Actieagenda voor druk op lokale stroomnetten gepresenteerd
Nederlandse huishoudens, bedrijven en organisaties verduurzamen in recordtempo en fossiele brandstoffen maken plaats voor duurzame elektriciteit. Dat is goed nieuws voor de energietransitie en de betaalbaarheid van energie, en maakt Nederland bovendien minder afhankelijk van het buitenland. Tegelijkertijd legt deze ontwikkeling een grote druk op ons elektriciteitsnet. Met een nieuwe actieagenda neemt de overheid maatregelen om drukte op het laagspanningsnet tegen te gaan.
Ook het laagspanningsnet, dat lokaal elektriciteit vervoert naar huishoudens, organisaties en kleine bedrijven, loopt in toenemende mate tegen de grenzen aan. Onder meer door drukte op het midden- en hoogspanningsnet (de “snelwegen en provinciale wegen van het elektriciteitsnet”, waar eerder al maatreglen voor aangekondigd werden) en doordat de vraag naar ruimte op het lokale stroomnet sneller groeit dan de netbeheerders het net uit kunnen breiden. Daarmee neemt het risico op storingen en wachtrijen voor nieuwe of zwaardere aansluitingen toe.
Met de actieagenda voor laagspanningsnetten nemen de Rijksoverheid, netbeheerders, gemeenten, provincies, toezichthouder ACM en betrokken brancheverenigingen en marktpartijen gezamenlijk maatregelen om problemen met het volle stroomnet te beperken en voorkomen. De agenda is gericht op het sneller uitbreiden van het lokale stroomnet, het verbeteren van het inzicht in het (toekomstige) gebruik van het net en het efficiënter gebruik maken van het net.
Naar schatting moet er tussen de 80.000 en 105.000 kilometer kabel (twee keer de aarde rond) worden gelegd en 37.000 tot 54.000 elektriciteitshuisjes worden bijgebouwd tot 2035. Niet alleen een tekort aan personeel en materiaal vormt een uitdaging, maar ook het vinden van voldoende ruimte hiervoor.
De actieagenda is er onder andere op gericht om de uitbreiding van het laagspanningsnet te versnellen. Bijvoorbeeld door een vaste aanpak voor alle wijken te introduceren voor het sneller vinden van de benodigde ruimte en het beschikbaar stellen van grond. De netbeheerders zijn daarnaast met een buurtaanpak gestart. Dat betekent dat ze het elektriciteitsnet in een hele buurt in een keer toekomstbestendig maken. Zo komen alle buurten in Nederland de komende jaren aan de beurt. Netbeheerders kunnen hierdoor efficiënter werken en inwoners ervaren minder overlast in de straat. De netbeheerders werken hiervoor nauw samen met gemeentes.
In tegenstelling tot het hoog- en middenspanningsnet hebben netbeheerders voor de laagspanningsnetten nog te weinig zicht op het daadwerkelijke gebruik door huishoudens en andere kleinverbruikers. De betrokken partijen hebben eerder afspraken gemaakt met de Autoriteit Persoonsgegevens over het gebruik van verbruiksdata van slimme meters, en werken nu een aanpak uit over het geanonimiseerd gebruiken van die data. Dit kan netbeheerders helpen om preciezer te bepalen waar en hoeveel het net verzwaard moet worden en waar de noodzaak het hoogst is.
Naast het uitbreiden van het stroomnet en het verbeteren van het inzicht is efficiënter gebruik van de laagspanningsnetten – vooral op piekmomenten als er veel elektriciteit wordt gebruikt - van groot belang. Dat kan bijvoorbeeld door het stroomgebruik van laadpalen (automatisch) aan te passen op de ruimte op het stroomnet op dat moment (netbewust laden). De betrokken partijen onderzoeken de rol die slim aanstuurbare apparaten, zoals laadpalen en warmtepompen, kunnen spelen bij het voorkomen en oplossen van krapte op het stroomnet. Daarbij zullen de belangen van huishoudens en andere kleinverbruikers zorgvuldig worden meegewogen en is instemming van de afnemer het uitgangspunt. De resultaten worden eind dit jaar verwacht.
Daarnaast werkt de overheid aan apparaat-specifieke maatregelen. Bijvoorbeeld om de inzet van elektrische auto’s als batterij (bi-directioneel laden) te stimuleren en te onderzoeken hoe het afschakelen van de omvormers van zonnepanelen kan worden voorkomen of beperkt. Voor openbare laadpalen wordt flexibel laden een standaardonderdeel van de contracten met gemeenten.
Ook het laagspanningsnet, dat lokaal elektriciteit vervoert naar huishoudens, organisaties en kleine bedrijven, loopt in toenemende mate tegen de grenzen aan. Onder meer door drukte op het midden- en hoogspanningsnet (de “snelwegen en provinciale wegen van het elektriciteitsnet”, waar eerder al maatreglen voor aangekondigd werden) en doordat de vraag naar ruimte op het lokale stroomnet sneller groeit dan de netbeheerders het net uit kunnen breiden. Daarmee neemt het risico op storingen en wachtrijen voor nieuwe of zwaardere aansluitingen toe.
Met de actieagenda voor laagspanningsnetten nemen de Rijksoverheid, netbeheerders, gemeenten, provincies, toezichthouder ACM en betrokken brancheverenigingen en marktpartijen gezamenlijk maatregelen om problemen met het volle stroomnet te beperken en voorkomen. De agenda is gericht op het sneller uitbreiden van het lokale stroomnet, het verbeteren van het inzicht in het (toekomstige) gebruik van het net en het efficiënter gebruik maken van het net.
Naar schatting moet er tussen de 80.000 en 105.000 kilometer kabel (twee keer de aarde rond) worden gelegd en 37.000 tot 54.000 elektriciteitshuisjes worden bijgebouwd tot 2035. Niet alleen een tekort aan personeel en materiaal vormt een uitdaging, maar ook het vinden van voldoende ruimte hiervoor.
De actieagenda is er onder andere op gericht om de uitbreiding van het laagspanningsnet te versnellen. Bijvoorbeeld door een vaste aanpak voor alle wijken te introduceren voor het sneller vinden van de benodigde ruimte en het beschikbaar stellen van grond. De netbeheerders zijn daarnaast met een buurtaanpak gestart. Dat betekent dat ze het elektriciteitsnet in een hele buurt in een keer toekomstbestendig maken. Zo komen alle buurten in Nederland de komende jaren aan de beurt. Netbeheerders kunnen hierdoor efficiënter werken en inwoners ervaren minder overlast in de straat. De netbeheerders werken hiervoor nauw samen met gemeentes.
In tegenstelling tot het hoog- en middenspanningsnet hebben netbeheerders voor de laagspanningsnetten nog te weinig zicht op het daadwerkelijke gebruik door huishoudens en andere kleinverbruikers. De betrokken partijen hebben eerder afspraken gemaakt met de Autoriteit Persoonsgegevens over het gebruik van verbruiksdata van slimme meters, en werken nu een aanpak uit over het geanonimiseerd gebruiken van die data. Dit kan netbeheerders helpen om preciezer te bepalen waar en hoeveel het net verzwaard moet worden en waar de noodzaak het hoogst is.
Naast het uitbreiden van het stroomnet en het verbeteren van het inzicht is efficiënter gebruik van de laagspanningsnetten – vooral op piekmomenten als er veel elektriciteit wordt gebruikt - van groot belang. Dat kan bijvoorbeeld door het stroomgebruik van laadpalen (automatisch) aan te passen op de ruimte op het stroomnet op dat moment (netbewust laden). De betrokken partijen onderzoeken de rol die slim aanstuurbare apparaten, zoals laadpalen en warmtepompen, kunnen spelen bij het voorkomen en oplossen van krapte op het stroomnet. Daarbij zullen de belangen van huishoudens en andere kleinverbruikers zorgvuldig worden meegewogen en is instemming van de afnemer het uitgangspunt. De resultaten worden eind dit jaar verwacht.
Daarnaast werkt de overheid aan apparaat-specifieke maatregelen. Bijvoorbeeld om de inzet van elektrische auto’s als batterij (bi-directioneel laden) te stimuleren en te onderzoeken hoe het afschakelen van de omvormers van zonnepanelen kan worden voorkomen of beperkt. Voor openbare laadpalen wordt flexibel laden een standaardonderdeel van de contracten met gemeenten.
Geen opmerkingen: