In 2019 bedroeg het werkpakket van Enexis Netbeheer maar liefst 804 miljoen euro voor het vernieuwen en onderhouden van het energienet, zo blijkt uit het een dezer dagen gepubliceerde jaarverslag. De energietransitie gaat onverminderd door, waardoor het werkpakket van het netwerkbedrijf in 2020 verder oploopt tot een recordbedrag van 878 miljoen. Dit is een stijging van bijna 50 procent ten opzichte van 2015.
Het uitvoeren van het toenemende werkpakket in combinatie met het tekort aan technisch personeel, vormt een uitdaging voor Enexis Groep.
In 2019 gaf Enexis Groep prioriteit aan veilig werken, klantgedreven werk, verbeterprojecten voor de klant en het versnellen van de energietransitie.
De nettowinst bedroeg in 2019 210 miljoen. De netto-omzet van Enexis steeg in 2019 tot 1.491 miljoen (2018: € 1.445 miljoen), met name als gevolg van tariefstijgingen.
Pagina's
▼
vrijdag 28 februari 2020
Geld voor onderzoek naar energietransitie in de bouw
Het Bouw en Techniek Innovatie Centrum (BTIC) heeft als doelstelling om met het programma ‘Integrale energietransitie bestaande bouw’ renovatieconcepten te ontwikkelen waarmee over 5 jaar 80.000 woningen en gebouwen per jaar gerenoveerd worden opgeleverd, en 200.000 woningen per jaar in 2030.
Met de toekenning van 13,8 miljoen euro aan subsidie in het kader van de Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP’s) en een programmaomvang van 21,4 miljoen zullen de komende jaren betaalbare en gebruikersvriendelijke renovatieconcepten worden ontwikkeld.
Prof. Arjen Adriaanse (ET) en dr. ir. Erwin Hofman (BMS) van de UT zullen samen een bijdrage leveren aan dit programma. Zij ontvangen financiering om komende twee jaar met een aan aantal studenten aan dit programma bij te dragen.
Om de beschikbare woningvoorraad energiezuinig te maken wordt nog te vaak gebruik gemaakt van traditionele methoden en technieken die helaas onnodig kostbaar en weinig flexibel zijn. Toepassing van modulaire ontwerpprincipes maakt renovatieconcepten niet alleen beter schaalbaar en daarmee betaalbaar – het vergroot ook het gemak en snelheid waarmee oplossingen op individuele klantwensen kunnen worden afgestemd en kunnen worden gerealiseerd.
Met de toekenning van 13,8 miljoen euro aan subsidie in het kader van de Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP’s) en een programmaomvang van 21,4 miljoen zullen de komende jaren betaalbare en gebruikersvriendelijke renovatieconcepten worden ontwikkeld.
Prof. Arjen Adriaanse (ET) en dr. ir. Erwin Hofman (BMS) van de UT zullen samen een bijdrage leveren aan dit programma. Zij ontvangen financiering om komende twee jaar met een aan aantal studenten aan dit programma bij te dragen.
Om de beschikbare woningvoorraad energiezuinig te maken wordt nog te vaak gebruik gemaakt van traditionele methoden en technieken die helaas onnodig kostbaar en weinig flexibel zijn. Toepassing van modulaire ontwerpprincipes maakt renovatieconcepten niet alleen beter schaalbaar en daarmee betaalbaar – het vergroot ook het gemak en snelheid waarmee oplossingen op individuele klantwensen kunnen worden afgestemd en kunnen worden gerealiseerd.
'Aardgas moet verduurzamen, totdat het volledig CO2-neutraal is'
De secretaris-generaal van Eurogas, James Watson, benadrukt dat duurzame energiebronnen de energietransitie niet alleen kunnen opknappen. Op dit moment is aardgas nog steeds onmisbaar, maar hernieuwbare gassen en verduurzaamd gas moeten zijn plaats zo spoedig mogelijk innemen, vindt hij.
Watson is alweer meer dan een jaar secretaris-generaal van Eurogas. Zijn benoeming verraste velen in de Brusselse ‘bubbel’. Hiervoor stond hij aan het hoofd van Solar Power Europe. Deze organisatie promoot de belangen van de bedrijven, instellingen en organisaties die gespecialiseerd zijn in alle vormen van zonne-energie. Dat wil zeggen: hernieuwbare energie. Eurogas vertegenwoordigt de Europese gassector, die nog grotendeels haar inkomsten verwerft uit aardgas. De reacties waren dus voorspelbaar. Hier liep iemand over van de toekomst naar het verleden, van schone energiewaardeketen naar een letterlijk en figuurlijk fossiele club.
Zoals altijd is de werkelijkheid genuanceerder. Voor wie Watson wat beter kende, was de overstap begrijpelijk. Ook in de periode dat hij leiding gaf aan Solar Power Europe, liet hij er geen twijfel over bestaan, dat een energie-toekomst zonder gas ondenkbaar was. Tijdens bijeenkomsten, als spreker en in panels benadrukte hij in dat alle vormen hernieuwbare energie een betrouwbare constante energiebron nodig hebben om op momenten dat de zon of de wind het laten afweten, toch voldoende energie-aanbod te hebben. Gas, op dit moment nog voornamelijk aardgas, is daarvoor bij uitstek geschikt. Elektriciteitscentrales zijn niet afhankelijk van het weer en als ze op aardgas draaien, maken ze ook nog eens gebruik van de niet-hernieuwbare brandstof die het klimaat het minst belast.
We gaan de klimaatdoelen niet halen door alleen maar meer onregelmatige energiebronnen in te zetten. Watson: “Ik denk dat veel mensen geen holistische kijk op het energiesysteem hebben. Zonne-energie is een fantastische technologie is. Onderzoek toont aan dat het aandeel in de energiemix snel zal groeien. Maar wat we moeten beseffen is dat zonne-energie op zichzelf geen oplossing is. Het is een deel van de oplossing. We gaan de klimaatdoelen niet halen door alleen maar meer onregelmatige energiebronnen in te zetten. Verduurzamen, ook decarboniseren van aardgas, is het sleutelwoord . Alle bronnen moeten uiteindelijk 100% duurzaam zijn. Gas heeft dat potentieel. Hernieuwbaar gas heeft, naast al die andere duurzame bronnen, de toekomst. Het is een proces. Al in de tijd dat ik bij Solar Power Europe actief was, vond ik aardgas een goed middel om een energiesysteem met een groeiend aandeel intermitterende bronnen te balanceren. Maar dat is niet genoeg. Aardgas moet zelf ook verduurzamen, totdat het volledig CO2-neutraal is.”
Watson is alweer meer dan een jaar secretaris-generaal van Eurogas. Zijn benoeming verraste velen in de Brusselse ‘bubbel’. Hiervoor stond hij aan het hoofd van Solar Power Europe. Deze organisatie promoot de belangen van de bedrijven, instellingen en organisaties die gespecialiseerd zijn in alle vormen van zonne-energie. Dat wil zeggen: hernieuwbare energie. Eurogas vertegenwoordigt de Europese gassector, die nog grotendeels haar inkomsten verwerft uit aardgas. De reacties waren dus voorspelbaar. Hier liep iemand over van de toekomst naar het verleden, van schone energiewaardeketen naar een letterlijk en figuurlijk fossiele club.
Zoals altijd is de werkelijkheid genuanceerder. Voor wie Watson wat beter kende, was de overstap begrijpelijk. Ook in de periode dat hij leiding gaf aan Solar Power Europe, liet hij er geen twijfel over bestaan, dat een energie-toekomst zonder gas ondenkbaar was. Tijdens bijeenkomsten, als spreker en in panels benadrukte hij in dat alle vormen hernieuwbare energie een betrouwbare constante energiebron nodig hebben om op momenten dat de zon of de wind het laten afweten, toch voldoende energie-aanbod te hebben. Gas, op dit moment nog voornamelijk aardgas, is daarvoor bij uitstek geschikt. Elektriciteitscentrales zijn niet afhankelijk van het weer en als ze op aardgas draaien, maken ze ook nog eens gebruik van de niet-hernieuwbare brandstof die het klimaat het minst belast.
We gaan de klimaatdoelen niet halen door alleen maar meer onregelmatige energiebronnen in te zetten. Watson: “Ik denk dat veel mensen geen holistische kijk op het energiesysteem hebben. Zonne-energie is een fantastische technologie is. Onderzoek toont aan dat het aandeel in de energiemix snel zal groeien. Maar wat we moeten beseffen is dat zonne-energie op zichzelf geen oplossing is. Het is een deel van de oplossing. We gaan de klimaatdoelen niet halen door alleen maar meer onregelmatige energiebronnen in te zetten. Verduurzamen, ook decarboniseren van aardgas, is het sleutelwoord . Alle bronnen moeten uiteindelijk 100% duurzaam zijn. Gas heeft dat potentieel. Hernieuwbaar gas heeft, naast al die andere duurzame bronnen, de toekomst. Het is een proces. Al in de tijd dat ik bij Solar Power Europe actief was, vond ik aardgas een goed middel om een energiesysteem met een groeiend aandeel intermitterende bronnen te balanceren. Maar dat is niet genoeg. Aardgas moet zelf ook verduurzamen, totdat het volledig CO2-neutraal is.”
donderdag 27 februari 2020
Zorgen over congestiemanagement Oosterwolde
In de omgeving van 110 kV onderstation Oosterwolde in Friesland is sprake van een grote toename van gevraagd vermogen voor teruglevering, meldt netbeheerder TenneT.
Die vraag is dusdanig groot dat het 110 kV netwerk die vraag niet kan absorberen. Uitbreiding van het hoogspanningsnet gaat meerdere jaren duren. Gedurende deze periode kan er sprake zijn congestie.
Als er sprake is van (mogelijke) structurele congestie in de netten maken de netbeheerders daarvan per congestiegebied melding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM).
Die vraag is dusdanig groot dat het 110 kV netwerk die vraag niet kan absorberen. Uitbreiding van het hoogspanningsnet gaat meerdere jaren duren. Gedurende deze periode kan er sprake zijn congestie.
Als er sprake is van (mogelijke) structurele congestie in de netten maken de netbeheerders daarvan per congestiegebied melding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM).
Getransporteerd gas door Gasunie netwerken licht afgenomen
In 2019 is 1.106 TWh (113,2 miljard m3) aardgas door het netwerk van Gasunie getransporteerd. Dat is een lichte daling (2,6 procent) ten opzichte van 2018 (1.136 TWh of 116,3 miljard m3). Door het Nederlandse netwerk werd minder gas getransporteerd dan het jaar ervoor omdat er over 2019 minder koude dagen waren.
De gaswinning uit het Groningenveld wordt als bekend versneld stopgezet. Om de teruglopende gaswinning in Groningen op te vangen, is in 2019 een recordhoeveelheid van 29,0 miljard m3 hoogcalorisch gas omgezet naar Groningenkwaliteit (2018: 28,9 miljard m3). De stikstofinzet was daarbij 100 procent. Door het mengen met stikstof kan aardgas afkomstig uit andere bronnen dan het Groningenveld geschikt worden gemaakt voor huishoudens en bedrijven om de rol van Groningengas over te nemen.
Met de bouw van de nieuwe stikstofinstallatie is begonnen en de uitbreiding van het mengstation op Wieringermeer om extra stikstof te kunnen mengen, is afgerond. Naar verwachting kan de gaswinning in 2022 daardoor worden afgebouwd naar nul.
Steeds meer gas komt uit buitenlandse bronnen, zoals Noorwegen, Rusland of als vloeibaar aardgas via Gate terminal op de Maasvlakte. De LNG-aanvoer daar is bijna verdrievoudigd ten opzichte van 2018 naar 7,3 miljard m3. Nu Noordwest-Europa is veranderd van aardgasproducent naar aardgasimporteur, neemt het belang van goede infrastructuur voor transport en opslag van aardgas voor de leveringszekerheid toe. Met de voorgenomen bouw van een LNG-terminal in Duitsland vergroten we de mogelijkheden om gas uit alle windstreken in te zetten in Noordwest-Europa.
De gaswinning uit het Groningenveld wordt als bekend versneld stopgezet. Om de teruglopende gaswinning in Groningen op te vangen, is in 2019 een recordhoeveelheid van 29,0 miljard m3 hoogcalorisch gas omgezet naar Groningenkwaliteit (2018: 28,9 miljard m3). De stikstofinzet was daarbij 100 procent. Door het mengen met stikstof kan aardgas afkomstig uit andere bronnen dan het Groningenveld geschikt worden gemaakt voor huishoudens en bedrijven om de rol van Groningengas over te nemen.
Met de bouw van de nieuwe stikstofinstallatie is begonnen en de uitbreiding van het mengstation op Wieringermeer om extra stikstof te kunnen mengen, is afgerond. Naar verwachting kan de gaswinning in 2022 daardoor worden afgebouwd naar nul.
Steeds meer gas komt uit buitenlandse bronnen, zoals Noorwegen, Rusland of als vloeibaar aardgas via Gate terminal op de Maasvlakte. De LNG-aanvoer daar is bijna verdrievoudigd ten opzichte van 2018 naar 7,3 miljard m3. Nu Noordwest-Europa is veranderd van aardgasproducent naar aardgasimporteur, neemt het belang van goede infrastructuur voor transport en opslag van aardgas voor de leveringszekerheid toe. Met de voorgenomen bouw van een LNG-terminal in Duitsland vergroten we de mogelijkheden om gas uit alle windstreken in te zetten in Noordwest-Europa.
Shell en Gasunie willen grote waterstoffabriek
Gasunie, Groningen Seaports en Shell Nederland willen in 2027 een groot nieuw windpark op de Noordzee aanleggen. De windmolens moeten 3 tot 4 gigawatt aan energie opleveren. De stroom die hier wordt opgewekt wordt gebruikt voor de productie van waterstof in de Eemshaven.
De groene waterstof is voornamelijk bedoeld voor industrie in Nederland en Noordwest-Europa. Dit helpt mee aan de verduurzaming van de industrie en daarmee aan de doelstellingen van het Klimaatakkoord.
De naam van het project luidt NortH2. Het moet een samenwerking worden met meerdere partners die betrokken zijn bij de productie en verwerking van waterstof. Groene waterstof wordt opgewekt door duurzame bronnen, zoals windenergie, en draagt daarmee bij aan de energietransitie. Verder levert het project veel investeringen en banen voor Noord-Nederland op. Een deel van de waterstof die wordt opgewekt wordt in de toekomst gebruikt door het chemiecluster in Delfzijl.
De drie bedrijven willen samen met andere partijen in 2027 windmolens bouwen op de Noordzee die 3 tot 4 gigawatt leveren. Deze hoeveelheid kan uitgroeien tot een uiteindelijke capaciteit van zo'n 10 gigawatt rond 2040. Ook komt er een plan voor een locatie in de Eemshaven waar via een electrolyser windenergie omgezet wordt in groene waterstof. Voordat het project van start gaat, wordt eerst een haalbaarheidsstudie uitgevoerd.
De groene waterstof is voornamelijk bedoeld voor industrie in Nederland en Noordwest-Europa. Dit helpt mee aan de verduurzaming van de industrie en daarmee aan de doelstellingen van het Klimaatakkoord.
De naam van het project luidt NortH2. Het moet een samenwerking worden met meerdere partners die betrokken zijn bij de productie en verwerking van waterstof. Groene waterstof wordt opgewekt door duurzame bronnen, zoals windenergie, en draagt daarmee bij aan de energietransitie. Verder levert het project veel investeringen en banen voor Noord-Nederland op. Een deel van de waterstof die wordt opgewekt wordt in de toekomst gebruikt door het chemiecluster in Delfzijl.
De drie bedrijven willen samen met andere partijen in 2027 windmolens bouwen op de Noordzee die 3 tot 4 gigawatt leveren. Deze hoeveelheid kan uitgroeien tot een uiteindelijke capaciteit van zo'n 10 gigawatt rond 2040. Ook komt er een plan voor een locatie in de Eemshaven waar via een electrolyser windenergie omgezet wordt in groene waterstof. Voordat het project van start gaat, wordt eerst een haalbaarheidsstudie uitgevoerd.
hello energy haalt 1 miljoen euro op
hello energy, de tool voor energie- en duurzaamheidsmanagement voor grote vastgoedbedrijven, heeft 1 miljoen euro opgehaald in een investeringsronde. Deze pre-series A round werd geleid door Enfuro Ventures en ondersteund door een aantal investeerders uit Nederland en Engeland.
Grote spelers als Prologis, NSI, citizenM hotels, Bouwinvest en Avignon Capital gebruiken al hello energy. hello energy wordt in meer dan 1000 gebouwen gebruikt, in meer dan 10 landen, waaronder Nederland, Engeland, België, Frankrijk en Duitsland. Deze nieuwe kapitaalinjectie stelt hello energy in staat om exponentieel verder te blijven groeien met nieuwe en bestaande klanten in Nederland en de rest van Europa .
Grote spelers als Prologis, NSI, citizenM hotels, Bouwinvest en Avignon Capital gebruiken al hello energy. hello energy wordt in meer dan 1000 gebouwen gebruikt, in meer dan 10 landen, waaronder Nederland, Engeland, België, Frankrijk en Duitsland. Deze nieuwe kapitaalinjectie stelt hello energy in staat om exponentieel verder te blijven groeien met nieuwe en bestaande klanten in Nederland en de rest van Europa .
Eerste waterstoftrein in Nederland aangekomen
Woensdagmiddag reed de waterstoftrein voor het eerst op het Nederlandse spoor, op weg naar de stalling in Leeuwarden. Met deze trein wordt de komende weken een aantal testritten gereden tussen Groningen en Leeuwarden.
Met deze testritten wordt praktijkervaring opgedaan met het rijden op groene waterstof. Dit is de eerste keer dat er in Nederland een trein op groene waterstof rijdt. Daarbij wordt onder andere gekeken hoe de trein de dienstregeling kan rijden, het brandstofverbruik en het tanken. De testritten staan 's nachts gepland tussen 27 februari en 14 maart. Tijdens de testritten is er alleen testbemanning aan boord. De testen met deze trein worden gecoordineerd door DEKRA (onafhankelijke testorganisatie).
Het gebruik en de toepassingsmogelijkheden van waterstof nemen toe. In de provincie Groningen rijden al bussen op waterstof en de gemeente Groningen heeft een aantal vuilniswagens en veegwagens die op waterstof rijden. Een trein op waterstof is voor de provincie Groningen dan ook een logische volgende stap.
ProRail onderzoekt als mede-initiatiefnemer of de waterstoftrein een haalbaar alternatief is op weg naar een CO2-neutraal spoor vanaf 2050. Ook Arriva ondersteunt deze ambitie en wil in de praktijk onderzoeken of waterstof ook in het treinvervoer toegepast kan worden. De waterstoftrein is van het bedrijf Alstom. Na Duitsland is Nederland het tweede land waar de trein op het spoor rijdt.
De provincie Groningen, ProRail en Arriva hebben als doel om de treinen in Noord-Nederland zero-emissie (zonder uitstoot) te laten rijden. De waterstoftrein is een mogelijkheid om dit te doen. Bovendien zijn deze zero-emissie-treinen stiller dan de huidige dieseltreinen. Slim en groen dus! De provincie Groningen (als opdrachtgever) voert deze testritten samen uit met ProRail (mede-initiatiefnemer en infrastructuur spoor), Arriva (vervoerder), Engie (leverancier groene waterstof en tankinstallatie) en Alstom (leverancier waterstoftrein) en DEKRA (onafhankelijke testorganisatie).
Op zaterdag 7 maart is de waterstoftrein voor publiek te bekijken. De trein staat die dag tussen 12.00 - 16.00 uur op spoor 1a van station Groningen.
Met deze testritten wordt praktijkervaring opgedaan met het rijden op groene waterstof. Dit is de eerste keer dat er in Nederland een trein op groene waterstof rijdt. Daarbij wordt onder andere gekeken hoe de trein de dienstregeling kan rijden, het brandstofverbruik en het tanken. De testritten staan 's nachts gepland tussen 27 februari en 14 maart. Tijdens de testritten is er alleen testbemanning aan boord. De testen met deze trein worden gecoordineerd door DEKRA (onafhankelijke testorganisatie).
Het gebruik en de toepassingsmogelijkheden van waterstof nemen toe. In de provincie Groningen rijden al bussen op waterstof en de gemeente Groningen heeft een aantal vuilniswagens en veegwagens die op waterstof rijden. Een trein op waterstof is voor de provincie Groningen dan ook een logische volgende stap.
ProRail onderzoekt als mede-initiatiefnemer of de waterstoftrein een haalbaar alternatief is op weg naar een CO2-neutraal spoor vanaf 2050. Ook Arriva ondersteunt deze ambitie en wil in de praktijk onderzoeken of waterstof ook in het treinvervoer toegepast kan worden. De waterstoftrein is van het bedrijf Alstom. Na Duitsland is Nederland het tweede land waar de trein op het spoor rijdt.
De provincie Groningen, ProRail en Arriva hebben als doel om de treinen in Noord-Nederland zero-emissie (zonder uitstoot) te laten rijden. De waterstoftrein is een mogelijkheid om dit te doen. Bovendien zijn deze zero-emissie-treinen stiller dan de huidige dieseltreinen. Slim en groen dus! De provincie Groningen (als opdrachtgever) voert deze testritten samen uit met ProRail (mede-initiatiefnemer en infrastructuur spoor), Arriva (vervoerder), Engie (leverancier groene waterstof en tankinstallatie) en Alstom (leverancier waterstoftrein) en DEKRA (onafhankelijke testorganisatie).
Op zaterdag 7 maart is de waterstoftrein voor publiek te bekijken. De trein staat die dag tussen 12.00 - 16.00 uur op spoor 1a van station Groningen.
woensdag 26 februari 2020
Energiezuinig tulpen broeien dankzij de zon
Tulpenbroeiers gebruiken hun kassen met name in de winter en het voorjaar. Ze moeten de kas dan warm stoken, zodat de tulpenbollen gaan bloeien. Dat kost dus energie. In de zomer staat de kas leeg, en juist op dat moment is energie gratis, dankzij de zon.
Wageningen University & Research onderzoekt momenteel of de warmte van de zon te oogsten is. Zo kan er minder of zelfs niet gestookt worden voor het drogen en bewaren van de tulpenbollen van juli tot en met oktober en het broeien (kweken) van bloemen in de winter.
Voor het onderzoek werkt WUR samen met een tulpenbroeier die een systeem ontwikkelde voor het oogsten van warmte. Dat systeem bestaat uit een groot aantal kratten die normaal gebruikt worden voor het broeien. Deze kratten staan omgedraaid op de broeitafels, met daarop een zeil. Hierdoor ontstaat een bassin van enkele centimeters diep en een oppervlakte van 300 m2.
Op warme, zonnige dagen bereikt de laag water temperaturen boven de 50°C. Voor het drogen en bewaren kan die warmte met een warmtewisselaar worden overgedragen aan een radiator met laagwaardige warmte (circa 35°C). Dat is in jaren met warme zomers meer dan voldoende om de bewaarcellen te verwarmen op 20 tot 25°C, berekende WUR. In die jaren is het systeem dus efficiënt.
Per zonnecollector vereist dit systeem wel een forse opslagtank. In koude jaren met minder hete zomers kan onvoldoende warmte boven 35°C geoogst worden. Warmte met temperaturen tussen 23°C en 35°C kunnen, na oogst, opgeslagen worden in een waterdragende laag, een zogenoemde aquifer.
Wageningen University & Research onderzoekt momenteel of de warmte van de zon te oogsten is. Zo kan er minder of zelfs niet gestookt worden voor het drogen en bewaren van de tulpenbollen van juli tot en met oktober en het broeien (kweken) van bloemen in de winter.
Voor het onderzoek werkt WUR samen met een tulpenbroeier die een systeem ontwikkelde voor het oogsten van warmte. Dat systeem bestaat uit een groot aantal kratten die normaal gebruikt worden voor het broeien. Deze kratten staan omgedraaid op de broeitafels, met daarop een zeil. Hierdoor ontstaat een bassin van enkele centimeters diep en een oppervlakte van 300 m2.
Op warme, zonnige dagen bereikt de laag water temperaturen boven de 50°C. Voor het drogen en bewaren kan die warmte met een warmtewisselaar worden overgedragen aan een radiator met laagwaardige warmte (circa 35°C). Dat is in jaren met warme zomers meer dan voldoende om de bewaarcellen te verwarmen op 20 tot 25°C, berekende WUR. In die jaren is het systeem dus efficiënt.
Per zonnecollector vereist dit systeem wel een forse opslagtank. In koude jaren met minder hete zomers kan onvoldoende warmte boven 35°C geoogst worden. Warmte met temperaturen tussen 23°C en 35°C kunnen, na oogst, opgeslagen worden in een waterdragende laag, een zogenoemde aquifer.
Effect van een storm op windturbines
Onlangs bracht storm Ciara een bezoekje aan het land, en dit weekend kwam Dennis langs. En dat zorgde voor wind, heel veel wind. Blijven windturbines draaien tijdens een storm of worden ze stilgelegd? Netbeheerder Ecopower legt uit.
Elke windturbine heeft sensoren op de gondel die onder andere de windsnelheid meten. Bij een storm kan het zijn dat de windsnelheid te hoog wordt om de windturbine veilig te laten draaien. Als een bepaalde windsnelheid overschreden wordt, draaien de wieken zich uit de wind en valt de rotor stil. Soms zie je de wieken nog langzaam bewegen, meer niet.
Er zijn ook windturbines die een programma hebben waarbij de wieken eerst wat trager draaien bij hoge windsnelheden om dan iets later stil te vallen. Wanneer de hevigste wind voorbij is, start de windturbine vanzelf zijn energieproductie weer op. Het type van de windturbine wordt zo gekozen dat hij het best geschikt is voor de gemiddelde windsnelheden op de plaats waar hij gezet wordt. Zo staan er aan de kust windturbines die op hun best presteren bij hogere windsnelheden dan deze in het binnenland.
Windturbines produceren volgens Ecopower het meeste energie als er veel wind is, maar waarbij het niet stormt. Veel turbines halen hun nominaal vermogen rond de 12 m/s of ongeveer 6 Bft. Als het dan nog harder gaat waaien, dan gaat de windturbine niet meer produceren maar wel meer wind doorlaten. Dit wil zeggen dat de wieken uit de wind worden gezet zodat ze geen wind vangen, maar de wind wel doorlaten.
Algemeen zijn er bij de storm Ciara weinig windturbines van Ecopower gestopt met draaien. Toch was op sommige plaatsen de windsnelheid gedurende een bepaalde periode te hoog en stopten een aantal windturbines tijdelijk met draaien.
Elke windturbine heeft sensoren op de gondel die onder andere de windsnelheid meten. Bij een storm kan het zijn dat de windsnelheid te hoog wordt om de windturbine veilig te laten draaien. Als een bepaalde windsnelheid overschreden wordt, draaien de wieken zich uit de wind en valt de rotor stil. Soms zie je de wieken nog langzaam bewegen, meer niet.
Er zijn ook windturbines die een programma hebben waarbij de wieken eerst wat trager draaien bij hoge windsnelheden om dan iets later stil te vallen. Wanneer de hevigste wind voorbij is, start de windturbine vanzelf zijn energieproductie weer op. Het type van de windturbine wordt zo gekozen dat hij het best geschikt is voor de gemiddelde windsnelheden op de plaats waar hij gezet wordt. Zo staan er aan de kust windturbines die op hun best presteren bij hogere windsnelheden dan deze in het binnenland.
Windturbines produceren volgens Ecopower het meeste energie als er veel wind is, maar waarbij het niet stormt. Veel turbines halen hun nominaal vermogen rond de 12 m/s of ongeveer 6 Bft. Als het dan nog harder gaat waaien, dan gaat de windturbine niet meer produceren maar wel meer wind doorlaten. Dit wil zeggen dat de wieken uit de wind worden gezet zodat ze geen wind vangen, maar de wind wel doorlaten.
Algemeen zijn er bij de storm Ciara weinig windturbines van Ecopower gestopt met draaien. Toch was op sommige plaatsen de windsnelheid gedurende een bepaalde periode te hoog en stopten een aantal windturbines tijdelijk met draaien.
Rat veroorzaakt voor derde maal stroomstoring in Zeewolde
Maandagochtend 24 februari trad voor de derde keer in twee maanden tijd een storing op elektriciteitsverdeelstation Zeewolde op. Hierdoor hebben 9.640 klanten vijf kwartier zonder stroom gezeten.
Onderzoek heeft uitgewezen dat ook deze storing is veroorzaakt door ratten. Het gebied waar het station zich bevindt, heeft te maken met een rattenplaag. De plaag treft meerdere bedrijven in de omgeving, bijvoorbeeld fruittelers. De maatregelen die Liander tot nu toe genomen heeft (het nalopen van openingen en daar waar nodig gedicht, het zetten van vallen en gifdozen), zijn tot nu toe helaas niet afdoende gebleken om de plaag te bestrijden.
Samen met een gespecialiseerd bedrijf in ongediertebestrijding, is nogmaals gekeken naar de mogelijkheden om de rattenplaag te bestrijden. Omdat de plaag zo hardnekkig is, gaat het bestrijdingsbedrijf de openingen in de muren waar ratten doorheen kunnen kruipen, nu dichtmaken met cement. Zo wordt de toegang voor ratten onmogelijk gemaakt.
Onderzoek heeft uitgewezen dat ook deze storing is veroorzaakt door ratten. Het gebied waar het station zich bevindt, heeft te maken met een rattenplaag. De plaag treft meerdere bedrijven in de omgeving, bijvoorbeeld fruittelers. De maatregelen die Liander tot nu toe genomen heeft (het nalopen van openingen en daar waar nodig gedicht, het zetten van vallen en gifdozen), zijn tot nu toe helaas niet afdoende gebleken om de plaag te bestrijden.
Samen met een gespecialiseerd bedrijf in ongediertebestrijding, is nogmaals gekeken naar de mogelijkheden om de rattenplaag te bestrijden. Omdat de plaag zo hardnekkig is, gaat het bestrijdingsbedrijf de openingen in de muren waar ratten doorheen kunnen kruipen, nu dichtmaken met cement. Zo wordt de toegang voor ratten onmogelijk gemaakt.
dinsdag 25 februari 2020
Ingrid Thijssen wordt nieuwe voorzitter VNO-NCW
Alliander topvrouw Ingrid Thijssen wordt de nieuwe voorzitter van VNO-NCW. Dat bevestigen ingewijden aan RTL Z. Donderdag wordt de voordracht officieel bekend gemaakt.
Thijssen volgt Hans de Boer op, die sinds 2014 aan het roer stond. I
Thijssen (1968) is nu nog de bestuursvoorzitter van netbeheerder Alliander. Eerder werkte ze ook bij de Nederlandse Spoorwegen, waarvan de laatste jaren als directievoorzitter NS Reizigers.
Thijssen volgt Hans de Boer op, die sinds 2014 aan het roer stond. I
Thijssen (1968) is nu nog de bestuursvoorzitter van netbeheerder Alliander. Eerder werkte ze ook bij de Nederlandse Spoorwegen, waarvan de laatste jaren als directievoorzitter NS Reizigers.
Ontmantelen van windturbines op zee makkelijker en duurzamer
Terwijl de bouw van windmolens op zee de komende jaren flink groeit, naderen de eerste windmolens alweer het einde van hun levensduur. Natuurlijk worden de molens zo duurzaam mogelijk ontmanteld en gerecycled. Alleen is nog niet zo makkelijk om op zee monopiles (de palen waar de windmolens op gebouwd zijn) uit de grond te halen.
Monopiles zijn in feite grote stalen cilinders, elk met een gewicht van wel een miljoen kilo. Om ze uit de zeebodem te halen worden ze afgedicht aan de bovenkant en wordt er vloeistof (zeewater) aan de bovenkant ingepompt. Dit drukt de monopile naar boven. De hydraulisch druk moet voldoende zijn om de wrijving en weerstandskrachten langs de monopile te overwinnen.
Probleem: De samenstelling van de zeebodem wisselt, en daarmee ook de krachten die nodig zijn om de palen uit de grond te halen. En met de huidige praktijk moet dat ook nog onder water gebeuren.
TKI Wind op Zee, onderdeel van de Topsector Energie, houdt zich bezig met innovaties om ervoor te zorgen dat ook de ontmanteling van windparken op een kosteneffectieve en duurzame manier plaatsvindt.
Hydraulische extractie van monopiles is één van de nieuwe methoden om monopiles uit de zeebodem te krijgen. Het project Hydraulic Pile Extraction Scale Tests (HyPE-ST) test de haalbaarheid van deze manier van verwijderen.
In de tweede helft van 2019 zijn meer dan 30 tests gedaan op kleine monopiles, onder meer in de water- en bodemgoot van Deltares in Delft. De tests zijn uitgevoerd met monopiles die 20 tot 30 keer kleiner zijn dan de palen met een diameter van 8 meter die nu in de praktijk worden gebruikt. De methode is getest op vier verschillende soorten bodem: middeldicht zand, dicht zand, medium harde klei en gelaagde grond. Daarbij is gekeken naar de volgende parameters: extractiedruk (met focus op veranderingen en pieken in druk), stromen, stapelverplaatsing, poriewaterdruk en plug verplaatsing.
Het HyPE-ST-project heeft de haalbaarheid aangetoond van de hydraulische extractiemethode voor verschillende bodemconfiguraties, maar moet nog wel verder ontwikkeld worden.
Monopiles zijn in feite grote stalen cilinders, elk met een gewicht van wel een miljoen kilo. Om ze uit de zeebodem te halen worden ze afgedicht aan de bovenkant en wordt er vloeistof (zeewater) aan de bovenkant ingepompt. Dit drukt de monopile naar boven. De hydraulisch druk moet voldoende zijn om de wrijving en weerstandskrachten langs de monopile te overwinnen.
Probleem: De samenstelling van de zeebodem wisselt, en daarmee ook de krachten die nodig zijn om de palen uit de grond te halen. En met de huidige praktijk moet dat ook nog onder water gebeuren.
TKI Wind op Zee, onderdeel van de Topsector Energie, houdt zich bezig met innovaties om ervoor te zorgen dat ook de ontmanteling van windparken op een kosteneffectieve en duurzame manier plaatsvindt.
Hydraulische extractie van monopiles is één van de nieuwe methoden om monopiles uit de zeebodem te krijgen. Het project Hydraulic Pile Extraction Scale Tests (HyPE-ST) test de haalbaarheid van deze manier van verwijderen.
In de tweede helft van 2019 zijn meer dan 30 tests gedaan op kleine monopiles, onder meer in de water- en bodemgoot van Deltares in Delft. De tests zijn uitgevoerd met monopiles die 20 tot 30 keer kleiner zijn dan de palen met een diameter van 8 meter die nu in de praktijk worden gebruikt. De methode is getest op vier verschillende soorten bodem: middeldicht zand, dicht zand, medium harde klei en gelaagde grond. Daarbij is gekeken naar de volgende parameters: extractiedruk (met focus op veranderingen en pieken in druk), stromen, stapelverplaatsing, poriewaterdruk en plug verplaatsing.
Het HyPE-ST-project heeft de haalbaarheid aangetoond van de hydraulische extractiemethode voor verschillende bodemconfiguraties, maar moet nog wel verder ontwikkeld worden.
Financiering zonnepanelen op bedrijfsdaken wordt nog makkelijker
De Nederlandse bankensector wil bijdragen aan de verduurzaming van de samenleving. Daartoe publiceert de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) twee varianten op de in 2018 gepubliceerde ‘Modelakte opstalrecht zonnestroomsystemen op bedrijfsdaken’.
De modelakten zijn voor situaties waarin een andere partij dan de gebouweigenaar zonnepanelen op bedrijfsdaken plaatst en exploiteert. De financiering is dan ingewikkeld, omdat er dan sprake is van meerdere hypotheken en meerdere financiers. De akten zijn bedoeld om dat proces te vereenvoudigen, zodat er meer duurzame energie kan worden opgewekt.
De eerste modelakte regelt de vestiging van het opstalrecht dat nodig is bij zonnepanelen op bedrijfsdaken. De twee nieuwe variant-akten zijn voor twee specifieke situaties. De eerste voor een gebouw op erfpachtgrond; de variant-akte regelt dan dat de benodigde ondererfpacht gevestigd kan worden. De tweede variant-akte is te gebruiken bij zonnepanelen op bedrijfsdaken in operational leaseconstructies. De akten zijn ontwikkeld door de Nederlandse Vereniging van Banken, met medewerking van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB).
De modelakten zijn voor situaties waarin een andere partij dan de gebouweigenaar zonnepanelen op bedrijfsdaken plaatst en exploiteert. De financiering is dan ingewikkeld, omdat er dan sprake is van meerdere hypotheken en meerdere financiers. De akten zijn bedoeld om dat proces te vereenvoudigen, zodat er meer duurzame energie kan worden opgewekt.
De eerste modelakte regelt de vestiging van het opstalrecht dat nodig is bij zonnepanelen op bedrijfsdaken. De twee nieuwe variant-akten zijn voor twee specifieke situaties. De eerste voor een gebouw op erfpachtgrond; de variant-akte regelt dan dat de benodigde ondererfpacht gevestigd kan worden. De tweede variant-akte is te gebruiken bij zonnepanelen op bedrijfsdaken in operational leaseconstructies. De akten zijn ontwikkeld door de Nederlandse Vereniging van Banken, met medewerking van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB).
Eerste hulp bij cv-ketel vervangen
Ook al gaat Nederland stap voor stap van het gas af, het kan een verstandige keuze zijn om de oude cv-ketel toch te vervangen door een nieuwe ketel op gas. Dat zegt voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal. De keuze hangt af van je woning en woonwijk. Om huiseigenaren te helpen, presenteert de organisatie vandaag een online maatadvies.
“Het is logisch dat mensen twijfelen over de vervanging van hun cv-ketel”, vertelt Mariken Stolk van Milieu Centraal. “Een nieuwe hr-ketel op aardgas is niet meer vanzelfsprekend, want Nederland gaat op den duur van het gas af”. Het antwoord op de vraag: ‘wat nu’ is voor iedere situatie anders. “Zo speelt mee hoe oud de cv-ketel is en of deze nog werkt, hoe goed de woning is geïsoleerd en natuurlijk wat de plannen van de gemeente zijn. Komt er een warmtenet, en zo ja op welke termijn?”
Is een huis bijvoorbeeld redelijk geïsoleerd, is de cv ketel aan vervanging toe en heeft de gemeente nog geen warmteplan? Het advies is dan om de nieuwe cv ketel te combineren met een hybride warmtepomp. De kans is namelijk groot dat er geen warmtenet in de wijk komt voor 2030. Tegen de tijd dat er een warmtenet komt, heeft een huiseigenaar al veel jaren kunnen besparen op gasverbruik en CO2-uitstoot. In de periode tot 2030 kan hij of zij elke verbouwing aangrijpen om de isolatie te verbeteren.
Een slecht geïsoleerde woning is nog niet geschikt voor een warmtepomp. Deze bewoners krijgen juist het advies om zo lang mogelijk met de cv-ketel te blijven doen en deze te repareren indien nodig. Daarnaast is het verstandig om zo snel mogelijk te beginnen met het verbeteren van de isolatie. Voor mensen die weten dat er op korte termijn een warmtenet komt in hun wijk, kan het de beste oplossing zijn om tijdelijk een cv-ketel te huren en niet meer te investeren in een nieuwe ketel.
Een zeer goed geïsoleerde woning is geschikt voor een volledig elektrische warmtepomp. Staat de woning in het buitengebied, dan komt daar vrijwel zeker geen warmtenet, en is het advies om een volledige warmtepomp te overwegen.
Installatiebedrijf Feenstra is enthousiast over de tool en kijkt naar de mogelijkheden om deze voor haar vakmensen in te zetten. “Hiermee kunnen onze monteurs de dagelijkse vragen van bewoners over de eerste stappen naar een duurzamere woning snel, eenduidig en objectief beantwoorden”, aldus Feenstra. De ontwikkeling van de advies op maat module past in een langer lopende aanpak van Milieu Centraal om mensen verder te helpen naar energiezuinig en aardgasvrij wonen.
“Het is logisch dat mensen twijfelen over de vervanging van hun cv-ketel”, vertelt Mariken Stolk van Milieu Centraal. “Een nieuwe hr-ketel op aardgas is niet meer vanzelfsprekend, want Nederland gaat op den duur van het gas af”. Het antwoord op de vraag: ‘wat nu’ is voor iedere situatie anders. “Zo speelt mee hoe oud de cv-ketel is en of deze nog werkt, hoe goed de woning is geïsoleerd en natuurlijk wat de plannen van de gemeente zijn. Komt er een warmtenet, en zo ja op welke termijn?”
Is een huis bijvoorbeeld redelijk geïsoleerd, is de cv ketel aan vervanging toe en heeft de gemeente nog geen warmteplan? Het advies is dan om de nieuwe cv ketel te combineren met een hybride warmtepomp. De kans is namelijk groot dat er geen warmtenet in de wijk komt voor 2030. Tegen de tijd dat er een warmtenet komt, heeft een huiseigenaar al veel jaren kunnen besparen op gasverbruik en CO2-uitstoot. In de periode tot 2030 kan hij of zij elke verbouwing aangrijpen om de isolatie te verbeteren.
Een slecht geïsoleerde woning is nog niet geschikt voor een warmtepomp. Deze bewoners krijgen juist het advies om zo lang mogelijk met de cv-ketel te blijven doen en deze te repareren indien nodig. Daarnaast is het verstandig om zo snel mogelijk te beginnen met het verbeteren van de isolatie. Voor mensen die weten dat er op korte termijn een warmtenet komt in hun wijk, kan het de beste oplossing zijn om tijdelijk een cv-ketel te huren en niet meer te investeren in een nieuwe ketel.
Een zeer goed geïsoleerde woning is geschikt voor een volledig elektrische warmtepomp. Staat de woning in het buitengebied, dan komt daar vrijwel zeker geen warmtenet, en is het advies om een volledige warmtepomp te overwegen.
Installatiebedrijf Feenstra is enthousiast over de tool en kijkt naar de mogelijkheden om deze voor haar vakmensen in te zetten. “Hiermee kunnen onze monteurs de dagelijkse vragen van bewoners over de eerste stappen naar een duurzamere woning snel, eenduidig en objectief beantwoorden”, aldus Feenstra. De ontwikkeling van de advies op maat module past in een langer lopende aanpak van Milieu Centraal om mensen verder te helpen naar energiezuinig en aardgasvrij wonen.
maandag 24 februari 2020
'Noodzaak voor netverzwaring aanzienlijk verminderd door slim laden elektrische auto’s'
Smart charging is inmiddels een vaak gebruikte term als je het hebt over een slim elektriciteitsnet (smart grid). Door auto’s slim te laden voorkom je overbelasting van het net, laad je als je eigen zonnepanelen stroom leveren en maak je gebruik van de schommelingen in de elektriciteitsprijs.
Binnen het Europese INVADE project heeft GreenFlux nu voor het eerst een algoritme ontwikkeld dat al deze doelen tegelijkertijd dient. In dit project werkte GreenFlux samen met de Nederlandse organisatie ElaadNL binnen een consortium van in totaal 12 Europese partijen.
Smart charging van elektrische auto’s gebeurt al langer. Steeds meer gebruik van wind en zon en een enorme toename van elektrisch laden zorgt voor grote pieken en dalen op het energienetwerk. Ook zorgt de toename van zon en wind voor grotere prijsschommelingen op de energiemarkten, een indicatie van het feit dat het moeilijker wordt vraag en aanbod te matchen met veel duurzame opwek binnen het energiesysteem.
In het INVADE project is aangetoond dat smart charging een goede manier is om beide uitdagingen te ondervangen. Smart charging is hiervoor nog slimmer gemaakt door enerzijds het Open Smart Charging Protocol (OSCP) te verbeteren en door anderzijds de fluctuerende beschikbare energie te gebruiken voor het laden van elektrische voertuigen.
GreenFlux richtte zich in het INVADE project op twee situaties: huishoudens en kantoren. De derde situatie, publieke laadpalen, werd door ElaadNL onderzocht. In de eerste categorie zat een vijftigtal huishoudens, die in ieder geval één elektrische auto, een privé laadpaal en liefst ook zonnepanelen hadden. In de categorie kantoren ging het om locaties van enkele laders tot een locatie met maar liefst 98 laadstations. In totaal waren er acht pilotlocaties met in totaal 199 laadpunten. Een belangrijke randvoorwaarde van het project was dat EV-rijders geen last zouden hebben van het slimmer laden en dat het een schaalbare oplossing zou zijn, zonder modificatie van bestaande apparatuur.
Het blijkt dat de business case voor kantoren op dit moment vooral zit in het uitsparen van netverzwaring. Door auto’s niet allemaal tegelijk te laden, kon in één geval een kostenbesparing van een kwart miljoen euro gerealiseerd worden, omdat slim laden zorgde dat een verzwaring van de gebouw-installatie niet nodig was. Ook de jaarlijkse additionele netbeheerderskosten van 80 duizend euro die zonder smart charging nodig waren geweest, waren dankzij de door GreenFlux toegepaste algoritmes overbodig. Bij huishoudens kan er technisch gezien een even grote besparing gerealiseerd kan worden als bij kantoren, waarbij deze besparing de netbeheerder ten deel valt.
De flexibiliteit die elektrische auto’s kunnen bieden, zeker als er straks miljoenen van zijn, is van grote waarde voor het energiesysteem. Het INVADE project heeft aangetoond dat indien de oplossingen in dit project opgeschaald worden naar een situatie waarin straks alle auto’s elektrisch zijn, het totale flexibele vermogen dat elektrische auto’s kunnen bieden zo’n zes tot negen keer groter is dan onze huidige totale vermogensvraag per dag.
Binnen het Europese INVADE project heeft GreenFlux nu voor het eerst een algoritme ontwikkeld dat al deze doelen tegelijkertijd dient. In dit project werkte GreenFlux samen met de Nederlandse organisatie ElaadNL binnen een consortium van in totaal 12 Europese partijen.
Smart charging van elektrische auto’s gebeurt al langer. Steeds meer gebruik van wind en zon en een enorme toename van elektrisch laden zorgt voor grote pieken en dalen op het energienetwerk. Ook zorgt de toename van zon en wind voor grotere prijsschommelingen op de energiemarkten, een indicatie van het feit dat het moeilijker wordt vraag en aanbod te matchen met veel duurzame opwek binnen het energiesysteem.
In het INVADE project is aangetoond dat smart charging een goede manier is om beide uitdagingen te ondervangen. Smart charging is hiervoor nog slimmer gemaakt door enerzijds het Open Smart Charging Protocol (OSCP) te verbeteren en door anderzijds de fluctuerende beschikbare energie te gebruiken voor het laden van elektrische voertuigen.
GreenFlux richtte zich in het INVADE project op twee situaties: huishoudens en kantoren. De derde situatie, publieke laadpalen, werd door ElaadNL onderzocht. In de eerste categorie zat een vijftigtal huishoudens, die in ieder geval één elektrische auto, een privé laadpaal en liefst ook zonnepanelen hadden. In de categorie kantoren ging het om locaties van enkele laders tot een locatie met maar liefst 98 laadstations. In totaal waren er acht pilotlocaties met in totaal 199 laadpunten. Een belangrijke randvoorwaarde van het project was dat EV-rijders geen last zouden hebben van het slimmer laden en dat het een schaalbare oplossing zou zijn, zonder modificatie van bestaande apparatuur.
Het blijkt dat de business case voor kantoren op dit moment vooral zit in het uitsparen van netverzwaring. Door auto’s niet allemaal tegelijk te laden, kon in één geval een kostenbesparing van een kwart miljoen euro gerealiseerd worden, omdat slim laden zorgde dat een verzwaring van de gebouw-installatie niet nodig was. Ook de jaarlijkse additionele netbeheerderskosten van 80 duizend euro die zonder smart charging nodig waren geweest, waren dankzij de door GreenFlux toegepaste algoritmes overbodig. Bij huishoudens kan er technisch gezien een even grote besparing gerealiseerd kan worden als bij kantoren, waarbij deze besparing de netbeheerder ten deel valt.
De flexibiliteit die elektrische auto’s kunnen bieden, zeker als er straks miljoenen van zijn, is van grote waarde voor het energiesysteem. Het INVADE project heeft aangetoond dat indien de oplossingen in dit project opgeschaald worden naar een situatie waarin straks alle auto’s elektrisch zijn, het totale flexibele vermogen dat elektrische auto’s kunnen bieden zo’n zes tot negen keer groter is dan onze huidige totale vermogensvraag per dag.
ACM kan consumenten beter gaan beschermen tegen warmteleveranciers
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) kan consumenten van warmte beter gaan beschermen tegen hun leveranciers. Als het aan de minister van Economische Zaken en Klimaat ligt, krijgt de toezichthouder meer mogelijkheden om de warmtetarieven te verlagen als een warmteleverancier een te hoog rendement behaalt. Daarnaast kan de ACM op termijn de maximale warmtetarieven baseren op de efficiënte kosten die de leverancier maakt. Dat is belangrijk omdat consumenten van warmte geheel afhankelijk zijn van hun leverancier en geen keuze hebben. Dat blijkt uit de bijdrage van Remko Bos, directeur Energie van de ACM, aan een briefing in de Tweede Kamer op 19 februari 2020.
De ACM kan op termijn de rendementen per warmteleverancier vaststellen. Met een rendementstoets kan ze dan vaststellen of een individuele leverancier een hoger dan ‘redelijk’ rendement behaalt. Als dat zo is, kan ze de warmtetarieven van die leverancier in het daaropvolgende jaar verlagen. De toets moet wel zorgvuldig worden toegepast, omdat een hoger rendement bijvoorbeeld ook kan komen doordat een bedrijf efficiënter is dan een ander bedrijf. Efficiëntie moet juist worden gestimuleerd.
Uit de drie achtereenvolgende rendementsonderzoeken die de ACM heeft gepubliceerd, blijkt dat de rendementen van warmteleveranciers over de jaren heen zijn gestegen. Wel blijkt er een grote variatie in rendementen tussen warmteleveranciers te zijn.
Een ander voornemen van de minister is om de maximale warmtetarieven te gaan baseren op de efficiënte kosten die de warmteleverancier maakt. Dit moet het uitgangspunt worden in de nieuwe Warmtewet. De ACM is blij met dat voornemen. Dat draagt bij aan meer transparantie over de warmtetarieven, bescherming van de consument en aan een goed investeringsklimaat, zei Remko Bos tijdens de briefing.
Momenteel worden de maximale warmtetarieven gebaseerd op het zogenaamde Niet-Meer-Dan-Anders (NMDA) principe. Dat zorgt ervoor dat een doorsnee consument op een warmtenet jaarlijks in totaal maximaal hetzelfde betaalt voor ruimteverwarming en warm tapwater als voor een aansluiting op een gasnet. Stijgen of dalen de totale kosten voor het gasverbruik, dan bewegen in principe ook de kosten voor consumenten met een warmteaansluiting mee.
De ACM kan op termijn de rendementen per warmteleverancier vaststellen. Met een rendementstoets kan ze dan vaststellen of een individuele leverancier een hoger dan ‘redelijk’ rendement behaalt. Als dat zo is, kan ze de warmtetarieven van die leverancier in het daaropvolgende jaar verlagen. De toets moet wel zorgvuldig worden toegepast, omdat een hoger rendement bijvoorbeeld ook kan komen doordat een bedrijf efficiënter is dan een ander bedrijf. Efficiëntie moet juist worden gestimuleerd.
Uit de drie achtereenvolgende rendementsonderzoeken die de ACM heeft gepubliceerd, blijkt dat de rendementen van warmteleveranciers over de jaren heen zijn gestegen. Wel blijkt er een grote variatie in rendementen tussen warmteleveranciers te zijn.
Een ander voornemen van de minister is om de maximale warmtetarieven te gaan baseren op de efficiënte kosten die de warmteleverancier maakt. Dit moet het uitgangspunt worden in de nieuwe Warmtewet. De ACM is blij met dat voornemen. Dat draagt bij aan meer transparantie over de warmtetarieven, bescherming van de consument en aan een goed investeringsklimaat, zei Remko Bos tijdens de briefing.
Momenteel worden de maximale warmtetarieven gebaseerd op het zogenaamde Niet-Meer-Dan-Anders (NMDA) principe. Dat zorgt ervoor dat een doorsnee consument op een warmtenet jaarlijks in totaal maximaal hetzelfde betaalt voor ruimteverwarming en warm tapwater als voor een aansluiting op een gasnet. Stijgen of dalen de totale kosten voor het gasverbruik, dan bewegen in principe ook de kosten voor consumenten met een warmteaansluiting mee.
Aquafin en Bolt breiden samenwerking uit met levering van energie uit afvalwater
Sinds september 2019 kunnen gezinnen in België energie afnemen van lokale, groene energie-opwekkers via het platform Bolt. Waterzuiveringsbedrijf Aquafin sprong als één van de eerste op de kar om energie van de zonnepanelen op hun sites aan te bieden via Bolt. Vanaf vandaag wordt ook hun energie, opgewekt uit het teveel aan zuiveringsslib, lokaal aangeboden.
Aquafin biedt al sinds deze zomer de energie voor 30 gezinnen uit zijn zonnepanelen (waaronder die van het park met 6500 m2 in Harelbeke) aan via Bolt. Met de pas gesloten overeenkomst rond het aanbieden van energie uit slibvergisting, bereikt Aquafin via Bolt nu meer dan 390 gezinnen.
Aquafin biedt al sinds deze zomer de energie voor 30 gezinnen uit zijn zonnepanelen (waaronder die van het park met 6500 m2 in Harelbeke) aan via Bolt. Met de pas gesloten overeenkomst rond het aanbieden van energie uit slibvergisting, bereikt Aquafin via Bolt nu meer dan 390 gezinnen.
zondag 23 februari 2020
Flevoland investeert in pilot waterstofbus
Gedeputeerde Staten van Flevoland besloten om te investeren in een pilot met een bus die op waterstof rijdt. De pilot wordt gesteund door de provincies Groningen en Fryslân en het OV-bureau Groningen-Drenthe. De pilot wordt uitgevoerd door Arriva.
Een bestaande dieselbus zal worden omgebouwd naar een bus die op waterstof rijdt. Die gaat in 2021 en 2022 rijden tussen Emmeloord en Groningen.
Op HOV-lijnen zoals Emmeloord – Groningen (lijn Q315) wordt vooral met touringcars gereden. Voor dit soort bussen is nog geen waterstofbus in productie. Een belangrijke reden voor de pilot is dan ook om busfabrikanten te prikkelen om touringcars op waterstof te gaan produceren. Dat is ook interessant voor het commerciële busvervoer.
De omgebouwde bus gaat vanaf december 2020 rijden van Emmeloord, via Joure en Heerenveen naar Groningen en andersom. Voor het tanken gaat de bus gebruikmaken van het bestaande waterstofvulpunt in Groningen.
Een bestaande dieselbus zal worden omgebouwd naar een bus die op waterstof rijdt. Die gaat in 2021 en 2022 rijden tussen Emmeloord en Groningen.
Op HOV-lijnen zoals Emmeloord – Groningen (lijn Q315) wordt vooral met touringcars gereden. Voor dit soort bussen is nog geen waterstofbus in productie. Een belangrijke reden voor de pilot is dan ook om busfabrikanten te prikkelen om touringcars op waterstof te gaan produceren. Dat is ook interessant voor het commerciële busvervoer.
De omgebouwde bus gaat vanaf december 2020 rijden van Emmeloord, via Joure en Heerenveen naar Groningen en andersom. Voor het tanken gaat de bus gebruikmaken van het bestaande waterstofvulpunt in Groningen.
vrijdag 21 februari 2020
Groninger gaswinning gaat dit jaar nog verder onder het veiligheidsadvies van toezichthouder SodM
Vanaf zomer 2022 is er in een gemiddeld jaar geen gaswinning meer nodig uit het Groningenveld. Dit heeft het kabinet al eerder besloten om de oorzaak van de aardbevingen aan te pakken.
Nu blijkt dat er dit jaar een verdere verlaging van de winning mogelijk is: van de verwachte 11,8 miljard kubieke meter dit jaar naar 10 miljard kubieke meter per jaar. Dit komt doordat een nog hogere stikstofinzet wordt gehaald en doordat de gasopslag Norg verder kon worden verruimd, maar ook de zachte winter speelt een rol.
Het kabinet blijft naar eigen zeggen zoeken naar verdere mogelijkheden om de gaswinning te verlagen. Dit jaar kan de winning in het huidige gasjaar inderdaad nog verder beperkt worden, onder andere door hogere inzet van stikstof. Het bijmengen van stikstof maakt van hoogcalorisch gas het voor consumenten en industrie geschikte laagcalorische gas.
GTS geeft aan dat als de afbouw van de vraag volgens planning verloopt het veld in 2025/2026 definitief kan worden gesloten. Alleen in een koud jaar is volgens GTS nog een klein restant, maximaal 0,5 miljard kubieke meter, nodig uit het veld. De sluiting en ontmanteling van productielocaties is al ingezet (zoals in Ten Post) en wordt de komende jaren voortgezet.
Nu blijkt dat er dit jaar een verdere verlaging van de winning mogelijk is: van de verwachte 11,8 miljard kubieke meter dit jaar naar 10 miljard kubieke meter per jaar. Dit komt doordat een nog hogere stikstofinzet wordt gehaald en doordat de gasopslag Norg verder kon worden verruimd, maar ook de zachte winter speelt een rol.
Het kabinet blijft naar eigen zeggen zoeken naar verdere mogelijkheden om de gaswinning te verlagen. Dit jaar kan de winning in het huidige gasjaar inderdaad nog verder beperkt worden, onder andere door hogere inzet van stikstof. Het bijmengen van stikstof maakt van hoogcalorisch gas het voor consumenten en industrie geschikte laagcalorische gas.
GTS geeft aan dat als de afbouw van de vraag volgens planning verloopt het veld in 2025/2026 definitief kan worden gesloten. Alleen in een koud jaar is volgens GTS nog een klein restant, maximaal 0,5 miljard kubieke meter, nodig uit het veld. De sluiting en ontmanteling van productielocaties is al ingezet (zoals in Ten Post) en wordt de komende jaren voortgezet.
Hoogspanningslijn Nieuwegein gaat ondergronds
De hoogspanningslijn in Nieuwegein gaat de grond in. De masten met elektriciteitsdraden torenen nu nog boven alles uit, maar daar wil de gemeenteraad vanaf, meldt RTV Utrecht.
Netbeheerder TenneT gaat de lijn in de woonwijken Galecop, Blokhoeve en Huis de Geer daarom verkabelen,.
Het gaat om een afstand van zo'n drie kilometer tussen de A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal.
Het verkabelen is een miljoenenproject. De gemeente kan dat niet in haar eentje betalen en zette het plan daarom jarenlang in de ijskast.
Netbeheerder TenneT gaat de lijn in de woonwijken Galecop, Blokhoeve en Huis de Geer daarom verkabelen,.
Het gaat om een afstand van zo'n drie kilometer tussen de A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal.
Het verkabelen is een miljoenenproject. De gemeente kan dat niet in haar eentje betalen en zette het plan daarom jarenlang in de ijskast.
Wintershall Noordzee start offshore gasproductie Noordzee
Wintershall Noordzee B.V. (een joint venture van Wintershall Dea en Gazprom EP International) is naar eigen zeggen succesvol gestart met de gaswinning vanuit het grensoverschrijdende ‘Sillimanite’ gasveld.
Het veld werd ontdekt in juni 2015 en strekt zich uit over het Engelse en Nederlandse Continentale Plat.
Wintershall Noordzee heeft de zogenoemde topside van haar ontmantelde P14-A productieplatform voor de tweede keer hergebruikt. Begonnen als de topside van P14-A in 1993, werd het in 2009 hergebruikt als bovenkant van productieplatform E18-A. Het is nu met zijn derde leven gestart als topside van het D12-B-platform nadat er enkele technische verbeteringen zijn doorgevoerd om emissies naar het milieu te verkleinen.
Wintershall Noordzee heeft de boorinstallatie Maersk Resolve gecontracteerd om te werken aan de ontwikkeling van het Sillimanite veld dat minimaal twee productieputten zal hebben. De eerste van de twee productieputten, D12-B1, werd geboord binnen de geplande termijn en binnen budget. Het geproduceerde gas wordt via de nieuw aangelegde, 12-kilometer lange pijpleiding getransporteerd van het D12-B-platform naar het bestaande D15-A-productieplatform, beide gelegen in Nederlandse wateren. Van daaruit wordt het gas via het NGT (Noordgastransport B.V. ) gastransportsysteem naar de wal vervoerd.
Het veld werd ontdekt in juni 2015 en strekt zich uit over het Engelse en Nederlandse Continentale Plat.
Wintershall Noordzee heeft de zogenoemde topside van haar ontmantelde P14-A productieplatform voor de tweede keer hergebruikt. Begonnen als de topside van P14-A in 1993, werd het in 2009 hergebruikt als bovenkant van productieplatform E18-A. Het is nu met zijn derde leven gestart als topside van het D12-B-platform nadat er enkele technische verbeteringen zijn doorgevoerd om emissies naar het milieu te verkleinen.
Wintershall Noordzee heeft de boorinstallatie Maersk Resolve gecontracteerd om te werken aan de ontwikkeling van het Sillimanite veld dat minimaal twee productieputten zal hebben. De eerste van de twee productieputten, D12-B1, werd geboord binnen de geplande termijn en binnen budget. Het geproduceerde gas wordt via de nieuw aangelegde, 12-kilometer lange pijpleiding getransporteerd van het D12-B-platform naar het bestaande D15-A-productieplatform, beide gelegen in Nederlandse wateren. Van daaruit wordt het gas via het NGT (Noordgastransport B.V. ) gastransportsysteem naar de wal vervoerd.
Liander: meer knelpunten in elektriciteitsnet
De afgelopen twee weken is het aantal knelpunten op het elektriciteitsnet verder toegenomen, meldt Liander. Dat komt met name door zonneparken, datacenters en andere energie-intensieve sectoren zoals de glastuinbouw. In deze update publiceren we nieuwe knelpunten op het elektriciteitsnet in Friesland, Gelderland en Noord-Holland.
Liander investeert in 2020 zo’n 882 miljoen om de knelpunten op het elektriciteitsnet op te lossen. Door langlopende vergunningstrajecten en een chronisch tekort aan technici zijn de knelpunten helaas niet van vandaag op morgen opgelost. Op deze pagina vindt u hier meer informatie over. Onderstaand de nieuwe plaatsen met een beperkte netcapaciteit.
In gebieden met knelpunten op het elektriciteitsnet maken we onderscheid tussen oranje en rode schaarstegebieden. In oranje gebieden is geen extra netcapaciteit beschikbaar en doen we onderzoek naar mogelijke oplossingen. De beperkte netcapaciteit geldt vaak voor een deel van de plaats. Onderstaand een overzicht van de nieuwe oranje schaarstegebieden.
In rode gebieden is geen extra netcapaciteit beschikbaar. Hier hebben we onderzoek gedaan naar congestiemanagement, het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod van elektriciteit door bedrijven en instellingen. Helaas is deze oplossing niet mogelijk. Vaak geldt de beperkte netcapaciteit voor een deel van de plaats.
Liander investeert in 2020 zo’n 882 miljoen om de knelpunten op het elektriciteitsnet op te lossen. Door langlopende vergunningstrajecten en een chronisch tekort aan technici zijn de knelpunten helaas niet van vandaag op morgen opgelost. Op deze pagina vindt u hier meer informatie over. Onderstaand de nieuwe plaatsen met een beperkte netcapaciteit.
In gebieden met knelpunten op het elektriciteitsnet maken we onderscheid tussen oranje en rode schaarstegebieden. In oranje gebieden is geen extra netcapaciteit beschikbaar en doen we onderzoek naar mogelijke oplossingen. De beperkte netcapaciteit geldt vaak voor een deel van de plaats. Onderstaand een overzicht van de nieuwe oranje schaarstegebieden.
In rode gebieden is geen extra netcapaciteit beschikbaar. Hier hebben we onderzoek gedaan naar congestiemanagement, het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod van elektriciteit door bedrijven en instellingen. Helaas is deze oplossing niet mogelijk. Vaak geldt de beperkte netcapaciteit voor een deel van de plaats.
donderdag 20 februari 2020
Plan voor zonnepark in Wanneperveen valt verkeerd
Een zonnepark van tientallen hectares, pal tegen natuurgebied de Wieden aan is omwonenden in Wanneperveen in het verkeerde keelgat geschoten, meldt RTV Oost.
Het bedrijf Powerfield wil het zonnepark neerzetten in een weiland ten noorden van de Veneweg, ter hoogte van de Brugjesgracht.
De weerstand is er vooral, omdat het zo dicht bij het waardevolle natuurgebied de Wieden is en bij de toeristische fietsroute naar Giethoorn.
In Steenwijkerland zijn nog genoeg lege daken van schuren en boerderijen waar zonnepanelen op zouden kunnen. Dat is veel minder belastend voor de omgeving.
Het bedrijf Powerfield wil het zonnepark neerzetten in een weiland ten noorden van de Veneweg, ter hoogte van de Brugjesgracht.
De weerstand is er vooral, omdat het zo dicht bij het waardevolle natuurgebied de Wieden is en bij de toeristische fietsroute naar Giethoorn.
In Steenwijkerland zijn nog genoeg lege daken van schuren en boerderijen waar zonnepanelen op zouden kunnen. Dat is veel minder belastend voor de omgeving.
Thales en General Electric gaan samenwerken voor betere veiligheid van energiecentrales
Thales en General Electric gaan samenwerken op het gebied van veiligheid van energiecentrales. Het doel is de energieopwekkende industrie te beschermen tegen digitale risico’s. Cruciaal daarbij is de integrale aanpak voor informatietechnologie (IT) en operationele technologie (OT) systemen die steeds meer aan elkaar gekoppeld worden.
Onderdeel van de samenwerking is de installatie van apparatuur bij het National Digital Exploitation Centre (NDEC) in het Verenigd Koninkrijk. Thales heeft dit educatiecentrum voor digitale veiligheid in samenwerking met de overheid in Wales opgericht. Cyberaanvallen plus reactiescenario’s worden hierin gesimuleerd, gedetecteerd en voorzien van structurele oplossingen met behulp van technologie van Thales en General Electric Steam Power.
Onderdeel van de samenwerking is de installatie van apparatuur bij het National Digital Exploitation Centre (NDEC) in het Verenigd Koninkrijk. Thales heeft dit educatiecentrum voor digitale veiligheid in samenwerking met de overheid in Wales opgericht. Cyberaanvallen plus reactiescenario’s worden hierin gesimuleerd, gedetecteerd en voorzien van structurele oplossingen met behulp van technologie van Thales en General Electric Steam Power.
’s Heeren Loo en Solarpark Galecop vernieuwen energiesector
Zorgaanbieder ’s Heeren Loo en zonne-energieleverancier Galecop beginnen aan een bijzonder project. Dat zal niet alleen leiden tot een verdere verduurzaming van Nederland, ook de energiesector staat aan de vooravond van ingrijpende veranderingen.
’s Heeren Loo neemt voortaan 42 procent van de energiebehoefte van een van zijn woonzorgparken rechtstreeks af bij Solarpark Galecop, producent van duurzame energie. Daarmee schakelen beide partijen de traditionele energiebedrijven als tussenschakel uit. Zo betaalt ’s Heeren Loo een scherper - en dus goedkoper - tarief voor zijn energie, terwijl Solarpark Galecop een betere - en dus hogere - prijs krijgt voor de duurzaam geproduceerde zonne-energie.
‘Hiermee zijn wij er zeker van dat we groene energie uit Nederland afnemen’, zegt Jan Fidder, voorzitter van de raad van Bestuur van ’s Heeren Loo. ‘s Heeren Loo ondersteunt in bijna heel Nederland mensen met een (verstandelijke) beperking. Met meer dan 125 jaar aan kennis en ervaring uit de praktijk en de nieuwste inzichten uit wetenschappelijk onderzoek en innovaties. Fidder: ‘We kiezen bewust voor Nederlandse energie, omdat we de groene energiemarkt in ons land willen stimuleren. Wij hebben onszelf drie beloftes gedaan: goed leven voor cliënten, mooi werk voor medewerkers en een duurzaam gezonde organisatie.’
’s Heeren Loo is samen met inkooppartner CT Energy uitgekomen op deze vernieuwende samenwerking met Solarpark Galecop. Omdat ’s Heeren Loo zijn energiehuishouding inmiddels ‘data gestuurd’ heeft ingericht, is het mogelijk om via het aggregatieplatform InteraCT van CT Energy op uurlijks gematchte basis energie te betrekken én af te rekenen, rechtstreeks van een duurzame energieproducent.
’s Heeren Loo is naar eigen zeggen de eerste zorgorganisatie in Nederland, zelfs in Europa, die op deze directe, data-gestuurde wijze haar duurzame energie betrekt. De komende periode zal er druk gewerkt worden aan het verder uitbreiden van deze wijze van inkopen gericht op het matchen van duurzame productie en de behoefte van ’s Heeren Loo.
’s Heeren Loo neemt voortaan 42 procent van de energiebehoefte van een van zijn woonzorgparken rechtstreeks af bij Solarpark Galecop, producent van duurzame energie. Daarmee schakelen beide partijen de traditionele energiebedrijven als tussenschakel uit. Zo betaalt ’s Heeren Loo een scherper - en dus goedkoper - tarief voor zijn energie, terwijl Solarpark Galecop een betere - en dus hogere - prijs krijgt voor de duurzaam geproduceerde zonne-energie.
‘Hiermee zijn wij er zeker van dat we groene energie uit Nederland afnemen’, zegt Jan Fidder, voorzitter van de raad van Bestuur van ’s Heeren Loo. ‘s Heeren Loo ondersteunt in bijna heel Nederland mensen met een (verstandelijke) beperking. Met meer dan 125 jaar aan kennis en ervaring uit de praktijk en de nieuwste inzichten uit wetenschappelijk onderzoek en innovaties. Fidder: ‘We kiezen bewust voor Nederlandse energie, omdat we de groene energiemarkt in ons land willen stimuleren. Wij hebben onszelf drie beloftes gedaan: goed leven voor cliënten, mooi werk voor medewerkers en een duurzaam gezonde organisatie.’
’s Heeren Loo is samen met inkooppartner CT Energy uitgekomen op deze vernieuwende samenwerking met Solarpark Galecop. Omdat ’s Heeren Loo zijn energiehuishouding inmiddels ‘data gestuurd’ heeft ingericht, is het mogelijk om via het aggregatieplatform InteraCT van CT Energy op uurlijks gematchte basis energie te betrekken én af te rekenen, rechtstreeks van een duurzame energieproducent.
’s Heeren Loo is naar eigen zeggen de eerste zorgorganisatie in Nederland, zelfs in Europa, die op deze directe, data-gestuurde wijze haar duurzame energie betrekt. De komende periode zal er druk gewerkt worden aan het verder uitbreiden van deze wijze van inkopen gericht op het matchen van duurzame productie en de behoefte van ’s Heeren Loo.
Florius introduceert chatbot voor verduurzamen woning
Vanaf nu kunnen consumenten in gesprek met Robert, een chatbot van Florius. Deze virtuele assistent geeft de consument snel inzicht in de mogelijkheden, kosten en mogelijke voordelen van het verduurzamen van de woning. En hoe de kosten hiervan betaald kunnen worden. Aan het eind van het chatgesprek kan de consument zijn persoonlijke verduurzaamoverzicht van de woning downloaden. Hierdoor weet de klant meer over wat hij kan doen om zijn woning te verduurzamen en kan hij goed voorbereid een eventueel hypotheekadviesgesprek in.
Chatbot Robert is een eenvoudige en toegankelijke oplossing die de drempel voor consumenten kan verlagen om energiebesparende maatregelen te treffen. De virtuele assistent neemt de consument stap voor stap mee zoals dat ook zou gebeuren in een persoonlijk gesprek. Na het “gesprek” met Robert heeft de consument een indicatie van de mogelijkheden, de kosten, wat het hem op kan leveren en hoe hij de kosten hiervan kan betalen. Voor de inschatting van de kosten van de energiebesparende maatregelen en de mogelijke besparing in energiekosten maakt Robert gebruik van de kennis en rekenmethodes van duurzame partner De Energiebespaarders.
Karin Polman, directeur van Florius: ‘Er is veel aandacht voor klimaatverandering. En woningverduurzaming is één van de maatregelen voor CO2-reductie. Iets dat ook de overheid actief stimuleert. Florius draagt daar graag aan bij. Want naast de voordelen voor het milieu, biedt het onze klanten ook een hoger wooncomfort en -belangrijk- een mogelijke besparing op de energierekening. Florius ziet het aankoopmoment en de geplande verbouwing als logische momenten om over woningverduurzaming te beginnen. Toch vinden klanten het vaak nog verwarrend. Ze horen verschillende geluiden en weten niet altijd hoe ze de eerste stap kunnen zetten. Virtueel assistent Robert helpt ze hierbij. Hij geeft een concreet plaatje van de mogelijkheden, afgestemd op de persoonlijke situatie. Zo is de consument goed voorbereid op een gesprek met de financieel adviseur.
Chatbot Robert is een eenvoudige en toegankelijke oplossing die de drempel voor consumenten kan verlagen om energiebesparende maatregelen te treffen. De virtuele assistent neemt de consument stap voor stap mee zoals dat ook zou gebeuren in een persoonlijk gesprek. Na het “gesprek” met Robert heeft de consument een indicatie van de mogelijkheden, de kosten, wat het hem op kan leveren en hoe hij de kosten hiervan kan betalen. Voor de inschatting van de kosten van de energiebesparende maatregelen en de mogelijke besparing in energiekosten maakt Robert gebruik van de kennis en rekenmethodes van duurzame partner De Energiebespaarders.
Karin Polman, directeur van Florius: ‘Er is veel aandacht voor klimaatverandering. En woningverduurzaming is één van de maatregelen voor CO2-reductie. Iets dat ook de overheid actief stimuleert. Florius draagt daar graag aan bij. Want naast de voordelen voor het milieu, biedt het onze klanten ook een hoger wooncomfort en -belangrijk- een mogelijke besparing op de energierekening. Florius ziet het aankoopmoment en de geplande verbouwing als logische momenten om over woningverduurzaming te beginnen. Toch vinden klanten het vaak nog verwarrend. Ze horen verschillende geluiden en weten niet altijd hoe ze de eerste stap kunnen zetten. Virtueel assistent Robert helpt ze hierbij. Hij geeft een concreet plaatje van de mogelijkheden, afgestemd op de persoonlijke situatie. Zo is de consument goed voorbereid op een gesprek met de financieel adviseur.
Tetrahedron ontvangt UNIIQ-investering voor innovatieve kraan
Windmolens op zee worden steeds groter en hoger. De Rotterdamse startup Tetrahedron heeft een innovatieve kraan ontwikkeld die bestaande hefplatformen geschikt maakt voor installatie van deze nieuwe generatie windmolens op zee. Om de innovatie verder te ontwikkelen ontvangt Tetrahedron een investering van proof-of-concept fonds UNIIQ. De investering werd bekendgemaakt door Wethouder Arjan van Gils (Financiën, Organisatie, Haven en Grote Projecten) tijdens de PortXL Selectiedagen in Rotterdam.
Windenergie op zee groeit de komende decennia enorm. Om aan de grote vraag aan windenergie te voldoen worden de windmolens op zee in hoog tempo groter en hoger. Bestaande jack-up schepen, zogenaamde hefplatformen, die de windmolens installeren kunnen binnenkort niet meer hoog genoeg tillen om bij de hoogste delen van windmolens te komen. Het Rotterdamse Tetrahedron ontwikkelt een innovatieve kraan die bestaande jack-up vessels geschikt kan maken om ook de volgende generaties 10-20MW windmolens op zee te kunnen installeren.
Eigenaren van jack-up schepen zijn hard op zoek naar mogelijkheden om hun schepen upgrades te geven om hoger te kunnen tillen en zo hun schip relevant te houden. Als ze niet voldoende kunnen meegroeien dan worden hun schepen binnen enkele jaren onbruikbaar voor de offshore windenergie.
De huidige upgrademogelijkheden zijn echter beperkt. Deze maken de kraan zwaarder waardoor deze verlies in tilvermogen met zich meebrengen. De kraan moet tijdens het varen in liggende positie worden gebracht en mag niet (veel) langer zijn dan de lengte van het schip. Ook daaraan kunnen de huidige upgrademogelijkheden moeilijk voldoen.
Het bijzondere aan het ontwerp van Tetrahedron is dat zij een innovatie hebben ontwikkeld waarmee een bestaande kraan een tilhoogte-upgrade krijgt zonder verlies van tilvermogen. Daarnaast wordt de kraan in liggende positie niet langer waardoor deze nog op het jack-up schip past tijdens het varen.
Tetrahedron zet de UNIIQ-investering in om de kraan verder door te ontwikkelen en de noodzakelijke stappen voor certificering te zetten.
Windenergie op zee groeit de komende decennia enorm. Om aan de grote vraag aan windenergie te voldoen worden de windmolens op zee in hoog tempo groter en hoger. Bestaande jack-up schepen, zogenaamde hefplatformen, die de windmolens installeren kunnen binnenkort niet meer hoog genoeg tillen om bij de hoogste delen van windmolens te komen. Het Rotterdamse Tetrahedron ontwikkelt een innovatieve kraan die bestaande jack-up vessels geschikt kan maken om ook de volgende generaties 10-20MW windmolens op zee te kunnen installeren.
Eigenaren van jack-up schepen zijn hard op zoek naar mogelijkheden om hun schepen upgrades te geven om hoger te kunnen tillen en zo hun schip relevant te houden. Als ze niet voldoende kunnen meegroeien dan worden hun schepen binnen enkele jaren onbruikbaar voor de offshore windenergie.
De huidige upgrademogelijkheden zijn echter beperkt. Deze maken de kraan zwaarder waardoor deze verlies in tilvermogen met zich meebrengen. De kraan moet tijdens het varen in liggende positie worden gebracht en mag niet (veel) langer zijn dan de lengte van het schip. Ook daaraan kunnen de huidige upgrademogelijkheden moeilijk voldoen.
Het bijzondere aan het ontwerp van Tetrahedron is dat zij een innovatie hebben ontwikkeld waarmee een bestaande kraan een tilhoogte-upgrade krijgt zonder verlies van tilvermogen. Daarnaast wordt de kraan in liggende positie niet langer waardoor deze nog op het jack-up schip past tijdens het varen.
Tetrahedron zet de UNIIQ-investering in om de kraan verder door te ontwikkelen en de noodzakelijke stappen voor certificering te zetten.
woensdag 19 februari 2020
Nieuwe put tot gasproductie op de Noordzee
Begin deze week is een start gemaakt met de gaswinning uit de nieuwe L5a-D4 put op het Nederlandse deel van de Noordzee. Deze put ligt in het L5a-D veld op iets meer dan 100 kilometer ten noorden van Den Helder.
De L5a-D4 betreft namelijk een zogenoemde hoge druk, hoge temperatuur-put en is geboord tot een diepte van 5,5 kilometer onder de Noordzee.
Waar wind- en zonne-energie steeds meer ons elektriciteitsaanbod verduurzamen, is daarnaast het inzetten van Nederlands offshore aardgas om Nederlandse huizen te verwarmen de meest logische keuze, stelt Neptune Energy Nederland, dat de boringen verzorgt.
Nederlandse gaswinning uit de kleine velden op de Noordzee dragen direct en indirect bij aan de Nederlandse economie. Daarnaast is aardgas de minst vervuilende fossiele brandstof en kent Nederlands aardgas een circa 30 procent lagere CO2-uitstoot dan geïmporteerd aardgas.
De L5a-D4 betreft namelijk een zogenoemde hoge druk, hoge temperatuur-put en is geboord tot een diepte van 5,5 kilometer onder de Noordzee.
Waar wind- en zonne-energie steeds meer ons elektriciteitsaanbod verduurzamen, is daarnaast het inzetten van Nederlands offshore aardgas om Nederlandse huizen te verwarmen de meest logische keuze, stelt Neptune Energy Nederland, dat de boringen verzorgt.
Nederlandse gaswinning uit de kleine velden op de Noordzee dragen direct en indirect bij aan de Nederlandse economie. Daarnaast is aardgas de minst vervuilende fossiele brandstof en kent Nederlands aardgas een circa 30 procent lagere CO2-uitstoot dan geïmporteerd aardgas.
Elektrisch beregenen goed voor milieu én portemonnee
De overstap naar elektrische beregeningsinstallaties door land- en tuinbouwers biedt kansen om kosten te besparen én de uitstoot van CO2 en stikstof terug te brengen. Dat blijkt uit onderzoek van Wageningen University & Research (WUR), Open Teelten.
In het onderzoek zijn de financiële- en milieueffecten beoordeeld van een overstap van door diesel aangedreven beregening naar door elektriciteit aangedreven beregening. Het onderzoek werd uitgevoerd voor twee regio’s die met elkaar verschillen qua gemiddelde bedrijfsopzet en qua behoefte aan beregenen: de Veenkoloniën/Oldambt in Groningen/Drenthe en het Zuidoostelijk veehouderijgebied in Oost-Brabant/Noord-Limburg. Conclusie: het economisch voordeel van een ondernemer bij een overstap naar elektrisch beregenen is afhankelijk van de bedrijfsopzet en de regio gemiddeld tussen de €1.300,- en €4.200,- per jaar. Zowel de kosten voor energiegebruik als de aanschaf- en onderhoudskosten van machines dalen.
Bij elektrisch beregenen op grijze stroom halveert bovendien de CO2-uitstoot ten opzichte van diesel. Bij gebruik van eigen opgewekte zonne-energie daalt de CO2-uitstoot met ongeveer 95%. Extra voordeel van elektrisch beregenen is dat hier geen stikstof bij vrijkomt. Op bedrijfsniveau is de daling in stikstof beperkt, ongeveer tussen de 20 en 45 kg NOx. Regionaal loopt dat op naar gemiddeld bijna 30.000 kg NOx voor de Veenkoloniën/Oldambt en 56.500 kg NOx voor Zuidoostelijk veehouderijgebied.
Om de energietransitie efficiënter te laten verlopen wordt vaak geadviseerd om zonne-energie daar in te zetten waar het wordt opgewekt. Dit is met name interessant in dunbevolkte agrarische gebieden waar het elektriciteitsnet minder zwaar is uitgelegd. Enpuls, onderdeel van Enexis Groep, richt zich onder andere op het elektrificeren van dieselwerktuigen. In dit kader heeft Enpuls aan WUR gevraagd om een onderzoek uit te voeren naar eigen opgewekte zonne-energie door agrariërs, met in het bijzonder de mogelijkheden van elektrisch beregenen. De akkerbouw kent gedurende de zomermaanden namelijk een lage energievraag. De beregening valt samen met droog en veelal zonnig weer; potentieel zou elektrisch beregenen een piek in zonne-energie kunnen opvangen.
In de jaren 2018 en 2019 is veel beregend in de akkerbouw. De verwachting is dat door klimaatverandering in de toekomst vaker beregend gaat worden. Uit het onderzoek komt naar voren dat op dit moment het aandeel van door diesel aangedreven beregeningsinstallaties tussen de 80% en 95% ligt, afhankelijk van de regio. Een overstap van diesel naar elektrische aandrijving kan dus bijdragen de aan financiële en milieutechnische verduurzaming van de akkerbouw.
In het onderzoek zijn de financiële- en milieueffecten beoordeeld van een overstap van door diesel aangedreven beregening naar door elektriciteit aangedreven beregening. Het onderzoek werd uitgevoerd voor twee regio’s die met elkaar verschillen qua gemiddelde bedrijfsopzet en qua behoefte aan beregenen: de Veenkoloniën/Oldambt in Groningen/Drenthe en het Zuidoostelijk veehouderijgebied in Oost-Brabant/Noord-Limburg. Conclusie: het economisch voordeel van een ondernemer bij een overstap naar elektrisch beregenen is afhankelijk van de bedrijfsopzet en de regio gemiddeld tussen de €1.300,- en €4.200,- per jaar. Zowel de kosten voor energiegebruik als de aanschaf- en onderhoudskosten van machines dalen.
Bij elektrisch beregenen op grijze stroom halveert bovendien de CO2-uitstoot ten opzichte van diesel. Bij gebruik van eigen opgewekte zonne-energie daalt de CO2-uitstoot met ongeveer 95%. Extra voordeel van elektrisch beregenen is dat hier geen stikstof bij vrijkomt. Op bedrijfsniveau is de daling in stikstof beperkt, ongeveer tussen de 20 en 45 kg NOx. Regionaal loopt dat op naar gemiddeld bijna 30.000 kg NOx voor de Veenkoloniën/Oldambt en 56.500 kg NOx voor Zuidoostelijk veehouderijgebied.
Om de energietransitie efficiënter te laten verlopen wordt vaak geadviseerd om zonne-energie daar in te zetten waar het wordt opgewekt. Dit is met name interessant in dunbevolkte agrarische gebieden waar het elektriciteitsnet minder zwaar is uitgelegd. Enpuls, onderdeel van Enexis Groep, richt zich onder andere op het elektrificeren van dieselwerktuigen. In dit kader heeft Enpuls aan WUR gevraagd om een onderzoek uit te voeren naar eigen opgewekte zonne-energie door agrariërs, met in het bijzonder de mogelijkheden van elektrisch beregenen. De akkerbouw kent gedurende de zomermaanden namelijk een lage energievraag. De beregening valt samen met droog en veelal zonnig weer; potentieel zou elektrisch beregenen een piek in zonne-energie kunnen opvangen.
In de jaren 2018 en 2019 is veel beregend in de akkerbouw. De verwachting is dat door klimaatverandering in de toekomst vaker beregend gaat worden. Uit het onderzoek komt naar voren dat op dit moment het aandeel van door diesel aangedreven beregeningsinstallaties tussen de 80% en 95% ligt, afhankelijk van de regio. Een overstap van diesel naar elektrische aandrijving kan dus bijdragen de aan financiële en milieutechnische verduurzaming van de akkerbouw.
Waterstof kan energietransitie landbouw aanvullen
WUR en TNO starten in Lelystad het Fieldlab, een proefproject waar geëxperimenteerd wordt met kleinschalige opwekking van waterstof op (boeren)bedrijven met behulp van op dezelfde locatie geproduceerde zonne- en windenergie. In het project wordt ook de productie van waterstof op zee uit zonne- en windenergie gesimuleerd. Het ministerie van Economische Zaken financiert het vijfjarige project dat in de zomer 2020 van start gaat. Het project wordt morgen (6 februari) gepresenteerd tijdens de Nationale Waterstofdag.
Waterstof is belangrijk voor de energietransitie in de landbouw. Veel boeren wekken energie op met zonnepanelen of windturbines, maar soms kan het lokale elektriciteitsnetwerk dat niet aan. Ook wordt ’s zomers en overdag meer zonne-energie opgewekt terwijl veel energie vooral ’s winters en in de avond en nacht nodig is. Door de onbalans en de beperkte capaciteit van het elektriciteitsnetwerk moeten boeren hun zonneparken of windturbines soms zelfs uitschakelen omdat het net de toelevering niet aankan. De energie kan dan niet voldoende worden opgeslagen in accu’s.
ACRRES, het landelijke praktijkcentrum van de WUR voor de toepassing van duurzame groene energie en grondstoffen, en TNO gaan daarom samen kijken hoe agrariërs duurzame energie op hun bedrijf kunnen omzetten en opslaan in de vorm van waterstof. Dit vluchtige gas kan zo dienen als energiedrager die boeren kunnen inzetten voor de energievoorziening op hun bedrijf én als schone brandstof voor tractoren en vrachtwagens.
“Waterstof heeft veel potentie als ontbrekende schakel binnen de energietransitie, maar er leven nog enkele belangrijke vragen waar we ons samen met TNO in zullen gaan verdiepen, niet alleen op het gebied van productie maar bijvoorbeeld ook hoe je het veilig kunt opslaan”, aldus Chris de Visser, manager van ACRRES. Het proefproject vindt plaats bij het proefstation van ACRRES in Lelystad. Hier bevinden zich al windmolenparken, testmolens en zonnepanelen.
Nederland bouwt grote offshore windparken die een groot deel van de Nederlandse energie gaan verzorgen. Peter Eecen van TNO: “Tussen 2030 en 2040 zal een moment komen dat we meer offshore windvermogen leveren dan we aan totale elektrisch vermogen gebruiken. Dan is het op grote schaal produceren van waterstof een oplossing.”
In het project wordt daarom ook onderzocht hoe deze productie op zee het beste nagebootst kan worden, hoeveel waterstof geproduceerd kan worden, en hoe het toegepast kan worden. TNO ontwikkelt regelingen om de regelbaarheid van de diverse systemen optimaal te gebruiken om het elektrische net stabiel te houden.
ACRRES en TNO presenteren hun project morgen (6 februari) tijdens de eerste Nationale Waterstofdag, op het terrein van ACRRES in Lelystad. Tijdens deze dag zullen sprekers als Marjan van Loon (president-directeur Shell Nederland), Ad van Wijk (professor Future Energy Systems TU Delft) en Manon Janssen (bestuursvoorzitter Ecorys en voorzitter Klimaattafel Industrie) en vertegenwoordigers van Alliander, TNO en WUR hun ideeën delen over de kansen die waterstof biedt. Ook kunnen bezoekers kennismaken met praktijktoepassingen zoals een heftruck, auto en generator op waterstof en een waterstoftankstation.
Waterstof is belangrijk voor de energietransitie in de landbouw. Veel boeren wekken energie op met zonnepanelen of windturbines, maar soms kan het lokale elektriciteitsnetwerk dat niet aan. Ook wordt ’s zomers en overdag meer zonne-energie opgewekt terwijl veel energie vooral ’s winters en in de avond en nacht nodig is. Door de onbalans en de beperkte capaciteit van het elektriciteitsnetwerk moeten boeren hun zonneparken of windturbines soms zelfs uitschakelen omdat het net de toelevering niet aankan. De energie kan dan niet voldoende worden opgeslagen in accu’s.
ACRRES, het landelijke praktijkcentrum van de WUR voor de toepassing van duurzame groene energie en grondstoffen, en TNO gaan daarom samen kijken hoe agrariërs duurzame energie op hun bedrijf kunnen omzetten en opslaan in de vorm van waterstof. Dit vluchtige gas kan zo dienen als energiedrager die boeren kunnen inzetten voor de energievoorziening op hun bedrijf én als schone brandstof voor tractoren en vrachtwagens.
“Waterstof heeft veel potentie als ontbrekende schakel binnen de energietransitie, maar er leven nog enkele belangrijke vragen waar we ons samen met TNO in zullen gaan verdiepen, niet alleen op het gebied van productie maar bijvoorbeeld ook hoe je het veilig kunt opslaan”, aldus Chris de Visser, manager van ACRRES. Het proefproject vindt plaats bij het proefstation van ACRRES in Lelystad. Hier bevinden zich al windmolenparken, testmolens en zonnepanelen.
Nederland bouwt grote offshore windparken die een groot deel van de Nederlandse energie gaan verzorgen. Peter Eecen van TNO: “Tussen 2030 en 2040 zal een moment komen dat we meer offshore windvermogen leveren dan we aan totale elektrisch vermogen gebruiken. Dan is het op grote schaal produceren van waterstof een oplossing.”
In het project wordt daarom ook onderzocht hoe deze productie op zee het beste nagebootst kan worden, hoeveel waterstof geproduceerd kan worden, en hoe het toegepast kan worden. TNO ontwikkelt regelingen om de regelbaarheid van de diverse systemen optimaal te gebruiken om het elektrische net stabiel te houden.
ACRRES en TNO presenteren hun project morgen (6 februari) tijdens de eerste Nationale Waterstofdag, op het terrein van ACRRES in Lelystad. Tijdens deze dag zullen sprekers als Marjan van Loon (president-directeur Shell Nederland), Ad van Wijk (professor Future Energy Systems TU Delft) en Manon Janssen (bestuursvoorzitter Ecorys en voorzitter Klimaattafel Industrie) en vertegenwoordigers van Alliander, TNO en WUR hun ideeën delen over de kansen die waterstof biedt. Ook kunnen bezoekers kennismaken met praktijktoepassingen zoals een heftruck, auto en generator op waterstof en een waterstoftankstation.
dinsdag 18 februari 2020
Liander vraagt klanten om vermogensprognose voor komende 10 jaar
Voor de voortdurende economische groei en versnelling van de energietransitie neemt de afname en opwek van elektriciteit op het energienet snel toe. Dit heeft forse impact op de energienetten van Liander. Om een goede inschatting te maken van de in de toekomst benodigde netcapaciteit vraagt Liander zijn grootzakelijke klanten om voor 1 april 2020 een prognose van het benodigde transportvermogen voor de komende 10 jaar op te geven.
De Nederlandse economie groeit en de energietransitie versnelt. Door de toename van vraag naar elektriciteit en de snelle opkomst van zonne-energie wordt het steeds drukker op het elektriciteitsnet. Zelfs zo druk dat er gebieden zijn waar grote bedrijven geen nieuwe of extra capaciteit kunnen krijgen of leveren. Extra of nieuwe capaciteit op het elektriciteitsnet aanvragen is geen vanzelfsprekendheid meer. In gebieden waar de capaciteit van het net zijn grenzen heeft bereikt, kan het gebeuren dat ondernemingen die elektriciteit afnemen of opwekken langer moeten wachten op extra netcapaciteit.
Om de betrouwbaarheid van het elektriciteitsnet te garanderen vraagt Liander zijn grootzakelijke klanten een inschatting te maken van het verwachte transportvermogen voor zowel afname als opwek van elektriciteit voor de komende 10 jaar. Deze prognose is een wettelijke verplichting en geldt voor klanten met een gecontracteerd transportvermogen van meer dan 1.000 kW per aansluiting en/of aansluiting groter dan 2MVA.
Aan de hand van de 10-jaarprognoses krijgt Liander een zo accuraat mogelijk inzicht van de totale belasting op het elektriciteitsnet. Zo kan men het energienetwerk optimaal inrichten voor de toekomst. Knelpunten op het net kunnen zo worden voorkomen en initiatieven om het net uit te breiden tijdig in gang worden gezet.
De Nederlandse economie groeit en de energietransitie versnelt. Door de toename van vraag naar elektriciteit en de snelle opkomst van zonne-energie wordt het steeds drukker op het elektriciteitsnet. Zelfs zo druk dat er gebieden zijn waar grote bedrijven geen nieuwe of extra capaciteit kunnen krijgen of leveren. Extra of nieuwe capaciteit op het elektriciteitsnet aanvragen is geen vanzelfsprekendheid meer. In gebieden waar de capaciteit van het net zijn grenzen heeft bereikt, kan het gebeuren dat ondernemingen die elektriciteit afnemen of opwekken langer moeten wachten op extra netcapaciteit.
Om de betrouwbaarheid van het elektriciteitsnet te garanderen vraagt Liander zijn grootzakelijke klanten een inschatting te maken van het verwachte transportvermogen voor zowel afname als opwek van elektriciteit voor de komende 10 jaar. Deze prognose is een wettelijke verplichting en geldt voor klanten met een gecontracteerd transportvermogen van meer dan 1.000 kW per aansluiting en/of aansluiting groter dan 2MVA.
Aan de hand van de 10-jaarprognoses krijgt Liander een zo accuraat mogelijk inzicht van de totale belasting op het elektriciteitsnet. Zo kan men het energienetwerk optimaal inrichten voor de toekomst. Knelpunten op het net kunnen zo worden voorkomen en initiatieven om het net uit te breiden tijdig in gang worden gezet.
Niet slaan, maar draaien
Hoe zet je een windturbine vast op de zeebodem? Dat kan door funderingspalen stevig de bodem in te slaan. Maar sinds kort is het ook mogelijk de palen de bodem in te draaien. Dat is stiller, zorgt voor minder geluidsoverlast voor zeedieren en is goedkoper. De methode, Gentle Driving of Piles (GDP), is ontwikkeld door TU Delft, in samenwerking met onder andere Shell en wordt getest op de Tweede Maasvlakte.
Er komen steeds meer windmolens op zee. Dat is goed, want zo komt er meer duurzame energie. De windturbines moeten uiteraard wel stevig blijven staan en bestand zijn tegen wind en golven. In de regel worden de funderingspalen de bodem ingeslagen; geheid dus. Dat heeft een groot nadeel: herrie. Om geluidsoverlast tegen te gaan, moeten er geluidsbeperkende maatregelen worden genomen. Doordat de windturbines steeds groter worden en de funderingen steeds zwaarder stijgen ook de kosten van geluidsbeperking.
Andrei Metrikine, hoofd van de afdeling Offshore Engineering van TU Delft bedacht een nieuwe methode voor het vastzetten van windturbines op de zeebodem. En wel door te draaien. Vergelijk het met het openen van een champagnefles. Voordeel van deze nieuwe methode? Het is goedkoper dan de huidige methode en zorgt voor minder geluidsoverlast voor zeezoogdieren en vissen.
’Door te draaien, zorgen we voor minder frictie en dat verstoort de grond minder en zorgt voor minder geluid,’ zegt Andrei Metrikine.
Op de Tweede Maasvlakte in de Rotterdamse haven is de afgelopen maanden volop getest met deze nieuwe manier van heien. Daar zijn acht palen de grond in gegaan. Een aantal volgens de oude methode, de andere via de nieuwe. Zo wordt onderzocht of GDP goed werkt. De resultaten zijn positief. De volgende stap is om de nieuwe methode ook daadwerkelijk te gaan toepassen bij grote windprojecten op zee.
GDP is een project van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en wordt ondersteund door TKI Wind op Zee van de Topsector Energie. Het project wordt geleid door TU Delft. Shell, Boskalis, Cape Holland, Deltares, DOT, Eneco, IHC IQIP, Innogy, Seaway7, SIF, TNO and Van Oord zijn als partner betrokken. GDP valt onder het GROW Offshore Wind programma. Dit onderzoeksprogramma is gericht op het versnellen van innovaties op het gebied van offshore windenergie.
Er komen steeds meer windmolens op zee. Dat is goed, want zo komt er meer duurzame energie. De windturbines moeten uiteraard wel stevig blijven staan en bestand zijn tegen wind en golven. In de regel worden de funderingspalen de bodem ingeslagen; geheid dus. Dat heeft een groot nadeel: herrie. Om geluidsoverlast tegen te gaan, moeten er geluidsbeperkende maatregelen worden genomen. Doordat de windturbines steeds groter worden en de funderingen steeds zwaarder stijgen ook de kosten van geluidsbeperking.
Andrei Metrikine, hoofd van de afdeling Offshore Engineering van TU Delft bedacht een nieuwe methode voor het vastzetten van windturbines op de zeebodem. En wel door te draaien. Vergelijk het met het openen van een champagnefles. Voordeel van deze nieuwe methode? Het is goedkoper dan de huidige methode en zorgt voor minder geluidsoverlast voor zeezoogdieren en vissen.
’Door te draaien, zorgen we voor minder frictie en dat verstoort de grond minder en zorgt voor minder geluid,’ zegt Andrei Metrikine.
Op de Tweede Maasvlakte in de Rotterdamse haven is de afgelopen maanden volop getest met deze nieuwe manier van heien. Daar zijn acht palen de grond in gegaan. Een aantal volgens de oude methode, de andere via de nieuwe. Zo wordt onderzocht of GDP goed werkt. De resultaten zijn positief. De volgende stap is om de nieuwe methode ook daadwerkelijk te gaan toepassen bij grote windprojecten op zee.
GDP is een project van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en wordt ondersteund door TKI Wind op Zee van de Topsector Energie. Het project wordt geleid door TU Delft. Shell, Boskalis, Cape Holland, Deltares, DOT, Eneco, IHC IQIP, Innogy, Seaway7, SIF, TNO and Van Oord zijn als partner betrokken. GDP valt onder het GROW Offshore Wind programma. Dit onderzoeksprogramma is gericht op het versnellen van innovaties op het gebied van offshore windenergie.
ABN AMRO investeert in verdere daling eigen energieverbruik
ABN AMRO versnelt het tempo van reductie van de eigen CO2 footprint. Voor de komende 10 jaar is er budget gereserveerd om gebouwen en systemen nog energiezuiniger te maken. Onlangs tekende ABN AMRO een contract met Koninklijke BAM Groep en Klokgroep, die een belangrijke rol spelen in dit proces.
Het doel is om in 2030 een CO2 footprint te hebben die in lijn is met de ‘Parijs ambitie’ voor 2050. Dat betekent rond 2030 een gemiddeld energieverbruik van 50 kWh per m2 BVO.
Vanuit circulair oogpunt worden technische installaties vervangen als ze aan het eind van de levensduur zijn. Vandaar de doorlooptijd van 10 jaar. Daarnaast is een belangrijk uitgangspunt dat er geen fossiele brandstof meer wordt gebruikt in de eigen gebouwen.
Alle kantoren worden ingericht volgens het zogeheten Greene concept. Panden worden zo duurzaam en circulair mogelijk verbouwd.
Met deze investering daalt de CO2 uitstoot de komende 10 jaar geleidelijk met in totaal 65 procent ten opzichte van 2020.
Het doel is om in 2030 een CO2 footprint te hebben die in lijn is met de ‘Parijs ambitie’ voor 2050. Dat betekent rond 2030 een gemiddeld energieverbruik van 50 kWh per m2 BVO.
Vanuit circulair oogpunt worden technische installaties vervangen als ze aan het eind van de levensduur zijn. Vandaar de doorlooptijd van 10 jaar. Daarnaast is een belangrijk uitgangspunt dat er geen fossiele brandstof meer wordt gebruikt in de eigen gebouwen.
Alle kantoren worden ingericht volgens het zogeheten Greene concept. Panden worden zo duurzaam en circulair mogelijk verbouwd.
Met deze investering daalt de CO2 uitstoot de komende 10 jaar geleidelijk met in totaal 65 procent ten opzichte van 2020.
Loketten voor transportindicaties SDE+ weer open
Vanaf 17 februari kunnen producenten van duurzame energie bij hun netbeheerder een aanvraag indienen voor een transportindicatie. De producenten hebben dit document nodig om aanspraak te kunnen maken op subsidie uit de voorjaarsronde Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) 2020. De transportindicatie geeft aan of er voldoende netcapaciteit beschikbaar is op de beoogde locatie binnen de realisatietermijn van de SDE+-regeling.
De transportindicatie is sinds vorig najaar onderdeel van de aanvraagprocedure voor SDE+. De minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat stelde deze nieuwe voorwaarde, omdat op een toenemend aantal plekken in Nederland schaarste op het net optrad, onder meer door de zeer snelle toename van grote zonneparken. Deze parken zijn in een paar jaar verveelvoudigd; sneller dan het net op deze plaatsen kan worden uitgebreid. Met het inbouwen van de transportindicatie wil minister Wiebes de slagingskans van projecten met afgegeven SDE+ verbeteren en voorkomen dat subsidiegeld vastzit in projecten die uiteindelijk niet gerealiseerd worden.
De netbeheerder geeft een transportindicatie af, tenzij er in het betreffende gebied geen ruimte op het elektriciteitsnet beschikbaar is. Een afgegeven transportindicatie geeft echter geen garantie dat het gevraagde transportvermogen in de toekomst daadwerkelijk beschikbaar is. Omdat er geruime tijd zit tussen de aanvraag van de transportindicatie, de toekenning van de subsidie door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de opdrachtverstrekking aan de netbeheerder, kan het gebeuren dat er in de tussentijd andere duurzame opwek-initiatieven uit een vorige SDE+-ronde op het betreffende deel van het elektriciteitsnet zijn bijgekomen. In zo’n geval kan alle beschikbare transportcapaciteit van het betreffende elektriciteitsnet al zijn gecontracteerd op het moment dat de subsidie wordt toegekend. Ook de producent met een transportindicatie moet dan wachten met terugleveren van elektriciteit totdat het elektriciteitsnet is uitgebreid of er andere oplossingen beschikbaar zijn.
De netbeheerders hebben inmiddels actuele overzichten gepubliceerd van de gebieden waar schaarste op het net is. De komende tijd willen de netbeheerders de informatievoorziening over de knelpunten in het net en de redenen daarvoor verder verbeteren. Daarover worden branchebreed gesprekken gevoerd met marktpartijen, de toezichthouder en het ministerie van EZK.
De transportindicatie is sinds vorig najaar onderdeel van de aanvraagprocedure voor SDE+. De minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat stelde deze nieuwe voorwaarde, omdat op een toenemend aantal plekken in Nederland schaarste op het net optrad, onder meer door de zeer snelle toename van grote zonneparken. Deze parken zijn in een paar jaar verveelvoudigd; sneller dan het net op deze plaatsen kan worden uitgebreid. Met het inbouwen van de transportindicatie wil minister Wiebes de slagingskans van projecten met afgegeven SDE+ verbeteren en voorkomen dat subsidiegeld vastzit in projecten die uiteindelijk niet gerealiseerd worden.
De netbeheerder geeft een transportindicatie af, tenzij er in het betreffende gebied geen ruimte op het elektriciteitsnet beschikbaar is. Een afgegeven transportindicatie geeft echter geen garantie dat het gevraagde transportvermogen in de toekomst daadwerkelijk beschikbaar is. Omdat er geruime tijd zit tussen de aanvraag van de transportindicatie, de toekenning van de subsidie door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de opdrachtverstrekking aan de netbeheerder, kan het gebeuren dat er in de tussentijd andere duurzame opwek-initiatieven uit een vorige SDE+-ronde op het betreffende deel van het elektriciteitsnet zijn bijgekomen. In zo’n geval kan alle beschikbare transportcapaciteit van het betreffende elektriciteitsnet al zijn gecontracteerd op het moment dat de subsidie wordt toegekend. Ook de producent met een transportindicatie moet dan wachten met terugleveren van elektriciteit totdat het elektriciteitsnet is uitgebreid of er andere oplossingen beschikbaar zijn.
De netbeheerders hebben inmiddels actuele overzichten gepubliceerd van de gebieden waar schaarste op het net is. De komende tijd willen de netbeheerders de informatievoorziening over de knelpunten in het net en de redenen daarvoor verder verbeteren. Daarover worden branchebreed gesprekken gevoerd met marktpartijen, de toezichthouder en het ministerie van EZK.
maandag 17 februari 2020
Vertrouwen als succesfactor in de energietransitie
"Stel de burger centraal als het gaat over het overschakelen naar toekomstbestendige en aardgasvrije wijken. Een wijk is geen project, maar een gemeenschap van mensen met wensen en persoonlijke zorgen. Vertrouwen is daarbij een ongelofelijk belangrijk woord.”
Zo sprak Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen 13 februari in Arnhem op de Conferentie Wijk van de Toekomst 2020. Ruim 300 Gelderse deelnemers kwamen naar de Eusebiuskerk in Arnhem om te praten over toekomstbestendige en aardgasvrije wijken.
Provincie Gelderland, Gelders Energie Akkoord (GEA) en samenwerkende partijen in Wijk van de Toekomst organiseerden de conferentie.
Gedeputeerde Peter Kerris provincie Gelderland deed een oproep voor een bredere aanpak in wijken: “Door energietransitie onderdeel te maken van verbeteringen in de wijk werken we samen met bewoners aan meer woonplezier nu én in de toekomst.”
Gedeputeerde Jan van der Meer pleitte voor gebouwgebonden leningen. Zo kan lening overgedragen worden op naar een volgende bewoner. Dat stimuleert ook oudere inwoners om te investeren. En een subsidie voor de onrendabele top : “We moeten ervoor zorgen dat deze snel beschikbaar komt. Nu loopt het vaak vast op de betaalbaarheid en de financiering. Als provincie maakte we hier al een begin mee met de Toekomstbestendig Wonen Lening. Hieraan doet al de helft van de gemeenten aan mee. Nu de andere helft nog.”
Zo sprak Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen 13 februari in Arnhem op de Conferentie Wijk van de Toekomst 2020. Ruim 300 Gelderse deelnemers kwamen naar de Eusebiuskerk in Arnhem om te praten over toekomstbestendige en aardgasvrije wijken.
Provincie Gelderland, Gelders Energie Akkoord (GEA) en samenwerkende partijen in Wijk van de Toekomst organiseerden de conferentie.
Gedeputeerde Peter Kerris provincie Gelderland deed een oproep voor een bredere aanpak in wijken: “Door energietransitie onderdeel te maken van verbeteringen in de wijk werken we samen met bewoners aan meer woonplezier nu én in de toekomst.”
Gedeputeerde Jan van der Meer pleitte voor gebouwgebonden leningen. Zo kan lening overgedragen worden op naar een volgende bewoner. Dat stimuleert ook oudere inwoners om te investeren. En een subsidie voor de onrendabele top : “We moeten ervoor zorgen dat deze snel beschikbaar komt. Nu loopt het vaak vast op de betaalbaarheid en de financiering. Als provincie maakte we hier al een begin mee met de Toekomstbestendig Wonen Lening. Hieraan doet al de helft van de gemeenten aan mee. Nu de andere helft nog.”
Hoe gezinnen met lage inkomens te helpen met energietransitie
De komende decennia worden zo'n 2 miljoen sociale-huurwoningen in Nederland gerenoveerd om ze energiezuiniger te maken. Dit zal gevolgen hebben voor de gezinnen met een laag inkomen die in deze woningen wonen, vooral voor de gezinnen die nu al moeite hebben met het betalen van hun energierekening. Om de financiële en sociale impact van deze energietransitie in kaart te brengen, heeft een team van wetenschappers van drie universiteiten onder leiding van de TU/e de handen ineengeslagen met vier woningbouwcorporaties om een vijfjarig onderzoeksprogramma te starten.
Het BEL-project (Behaviour, Energy transition, Low income) wordt ondersteund met een NWO-subsidie van 0,5 miljoen euro. Het zal proberen een antwoord te geven op vragen als: Verandert het verbruik van energie en andere goederen door gezinnen met een laag inkomen tijdens de energietransitie en in welke richting? Wat gebeurt er met het aantal huishoudens dat nu al te maken heeft met energiearmoede? Passen mensen hun gedrag aan en wat zijn de achterliggende motieven?
BEL hanteert een holistische aanpak die gebaseerd is op een unieke combinatie van academische en praktische kennis in het onderzoeksteam. De gezamenlijke expertise van empirisch econoom Ioulia Ossokina, gedragswetenschapper Theo Arentze (beiden van de faculteit Bouwkunde van de TU/e), theoretisch econoom Vladimir Karamychev (Erasmus Universiteit Rotterdam) en datawetenschapper Suzan Verberne (Universiteit Leiden) wordt verrijkt met praktische kennis en gegevens van vier sociale woningbouwcorporaties: Woonbedrijf uit Eindhoven, Elan Wonen en Pré Wonen uit Haarlem en Woonlinie uit Zaltbommel.
BEL bestaat uit twee belangrijke onderzoekslijnen. De eerste betreft empirische meting van de gedragsreacties van huurders met een laag inkomen en hun onderliggende motieven op basis van big data. In de tweede onderzoekslijn zullen onderzoekers een structureel model bouwen en toepassen om de effecten van verbeteringen in de energie-efficiëntie voor huishoudens met een laag inkomen te analyseren en te voorspellen. Uiteindelijk is het de bedoeling om praktische instrumenten te ontwikkelen om de energietransitie in de sociale woningbouw te optimaliseren.
Het BEL-project (Behaviour, Energy transition, Low income) wordt ondersteund met een NWO-subsidie van 0,5 miljoen euro. Het zal proberen een antwoord te geven op vragen als: Verandert het verbruik van energie en andere goederen door gezinnen met een laag inkomen tijdens de energietransitie en in welke richting? Wat gebeurt er met het aantal huishoudens dat nu al te maken heeft met energiearmoede? Passen mensen hun gedrag aan en wat zijn de achterliggende motieven?
BEL hanteert een holistische aanpak die gebaseerd is op een unieke combinatie van academische en praktische kennis in het onderzoeksteam. De gezamenlijke expertise van empirisch econoom Ioulia Ossokina, gedragswetenschapper Theo Arentze (beiden van de faculteit Bouwkunde van de TU/e), theoretisch econoom Vladimir Karamychev (Erasmus Universiteit Rotterdam) en datawetenschapper Suzan Verberne (Universiteit Leiden) wordt verrijkt met praktische kennis en gegevens van vier sociale woningbouwcorporaties: Woonbedrijf uit Eindhoven, Elan Wonen en Pré Wonen uit Haarlem en Woonlinie uit Zaltbommel.
BEL bestaat uit twee belangrijke onderzoekslijnen. De eerste betreft empirische meting van de gedragsreacties van huurders met een laag inkomen en hun onderliggende motieven op basis van big data. In de tweede onderzoekslijn zullen onderzoekers een structureel model bouwen en toepassen om de effecten van verbeteringen in de energie-efficiëntie voor huishoudens met een laag inkomen te analyseren en te voorspellen. Uiteindelijk is het de bedoeling om praktische instrumenten te ontwikkelen om de energietransitie in de sociale woningbouw te optimaliseren.
75% duurzame energie bij uitvoering Schone Lucht Akkoord
De energiesector waardeert de ambitie van het Schone Lucht Akkoord om de luchtkwaliteit te verbeteren en daarmee gezondheidswinst te boeken. Dit akkoord wat het rijk met 46 gemeenten en provincies ondertekent, zou volgens Energie-Nederland meer rekening kunnen houden met de voortschrijdende energietransitie. Doordat 75% van de energie in 2030 duurzaam wordt opgewekt, zal de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen door de energiesector verder afnemen dan nu is voorzien.
De afgelopen jaren heeft de energiesector een forse bijdrage geleverd aan het terugdringen van de uitstoot van luchtverontreiniging. Sinds 1990 is de uitstoot van SO2, NOx en fijnstof al met ruim 80 tot 90% omlaag gebracht. Door de afspraken uit het Klimaatakkoord en het uitfaseren van kolen zal de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen nog verder dalen. Dat geeft een ander beeld dan dat in het Schone Lucht Akkoord.
In 2030 zal 75% van de stroom in Nederland met zon en wind worden opgewekt. De transitie pakt positief uit voor de uitstoot van luchtverontreiniging, maar zal ook de rentabiliteit van conventionele eenheden onder druk zetten. Die centrales blijven echter wel nodig als back-up in verband met leveringszekerheid. Energie-Nederland bepleit daarom maatwerk bij het actualiseren van vergunningen. Wij vinden het belangrijk dat nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de geleverde sectorprestatie, de veranderingen in de markt door de energietransitie, de kosteneffectiviteit van aanscherping van vergunningen en consequenties voor leveringszekerheid. De energiesector is vanzelfsprekend bereid om met de betrokken overheden te kijken naar mogelijkheden voor verdere verbeteringen.
De afgelopen jaren heeft de energiesector een forse bijdrage geleverd aan het terugdringen van de uitstoot van luchtverontreiniging. Sinds 1990 is de uitstoot van SO2, NOx en fijnstof al met ruim 80 tot 90% omlaag gebracht. Door de afspraken uit het Klimaatakkoord en het uitfaseren van kolen zal de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen nog verder dalen. Dat geeft een ander beeld dan dat in het Schone Lucht Akkoord.
In 2030 zal 75% van de stroom in Nederland met zon en wind worden opgewekt. De transitie pakt positief uit voor de uitstoot van luchtverontreiniging, maar zal ook de rentabiliteit van conventionele eenheden onder druk zetten. Die centrales blijven echter wel nodig als back-up in verband met leveringszekerheid. Energie-Nederland bepleit daarom maatwerk bij het actualiseren van vergunningen. Wij vinden het belangrijk dat nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de geleverde sectorprestatie, de veranderingen in de markt door de energietransitie, de kosteneffectiviteit van aanscherping van vergunningen en consequenties voor leveringszekerheid. De energiesector is vanzelfsprekend bereid om met de betrokken overheden te kijken naar mogelijkheden voor verdere verbeteringen.
zondag 16 februari 2020
Klaas Akkerman (Greener): 'Gigantische mobiele batterijen voor festivals'
Festivals en bouwplaatsen zijn over het algemeen tijdelijk van aard. En er vinden activiteiten plaats die veel energie vragen. Die energie wordt tot nu toe meestal geleverd door diesel-aggregaten. Dat betekent vervuiling en gebrom. Greener levert sinds 2018 mobiele batterijsystemen in de vorm van containers van 2 meter 40 bij 3 meter 10 als alternatief voor diesel-aggregaten. Daarmee kan een deel van het energieverbruik mee worden opgevangen. “Festivals gebruiken veel meer stroom dan je zou durven denken, dus alles vervangen is vaak lastig. Bij kleinere events kun je wel alle stroom in één keer meenemen en bij grotere events kun je in combinatie met andere energiebronnen zoals zonnepanelen of windmolens een batterij koppelen en op die manier je energievoorziening efficiënter maken.”, aldus Klaas Akkerman, co-founder van Greener. Het verhaal levert aanvankelijk vaak de nodige scepsis op, maar gebruikers zijn achteraf heel tevreden. Greener groeit dan ook flink.
vrijdag 14 februari 2020
Lage gasprijzen drukken omzet GasTerra
Gashandelaar GasTerra heeft zijn omzet in 2019 tot 8,8 miljard euro zien
dalen. In het vandaag verschenen jaarverslag schrijft de onderneming
deze teruggang toe aan de ontwikkelingen in de markt. Gemiddeld lagen de
gasprijzen op een aanzienlijk lager niveau dan in het voorgaande jaar.
Het totale inkoopvolume verminderde daarnaast met vier miljard kubieke
meter tot 51,5 miljard kubieke meter, voornamelijk door de teruglopende
binnenlandse productie uit Groningen en de kleine velden. De totale
vraag naar aardgas in Nederland daalde licht. In Europa is het beeld
stabiel.
Het jaarverslag van GasTerra verschijnt in een voor de onderneming cruciale periode. Door de geplande sluiting van het Groningenveld in 2022 verdwijnt de voornaamste kernactiviteit van GasTerra, het exclusieve recht om Groningengas in te kopen en te verkopen. Als gevolg hiervan hebben de aandeelhouders van GasTerra – het ministerie van EZK, staatsonderneming EBN en de olie- en gasmaatschappijen Shell en ExxonMobil – vorig jaar geconcludeerd dat de opheffing van GasTerra op termijn onvermijdelijk is. Zij verzochten de directie daarom een afbouwplan op te stellen. Het was een historisch besluit, aangezien GasTerra een onmisbare taak vervult in het systeem dat sinds het begin van de jaren zestig verantwoordelijk is voor de winning en exploitatie van het grootste deel van de Nederlandse aardgasproductie: het zogeheten Gasgebouw.
De komende jaren verandert die functie niet. Dit feit plaatst GasTerra voor de grootste uitdaging in zijn bestaan. De organisatie krimpt, maar blijft de komende jaren onmisbaar voor een groot deel van de gasvoorziening in Nederland en de ons omringende landen. GasTerra’s CEO, Annie Krist, schrijft hierover in het voorwoord van het verslag: “Ik vertrouw erop dat we de rol die we al die jaren hebben gespeeld zo lang als dat nodig is met evenveel succes kunnen blijven vervullen. De in 2019 geboekte resultaten stemmen mij in dit verband optimistisch. Kerndoel van onze handelsonderneming was en is zoveel mogelijk waarde toe te voegen aan het aan ons geleverde gas. Daar zijn we het afgelopen jaar ondanks de lastige marktomstandigheden opnieuw goed in geslaagd.”
De Nederlandse energie- en klimaatpolitiek is mede gericht op het zo snel mogelijk overzetten van (aard)gasgebruikers op duurzame energiebronnen. Bij dit zogeheten van-gas-los-beleid zet de gassector grote vraagtekens. De kosten van de hiermee verbonden mega-operatie zijn onevenredig hoog en zolang we niet over voldoende duurzame alternatieven beschikken uit een oogpunt van CO2-reductie en voorzieningszekerheid zelfs contraproductief. Het is, aldus de gassector, verstandiger het bestaande fijnmazige gasnetwerk optimaal te benutten voor de dringend noodzakelijke energietransitie. Daarom heeft GasTerra in 2019 opnieuw onderzoek en projecten gesteund die de verduurzaming (“decarbonisatie”) van de gasvoorziening beogen door het stimuleren van de groengasproductie en versneld introduceren van klimaatneutrale blauwe en groene waterstof in het energiesysteem. Bovendien was GasTerra ook in 2019 weer de grootste inkoper van groen gas in Nederland.
Het jaarverslag van GasTerra verschijnt in een voor de onderneming cruciale periode. Door de geplande sluiting van het Groningenveld in 2022 verdwijnt de voornaamste kernactiviteit van GasTerra, het exclusieve recht om Groningengas in te kopen en te verkopen. Als gevolg hiervan hebben de aandeelhouders van GasTerra – het ministerie van EZK, staatsonderneming EBN en de olie- en gasmaatschappijen Shell en ExxonMobil – vorig jaar geconcludeerd dat de opheffing van GasTerra op termijn onvermijdelijk is. Zij verzochten de directie daarom een afbouwplan op te stellen. Het was een historisch besluit, aangezien GasTerra een onmisbare taak vervult in het systeem dat sinds het begin van de jaren zestig verantwoordelijk is voor de winning en exploitatie van het grootste deel van de Nederlandse aardgasproductie: het zogeheten Gasgebouw.
De komende jaren verandert die functie niet. Dit feit plaatst GasTerra voor de grootste uitdaging in zijn bestaan. De organisatie krimpt, maar blijft de komende jaren onmisbaar voor een groot deel van de gasvoorziening in Nederland en de ons omringende landen. GasTerra’s CEO, Annie Krist, schrijft hierover in het voorwoord van het verslag: “Ik vertrouw erop dat we de rol die we al die jaren hebben gespeeld zo lang als dat nodig is met evenveel succes kunnen blijven vervullen. De in 2019 geboekte resultaten stemmen mij in dit verband optimistisch. Kerndoel van onze handelsonderneming was en is zoveel mogelijk waarde toe te voegen aan het aan ons geleverde gas. Daar zijn we het afgelopen jaar ondanks de lastige marktomstandigheden opnieuw goed in geslaagd.”
De Nederlandse energie- en klimaatpolitiek is mede gericht op het zo snel mogelijk overzetten van (aard)gasgebruikers op duurzame energiebronnen. Bij dit zogeheten van-gas-los-beleid zet de gassector grote vraagtekens. De kosten van de hiermee verbonden mega-operatie zijn onevenredig hoog en zolang we niet over voldoende duurzame alternatieven beschikken uit een oogpunt van CO2-reductie en voorzieningszekerheid zelfs contraproductief. Het is, aldus de gassector, verstandiger het bestaande fijnmazige gasnetwerk optimaal te benutten voor de dringend noodzakelijke energietransitie. Daarom heeft GasTerra in 2019 opnieuw onderzoek en projecten gesteund die de verduurzaming (“decarbonisatie”) van de gasvoorziening beogen door het stimuleren van de groengasproductie en versneld introduceren van klimaatneutrale blauwe en groene waterstof in het energiesysteem. Bovendien was GasTerra ook in 2019 weer de grootste inkoper van groen gas in Nederland.
Voorlopig geen klantgegevens meer beschikbaar voor energieaanbiedingen op maat
De gezamenlijke netbeheerders voor elektriciteit en gas zijn gestopt met het centraal beschikbaar stellen van klantgegevens, op basis waarvan energieleveranciers hun ‘aanbod op maat’ voor elektriciteits- en gascontracten baseren.
Voor de netbeheerders ligt de aanleiding hiervoor in een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) op 14 januari 2020. Met die uitspraak vernietigde het CBb enkele bepalingen uit de Informatiecode elektriciteit en gas waarin voor de netbeheerders was vastgelegd dat zij op aanvraag relevante klantgegevens voor een 'aanbod op maat' verstrekten aan leveranciers. De netbeheerders hebben inmiddels alle leveranciers en andere partijen in de markt geïnformeerd over de ontstane situatie.
Een aanbod op maat geeft inzicht in de te verwachten maand- en jaarkosten van de betreffende aanbieding. Via een aanbod op maat kunnen consumenten aanbiedingen van verschillende leveranciers beter met elkaar vergelijken. Voor een aanbod op maat kon, tot dit moment, een energieleverancier met toestemming van de klant diverse gegevens(gemiddeld jaarverbruik, technische kenmerken van de aansluiting, opzegtermijn en einddatum huidig contract) ophalen. Deze gevens zijn opgeslagen in het Centraal Aansluitingen Register (CAR) en het Contract Einde Register (CER) die door de netbeheerders beheerd worden.
Leveranciers zullen de voor dat aanbod op maat benodigde klantgegevens weer gaan opvragen bij de klant zelf. Dat brengt een grotere verantwoordelijkheid voor de klant met zich mee om de juiste gegevens met leveranciers te delen. Dit geldt name waar het het naadloos op elkaar laten aansluiten van opeenvolgende contracten betreft, omdat het ongewild voortijdig verbreken van een lopend contract kan leiden tot een opzegvergoeding. Leveranciers bekijken nog hoe zij de consument hier zo goed mogelijk over kunnen informeren.
Het CBb stelt nu dat de grondslag ‘wettelijke verplichting’ uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) op basis waarvan de gegevens werden doorgegeven, niet mogelijk is op basis van deze Informatiecode. Dat betekent dat deze taak van de netbeheerder zo spoedig mogelijk elders in regelgeving moet worden vastgelegd. Dit kan bijvoorbeeld in de nieuwe Energiewet. De leveranciers en netbeheerders zijn hierover in gesprek met het ministerie.
Omdat de Energiewet nog wel even op zich laat wachten overleggen leveranciers en netbeheerders momenteel met de autoriteit Consument en Markt (ACM) en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) over een werkbare oplossing voor de tussenliggende periode die voldoet aan de AVG. Hiermee zou het niet centraal beschikbaar zijn van klantgegevens weer kunnen worden opgeheven.
Voor de netbeheerders ligt de aanleiding hiervoor in een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) op 14 januari 2020. Met die uitspraak vernietigde het CBb enkele bepalingen uit de Informatiecode elektriciteit en gas waarin voor de netbeheerders was vastgelegd dat zij op aanvraag relevante klantgegevens voor een 'aanbod op maat' verstrekten aan leveranciers. De netbeheerders hebben inmiddels alle leveranciers en andere partijen in de markt geïnformeerd over de ontstane situatie.
Een aanbod op maat geeft inzicht in de te verwachten maand- en jaarkosten van de betreffende aanbieding. Via een aanbod op maat kunnen consumenten aanbiedingen van verschillende leveranciers beter met elkaar vergelijken. Voor een aanbod op maat kon, tot dit moment, een energieleverancier met toestemming van de klant diverse gegevens(gemiddeld jaarverbruik, technische kenmerken van de aansluiting, opzegtermijn en einddatum huidig contract) ophalen. Deze gevens zijn opgeslagen in het Centraal Aansluitingen Register (CAR) en het Contract Einde Register (CER) die door de netbeheerders beheerd worden.
Leveranciers zullen de voor dat aanbod op maat benodigde klantgegevens weer gaan opvragen bij de klant zelf. Dat brengt een grotere verantwoordelijkheid voor de klant met zich mee om de juiste gegevens met leveranciers te delen. Dit geldt name waar het het naadloos op elkaar laten aansluiten van opeenvolgende contracten betreft, omdat het ongewild voortijdig verbreken van een lopend contract kan leiden tot een opzegvergoeding. Leveranciers bekijken nog hoe zij de consument hier zo goed mogelijk over kunnen informeren.
Het CBb stelt nu dat de grondslag ‘wettelijke verplichting’ uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) op basis waarvan de gegevens werden doorgegeven, niet mogelijk is op basis van deze Informatiecode. Dat betekent dat deze taak van de netbeheerder zo spoedig mogelijk elders in regelgeving moet worden vastgelegd. Dit kan bijvoorbeeld in de nieuwe Energiewet. De leveranciers en netbeheerders zijn hierover in gesprek met het ministerie.
Omdat de Energiewet nog wel even op zich laat wachten overleggen leveranciers en netbeheerders momenteel met de autoriteit Consument en Markt (ACM) en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) over een werkbare oplossing voor de tussenliggende periode die voldoet aan de AVG. Hiermee zou het niet centraal beschikbaar zijn van klantgegevens weer kunnen worden opgeheven.
Warmteleverancier Hydreco krijgt last onder dwangsom
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) draagt warmteleverancier Hydreco B.V. op om er voor 17 januari 2021 voor te zorgen dat bewoners van complex Cronenborg op ieder gewenst moment ruimteverwarming kunnen afnemen. Hydreco krijgt hiervoor een jaar de tijd, omdat zij de installatie voor Warmte Koude Opslag (WKO) moet aanpassen. Doet zij dit niet, dan moet zij een dwangsom betalen van 20.000 euro per maand met een maximum van 200.000 euro.
De bewonerscommissie van Cronenborg had een handhavingsverzoek bij de ACM ingediend. Het complex Cronenborg in Boxtel, dat eigendom is van Woonstichting Sint Joseph, is samen met andere wooncomplexen aangesloten op het WKO-systeem van Hydreco. Het complex Cronenborg krijgt warmte voor ruimteverwarming en koude voor ruimtekoeling geleverd. Als het WKO-systeem wordt gebruikt voor koude, kunnen de bewoners niet tegelijkertijd ruimteverwarming gebruiken. Een warmteleverancier moet echter zorg dragen voor betrouwbare levering van warmte. Hydreco voldoet hier niet aan, omdat zij aan de bewoners van Cronenborg niet op ieder gewenst moment ruimteverwarming kan leveren.
De ACM let in de energietransitie ook op de bescherming van de consument. Dat geldt nadrukkelijk ook bij de levering van warmte. Steeds meer huishoudens krijgen blok- en stadsverwarming. Zij hebben recht op betrouwbare levering van warmte, tegen transparante prijzen en redelijke voorwaarden. De ACM houdt hier toezicht op.
De bewonerscommissie van Cronenborg had een handhavingsverzoek bij de ACM ingediend. Het complex Cronenborg in Boxtel, dat eigendom is van Woonstichting Sint Joseph, is samen met andere wooncomplexen aangesloten op het WKO-systeem van Hydreco. Het complex Cronenborg krijgt warmte voor ruimteverwarming en koude voor ruimtekoeling geleverd. Als het WKO-systeem wordt gebruikt voor koude, kunnen de bewoners niet tegelijkertijd ruimteverwarming gebruiken. Een warmteleverancier moet echter zorg dragen voor betrouwbare levering van warmte. Hydreco voldoet hier niet aan, omdat zij aan de bewoners van Cronenborg niet op ieder gewenst moment ruimteverwarming kan leveren.
De ACM let in de energietransitie ook op de bescherming van de consument. Dat geldt nadrukkelijk ook bij de levering van warmte. Steeds meer huishoudens krijgen blok- en stadsverwarming. Zij hebben recht op betrouwbare levering van warmte, tegen transparante prijzen en redelijke voorwaarden. De ACM houdt hier toezicht op.