Nationale Energieverkenning 2016 laat zien: doel hernieuwbare energie in zicht
De onlangs verschenen Nationale Energieverkenning 2016 (NEV) laat zien dat het in het Energieakkoord gestelde doel van 16 procent hernieuwbare energie in 2023 in zicht komt. De groei van hernieuwbaar gaat echter niet zo snel dat het doel van 14% in 2020 al zal worden gehaald. Ook het doel van 100 PJ extra energiebesparing in 2020 wordt nog niet gehaald. Het werkgelegenheidsdoel uit het Energieakkoord ligt wel binnen bereik. Verwacht wordt dat de gemiddelde energierekening van burgers in 2020 iets lager zal zijn dan die van 2015. De uitstoot van broeikasgassen neemt tussen 1990 en 2020 af met 23 procent, wat meer is dan eerder verwacht. Uit de NEV 2016 blijkt dat het energiesysteem taai is, waardoor het niet eenvoudig is ambities snel te realiseren, zo stellen de opstellers ECN, PBL en CBS.
De Nationale Energieverkenning (NEV) geeft jaarlijks de feitenbasis voor de politieke besluitvorming en het maatschappelijk debat in Nederland over energie; het rapport besteedt dit jaar extra aandacht aan de doelen van het Energieakkoord. Het gestelde doel voor hernieuwbare energie in 2020 (14 procent) blijft steken op 12,5 of 12,7 procent, afhankelijk van de definitie. Het doel van 16% hernieuwbaar in 2023 komt echter wel in zicht, onder meer door de bouw van windmolenparken op zee. De inzet van het akkoord om per 2020 100 PJ extra aan energie te besparen wordt niet gehaald: de berekende besparing bedraagt 68 PJ in 2020. Sommige maatregelen, zoals het scherpere toezicht op naleving van de Wet Milieubeheer en Europese normen voor zuiniger auto’s hebben een groot effect, terwijl andere beperkter bijdragen. Ook waren sommige afspraken voor energiebesparing op 1 mei 2016 nog niet concreet genoeg uitgewerkt om een effect te kunnen berekenen, dit gaat om de energiebesparingsverplichting en de 1-op-1 afspraken met energie-intensieve industrie. Het doel van 90.000 extra arbeidsjaren (gerekend tussen 2014 en 2020) uit het Energieakkoord wordt wel gerealiseerd.
De samenstellers van de NEV wijzen op de grote onzekerheden en volatiliteit in de energiesector. Sommige berekeningen wijken daarom fors af van die uit het verleden. De energieprijzen zijn bijvoorbeeld veel lager dan vorig jaar werd voorzien. Een ander voorbeeld is de geraamde uitstoot van broeikasgassen. In de huidige ramingen voor 2020 daalt deze met 23 procent ten opzichte van 1990, waar eerder een langzamere daling werd voorzien. In de Urgendazaak heeft de rechter de Staat opgedragen minstens 25 procent daling te realiseren, wat nu dus een stapje dichterbij ligt. Uit de NEV 2016 blijkt echter ook dat de broeikasgasemissies na 2020 nog maar weinig verder zullen dalen. Naar verwachting wordt in Nederland in 2035 30 procent reductie gerealiseerd ten opzichte van 1990. Nederland onderschrijft de ambitie om in 2050 op Europees niveau een reductie van 80 tot 95 procent te halen.
De NEV 2016 laat ook zien dat de Nederlandse energiehuishouding niet onafhankelijk van het buitenland kan worden bezien. In 2020 importeren we nog veel stroom uit Duitsland. De Duitse Atomausstieg in de jaren daarna wordt deels opgevangen door toenemende productie uit Nederlandse kolencentrales en de steeds grotere productie van windenergie. Nederland wordt dan per saldo stroomexporteur. Gas laat een ander beeld zien dan elektriciteit. Bij een maximumproductie van het Groningenveld van 24 miljard kubieke meter kan Nederland nog langdurig in de eigen gasbehoefte voorzien. Ook gaan we minder gas verbruiken. Pas tussen 2030 en 2035 gaan we meer gas importeren dan exporteren.
De Nationale Energieverkenning (NEV) geeft jaarlijks de feitenbasis voor de politieke besluitvorming en het maatschappelijk debat in Nederland over energie; het rapport besteedt dit jaar extra aandacht aan de doelen van het Energieakkoord. Het gestelde doel voor hernieuwbare energie in 2020 (14 procent) blijft steken op 12,5 of 12,7 procent, afhankelijk van de definitie. Het doel van 16% hernieuwbaar in 2023 komt echter wel in zicht, onder meer door de bouw van windmolenparken op zee. De inzet van het akkoord om per 2020 100 PJ extra aan energie te besparen wordt niet gehaald: de berekende besparing bedraagt 68 PJ in 2020. Sommige maatregelen, zoals het scherpere toezicht op naleving van de Wet Milieubeheer en Europese normen voor zuiniger auto’s hebben een groot effect, terwijl andere beperkter bijdragen. Ook waren sommige afspraken voor energiebesparing op 1 mei 2016 nog niet concreet genoeg uitgewerkt om een effect te kunnen berekenen, dit gaat om de energiebesparingsverplichting en de 1-op-1 afspraken met energie-intensieve industrie. Het doel van 90.000 extra arbeidsjaren (gerekend tussen 2014 en 2020) uit het Energieakkoord wordt wel gerealiseerd.
De samenstellers van de NEV wijzen op de grote onzekerheden en volatiliteit in de energiesector. Sommige berekeningen wijken daarom fors af van die uit het verleden. De energieprijzen zijn bijvoorbeeld veel lager dan vorig jaar werd voorzien. Een ander voorbeeld is de geraamde uitstoot van broeikasgassen. In de huidige ramingen voor 2020 daalt deze met 23 procent ten opzichte van 1990, waar eerder een langzamere daling werd voorzien. In de Urgendazaak heeft de rechter de Staat opgedragen minstens 25 procent daling te realiseren, wat nu dus een stapje dichterbij ligt. Uit de NEV 2016 blijkt echter ook dat de broeikasgasemissies na 2020 nog maar weinig verder zullen dalen. Naar verwachting wordt in Nederland in 2035 30 procent reductie gerealiseerd ten opzichte van 1990. Nederland onderschrijft de ambitie om in 2050 op Europees niveau een reductie van 80 tot 95 procent te halen.
De NEV 2016 laat ook zien dat de Nederlandse energiehuishouding niet onafhankelijk van het buitenland kan worden bezien. In 2020 importeren we nog veel stroom uit Duitsland. De Duitse Atomausstieg in de jaren daarna wordt deels opgevangen door toenemende productie uit Nederlandse kolencentrales en de steeds grotere productie van windenergie. Nederland wordt dan per saldo stroomexporteur. Gas laat een ander beeld zien dan elektriciteit. Bij een maximumproductie van het Groningenveld van 24 miljard kubieke meter kan Nederland nog langdurig in de eigen gasbehoefte voorzien. Ook gaan we minder gas verbruiken. Pas tussen 2030 en 2035 gaan we meer gas importeren dan exporteren.
Geen opmerkingen: