Acht locaties voor windenergie krijgen rood licht
De gemeente Rotterdam gaat niet akkoord met acht van de tien windturbinelocaties die de provincie Zuid-Holland heeft voorgesteld. Uit Rotterdams onderzoek blijkt dat de locaties ongeschikt zijn. Met twee voorgestelde locaties stemt de gemeente op voorwaarden wel in.
Om in Nederland meer duurzame energie op te wekken, wil het Rijk dat alle provincies vóór 2020 locaties voor windenergie aanwijzen. In 2012 heeft Rotterdam met regiogemeenten afspraken gemaakt over het plaatsen van windturbines. De provincie Zuid-Holland heeft in 2014 enkele locaties afgewezen omdat zij technisch niet haalbaar bleken. Daarom heeft de provincie opnieuw onderzoek gedaan naar nieuwe locaties in de regio. Zij heeft op Rotterdams grondgebied tien locaties aangewezen voor windturbines. Rotterdam zou, als de verdeling gelijk blijft, voor ongeveer zeven turbines locaties moeten vinden. In megawatt betekent dit dat Rotterdam voor 21 MegaWatt aan turbines moet leveren, van de 150 MegaWatt waar de Provincie en regio voor gesteld staan.
Na eigen Rotterdams onderzoek heeft het college van B en W besloten dat acht van die tien voorgestelde locaties rood licht krijgen. Turbines op deze locaties zouden te dicht op andere windturbines komen te staan of te dicht op (toekomstige) woningbouw. Of er zijn mogelijke gevolgen voor de radargevoeligheid van het scheepvaartverkeer. Anderen passen niet omdat het gaat om een (toekomstig) recreatiegebied.
Voor twee van de tien voorgestelde locaties geeft het college van B en W voorlopig groen licht. Die locaties zijn: Hoek van Holland Verlengde Waterweg (één à twee windturbines) en de Poort van Charlois (één windturbine). Wel wil de gemeente eerst extra onderzoek naar deze twee locaties. De gebiedscommissies Hoek van Holland en Charlois zijn akkoord met de voorgestelde locaties.
Eerdere studies tonen ook kansen voor een turbine bij het Beneluxplein en enkele turbines op de landtong bij Rozenburg. Hierdoor kan Rotterdam de provincie een reëel aanbod doen voor voldoende windturbines op Rotterdams grondgebied, zoals afgesproken in 2012.
Om te bepalen welke locaties kansrijk zijn voor het plaatsen van windturbines, heeft Rotterdam een nieuwe ‘Leidraad Windenergie 2016-2020’ ontwikkeld. Deze Leidraad geldt voor alle lopende en nieuwe projecten op gemeentelijk grondgebied waarvoor nog geen vergunning is aangevraagd (studie- of onderzoekslocaties).
Windondernemers die op goedgekeurde locaties turbines willen plaatsen, moeten naast de vergunningenprocedure de principes uit de Leidraad volgen. Belangrijkste uitgangspunt is dat de windondernemer participatie van de omgeving mogelijk moet maken. Naast het betrekken van de omgeving bij alle stappen, kan dit ook betekenen dat omwonenden een financieel aandeel in de opbrengsten kunnen krijgen. De gemeente vraagt van de ondernemer een participatieplan, naast alle andere plannen die nodig zijn voor de windturbines.
Eind december zal Gedeputeerde Staten de voorkeurslijstjes van de diverse gemeenten analyseren en een uitspraak doen of er voldoende alternatieven zijn aangeleverd om aan de opdracht van het Rijk te voldoen. In het voorjaar van 2017 zal nog een zienswijzenprocedure plaatsvinden waarop gemeenten nogmaals worden gevraagd om een reactie. De verwachting is dat het hele proces eind 2017 wordt afgesloten.
Om in Nederland meer duurzame energie op te wekken, wil het Rijk dat alle provincies vóór 2020 locaties voor windenergie aanwijzen. In 2012 heeft Rotterdam met regiogemeenten afspraken gemaakt over het plaatsen van windturbines. De provincie Zuid-Holland heeft in 2014 enkele locaties afgewezen omdat zij technisch niet haalbaar bleken. Daarom heeft de provincie opnieuw onderzoek gedaan naar nieuwe locaties in de regio. Zij heeft op Rotterdams grondgebied tien locaties aangewezen voor windturbines. Rotterdam zou, als de verdeling gelijk blijft, voor ongeveer zeven turbines locaties moeten vinden. In megawatt betekent dit dat Rotterdam voor 21 MegaWatt aan turbines moet leveren, van de 150 MegaWatt waar de Provincie en regio voor gesteld staan.
Na eigen Rotterdams onderzoek heeft het college van B en W besloten dat acht van die tien voorgestelde locaties rood licht krijgen. Turbines op deze locaties zouden te dicht op andere windturbines komen te staan of te dicht op (toekomstige) woningbouw. Of er zijn mogelijke gevolgen voor de radargevoeligheid van het scheepvaartverkeer. Anderen passen niet omdat het gaat om een (toekomstig) recreatiegebied.
Voor twee van de tien voorgestelde locaties geeft het college van B en W voorlopig groen licht. Die locaties zijn: Hoek van Holland Verlengde Waterweg (één à twee windturbines) en de Poort van Charlois (één windturbine). Wel wil de gemeente eerst extra onderzoek naar deze twee locaties. De gebiedscommissies Hoek van Holland en Charlois zijn akkoord met de voorgestelde locaties.
Eerdere studies tonen ook kansen voor een turbine bij het Beneluxplein en enkele turbines op de landtong bij Rozenburg. Hierdoor kan Rotterdam de provincie een reëel aanbod doen voor voldoende windturbines op Rotterdams grondgebied, zoals afgesproken in 2012.
Om te bepalen welke locaties kansrijk zijn voor het plaatsen van windturbines, heeft Rotterdam een nieuwe ‘Leidraad Windenergie 2016-2020’ ontwikkeld. Deze Leidraad geldt voor alle lopende en nieuwe projecten op gemeentelijk grondgebied waarvoor nog geen vergunning is aangevraagd (studie- of onderzoekslocaties).
Windondernemers die op goedgekeurde locaties turbines willen plaatsen, moeten naast de vergunningenprocedure de principes uit de Leidraad volgen. Belangrijkste uitgangspunt is dat de windondernemer participatie van de omgeving mogelijk moet maken. Naast het betrekken van de omgeving bij alle stappen, kan dit ook betekenen dat omwonenden een financieel aandeel in de opbrengsten kunnen krijgen. De gemeente vraagt van de ondernemer een participatieplan, naast alle andere plannen die nodig zijn voor de windturbines.
Eind december zal Gedeputeerde Staten de voorkeurslijstjes van de diverse gemeenten analyseren en een uitspraak doen of er voldoende alternatieven zijn aangeleverd om aan de opdracht van het Rijk te voldoen. In het voorjaar van 2017 zal nog een zienswijzenprocedure plaatsvinden waarop gemeenten nogmaals worden gevraagd om een reactie. De verwachting is dat het hele proces eind 2017 wordt afgesloten.
Geen opmerkingen: