Nederlander welwillend tegenover lokale duurzame energie-initiatieven
De helft van de Nederlanders staat welwillend tegenover deelname aan lokale duurzame energie-initiatieven. De opkomst van deze samenwerkingsverbanden zal dan ook, gezien deze voedingsbodem, ongetwijfeld doorzetten. Dit blijkt uit de USP Energie Monitor, een maandelijks terugkerend consumentenonderzoek van USP Marketing Consultancy.
In steeds meer gemeenten ontstaan lokale initiatieven waarbij gemeenten, woningbouwcorporaties, bedrijven, bewoners en/of verenigingen van eigenaren een samenwerkingsverband starten met als doel om betaalbare, eigen en duurzame energie mogelijk te maken voor de deelnemers. De duurzame bronnen kunnen per project verschillen (zon, wind, warmtepompen, biomassa, etc.). Bijvoorbeeld samen een windmolen of zonnepanelen plaatsen op een bedrijventerrein waarbij alle deelnemers profiteren van de opgewekte energie. Ook kan het project tot doel hebben juist energie te besparen door bijvoorbeeld collectieve plaatsing van dubbelglas of isolatie.
Wanneer een dergelijk initiatief aan consumenten wordt voorgelegd, geeft 50% aan deel te willen nemen (9% zeker wel, 41% waarschijnlijk wel). Een kwart van de consumenten heeft hier geen interesse in (8% zeker niet, 17% waarschijnlijk niet) of vindt het moeilijk hierover te oordelen (25%). Gezien het grote aandeel Nederlanders (50%) wat open staat voor dergelijke initiatieven, zal het aantal van deze lokale samenwerkingsverbanden ongetwijfeld verder doorgroeien. Door deze toename zal de rol van energieleveranciers en de eisen die aan de netten worden gesteld van de netbeheerders veranderen. Uiteraard is de groei afhankelijk van de aanwezigheid van bevlogen initiatiefnemers en de lokale mogelijkheden, maar de voedingsbodem is er.
In steeds meer gemeenten ontstaan lokale initiatieven waarbij gemeenten, woningbouwcorporaties, bedrijven, bewoners en/of verenigingen van eigenaren een samenwerkingsverband starten met als doel om betaalbare, eigen en duurzame energie mogelijk te maken voor de deelnemers. De duurzame bronnen kunnen per project verschillen (zon, wind, warmtepompen, biomassa, etc.). Bijvoorbeeld samen een windmolen of zonnepanelen plaatsen op een bedrijventerrein waarbij alle deelnemers profiteren van de opgewekte energie. Ook kan het project tot doel hebben juist energie te besparen door bijvoorbeeld collectieve plaatsing van dubbelglas of isolatie.
Wanneer een dergelijk initiatief aan consumenten wordt voorgelegd, geeft 50% aan deel te willen nemen (9% zeker wel, 41% waarschijnlijk wel). Een kwart van de consumenten heeft hier geen interesse in (8% zeker niet, 17% waarschijnlijk niet) of vindt het moeilijk hierover te oordelen (25%). Gezien het grote aandeel Nederlanders (50%) wat open staat voor dergelijke initiatieven, zal het aantal van deze lokale samenwerkingsverbanden ongetwijfeld verder doorgroeien. Door deze toename zal de rol van energieleveranciers en de eisen die aan de netten worden gesteld van de netbeheerders veranderen. Uiteraard is de groei afhankelijk van de aanwezigheid van bevlogen initiatiefnemers en de lokale mogelijkheden, maar de voedingsbodem is er.
Geen opmerkingen: