Nieuwe energietechnieken leiden vaak niet tot lagere energierekening
Niet alle EnergieTechnieken en –Maatregelen (ETM’s) in woningen leiden tot een waarneembare structurele daling van energiekosten. Er zijn meer ETM’s beschikbaar dan er kunnen worden gewaardeerd in Energie Prestatie Indicatoren (EPI’s). Dat concludeert UT-promovendus Bram Entrop in zijn proefschrift. Entrop biedt een aantal aanbevelingen om toegevoegde waarden van ETM’s beter te beoordelen. Die waarde komt in huidige woningen te weinig tot uiting bij bijvoorbeeld het afgeven van bouwvergunningen en energielabels.
“Voor veel huishoudens zijn de reducties in energiegebruik moeilijk terug te zien in de jaarlijkse energiefacturen”, vertelt Entrop. “Daarnaast zijn de karakteristieken die worden meegenomen in de bepaling van de gebruikte EPI’s misschien wel correct voor het bepalen van het energiegebruik, maar in de praktijk worden ze anders gebruikt en geïnterpreteerd. Ze lijken daarmee niet aan hun oorspronkelijke achterliggende doelstelling te voldoen, namelijk fossiel brandstofgebruik verminderen.”
In zijn proefschrift stelt Entrop dus dat de toepassing van ETM’s achterblijft bij de doelstelling tot een duurzame gebouwde omgeving te komen. In die omgeving wordt veel energie gebruikt en zijn in de afgelopen honderd jaar diverse technieken en maatregelen ontwikkeld om het gebruik van fossiele brandstoffen voor woningen te reduceren. De beschikbaarheid van deze maatregelen is inmiddels groot en het energiegebruik vertoont voor woningen een dalende lijn, maar de implementatie kan beter.
De promovendus onderzocht welke invloed ETM’s hebben op de energieprestatie van woningen, welke financiële impact ETM’s hebben, hoe beslissingen over implementatie worden genomen en hoe een nieuwe ETM geïmplementeerd kan worden in woningbouwprojecten.
Entrop ontwikkelde een raamwerk voor ontwikkelaars en producenten van ETM’s. Daarmee kan het implementatiepotentieel van de maatregelen worden vastgesteld op basis van hun effecten in woningbouwprojecten. Het raamwerk maakt het mogelijk het potentieel van een ETM vast te stellen op basis van (1) haar effect op het werkelijke energiegebruik en op de theoretische energieprestatie, haar financiële impact qua investeringskosten en jaarlijkse financiële stromen en haar verenigbaarheid met de doelen van de belanghebbenden. De proposities en het raamwerk kunnen sturing geven aan diegene die nieuwe ETM’s ontwikkelen, bestaande ETM’s verbeteren en ze aanbieden aan de partijen in woningbouwprojecten. Het raamwerk kan bovendien worden gebruikt om te verklaren waarom bepaalde ETM’s wel of niet succesvol zijn.
Om de implementatie van ETM’s te verbeteren zullen uiteraard inspanningen nodig zijn van alle betrokkenen in bouwprojecten, maar er zijn met name inspanningen nodig die de effecten van een ETM transparanter kunnen maken. Om dit mogelijk te maken in de bouwindustrie wordt aanbevolen dat de overheid proefprojecten initieert en stimuleert. Deze projecten dienen uitgebreid te worden gemonitord met betrekking tot alle effecten van de toegepaste ETM.
“Voor veel huishoudens zijn de reducties in energiegebruik moeilijk terug te zien in de jaarlijkse energiefacturen”, vertelt Entrop. “Daarnaast zijn de karakteristieken die worden meegenomen in de bepaling van de gebruikte EPI’s misschien wel correct voor het bepalen van het energiegebruik, maar in de praktijk worden ze anders gebruikt en geïnterpreteerd. Ze lijken daarmee niet aan hun oorspronkelijke achterliggende doelstelling te voldoen, namelijk fossiel brandstofgebruik verminderen.”
In zijn proefschrift stelt Entrop dus dat de toepassing van ETM’s achterblijft bij de doelstelling tot een duurzame gebouwde omgeving te komen. In die omgeving wordt veel energie gebruikt en zijn in de afgelopen honderd jaar diverse technieken en maatregelen ontwikkeld om het gebruik van fossiele brandstoffen voor woningen te reduceren. De beschikbaarheid van deze maatregelen is inmiddels groot en het energiegebruik vertoont voor woningen een dalende lijn, maar de implementatie kan beter.
De promovendus onderzocht welke invloed ETM’s hebben op de energieprestatie van woningen, welke financiële impact ETM’s hebben, hoe beslissingen over implementatie worden genomen en hoe een nieuwe ETM geïmplementeerd kan worden in woningbouwprojecten.
Entrop ontwikkelde een raamwerk voor ontwikkelaars en producenten van ETM’s. Daarmee kan het implementatiepotentieel van de maatregelen worden vastgesteld op basis van hun effecten in woningbouwprojecten. Het raamwerk maakt het mogelijk het potentieel van een ETM vast te stellen op basis van (1) haar effect op het werkelijke energiegebruik en op de theoretische energieprestatie, haar financiële impact qua investeringskosten en jaarlijkse financiële stromen en haar verenigbaarheid met de doelen van de belanghebbenden. De proposities en het raamwerk kunnen sturing geven aan diegene die nieuwe ETM’s ontwikkelen, bestaande ETM’s verbeteren en ze aanbieden aan de partijen in woningbouwprojecten. Het raamwerk kan bovendien worden gebruikt om te verklaren waarom bepaalde ETM’s wel of niet succesvol zijn.
Om de implementatie van ETM’s te verbeteren zullen uiteraard inspanningen nodig zijn van alle betrokkenen in bouwprojecten, maar er zijn met name inspanningen nodig die de effecten van een ETM transparanter kunnen maken. Om dit mogelijk te maken in de bouwindustrie wordt aanbevolen dat de overheid proefprojecten initieert en stimuleert. Deze projecten dienen uitgebreid te worden gemonitord met betrekking tot alle effecten van de toegepaste ETM.
Geen opmerkingen: