Slim samenwerken op Noordzee om ruimte, kosten en CO2-uitstoot te besparen
Vandaag start het TKI North Sea Energy programma, waarin het bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen komende jaren hun krachten bundelen om de energietransitie op de Noordzee te versnellen. En om daarmee ruimte, kosten en CO2 te besparen. Het onderzoeksprogramma, met een budget van 1 miljoen euro, is gericht op het verder ontwikkelen van de kansen die ontstaan bij het maken van slimme koppelingen tussen offshore windenergie en gasinfrastructuren. Dit programma wordt ondersteund door Topsector Energie en heeft vijftien deelnemers vanuit bedrijfsleven, brancheorganisaties, onderzoeksinstellingen en maatschappelijke organisaties.
Tijdens de startbijeenkomst van het TKI North Sea Energy programma vandaag in Den Haag, ontvangt Merei Wagenaar - directeur Energiemarkt en Innovatie van het Ministerie van EZ - twee onderzoeken naar de kansen voor milieu en klimaat, het bedrijfsleven en voor de Nederlandse schatkist, wanneer offshore sectoren en maatschappelijke partijen de koppen bij elkaar steken.
In 2017 zullen binnen het programma onder meer de energiestromen in de Noordzee in kaart worden gebracht en de meerwaarde van integratie van deze energiestromen worden bepaald in termen van economie, vermindering van CO2-uitstoot en versnelling van de energietransitie. Dit levert kansen op voor intensieve samenwerking tussen offshore sectoren en het maken van slimme koppelingen tussen infrastructuren en diensten. Met positieve effecten voor het huishoudboekje van de overheid en grootschalige energie- en CO2-besparing.
“De Noordzee is een belangrijke bron van energie en kan een voorbeeldfunctie spelen in de energietransitie” aldus Rene Peters van TNO, kwartiermaker van het programma. “Het is namelijk een plek waar de komende jaren veel gaat veranderen. Met het opraken van de Nederlandse gasvoorraden zal naar verwachting, ook op de Noordzee, de productie van fossiele energie de komende decennia langzaam maar zeker verminderen. Tegelijkertijd zal duurzame energie in hetzelfde gebied een groeispurt kennen”.
In een studie van het Energy Delta Institute is de economische haalbaarheid van waterstofproductie met elektriciteit uit wind onderzocht voor twee offshore productie platforms van ENGIE E&P. De windenergie die wordt geconverteerd naar gas, z.g. power-to-gas, komt dan bijvoorbeeld aan land via een gaspijpleiding in plaats van via een stroomkabel. De resultaten laten zien dat het produceren van ‘groene’ waterstof met offshore windenergie technisch mogelijk is, maar nu nog niet voldoende rendabel.
Dit kan de komende tien jaar veranderen door technologische ontwikkelingen, kostendalingen en de ontwikkeling van een serieuze afzetmarkt voor groene waterstof.
In een andere studie uitgevoerd door ECN, TNO en Energy Academy Europe, is naast power-to-gas ook onderzocht welke andere kansen en barrières er zijn als partijen energiesystemen slim willen koppelen. De focus in deze studie lag op het koppelen van de aanwezige gasinfrastructuur met de elektrische infrastructuur van offshore wind; en op de mogelijke koppeling van infrastructuur voor het transport en opslaan van CO2. .Elektrificatie van de platforms biedt goede kansen voor emissiereductie en kostenverlaging op korte termijn, terwijl de energieconversie en opslag op de platforms kansen biedt voor grootschalige flexibele inpassing van offshore wind.
Tijdens de startbijeenkomst van het TKI North Sea Energy programma vandaag in Den Haag, ontvangt Merei Wagenaar - directeur Energiemarkt en Innovatie van het Ministerie van EZ - twee onderzoeken naar de kansen voor milieu en klimaat, het bedrijfsleven en voor de Nederlandse schatkist, wanneer offshore sectoren en maatschappelijke partijen de koppen bij elkaar steken.
In 2017 zullen binnen het programma onder meer de energiestromen in de Noordzee in kaart worden gebracht en de meerwaarde van integratie van deze energiestromen worden bepaald in termen van economie, vermindering van CO2-uitstoot en versnelling van de energietransitie. Dit levert kansen op voor intensieve samenwerking tussen offshore sectoren en het maken van slimme koppelingen tussen infrastructuren en diensten. Met positieve effecten voor het huishoudboekje van de overheid en grootschalige energie- en CO2-besparing.
“De Noordzee is een belangrijke bron van energie en kan een voorbeeldfunctie spelen in de energietransitie” aldus Rene Peters van TNO, kwartiermaker van het programma. “Het is namelijk een plek waar de komende jaren veel gaat veranderen. Met het opraken van de Nederlandse gasvoorraden zal naar verwachting, ook op de Noordzee, de productie van fossiele energie de komende decennia langzaam maar zeker verminderen. Tegelijkertijd zal duurzame energie in hetzelfde gebied een groeispurt kennen”.
In een studie van het Energy Delta Institute is de economische haalbaarheid van waterstofproductie met elektriciteit uit wind onderzocht voor twee offshore productie platforms van ENGIE E&P. De windenergie die wordt geconverteerd naar gas, z.g. power-to-gas, komt dan bijvoorbeeld aan land via een gaspijpleiding in plaats van via een stroomkabel. De resultaten laten zien dat het produceren van ‘groene’ waterstof met offshore windenergie technisch mogelijk is, maar nu nog niet voldoende rendabel.
Dit kan de komende tien jaar veranderen door technologische ontwikkelingen, kostendalingen en de ontwikkeling van een serieuze afzetmarkt voor groene waterstof.
In een andere studie uitgevoerd door ECN, TNO en Energy Academy Europe, is naast power-to-gas ook onderzocht welke andere kansen en barrières er zijn als partijen energiesystemen slim willen koppelen. De focus in deze studie lag op het koppelen van de aanwezige gasinfrastructuur met de elektrische infrastructuur van offshore wind; en op de mogelijke koppeling van infrastructuur voor het transport en opslaan van CO2. .Elektrificatie van de platforms biedt goede kansen voor emissiereductie en kostenverlaging op korte termijn, terwijl de energieconversie en opslag op de platforms kansen biedt voor grootschalige flexibele inpassing van offshore wind.
Geen opmerkingen: