De hybride motor van de energietransitie
Voor de politiek zijn, naast de verduurzaming van de energiemix en de verlaging van CO2-uitstoot, de leveringszekerheid van energie en de economische belangen ook cruciaal. Dat stelt TNO. Momenteel is er in bijna ieder land een mismatch tussen deze drie pijlers. Verduurzaming van de mondiale energiemix gaat niet goed lukken zolang daar geen internationale afspraken over worden gemaakt.
Dit moet bij elkaar leiden tot ambitieuze maar realiseerbare doelstellingen waarbij de transitie moet worden vertaald op drie verschillende terreinen waarmee zowel consumenten als producenten uit de voeten kunnen. De transitie moet plaatsvinden op het gebied van vraag én aanbod van energie en op het gebied van financiering.
Inzetten op diversificatie van de energiemix lijkt voor zowel producenten als consumenten de beste oplossing, waarbij de hoogste prioriteit moet liggen bij de energiebronnen die het minste CO2 uitstoten. Regelmatig wordt er gezegd dat alle investeringen in fossiele brandstoffen moeten worden gestaakt en alle pijlen moeten worden gericht op hernieuwbare energie. Naast de broodnodige investeringen in hernieuwbare energie is het ten dienste van een effectieve transitie ook nodig om aandacht te houden voor de traditionele energievoorziening en de wisselwerking tussen traditioneel en hernieuwbaar. Dit komt deels doordat hernieuwbare energie nog niet in staat is om fossiele energie volledig te vervangen. Anderzijds is, gezien de te verwachten stijging van de vraag naar energie, met name met het oog op de opkomende economieën, het investeren in onderhoud en vervanging van fossiele energie voorlopig ook noodzakelijk.
Hierbij dient te worden gekeken wat de schoonste oplossingen zijn zolang de genoemde transities gaande zijn. Op deze manier kan men verantwoord duurzaam investeren in fossiele brandstoffen in dienst van de energietransitie.
Daarnaast kunnen ontwikkelde landen opkomende economieën helpen met het aanleggen van duurzame oplossingen en het focussen op efficiency. Het over de grens inzetten van subsidies zou daarbij een oplossing kunnen bieden. Hierdoor kunnen de landen, die anders afhankelijk blijven van goedkope maar meer vervuilendere grondstoffen, ook de stap maken richting verduurzaming van hun energiemix. Deze verduurzaming zou dan plaats kunnen vinden zonder daarmee te afhankelijk te worden van geopolitiek gevoelige relaties met olie- en/of gasproducenten. Een afbouw van het kolenverbruik kan daarmee worden bespoedigd. Daarnaast moeten de Europese overheden blijven inzetten op het beschikbaar stellen van subsidies voor innovatie en technologische verbeteringen op het gebied van energie-efficiency en energieopslag.
Meer en meer komt het besef dat je als individueel land geen potten kan breken. Om tot de beste resultaten te komen zal de focus voor de energietransitie moeten komen te liggen op een gezamenlijke aanpak in bijvoorbeeld Noordwest Europa. Door middel van samenwerken, in plaats van normatieve nationale doelen, kunnen betere en efficiëntere stappen worden gezet. Naast het plukken van laaghangend fruit – zoals de focus op efficiency en energiebesparing – moet de Europese Commissie te rade gaan of het ETS het enige juiste instrument is om de energietransitie te realiseren. Een goedwerkend ETS zou zeker bijdragen aan een snelle terugdringen van de uitstoot van CO2.
Verder zou Nederland ook gebruik kunnen maken van het wettelijk vastleggen van CO2-reductiedoelstellingen voor 2050. Zoals de RLI aangeeft zou dit een kader moeten scheppen waarin de markt zelf kan bekijken hoe dit op de meest efficiënte manier tegen aanvaardbare kosten kan worden ingevuld, uiteraard onder toezicht van een onafhankelijke partij. Door te sturen op een beprijzing van CO2 in combinatie met het verplichten tot afbouw, dwing je de markt om zo snel mogelijk de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en op die manier de opwarming van het klimaat binnen de perken te houden.
Dit moet bij elkaar leiden tot ambitieuze maar realiseerbare doelstellingen waarbij de transitie moet worden vertaald op drie verschillende terreinen waarmee zowel consumenten als producenten uit de voeten kunnen. De transitie moet plaatsvinden op het gebied van vraag én aanbod van energie en op het gebied van financiering.
Inzetten op diversificatie van de energiemix lijkt voor zowel producenten als consumenten de beste oplossing, waarbij de hoogste prioriteit moet liggen bij de energiebronnen die het minste CO2 uitstoten. Regelmatig wordt er gezegd dat alle investeringen in fossiele brandstoffen moeten worden gestaakt en alle pijlen moeten worden gericht op hernieuwbare energie. Naast de broodnodige investeringen in hernieuwbare energie is het ten dienste van een effectieve transitie ook nodig om aandacht te houden voor de traditionele energievoorziening en de wisselwerking tussen traditioneel en hernieuwbaar. Dit komt deels doordat hernieuwbare energie nog niet in staat is om fossiele energie volledig te vervangen. Anderzijds is, gezien de te verwachten stijging van de vraag naar energie, met name met het oog op de opkomende economieën, het investeren in onderhoud en vervanging van fossiele energie voorlopig ook noodzakelijk.
Hierbij dient te worden gekeken wat de schoonste oplossingen zijn zolang de genoemde transities gaande zijn. Op deze manier kan men verantwoord duurzaam investeren in fossiele brandstoffen in dienst van de energietransitie.
Daarnaast kunnen ontwikkelde landen opkomende economieën helpen met het aanleggen van duurzame oplossingen en het focussen op efficiency. Het over de grens inzetten van subsidies zou daarbij een oplossing kunnen bieden. Hierdoor kunnen de landen, die anders afhankelijk blijven van goedkope maar meer vervuilendere grondstoffen, ook de stap maken richting verduurzaming van hun energiemix. Deze verduurzaming zou dan plaats kunnen vinden zonder daarmee te afhankelijk te worden van geopolitiek gevoelige relaties met olie- en/of gasproducenten. Een afbouw van het kolenverbruik kan daarmee worden bespoedigd. Daarnaast moeten de Europese overheden blijven inzetten op het beschikbaar stellen van subsidies voor innovatie en technologische verbeteringen op het gebied van energie-efficiency en energieopslag.
Meer en meer komt het besef dat je als individueel land geen potten kan breken. Om tot de beste resultaten te komen zal de focus voor de energietransitie moeten komen te liggen op een gezamenlijke aanpak in bijvoorbeeld Noordwest Europa. Door middel van samenwerken, in plaats van normatieve nationale doelen, kunnen betere en efficiëntere stappen worden gezet. Naast het plukken van laaghangend fruit – zoals de focus op efficiency en energiebesparing – moet de Europese Commissie te rade gaan of het ETS het enige juiste instrument is om de energietransitie te realiseren. Een goedwerkend ETS zou zeker bijdragen aan een snelle terugdringen van de uitstoot van CO2.
Verder zou Nederland ook gebruik kunnen maken van het wettelijk vastleggen van CO2-reductiedoelstellingen voor 2050. Zoals de RLI aangeeft zou dit een kader moeten scheppen waarin de markt zelf kan bekijken hoe dit op de meest efficiënte manier tegen aanvaardbare kosten kan worden ingevuld, uiteraard onder toezicht van een onafhankelijke partij. Door te sturen op een beprijzing van CO2 in combinatie met het verplichten tot afbouw, dwing je de markt om zo snel mogelijk de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en op die manier de opwarming van het klimaat binnen de perken te houden.
Geen opmerkingen: