1.2 miljoen voor project om vogelsterfte door windmolens te beperken
Bij de overgang naar duurzame energie zet de Nederlandse overheid sterk in op windmolenparken op zee. Maar deze windparken zijn niet volledig natuurvriendelijk: jaarlijks sterven er mogelijk duizenden vogels door botsingen met de draaiende wieken. Een project onder leiding van onderzoekers van de Universiteit aan Amsterdam heeft 1,2 miljoen euro subsidie ontvangen van NWO-TTW om het vogelgedrag boven de Noordzee te begrijpen en te voorspellen om zo op wetenschap gebaseerde mitigatiemaatregelen te ontwikkelen.
Het project haalde al eens het nieuws omdat het gebruik maakt van ‘vogelradars’. ‘Die kun je vergelijken met de functie van de populaire website Buienradar’, legt projectleider dr. Judy Shamoun-Baranes uit. Zoals de Buienradar radarbeelden van wolken gebruikt om nauwkeurig te voorspellen wanneer het ergens gaat regenen, worden de vogelradars ingezet om te zien waar grote aantal vogels zijn, hoe snel ze zijn en in welke richting ze bewegen.
Aan de UvA wordt al 15 jaar fundamenteel onderzoek gedaan naar het vlieggedrag van vogels en naar vogeltrek, onder andere met behulp van keine GPS trackers (UvA-BiTS). Die kennis kan nu gebruikt worden om een bijdrage te leveren aan een natuur-inclusieve energietransitie. Shamoun-Baranes: ‘Er is op dit vlak ook nog heel veel dat we niet weten. Wat beïnvloedt het trekgedrag van vogels? Waarom zie je de ene dag zo veel vogels, en de andere dag geen? Dit project geeft ons de ruimte om vlieggedrag verder uit te zoeken.’
Al dat onderzoek is nodig om uiteindelijk zo precies mogelijk te kunnen voorspellen wanneer grote hoeveelheden vogels door windmolenparken zullen trekken. Die precisie is noodzakelijk omdat er vooralsnog maar één effectieve manier bekend is om de vogels te redden: het tijdelijk stilzetten van de windmolen. En dat is geen kleinigheid. Naast dat het enorm kostbaar is om een park tijdelijk uit te schakelen, heeft het grote invloed op de stroomvoorziening. En niet alleen binnen Nederland.
Het wegvallen van de stroom van een aantal grote windparken kan de stabiliteit van het hele Europese elektriciteitsnetwerk beïnvloeden. Shamoun-Baranes: ‘We willen daarom straks 48 uur van tevoren kunnen voorspellen of het nodig is het park stil te leggen. Daarbij kijken we naar het aantal verwachtte vogels. Het is economisch niet haalbaar de windmolenparken voor elke individuele vogel stil te leggen.’
Het project bouwt voort op modellen die de UvA ontwikkelde voor de Nederlandse Luchtmacht. Dankzij die modellen wordt er nu niet gevlogen door militaire toestellen wanneer een groot aantal trekvogels in de lucht wordt verwacht. Dit heeft het aantal botsingen tussen vliegtuigen en vogels flink omlaag gebracht. ‘Helaas kunnen we die voor de luchtmacht ontwikkelde modellen niet zomaar inzetten voor de windmolenparken. Op zee zijn er toch weer andere factoren waar je rekening mee moet houden,’ aldus Shamoun-Baranes.
De 1,2 miljoen euro subsidie komt voor het grootste deel van het domein Toegepaste en Technische Wetenschappen (TTW) van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en met financiële bijdragen van de kennisgebruikers Rijkswaterstaat en Gemini windpark. Daarnaast zijn ook het Nederlands Instituut voor Onderzoek aan de Zee (NIOZ), weerinstituut KNMI en IT-instelling SURFSara betrokken bij het project.
Het project haalde al eens het nieuws omdat het gebruik maakt van ‘vogelradars’. ‘Die kun je vergelijken met de functie van de populaire website Buienradar’, legt projectleider dr. Judy Shamoun-Baranes uit. Zoals de Buienradar radarbeelden van wolken gebruikt om nauwkeurig te voorspellen wanneer het ergens gaat regenen, worden de vogelradars ingezet om te zien waar grote aantal vogels zijn, hoe snel ze zijn en in welke richting ze bewegen.
Aan de UvA wordt al 15 jaar fundamenteel onderzoek gedaan naar het vlieggedrag van vogels en naar vogeltrek, onder andere met behulp van keine GPS trackers (UvA-BiTS). Die kennis kan nu gebruikt worden om een bijdrage te leveren aan een natuur-inclusieve energietransitie. Shamoun-Baranes: ‘Er is op dit vlak ook nog heel veel dat we niet weten. Wat beïnvloedt het trekgedrag van vogels? Waarom zie je de ene dag zo veel vogels, en de andere dag geen? Dit project geeft ons de ruimte om vlieggedrag verder uit te zoeken.’
Al dat onderzoek is nodig om uiteindelijk zo precies mogelijk te kunnen voorspellen wanneer grote hoeveelheden vogels door windmolenparken zullen trekken. Die precisie is noodzakelijk omdat er vooralsnog maar één effectieve manier bekend is om de vogels te redden: het tijdelijk stilzetten van de windmolen. En dat is geen kleinigheid. Naast dat het enorm kostbaar is om een park tijdelijk uit te schakelen, heeft het grote invloed op de stroomvoorziening. En niet alleen binnen Nederland.
Het wegvallen van de stroom van een aantal grote windparken kan de stabiliteit van het hele Europese elektriciteitsnetwerk beïnvloeden. Shamoun-Baranes: ‘We willen daarom straks 48 uur van tevoren kunnen voorspellen of het nodig is het park stil te leggen. Daarbij kijken we naar het aantal verwachtte vogels. Het is economisch niet haalbaar de windmolenparken voor elke individuele vogel stil te leggen.’
Het project bouwt voort op modellen die de UvA ontwikkelde voor de Nederlandse Luchtmacht. Dankzij die modellen wordt er nu niet gevlogen door militaire toestellen wanneer een groot aantal trekvogels in de lucht wordt verwacht. Dit heeft het aantal botsingen tussen vliegtuigen en vogels flink omlaag gebracht. ‘Helaas kunnen we die voor de luchtmacht ontwikkelde modellen niet zomaar inzetten voor de windmolenparken. Op zee zijn er toch weer andere factoren waar je rekening mee moet houden,’ aldus Shamoun-Baranes.
De 1,2 miljoen euro subsidie komt voor het grootste deel van het domein Toegepaste en Technische Wetenschappen (TTW) van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en met financiële bijdragen van de kennisgebruikers Rijkswaterstaat en Gemini windpark. Daarnaast zijn ook het Nederlands Instituut voor Onderzoek aan de Zee (NIOZ), weerinstituut KNMI en IT-instelling SURFSara betrokken bij het project.
Geen opmerkingen: