengebied. Deze constructies zijn bedoeld als experimentele voorbereiding op een hogere zeespiegel, maar ook om het oude havengebied schoner en socialer te maken. Geen schepen meer die aanmeren, maar drijvende objecten die het havengebied stedelijke functies bieden. Het tweede voorbeeld zijn de activiteiten van Transition Towns in Nederland, een sociale beweging die de kapitalistische economie bekritiseert en zich voorbereid op een toekomst zonder olie. Transition Towns ontwikkelen gezonde voedselnetwerken, alternatieve munten en nieuwe gemeenschappen. Geen supermarkten en auto’s meer, maar tuinen en fietsroutes.
Drijvende woningen, stadstuinen en lokale economieën illustreren hoe ons stadsleven ingrijpend kan veranderen, stelt Jhagroe. Dit gebeurt via overheidsbeleid en commerciële bedrijvigheid, maar ook via gemeenschapszin en spiritualiteit. De transitie naar duurzame steden is echter een grillig proces met winnaars en verliezers, aldus Jhagroe. Volgens de promovendus worden échte transities gekenmerkt door politiek en spanningen: gespannen vergaderingen, verhitte discussies en protestacties.
Het onderzoek van Jhagroe laat zien dat de praktijk van duurzame transities grofweg twee politieke gezichten heeft. Enerzijds is er een democratische kracht, die de heersende ideologie van technologische oplossingen en economische groei terzijde schuift. Er worden alternatieven ontwikkeld met aandacht voor de kwetsbaren in de maatschappij.
Maar anderzijds houden sommige duurzame transitiepraktijken maatschappelijke ongelijkheden juist in stand. Een duurzame stad is namelijk niet voor iedereen beschikbaar. Sommige duurzaamheidsinitiatieven bereiken minder vermogende burgers nauwelijks. Dit kan zelfs leiden tot een ongelijkere verdeling van gezonde voeding en leefbare ruimtes. Jhagroe roept professionals en wetenschappers daarom op meer aandacht te besteden aan de schaduwzijde van duurzaamheid.
Als reactie op klimaatverandering en de ecologische crisis zien we in steden steeds meer duurzaamheidsinitiatieven: elektrische auto’s, zonnepanelen, biologische supermarkten en gemeenschappelijke stadstuintjes. Gezamenlijk kunnen ze ons dagelijks leven veranderen en steden radicaal veranderen in steden die schoner, groener en socialer zijn. Maar dergelijke stedelijke transities gaan ook gepaard met conflicten, bijvoorbeeld over de échte motieven van grote bedrijven die voor groen gaan, of over hoe gezond zelf verbouwde groente werkelijk is in een ongezonde binnenstad. In zijn proefschrift ‘Urban Transition Politics: How struggles for sustainability are (re)making urban spaces’ onderzocht Jhagroe de opkomst van duurzame stedelijke ruimtes als politieke strijd.
Jhagroe ontwikkelde een analytisch kader om de politiek van stedelijke transformaties kritisch te duiden. Hiervoor liet hij zich inspireren door transition research, critical urban studies en governmentality research. Vervolgens onderzocht hij twee praktijkvoorbeelden van een stedelijke verduurzaming aan de hand van archiefmateriaal, interviews, documenten en etnografisch veldwerk.
Het eerste voorbeeld is de bouw van drijvende zelfvoorzienende woningen en kantoren in het Rotterdamse stadshavengebied. Deze constructies zijn bedoeld als experimentele voorbereiding op een hogere zeespiegel, maar ook om het oude havengebied schoner en socialer te maken. Geen schepen meer die aanmeren, maar drijvende objecten die het havengebied stedelijke functies bieden. Het tweede voorbeeld zijn de activiteiten van Transition Towns in Nederland, een sociale beweging die de kapitalistische economie bekritiseert en zich voorbereid op een toekomst zonder olie. Transition Towns ontwikkelen gezonde voedselnetwerken, alternatieve munten en nieuwe gemeenschappen. Geen supermarkten en auto’s meer, maar tuinen en fietsroutes.
Drijvende woningen, stadstuinen en lokale economieën illustreren hoe ons stadsleven ingrijpend kan veranderen, stelt Jhagroe. Dit gebeurt via overheidsbeleid en commerciële bedrijvigheid, maar ook via gemeenschapszin en spiritualiteit. De transitie naar duurzame steden is echter een grillig proces met winnaars en verliezers, aldus Jhagroe. Volgens de promovendus worden échte transities gekenmerkt door politiek en spanningen: gespannen vergaderingen, verhitte discussies en protestacties.
Het onderzoek van Jhagroe laat zien dat de praktijk van duurzame transities grofweg twee politieke gezichten heeft. Enerzijds is er een democratische kracht, die de heersende ideologie van technologische oplossingen en economische groei terzijde schuift. Er worden alternatieven ontwikkeld met aandacht voor de kwetsbaren in de maatschappij.
Maar anderzijds houden sommige duurzame transitiepraktijken maatschappelijke ongelijkheden juist in stand. Een duurzame stad is namelijk niet voor iedereen beschikbaar. Sommige duurzaamheidsinitiatieven bereiken minder vermogende burgers nauwelijks. Dit kan zelfs leiden tot een ongelijkere verdeling van gezonde voeding en leefbare ruimtes. Jhagroe roept professionals en wetenschappers daarom op meer aandacht te besteden aan de schaduwzijde van duurzaamheid.
Geen opmerkingen: