Ads Top

Europa’s 2020-plannen voor koolstofvrije elektriciteit in 2050

Power Perspectives 2030 is de maandag gepubliceerde tweede fase van het grensverleggende rapport Roadmap 2050 van de European Climate Foundation (ECF). De publicatie toont de belangrijkste stappen aan naar decarbonisatie van de elektriciteitssector voor de komende twintig jaar.
In het nieuwe rapport, dat vandaag in Brussel werd gepresenteerd in aanwezigheid van directeur-generaal van DG Energie, Philip Lowe, wordt aangetoond dat het huidige energiebeleidskader voor 2020 een adequate eerste stap is richting de emissiereductiedoelstellingen van de EU voor 2050. Tegelijk wordt echter duidelijk, dat het decarbonisatieproces in de periode 2020-2030 aanmerkelijk moet worden versneld. Naar 2030 toe zal daarom een krachtigere visie nodig zijn die investeringen stimuleert en de elektriciteitsmarkten in staat stelt om de overstap naar een koolstofvrije elektriciteitssector te maken.
Het  rapport is opgesteld door hetzelfde team dat eerder met succes de Roadmap 2050: a practical guide to a prosperous low-carbon Europe schreef. Deze groep, onder leiding van de European Climate Foundation, bestaat uit McKinsey, KEMA, Imperial College London, RAP en E3G. In samenwerking met een grote groep nuts- en energiebedrijven, technologieproducenten, transmissiesysteembeheerders en NGO’s, bestudeerden ze verschillende energiemixen en beleidsopties die moeten leiden tot volledige decarbonisatie.
Power Perspective 2030 concludeert dat de complementariteit tussen een gevarieerde portfolio van hernieuwbare energiebronnen en flexibele gascentrales decarbonisatie van de energiesector de komende twintig jaar kan sturen.
Om dit te bereiken moeten echter de voorafinvesteringen in koolstofarme technologieën en in transmissienetwerken de komende twee decennia bijna worden verdubbeld; een uitdaging die aanmerkelijk kan worden beperkt door ontwikkeling van energiezuinige middelen en middelen om de energievraag te sturen − de beheersing van consumentenverbruik in reactie op leveringscondities.
Het rapport toont aan dat het creëren van het juiste raamwerk voor de elektriciteitsmarkt essentieel is voor het waarborgen van het vertrouwen van investeerders en het stimuleren van investeringen in een adequate mix van koolstofarme bronnen, die technisch verenigbaar zijn. Markten zouden zich niet uitsluitend moeten richten op opwekkingscapaciteit, maar moeten flexibiliteit belonen en middelen om de energievraag en –aanbod te sturen gelijkwaardig behandelen.
Hoewel investeringen op de korte termijn zullen moeten toenemen, zullen de totale kosten beheersbaar blijven. Een sterke stijging van kapitaalinvesteringen wordt op de langere termijn immers gecompenseerd door een daling van de operationele kosten voor fossiele brandstoffen en CO2-emissies. Power Perspectives 2030 toont aan dat decarbonisatie draait om een majeure verschuiving van kosten naar investeringen. Door nu te investeren in de Europese infrastructuur, banen en industrie kunnen kostenverlagingen worden gerealiseerd. Het maakt Europa bovendien minder afhankelijk van brandstofimport uit het buitenland en de Europese economie is daarmee beter bestand tegen fluctuerende energieprijzen.
Hoewel Power Perspectives 2030 belangrijke uitdagingen identificeert bij het op koers blijven naar  decarbonisatie, maakt het ook duidelijk dat elke vertraging in handelen de kosten alleen maar zal doen stijgen en het elektriciteitssysteem in belangrijke mate onder druk zal zetten. Beleidsmakers op Europees en lidstaatniveau moeten om die reden tot 2020 en daarna dan ook de juiste actie ondernemen om op  koers te blijven voor de decarbonisatiedoelstellingen van 2020 en 2050.
De uitdaging die voor ons ligt vraagt om een krachtig klimaat- en energiepakket voor het jaar 2030, met heldere doelstellingen voor hernieuwbare energiebronnen, energiebesparingen en economiebrede en sectorale emissiereducties.

1 opmerking:

  1. Een ecologisch monetair stelsel.

    Om de transitie naar een koolstofvrije energieproductie en consumptie te bevorderen zou de overheid zwaar moeten kunnen investeren in die opkomende sector. De privéfinanciering blijft uit door bestaande machtsverhoudingen en opbrengstonzekerheid.
    De milieuproblematiek is echter zeer dringend en er rest nog weinig tijd om het tij te keren, deze investeringen moeten dus snel gebeuren.
    De overheid zit nu al zwaar in de schulden en zou om de nodige investeringen te subsidiëren de schuldratio nog doen stijgen en de rentelast doen toenemen, wat de financiële markten aanzet tot speculatie op de Europese munt de “Euro” die nu al zwaar onder druk staat.

    Hoe kunnen we fondsen creëren onafhankelijk van de internationale financiële markten en zonder de overheidsschuld en rentelast te doen stijgen?

    Door het in omloop brengen van een parallelle munt de “ECO” met de expansie van koolstofvrije energieproductie als onderpand.

    Stel:
    De overheid betaalt 1/20 van de netto wedde van de ambtenaren en onderwijsmensen met goedkeuring en in overleg met hun vakbonden in “Eco’s” in plaats van in “Euro’s”.
    Als 1/20 van de wedde van de ambtenaren gemiddeld 100 Euro bedraagt, dan komt er in één maand een bedrag van 50.000.000 Euro vrij. Dat bedrag wordt gebruikt als investeringssubsidie voor de bedrijven die werken aan een koolstofvrije energievoorziening.
    Iedere ambtenaar of leerkracht beschikt nu over 100 “eco’s” en heeft 100 Euro’s minder. Die eco’s kan hij/zij gebruiken voor de aanschaf van duurzame hernieuwbare koolstofvrije energie. De “eco’s” vloeien dus terug naar de bedrijven die in groene energie met staatssteun hebben geïnvesteerd. Deze bedrijven worden dus meteen voorzien van een zeker klantenbestand. De energieproducerende bedrijven kunnen de van kun klanten ontvangen “eco’s” bij de overheid omruilen in “Euro’s” om hun verdere werking te herfinancieren.
    De overheid beschikt nu weer over de “eco’s” die ze als deel van de wedde van de ambtenaren kan uitbetalen. Er wordt dus een alternatief geldcircuit geschapen los van de conventionele financiële wereld, die enkel dient voor de productie en consumptie van schone energie. Hèt kenmerk van deze nieuw gecreëerde munt is dat het een zuiver ruilmiddel is; een arbeidsprestatie voor de overheid in ruil voor groene energie.
    De koolstofvrije energieproducenten beschikken over een kapitaal van 50.000.000 Euro, zonder rentelast, de overheidsschuld en de rente is niet gestegen.
    De invoering van de “eco” zorgt er eveneens voor dat er zuinig wordt omgesprongen met energie. De energiefactuur komt in eco’s, als je te weinig
    Eco’s hebt moet je er kopen, die zullen iets duurder zijn dan deze die je bij je wedde hebt verworven. Als je daarentegen heel weinig energie verbruikt, kun je eco’s over hebben, de overheid kan beslissen dat deze kunnen worden gebruikt voor bij voorkeur zwaar gesubsidieerde diensten, zoals openbaar vervoer, aankoop van dienstencheques, kinderopvang, thuiszorg, culturele evenementen alles wat milieu- en sociale noden ten goede komt.
    In een later stadium zouden ook producenten van bio-groenten en –fruit te koop op lokale markten kunnen aangespoord worden om de “eco’s” te aanvaarden.
    Naarmate de productie van schone energie succesvol is en er concurrentie is tussen de verschillende spelers zou de waarde van de “eco” t.o. de “euro” kunnen stijgen of dalen, dat zou dan geen invloed hebben op de koopkracht van de ambtenaren en leraren, er zit als het ware een automatisch indexmechanisme in het systeem dat de koopkracht stabiel houdt in beide richtingen. Is de productie van energie duurder dan stijgt je inkomen is de productiekost lager dan daalt je inkomen maar de koopkracht blijft gelijk.

    BeantwoordenVerwijderen

Mogelijk gemaakt door Blogger.