Zeer energiezuinige woningen gebaat bij meer samenwerking
De huidige bouwwereld staat grootschalige toepassing van woningen met een minimale energienota gedeeltelijk in de weg. De bouwwereld zou minder ad-hoc moeten werken en zich meer moeten richten op netwerken. Bovendien zou men meer moeten luisteren naar de ervaringen van de bewoners van passiefhuizen. Dat stelt Erwin Mlecnik, die op woensdag 20 maart op dit onderwerp promoveert aan de TU Delft.
Passiefhuizen zijn zeer energie-efficiënte woningen, die vooral de vraag naar ruimteverwarming sterk reduceren. ‘Tien jaar geleden werd in Vlaanderen het woord ‘passiefhuis’ ingevoerd. Toen werden deze ‘huizen zonder verwarming’ nog ervaren als ‘radicale’ innovaties. Tegenwoordig kan men spreken van een beproefd concept en een succesvolle groeimarkt. Een systeemaanpak en doorgedreven samenwerking tussen actoren bleken nodig om zowel een hogere energieprestatie als een betere uitvoeringskwaliteit te bereiken’, zegt onderzoeker Erwin Mlecnik.
‘Het succes van de marktontwikkeling van het passiefhuis in Vlaanderen is mede te danken aan de aanwezigheid van specifieke innovatiebemiddelaars en netwerkers die zorgden voor een kruisbestuiving tussen leveranciers en toepassende bedrijven, en architecten, adviseurs, klanten en kennisinstellingen.’
‘We hebben te maken met de fragmentatie van het MKB’, legt Mlecnik uit. ‘Afzonderlijke ondernemingen voeren elk een fractie uit van een project. Om deze hindernis te neutraliseren, is het essentieel om een netwerk te ontwikkelen en te cultiveren rond nieuwe en bestaande conceptinnovaties. Vanwege de karakteristieken van de bouwsector, is het de moeite waard om specifiekeinnovatiebemiddelaars op te leiden, intermediairs tussen leveranciers en andere spelers in de bouwketen. De samenwerking tussen bedrijven speelt een sleutelrol in de adoptie van ‘concept’-innovaties, zoals passiefhuizen.’
Een andere conclusie van Mlecnik is dat de noden en ervaringen van eindgebruikers van passiefhuizen meer moeten worden gebruikt om verdere innovatie te begeleiden. ‘Enerzijds dienen bedrijven te innoveren. Anderzijds zullen bedrijven gemakkelijkereen markt vinden door met hun technologieën, systemen, dienstenen architectuur te antwoorden op noden en verwachtingen van de klant.’
‘De (potentiële) gebruiker van een passiefhuis lijdt doorgaans aan een gebrek aan kennis van beschikbare innovatieve concepten. Daarom zijn sociale strategieën aan te bevelen, bijvoorbeeld het oprichten van ‘peer-to-peer’ netwerken voor de kennisuitwisseling tussen eigenaar-bewoners.’
Een andere belemmering voor de adoptie van ‘bijna-nul’-energiewoningen, is de perceptie van bepaalde eindgebruikers dat dergelijke woningen onvoldoende luchtkwaliteit en/of zomercomfort bieden, concludeert Mlecnik verder. Gebrekkige informatieverstrekking, onvolkomenheden in het ontwerp (bijvoorbeeld het gebrek aan beschaduwende bouwdelen of het ontbreken van een ventilatie-bypass) of technische onvolkomenheden in verwarmings- en ventilatiesystemen kunnen de oorzaak zijn van negatieve ervaringen. Bovendien worden eenvoud en gebruiksvriendelijkheid van binnenklimaatregelsystemen als zeer belangrijke voorwaarden aangemerkt. Hieraan moet verder worden gewerkt.
Overigens blijken bewoners van zeer energie-efficiënte woningen meestal wel behoorlijk tevreden met hun woning, in het bijzonder ook vanwege een hoog niveau van comfort.
Passiefhuizen zijn zeer energie-efficiënte woningen, die vooral de vraag naar ruimteverwarming sterk reduceren. ‘Tien jaar geleden werd in Vlaanderen het woord ‘passiefhuis’ ingevoerd. Toen werden deze ‘huizen zonder verwarming’ nog ervaren als ‘radicale’ innovaties. Tegenwoordig kan men spreken van een beproefd concept en een succesvolle groeimarkt. Een systeemaanpak en doorgedreven samenwerking tussen actoren bleken nodig om zowel een hogere energieprestatie als een betere uitvoeringskwaliteit te bereiken’, zegt onderzoeker Erwin Mlecnik.
‘Het succes van de marktontwikkeling van het passiefhuis in Vlaanderen is mede te danken aan de aanwezigheid van specifieke innovatiebemiddelaars en netwerkers die zorgden voor een kruisbestuiving tussen leveranciers en toepassende bedrijven, en architecten, adviseurs, klanten en kennisinstellingen.’
‘We hebben te maken met de fragmentatie van het MKB’, legt Mlecnik uit. ‘Afzonderlijke ondernemingen voeren elk een fractie uit van een project. Om deze hindernis te neutraliseren, is het essentieel om een netwerk te ontwikkelen en te cultiveren rond nieuwe en bestaande conceptinnovaties. Vanwege de karakteristieken van de bouwsector, is het de moeite waard om specifiekeinnovatiebemiddelaars op te leiden, intermediairs tussen leveranciers en andere spelers in de bouwketen. De samenwerking tussen bedrijven speelt een sleutelrol in de adoptie van ‘concept’-innovaties, zoals passiefhuizen.’
Een andere conclusie van Mlecnik is dat de noden en ervaringen van eindgebruikers van passiefhuizen meer moeten worden gebruikt om verdere innovatie te begeleiden. ‘Enerzijds dienen bedrijven te innoveren. Anderzijds zullen bedrijven gemakkelijkereen markt vinden door met hun technologieën, systemen, dienstenen architectuur te antwoorden op noden en verwachtingen van de klant.’
‘De (potentiële) gebruiker van een passiefhuis lijdt doorgaans aan een gebrek aan kennis van beschikbare innovatieve concepten. Daarom zijn sociale strategieën aan te bevelen, bijvoorbeeld het oprichten van ‘peer-to-peer’ netwerken voor de kennisuitwisseling tussen eigenaar-bewoners.’
Een andere belemmering voor de adoptie van ‘bijna-nul’-energiewoningen, is de perceptie van bepaalde eindgebruikers dat dergelijke woningen onvoldoende luchtkwaliteit en/of zomercomfort bieden, concludeert Mlecnik verder. Gebrekkige informatieverstrekking, onvolkomenheden in het ontwerp (bijvoorbeeld het gebrek aan beschaduwende bouwdelen of het ontbreken van een ventilatie-bypass) of technische onvolkomenheden in verwarmings- en ventilatiesystemen kunnen de oorzaak zijn van negatieve ervaringen. Bovendien worden eenvoud en gebruiksvriendelijkheid van binnenklimaatregelsystemen als zeer belangrijke voorwaarden aangemerkt. Hieraan moet verder worden gewerkt.
Overigens blijken bewoners van zeer energie-efficiënte woningen meestal wel behoorlijk tevreden met hun woning, in het bijzonder ook vanwege een hoog niveau van comfort.
Geen opmerkingen: