Nederland stapt over op elektrisch koken
Elektrisch koken is de laatste jaren sterk in opkomst. Sinds 2016 is de elektrische inbouwkookplaat meer in trek dan de gaskookplaat. Afgelopen jaar kocht maar liefst 82 procent van de mensen een elektrische kookplaat, zo blijkt uit cijfers van de Gasmonitor.
Door JAN LIBBENGA
In de jaren dertig had elektrisch koken al voor een doorbraak moeten zorgen. Eind jaren twintig werd het huis van de toekomst zelfs gekenschetst als ‘alles elektrisch’. De keuken zou worden uitgerust met elektrisch fornuis, met een oven om te braden en te bakken, een waterreservoir dat verhit kon worden en kookplaten voor potten en pannen die onafhankelijk van elkaar zouden kunnen werken.
Niet elektriciteit , maar steenkool zou na 1920 de grootste bijdrage aan het huishoudelijk energieverbruik in Nederland leveren – en dat bleef zo tot 1960. Vervolgens kwam het aardgas opzetten.
Wel had elektrisch koken allerlei voordelen: je kon de deksels op de pannen laten, waardoor geen of althans veel minder dampen en minder etenslucht in de keuken kwamen. Ook aanbranden kwam veel minder voor dan bij het koken op een open vlam. De elektrische keuken was daarmee volgens de propaganda van de energiebedrijven ‘duizendmaal zindelijker’ dan die waar met een kolenfornuis gewerkt werd en ook veel beter dan de gaskeuken.
Groot voorstander van het elektrisch koken in die jaren was Rosa Manus van de in 1923 opgerichte Nederlandse Vrouwen Energievereniging (NVEV). Doel van de vereniging was niet om toepassing van elektriciteit te bevorderen ‘om der wille van een grooter electriciteitsverbruik’. ‘Welbewust hebben wij de electriciteit gekozen als de universeele energiebron, die ons licht, kracht, warmte en koelte geeft.’
De inspanningen van het elektriciteitsbedrijven hadden zeker resultaat. Het aantal huishoudens waar elektrisch gekookt werd in heel Nederland steeg van 1000 in 1931 tot 53.000 in 1939. Maar dat was niet meer dan 2 procent van alle huishoudens.
Na 1960 gaven Nederlanders de voorkeur aan gas. Dat had duidelijke voordelen boven koken op elektriciteit, aangezien het vuur gemakkelijker te controleren is. Het is ook goedkoper. Op jaarbasis kost koken op gas gemiddeld twintig euro per huishouden en het koken op bijvoorbeeld een inductie-kookplaat zo’n 35 euro.
Nu steeds meer nieuwbouwhuizen zonder gasaansluiting worden gebouwd en het gebruik van gas duurder wordt, is de verwachting dat het gebruik van elektrisch koken fors zal toenemen.
Onder elektrische kookplaten vallen keramische, inductie- en halogeenkookplaten. De inductiekookplaat is het minst belastend voor het milieu aangezien deze 30 procent minder energie gebruikt dan de andere elektrische kookplaten. Ook zijn inductiekookplaten veilig omdat de plaat zelf nauwelijks warm wordt en snel afkoelt.
Lees meer over de geschiedenis van de elektrische keuken in Stroomopwaarts.
Foto: archief Anefo
Door JAN LIBBENGA
In de jaren dertig had elektrisch koken al voor een doorbraak moeten zorgen. Eind jaren twintig werd het huis van de toekomst zelfs gekenschetst als ‘alles elektrisch’. De keuken zou worden uitgerust met elektrisch fornuis, met een oven om te braden en te bakken, een waterreservoir dat verhit kon worden en kookplaten voor potten en pannen die onafhankelijk van elkaar zouden kunnen werken.
Niet elektriciteit , maar steenkool zou na 1920 de grootste bijdrage aan het huishoudelijk energieverbruik in Nederland leveren – en dat bleef zo tot 1960. Vervolgens kwam het aardgas opzetten.
Wel had elektrisch koken allerlei voordelen: je kon de deksels op de pannen laten, waardoor geen of althans veel minder dampen en minder etenslucht in de keuken kwamen. Ook aanbranden kwam veel minder voor dan bij het koken op een open vlam. De elektrische keuken was daarmee volgens de propaganda van de energiebedrijven ‘duizendmaal zindelijker’ dan die waar met een kolenfornuis gewerkt werd en ook veel beter dan de gaskeuken.
Groot voorstander van het elektrisch koken in die jaren was Rosa Manus van de in 1923 opgerichte Nederlandse Vrouwen Energievereniging (NVEV). Doel van de vereniging was niet om toepassing van elektriciteit te bevorderen ‘om der wille van een grooter electriciteitsverbruik’. ‘Welbewust hebben wij de electriciteit gekozen als de universeele energiebron, die ons licht, kracht, warmte en koelte geeft.’
De inspanningen van het elektriciteitsbedrijven hadden zeker resultaat. Het aantal huishoudens waar elektrisch gekookt werd in heel Nederland steeg van 1000 in 1931 tot 53.000 in 1939. Maar dat was niet meer dan 2 procent van alle huishoudens.
Na 1960 gaven Nederlanders de voorkeur aan gas. Dat had duidelijke voordelen boven koken op elektriciteit, aangezien het vuur gemakkelijker te controleren is. Het is ook goedkoper. Op jaarbasis kost koken op gas gemiddeld twintig euro per huishouden en het koken op bijvoorbeeld een inductie-kookplaat zo’n 35 euro.
Nu steeds meer nieuwbouwhuizen zonder gasaansluiting worden gebouwd en het gebruik van gas duurder wordt, is de verwachting dat het gebruik van elektrisch koken fors zal toenemen.
Onder elektrische kookplaten vallen keramische, inductie- en halogeenkookplaten. De inductiekookplaat is het minst belastend voor het milieu aangezien deze 30 procent minder energie gebruikt dan de andere elektrische kookplaten. Ook zijn inductiekookplaten veilig omdat de plaat zelf nauwelijks warm wordt en snel afkoelt.
Lees meer over de geschiedenis van de elektrische keuken in Stroomopwaarts.
Foto: archief Anefo
Geen opmerkingen: