Kabinet begint met uitvoering Urgenda-vonnis en gaat in hoger beroep
Het kabinet gaat in beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 juni in de zaak Urgenda/Nederlandse Staat. Men zet vraagtekens bij de manier waarop de rechtbank het
kabinetsbeleid toetst.
De rechter verklaart internationale verdragen tussen landen rechtstreeks van toepassing op de inwoners van Nederland en stelt ambities die landen met elkaar afspreken voor de toekomst vandaag al als ondergrens van zorgvuldig beleid vast.
Het kabinet vraagt daarom het oordeel van een hogere rechter over de manier waarop de rechtbank het begrip ‘zorgvuldigheid’ van de overheid tov burgers invult. Men begint onmiddellijk met de uitvoering van het vonnis, omdat het besluit om hoger beroep aan te tekenen geen opschortende werking heeft en dit ook niet het doel van het hoger beroep is.
De rechter verklaart internationale verdragen tussen landen rechtstreeks van toepassing op de inwoners van Nederland en stelt ambities die landen met elkaar afspreken voor de toekomst vandaag al als ondergrens van zorgvuldig beleid vast.
Het kabinet vraagt daarom het oordeel van een hogere rechter over de manier waarop de rechtbank het begrip ‘zorgvuldigheid’ van de overheid tov burgers invult. Men begint onmiddellijk met de uitvoering van het vonnis, omdat het besluit om hoger beroep aan te tekenen geen opschortende werking heeft en dit ook niet het doel van het hoger beroep is.
Geen opmerkingen: