Netbeheerders willen slimmer om kunnen gaan met het energienet
Deze week ging de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat in gesprek met over de klimaattafel Elektriciteit. Marc van der Linden, voorzitter van Netbeheer Nederland en CEO van netwerkbedrijf Stedin, sprak namens de Nederlandse netbeheerders. Hij onderstreepte hoe belangrijk het voor netbeheerders is de ruimte te krijgen slimmer om te gaan met het energienet. Bovendien moet er, zo gaf hij aan, veel verder vooruit gepland worden over bijvoorbeeld duurzame energieopwekking op land.
Van der Linden gaf aan trots te zijn op het resultaat van de tafel Elektriciteit. Uit de doorrekening blijkt dat deze tafel als enige de gestelde doelstellingen haalt. Wat de netbeheerders betreft wordt het akkoord snel ondertekend en wordt er voortvarend gestart met de uitvoering. Daarbij is voorspelbaarheid, zo benadrukte Van der Linden, van cruciaal belang. Het realiseren van netverzwaringen vraagt om ver vooruitdenken. De kabels die nu worden aangelegd, liggen er in 2050 nog. De netbeheerders werken daarmee nu al concreet aan 2050. Het overheidsbeleid zou daarbij moeten aansluiten. Op dit moment kunnen ontwikkelingen soms zo snel gaan, dat het energienet ze onmogelijk bij kan houden.
Een voorbeeld van zo’n situatie is Stadskanaal, waar netbeheerders het net de afgelopen jaren vervijfvoudigden. De vraag verdertigvoudigde echter in een paar jaar tijd. Een tempo dat voor netbeheerders onmogelijk bij te houden is. De voorspelbaarheid van de vraag op lange termijn moet daarom verbeterd worden, onder meer door bij het toekennen van SDE+ beter te kijken naar locatiekeuze en de beschikbare netcapaciteit. Daarnaast kan de regie op opweklocaties worden ingebed in de Regionale Energie Strategieën (RES). De netbeheerders participeren hierin actief. In die strategieën zou bovendien niet alleen rekening gehouden moeten worden met de ruimtelijke impact van bijvoorbeeld zonneparken, maar ook van de infrastructuur die daarvoor nodig is.
Naast die betere voorspelbaarheid hebben netbeheerders ook behoefte aan meer ruimte om slimmer en innovatiever met het energienet om te kunnen gaan. Zo moeten netbeheerders de mogelijkheid krijgen om slimmer (anticiperend) investeringen te kunnen doen en intelligenter om te gaan met de beschikbare capaciteit op het net. Nu nog zijn netbeheerders verplicht voor elke aansluiting ‘redundantie’ in het net aan te bieden; extra kabels en installaties waardoor – bij storingen en onderhoud – levering van elektriciteit gegarandeerd is. Door de redundantie-eis te versoepelen voor nieuwe duurzame ‘invoeders’, kunnen deze sneller worden aangesloten. De ruimte op het elektriciteitsnet wordt daarmee efficiënter benut. Ook voor innovatieve toepassingen, zoals waterstof in het gasnet, moet meer experimenteerruimte komen. Een mogelijkheid om meer duurzame energie te blijven produceren in regio’s met beperkte netcapaciteit is bijvoorbeeld het inzetten op biogas en groengas productie.
Van der Linden gaf aan trots te zijn op het resultaat van de tafel Elektriciteit. Uit de doorrekening blijkt dat deze tafel als enige de gestelde doelstellingen haalt. Wat de netbeheerders betreft wordt het akkoord snel ondertekend en wordt er voortvarend gestart met de uitvoering. Daarbij is voorspelbaarheid, zo benadrukte Van der Linden, van cruciaal belang. Het realiseren van netverzwaringen vraagt om ver vooruitdenken. De kabels die nu worden aangelegd, liggen er in 2050 nog. De netbeheerders werken daarmee nu al concreet aan 2050. Het overheidsbeleid zou daarbij moeten aansluiten. Op dit moment kunnen ontwikkelingen soms zo snel gaan, dat het energienet ze onmogelijk bij kan houden.
Een voorbeeld van zo’n situatie is Stadskanaal, waar netbeheerders het net de afgelopen jaren vervijfvoudigden. De vraag verdertigvoudigde echter in een paar jaar tijd. Een tempo dat voor netbeheerders onmogelijk bij te houden is. De voorspelbaarheid van de vraag op lange termijn moet daarom verbeterd worden, onder meer door bij het toekennen van SDE+ beter te kijken naar locatiekeuze en de beschikbare netcapaciteit. Daarnaast kan de regie op opweklocaties worden ingebed in de Regionale Energie Strategieën (RES). De netbeheerders participeren hierin actief. In die strategieën zou bovendien niet alleen rekening gehouden moeten worden met de ruimtelijke impact van bijvoorbeeld zonneparken, maar ook van de infrastructuur die daarvoor nodig is.
Naast die betere voorspelbaarheid hebben netbeheerders ook behoefte aan meer ruimte om slimmer en innovatiever met het energienet om te kunnen gaan. Zo moeten netbeheerders de mogelijkheid krijgen om slimmer (anticiperend) investeringen te kunnen doen en intelligenter om te gaan met de beschikbare capaciteit op het net. Nu nog zijn netbeheerders verplicht voor elke aansluiting ‘redundantie’ in het net aan te bieden; extra kabels en installaties waardoor – bij storingen en onderhoud – levering van elektriciteit gegarandeerd is. Door de redundantie-eis te versoepelen voor nieuwe duurzame ‘invoeders’, kunnen deze sneller worden aangesloten. De ruimte op het elektriciteitsnet wordt daarmee efficiënter benut. Ook voor innovatieve toepassingen, zoals waterstof in het gasnet, moet meer experimenteerruimte komen. Een mogelijkheid om meer duurzame energie te blijven produceren in regio’s met beperkte netcapaciteit is bijvoorbeeld het inzetten op biogas en groengas productie.
Geen opmerkingen: