De gemeenteraad van Rotterdam gaat akkoord met de verkoop van Eneco aan het Japanse Mitsubishi. Inmiddels heeft driekwart van de aandeelhouders ingestemd en dus is de koop daarmee goed gekeurd.
Voor de overname van Eneco moet nog wel goedkeuring komen van de Europese en Duitse mededingingsautoriteiten, de Belgische federale minister van Energie en de Nederlandse minister van Economische Zaken. Deze trajecten vinden op dit moment plaats, meldt RTV Rijnmond.
De gemeenteraad heeft wethouder Van Gils wel de opdracht gegeven om bij Mitsubishi aan te dringen op excuses voor haar oorlogsverleden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben - voor zover nu bekend - 3322 Nederlanders onder dwang bij Mitsubishi moeten werken.
Pagina's
▼
vrijdag 31 januari 2020
Aannemer Reimert gaat windpark bij Almere Pampus bouwen
Energiebedrijf Vattenfall heeft aannemersbedrijf Reimert Bouw en Infrastructuur uit Almere gecontracteerd voor de herontwikkeling van windpark Jaap Rodenburg in Almere Pampus. De huidige 10 windmolens worden in 2021 vervangen door tien nieuwe, grotere turbines. Reimert zal het werk verrichten dat vooraf gaat aan de plaatsing van de windmolens zelf. Tauw helpt Reimert bij de voorbereiding hiervan.
Zo moeten er 10 fundamenten voor de windmolens door Reimert gemaakt worden en bouwt het bedrijf twee inkoopstations, waar de stroom die door de turbines worden opgewekt naartoe zal worden geleid. Daarnaast komen er tien kraanopstelplaatsen voor de hijskranen die de turbines gaan installeren en wordt er ongeveer 5 kilometer weg aangelegd om alle machines en onderdelen op locatie te krijgen en te onderhouden.
In de komende maanden wordt eerst gestart met het afbreken van de huidige windmolens. Deze molens krijgen naar verwachting een tweede leven in Oost-Europa. Nog voor de start van de zomer zal Reimert aan de slag gaan met de aanleg van het nieuwe windpark. De werkzaamheden zullen ongeveer een jaar in beslag nemen. In de lente van 2021 wordt begonnen met de installatie van de turbines zelf.
Reimert heeft Tauw ingeschakeld voor de voorbereiding van de realisatie. Anton van Essen, projectmanager bij Tauw, is enthousiast over de samenwerking binnen dit project.
Zo moeten er 10 fundamenten voor de windmolens door Reimert gemaakt worden en bouwt het bedrijf twee inkoopstations, waar de stroom die door de turbines worden opgewekt naartoe zal worden geleid. Daarnaast komen er tien kraanopstelplaatsen voor de hijskranen die de turbines gaan installeren en wordt er ongeveer 5 kilometer weg aangelegd om alle machines en onderdelen op locatie te krijgen en te onderhouden.
In de komende maanden wordt eerst gestart met het afbreken van de huidige windmolens. Deze molens krijgen naar verwachting een tweede leven in Oost-Europa. Nog voor de start van de zomer zal Reimert aan de slag gaan met de aanleg van het nieuwe windpark. De werkzaamheden zullen ongeveer een jaar in beslag nemen. In de lente van 2021 wordt begonnen met de installatie van de turbines zelf.
Reimert heeft Tauw ingeschakeld voor de voorbereiding van de realisatie. Anton van Essen, projectmanager bij Tauw, is enthousiast over de samenwerking binnen dit project.
Voor de provincie Noord-Holland zijn schone brand- en grondstoffen de toekomst
Voor de provincie Noord-Holland zijn schone brand- en grondstoffen de toekomst. Maar wat zijn goede alternatieven voor aardolie, aardgas en steenkool? Het antwoord ligt misschien wel in de Noordzee.
In een laboratorium verstopt tussen de duinen van het Noord-Hollandse Petten haalt wetenschapper Jaap van Hal een witte emmer tevoorschijn. Onder het deksel liggen bruingroene blaadjes die ruw aanvoelen en ziltig ruiken. “Dit is gedroogd zeewier”, zegt hij tegen gedeputeerde Zita Pels, die voor een werkbezoek aanwezig is in het zeewierlaboratorium van TNO Energy Transition.
Het in 2018 geopende lab staat vol met apparatuur bedoeld om alle mogelijke stoffen uit het zeewier te halen. Vergeleken met andere soorten biomassa zit dit ‘groene goud’ vol bruikbare grondstoffen voor onder meer duurzame plastics, glas, isolatiemateriaal, textiel, cosmetica en plantaardige eiwitten.
Dan haalt Van Hal, zeewiercoördinator van de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), drie doorzichtige potjes tevoorschijn met daarin suikerwater en verschillende soorten biobrandstof. “Dit is geproduceerd uit de suikers van het zeewier”, licht hij toe. De biomassa kan daarmee een grote bijdrage leveren aan de energietransitie. Het is al bewezen dat het werkt: vorig jaar heeft een auto 80 kilometer afgelegd op ‘zeewier-brandstoffen’.
Met onder andere een subsidie van de provincie Noord-Holland (€300.000) heeft het zeewierlaboratorium al grote stappen kunnen zetten met opschaling. Uiteindelijk is het doel om investeringen en ondernemers uit de zeewiersector naar Noord-Holland te trekken om een semi-commerciële zeewierketen op te zetten.
Die keten begint al enige vorm aan te nemen, blijkt uit gesprekken die gedeputeerde Zita Pels heeft gevoerd met een aantal bevlogen ondernemers. Op Zeewierraffinaderij Huiberts in Sint Maartensvlotbrug vertellen ze over hun rol in de circulaire zeewierketen. Zo levert Haik van Exel, directeur van Hortimare, het zaad dat zeewierboeren aan touwen in zee kunnen laten groeien.
Nikki Spil, eigenaresse van Zeeboerderij IJmuiden, is een van de afnemers. De laatste 2 jaar is de zeewierindustrie in opkomst, vertelt ze. Langzaam sluiten kleine partners zich bij haar aan, maar grote investeerders blijven nog uit.
Ook Dirk Jan Vos, pensionado met een hart voor duurzaam ondernemen, roept het bedrijfsleven op te investeren in zeewier. Met een subsidie van de provincie (€35.000) heeft hij zijn eigen bioraffinage voor Noord-Hollandse zeewier gebouwd. Volgens hem is er een grote internationale markt voor de productie van plantaardige eiwitten, waar Nederlandse boeren zo op zouden kunnen inspringen: “De technologie hebben ze al, ze moeten het alleen nog iets anders gebruiken.”
In een laboratorium verstopt tussen de duinen van het Noord-Hollandse Petten haalt wetenschapper Jaap van Hal een witte emmer tevoorschijn. Onder het deksel liggen bruingroene blaadjes die ruw aanvoelen en ziltig ruiken. “Dit is gedroogd zeewier”, zegt hij tegen gedeputeerde Zita Pels, die voor een werkbezoek aanwezig is in het zeewierlaboratorium van TNO Energy Transition.
Het in 2018 geopende lab staat vol met apparatuur bedoeld om alle mogelijke stoffen uit het zeewier te halen. Vergeleken met andere soorten biomassa zit dit ‘groene goud’ vol bruikbare grondstoffen voor onder meer duurzame plastics, glas, isolatiemateriaal, textiel, cosmetica en plantaardige eiwitten.
Dan haalt Van Hal, zeewiercoördinator van de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), drie doorzichtige potjes tevoorschijn met daarin suikerwater en verschillende soorten biobrandstof. “Dit is geproduceerd uit de suikers van het zeewier”, licht hij toe. De biomassa kan daarmee een grote bijdrage leveren aan de energietransitie. Het is al bewezen dat het werkt: vorig jaar heeft een auto 80 kilometer afgelegd op ‘zeewier-brandstoffen’.
Met onder andere een subsidie van de provincie Noord-Holland (€300.000) heeft het zeewierlaboratorium al grote stappen kunnen zetten met opschaling. Uiteindelijk is het doel om investeringen en ondernemers uit de zeewiersector naar Noord-Holland te trekken om een semi-commerciële zeewierketen op te zetten.
Die keten begint al enige vorm aan te nemen, blijkt uit gesprekken die gedeputeerde Zita Pels heeft gevoerd met een aantal bevlogen ondernemers. Op Zeewierraffinaderij Huiberts in Sint Maartensvlotbrug vertellen ze over hun rol in de circulaire zeewierketen. Zo levert Haik van Exel, directeur van Hortimare, het zaad dat zeewierboeren aan touwen in zee kunnen laten groeien.
Nikki Spil, eigenaresse van Zeeboerderij IJmuiden, is een van de afnemers. De laatste 2 jaar is de zeewierindustrie in opkomst, vertelt ze. Langzaam sluiten kleine partners zich bij haar aan, maar grote investeerders blijven nog uit.
Ook Dirk Jan Vos, pensionado met een hart voor duurzaam ondernemen, roept het bedrijfsleven op te investeren in zeewier. Met een subsidie van de provincie (€35.000) heeft hij zijn eigen bioraffinage voor Noord-Hollandse zeewier gebouwd. Volgens hem is er een grote internationale markt voor de productie van plantaardige eiwitten, waar Nederlandse boeren zo op zouden kunnen inspringen: “De technologie hebben ze al, ze moeten het alleen nog iets anders gebruiken.”
Europese samenwerking voorwaarde voor leveringszekerheid elektriciteit na 2025
TenneT ziet Noordwest-Europese samenwerking als belangrijke voorwaarde om leveringszekerheid van elektriciteit in de periode na 2025 te kunnen garanderen. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat analyseert TenneT jaarlijks of er voldoende productiecapaciteit in Nederland beschikbaar is om de nationale elektriciteitsvraag te dekken. Uit de nieuwste analyse blijkt dat tot 2025 die leveringszekerheid binnen de norm is. Na 2025 zal Nederland voor de leveringszekerheid afhankelijker worden van import. Om de leveringszekerheid op peil te houden, is het cruciaal dat Nederland beleid over beschikbare productiecapaciteit voor elektriciteit met omringende landen bespreekt en afstemt.
Naar aanleiding van de publicatie van dit jaarlijkse Rapport Monitoring Leveringszekerheid 2019 (2018-2034) stelt Ben Voorhorst, COO van TenneT: "Op dit moment heeft Nederland, net als elk ons omringend land, zijn eigen beleid en ontbreekt afstemming grotendeels. Dat is voor de komende jaren nog geen groot punt. Maar om na 2025 de gezamenlijke leveringszekerheid op niveau te houden, moeten we dit nu al wel gaan regelen voor een groter gebied. Het is daarom belangrijk leveringszekerheid prominenter op de agenda te krijgen. De energietransitie en elektrificatie van onze maatschappij vragen immers om een Europese benadering en samenwerking om elektriciteit te kunnen blijven leveren aan iedereen die erom vraagt.
Flexibilisering van de vraag naar elektriciteit is een doorslaggevend element om de energietransitie te laten slagen. Als de vraag beter is afgestemd op het aanbod, is minder import noodzakelijk. TenneT onderzoekt daarom wat de stand van zaken is in de TenneT Flexibility Monitor. Uit de eerste resultaten blijkt dat er al circa 700 MW vermogen, vergelijkbaar met circa 100 grote windturbines, wordt ingezet in de Nederlandse elektriciteitsmarkt in de vorm van opslag en flexibele vraag.
Naar aanleiding van de publicatie van dit jaarlijkse Rapport Monitoring Leveringszekerheid 2019 (2018-2034) stelt Ben Voorhorst, COO van TenneT: "Op dit moment heeft Nederland, net als elk ons omringend land, zijn eigen beleid en ontbreekt afstemming grotendeels. Dat is voor de komende jaren nog geen groot punt. Maar om na 2025 de gezamenlijke leveringszekerheid op niveau te houden, moeten we dit nu al wel gaan regelen voor een groter gebied. Het is daarom belangrijk leveringszekerheid prominenter op de agenda te krijgen. De energietransitie en elektrificatie van onze maatschappij vragen immers om een Europese benadering en samenwerking om elektriciteit te kunnen blijven leveren aan iedereen die erom vraagt.
Flexibilisering van de vraag naar elektriciteit is een doorslaggevend element om de energietransitie te laten slagen. Als de vraag beter is afgestemd op het aanbod, is minder import noodzakelijk. TenneT onderzoekt daarom wat de stand van zaken is in de TenneT Flexibility Monitor. Uit de eerste resultaten blijkt dat er al circa 700 MW vermogen, vergelijkbaar met circa 100 grote windturbines, wordt ingezet in de Nederlandse elektriciteitsmarkt in de vorm van opslag en flexibele vraag.
donderdag 30 januari 2020
Greenchoice experimenteert met 24/7 groene stroom
Greenchoice start samen met smart Spectral een pilotproject om de allereerste Altijd Groen wijk in Nederland te realiseren. Op weg naar 'Altijd Groen' gaan 28 huishoudens van Ecowijk Mandora in Houten onderzoeken hoe energieopslag en timing daarbij een rol kunnen spelen.
De duurzame energieleverancier wil met het project ervaring opdoen met het volledig fossielvrij maken van de energievoorziening, zonder bijmenging van grijze stroom zoals dat nu gebeurt op het landelijke elektriciteitsnet.
In de toekomst wordt het aandeel van groene stroom op het elektriciteitsnet steeds groter. Omdat duurzame bronnen als zon en wind het net instabieler maken wordt het belangrijk om vraag en aanbod van lokaal opgewekte energie beter te timen en overschotten op te slaan om later te gebruiken. Met dit pilotproject onderzoekt Greenchoice wat er mogelijk is binnen Ecowijk Mandora, waarbij schaalbaarheid naar landelijk niveau het uitgangspunt is.
Greenchoice wil naar een situatie waarin Nederlandse groene stroom op het elektriciteitsnet wordt gezet op het moment dat consumenten die stroom ook echt gebruiken. Ook als de zon niet schijnt of de wind niet waait. Altijd Groen heet die visie. Greenchoice faciliteert in deze transitie met vier door haar onderscheiden noodzakelijke stappen: energie besparen, opwekken, timen en opslaan. Deze stappen komen in het pilotproject allemaal aan bod. Door middel van een technische analyse, waarbij Spectral haar expertise op het gebied van data-analyse en slimme energie-technologienetten inbrengt, wordt inzicht opgedaan over de mogelijkheden en beperkingen binnen deze vier stappen.
Essent vergroot aanbod groene stroom uit Nederland
Essent verduurzaamt het stroomaanbod door de komende 15 jaar groene stroom uit Groningse windparken te kopen. Daarmee kunnen 100.000 extra huishoudens stroom gaan gebruiken die duurzaam in Nederland opgewekt is.
De windparken Eekerpolder en Oostpolder in Groningen moeten respectievelijk dit najaar en einde zomer volgend jaar in gebruik zijn. Vanaf dat moment koopt Essent de volledige opbrengst aan groene stroom voor 15 jaar in bij windparkontwikkelaar innogy. Zo garandeert Essent de stroomafname voor lange tijd. Bovendien stimuleert Essent hiermee de ontwikkeling van duurzame opwek van stroom in Nederland en maakt deze stroom beschikbaar voor zijn klanten.
Afgelopen vrijdag werd uit cijfers van Eurostat duidelijk dat Nederland op het gebied van duurzame energie het slechtst presteert van alle Europese lidstaten. In 2018 kwam slechts 7,4 procent van de energie van hernieuwbare bronnen. Het doel voor dit jaar is dat we naar 14 procent toe gaan, bijna een verdubbeling. Met aankoop van de groene stroom uit de Groningse windparken door Essent stijgt het aanbod van in Nederland opgewekte duurzame stroom, wat bijdraagt aan de Nederlandse energietransitie.
De windparken Eekerpolder en Oostpolder in Groningen moeten respectievelijk dit najaar en einde zomer volgend jaar in gebruik zijn. Vanaf dat moment koopt Essent de volledige opbrengst aan groene stroom voor 15 jaar in bij windparkontwikkelaar innogy. Zo garandeert Essent de stroomafname voor lange tijd. Bovendien stimuleert Essent hiermee de ontwikkeling van duurzame opwek van stroom in Nederland en maakt deze stroom beschikbaar voor zijn klanten.
Afgelopen vrijdag werd uit cijfers van Eurostat duidelijk dat Nederland op het gebied van duurzame energie het slechtst presteert van alle Europese lidstaten. In 2018 kwam slechts 7,4 procent van de energie van hernieuwbare bronnen. Het doel voor dit jaar is dat we naar 14 procent toe gaan, bijna een verdubbeling. Met aankoop van de groene stroom uit de Groningse windparken door Essent stijgt het aanbod van in Nederland opgewekte duurzame stroom, wat bijdraagt aan de Nederlandse energietransitie.
'Gratis vergunning' voor duurzame initiatieven
Wie in Arnhem een vergunning nodig heeft voor het isoleren van de woning, het maken van een groen dak of het realiseren van een zonneveld of windturbine(s), hoeft straks geen, of veel minder, leges te betalen. Door het laten vervallen van deze leges, oftewel de kosten die mensen moeten betalen om deze vergunning te verkrijgen, wil het college het nemen van duurzame initiatieven stimuleren. Het voorstel wordt nu voorgelegd aan de gemeenteraad. Zodra die ermee instemt, gaat de regeling in.
Wethouder Cathelijne Bouwkamp (Energie & Klimaat) over het voorstel: "Met dit voorstel willen we een drempel wegnemen voor mensen die willen bijdragen aan het verduurzamen van onze samenleving. Door de kosten voor een vergunning te laten vervallen, hopen we dat mensen nog sneller bereid zijn om hun duurzame investering te doen. Op die manier dragen we allemaal een steentje bij aan de immense opgave van de energietransitie."
Wethouder Cathelijne Bouwkamp (Energie & Klimaat) over het voorstel: "Met dit voorstel willen we een drempel wegnemen voor mensen die willen bijdragen aan het verduurzamen van onze samenleving. Door de kosten voor een vergunning te laten vervallen, hopen we dat mensen nog sneller bereid zijn om hun duurzame investering te doen. Op die manier dragen we allemaal een steentje bij aan de immense opgave van de energietransitie."
Nederland en Noordrijn-Westfalen slaan handen ineen voor duurzame energie- en industriesector
Nederland en Noordrijn-Westfalen werken nauw samen aan de verduurzaming van de energie- en industriesector. Beide partijen stimuleren grensoverschrijdende samenwerking tussen bedrijven en kennisorganisaties uit beide landen om klimaatdoelstellingen kracht bij te zetten. Deze onderlinge samenwerking staat centraal op de derde editie van de Combined Energy Conference in Arnhem. Tijdens de conferentie wordt onder meer een gezamenlijke studie naar de haalbaarheid van een grensoverschrijdende waardeketen voor groene waterstof, strekkend van de Noordzee tot aan industriële clusters in het grensgebied gelanceerd.
Het thema van de derde editie van de Combined Energy Conference is CO2-reductie in de energie- en industriesector. De conferentie is bedoeld om de relaties tussen de deelnemende partijen te versterken en concrete samenwerkingsprojecten tot stand te brengen door workshops op het gebied van waterstof, CO2-reductie in de industrie en hernieuwbare energie te faciliteren.
Onder de 350 deelnemers zijn vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven, kennisinstellingen, brancheorganisaties en de overheid uit Nederland en Noordrijn-Westfalen. Onder de sprekers zijn minister Wiebes (EZK), minister Pinkwart (NRW) en Ahmed Marcouch, burgemeester van Arnhem.
Project HY3: onderzoek naar de haalbaarheid van een transnationale waterstofeconomie
Op de conferentie wordt het project HY3 aangekondigd. Dit project is een samenwerking tussen Nederland, Duitsland en de deelstaat Noordrijn-Westfalen. De drie partijen in de samenwerking wijzen ieder een onderzoeksinstelling aan die gezamenlijk onderzoek zullen doen naar de haalbaarheid van een transnationale groene waterstofeconomie.
Minister Wiebes: “Noordrijn-Westfalen is als industriële ruggengraat van Duitsland een belangrijke partner voor Nederland voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen en het creëren van economische kansen in de transitie naar klimaatneutraliteit. Onze regio is bovendien uniek gepositioneerd voor groene waterstof: we beschikken al over grensoverschrijdende infrastructuur, logistieke routes en onderzoeksinstituten. Met de verwachte groei van windenergie op zee en de groeiende vraag naar groene waterstof in de industrie, zijn alle voorwaarden aanwezig om een voorloper te worden in de transitie naar een duurzame economie.”
Het thema van de derde editie van de Combined Energy Conference is CO2-reductie in de energie- en industriesector. De conferentie is bedoeld om de relaties tussen de deelnemende partijen te versterken en concrete samenwerkingsprojecten tot stand te brengen door workshops op het gebied van waterstof, CO2-reductie in de industrie en hernieuwbare energie te faciliteren.
Onder de 350 deelnemers zijn vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven, kennisinstellingen, brancheorganisaties en de overheid uit Nederland en Noordrijn-Westfalen. Onder de sprekers zijn minister Wiebes (EZK), minister Pinkwart (NRW) en Ahmed Marcouch, burgemeester van Arnhem.
Project HY3: onderzoek naar de haalbaarheid van een transnationale waterstofeconomie
Op de conferentie wordt het project HY3 aangekondigd. Dit project is een samenwerking tussen Nederland, Duitsland en de deelstaat Noordrijn-Westfalen. De drie partijen in de samenwerking wijzen ieder een onderzoeksinstelling aan die gezamenlijk onderzoek zullen doen naar de haalbaarheid van een transnationale groene waterstofeconomie.
Minister Wiebes: “Noordrijn-Westfalen is als industriële ruggengraat van Duitsland een belangrijke partner voor Nederland voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen en het creëren van economische kansen in de transitie naar klimaatneutraliteit. Onze regio is bovendien uniek gepositioneerd voor groene waterstof: we beschikken al over grensoverschrijdende infrastructuur, logistieke routes en onderzoeksinstituten. Met de verwachte groei van windenergie op zee en de groeiende vraag naar groene waterstof in de industrie, zijn alle voorwaarden aanwezig om een voorloper te worden in de transitie naar een duurzame economie.”
woensdag 29 januari 2020
75 miljoen euro naar energie-innovaties in de bestaande bouw
Minister Knops van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties investeert 40 miljoen euro in energie-innovatieprojecten. Vanuit samenwerkende organisaties zoals onderzoeksinstellingen en bedrijven uit de bouw-, techniek-, en energiesector komt daar 35 miljoen euro bovenop. Met in totaal 75 miljoen euro starten de eerste Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIP’s). Deze programma’s kunnen de energietransitie in de bestaande bouw versnellen.
Deze innovatie is nodig om de energietransitie betaalbaar te maken voor woningeigenaren. De partijen gaan ervoor om samen tussen nu en 2030 de kosten voor het verduurzamen en aardgasvrij maken van bestaande woningen 20 tot 40 procent omlaag te krijgen. Veel woningcorporaties zijn nu al aan de slag met het versneld verduurzamen van 100.000 sociale huurwoningen.
De kosten van verduurzaming kunnen op verschillende manieren omlaag. Bijvoorbeeld door het digitaliseren van het ontwerpproces en het robotiseren van de productiestraat. Hierdoor worden ook sociale innovaties mogelijk, zoals beter samenwerken van het eerste idee tot en met de uitvoering en het bundelen van vraag en aanbod. In december 2019 heeft minister Knops de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de afspraken uit het Klimaatakkoord.
Minister Knops: “Dit is een geweldige stap in de goede richting. Alleen door samen te werken en de handen uit de mouwen te steken komen wij tot innovaties die bijdragen aan een energieneutrale toekomst.”
Tot 2030 heeft het kabinet 250 miljoen gereserveerd voor Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma’s. In deze programma’s werkt de overheid samen met onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven aan vraagstukken zoals het verwarmen van wijken met duurzame energiebronnen en het betaalbaar isoleren van naoorlogse woningen.
Vaak beginnen de samenwerkende organisaties (consortia) met onderzoek en experimenten zoals proefopstellingen, voorbeeldwoningen en pilots. De volgende stap is het gebruiken van de nieuwe technieken en processen op veel grotere schaal, bijvoorbeeld in een hele woonwijk. Voor dit ‘opschalen’ is veel kennis en menskracht nodig, daarom duurt de ontwikkeling meestal enkele jaren.
De eerste vier consortia die in 2020 aan de slag gaan zijn de Integrale Energietransitie Bestaande Bouw, Helena all-electric, Future Factory en WarmingUP.
Deze innovatie is nodig om de energietransitie betaalbaar te maken voor woningeigenaren. De partijen gaan ervoor om samen tussen nu en 2030 de kosten voor het verduurzamen en aardgasvrij maken van bestaande woningen 20 tot 40 procent omlaag te krijgen. Veel woningcorporaties zijn nu al aan de slag met het versneld verduurzamen van 100.000 sociale huurwoningen.
De kosten van verduurzaming kunnen op verschillende manieren omlaag. Bijvoorbeeld door het digitaliseren van het ontwerpproces en het robotiseren van de productiestraat. Hierdoor worden ook sociale innovaties mogelijk, zoals beter samenwerken van het eerste idee tot en met de uitvoering en het bundelen van vraag en aanbod. In december 2019 heeft minister Knops de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de afspraken uit het Klimaatakkoord.
Minister Knops: “Dit is een geweldige stap in de goede richting. Alleen door samen te werken en de handen uit de mouwen te steken komen wij tot innovaties die bijdragen aan een energieneutrale toekomst.”
Tot 2030 heeft het kabinet 250 miljoen gereserveerd voor Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma’s. In deze programma’s werkt de overheid samen met onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven aan vraagstukken zoals het verwarmen van wijken met duurzame energiebronnen en het betaalbaar isoleren van naoorlogse woningen.
Vaak beginnen de samenwerkende organisaties (consortia) met onderzoek en experimenten zoals proefopstellingen, voorbeeldwoningen en pilots. De volgende stap is het gebruiken van de nieuwe technieken en processen op veel grotere schaal, bijvoorbeeld in een hele woonwijk. Voor dit ‘opschalen’ is veel kennis en menskracht nodig, daarom duurt de ontwikkeling meestal enkele jaren.
De eerste vier consortia die in 2020 aan de slag gaan zijn de Integrale Energietransitie Bestaande Bouw, Helena all-electric, Future Factory en WarmingUP.
Complexe omlegging gasleiding op de Vijzelstraat
In hartje Amsterdam wordt momenteel een gasleiding verplaatst. Geen kleintje, maar zo’n hele grote gele. Een soort ader die dwars door de stad gaat en duizenden inwoners van gas voorziet. Een complexe opgave, in de drukke binnenstad.
Op de route vanaf het Damrak, door de historische binnenstad, naar de Ferdinand Bolstraat, neemt de drukte steeds meer toe. Dat vraagt om een andere inrichting van de straten. De rode loper, zo noemt de gemeente Amsterdam het meerjarige project.
Onderdeel van het project is de Vijzelstraat die opnieuw wordt ingericht. Een aantal monumentale bruggen wordt daarbij ook onder handen genomen. En in twee van die bruggen zit nou net een hoge druk gasleiding (8 bar) verstopt.
“Voor die buis moeten we dus tijdelijk een nieuwe plek vinden”, vertelt projectleider Cock Baltissen. “Op zo’n manier dat we geen verstoring in de gastoevoer veroorzaken. Daarom maken we een bypass onder gasdruk. De tijdelijke gasbuis wordt parallel aan de brug gelegd. En die ligt er dan nog wel een tijdje. De gemeente verwacht namelijk dat de werkzaamheden aan de bruggen nog wel een jaar duurt”.
Om de gasbuis om te kunnen leggen, is het noodzakelijk het restgas uit de buis te halen. Dat restgas wordt vervolgens verbrand, oftewel ‘afgefakkeld’. Cock: “Dat betekent dat er voor de omgeving even een vlam te zien is. In verband met het incident voor het art’otel, zo’n twee weken geleden in Amsterdam, hebben we de omgeving extra geïnformeerd hierover. Zodat zij weten dat dit onderdeel is van de werkzaamheden”.
De ‘bypass’ op de brug over de Keizersgracht is inmiddels gereed. Half februari wordt het kunstje nog een keer uitgevoerd. Dan is de brug over de Prinsengracht aan de beurt.
Op de route vanaf het Damrak, door de historische binnenstad, naar de Ferdinand Bolstraat, neemt de drukte steeds meer toe. Dat vraagt om een andere inrichting van de straten. De rode loper, zo noemt de gemeente Amsterdam het meerjarige project.
Onderdeel van het project is de Vijzelstraat die opnieuw wordt ingericht. Een aantal monumentale bruggen wordt daarbij ook onder handen genomen. En in twee van die bruggen zit nou net een hoge druk gasleiding (8 bar) verstopt.
“Voor die buis moeten we dus tijdelijk een nieuwe plek vinden”, vertelt projectleider Cock Baltissen. “Op zo’n manier dat we geen verstoring in de gastoevoer veroorzaken. Daarom maken we een bypass onder gasdruk. De tijdelijke gasbuis wordt parallel aan de brug gelegd. En die ligt er dan nog wel een tijdje. De gemeente verwacht namelijk dat de werkzaamheden aan de bruggen nog wel een jaar duurt”.
Om de gasbuis om te kunnen leggen, is het noodzakelijk het restgas uit de buis te halen. Dat restgas wordt vervolgens verbrand, oftewel ‘afgefakkeld’. Cock: “Dat betekent dat er voor de omgeving even een vlam te zien is. In verband met het incident voor het art’otel, zo’n twee weken geleden in Amsterdam, hebben we de omgeving extra geïnformeerd hierover. Zodat zij weten dat dit onderdeel is van de werkzaamheden”.
De ‘bypass’ op de brug over de Keizersgracht is inmiddels gereed. Half februari wordt het kunstje nog een keer uitgevoerd. Dan is de brug over de Prinsengracht aan de beurt.
Hardenberg krijgt 900.000 euro om huiseigenaren te helpen bij energiebesparing
De gemeente Hardenberg gaat huiseigenaren in de gemeente in 2020 helpen om in de eigen woning energie te besparen. Hiervoor ontvangt de gemeente van het Rijk een subsidie van 900.000 euro. Het geld kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor kleine energiebesparende maatregelen in de eigen woning.
In de gemeente Hardenberg staan ruim 17.000 grondgebonden koopwoningen. Woningen zijn verantwoordelijk voor meer dan de helft van het totale energieverbruik. Hier valt dus veel winst te behalen. Daarom zet de gemeente Hardenberg zich al jarenlang in voor het verduurzamen van woningen.
Ook in 2020 gaat de gemeente aan de slag met projecten die huiseigenaren helpen om thuis energie te besparen. Voor de uitvoering van deze projecten ontvangt de gemeente van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een subsidie van € 900.000 uit de Regeling reductie energiegebruik (RRE).
De gemeente gaat het geld onder andere gebruiken om vouchers uit te geven waarmee huiseigenaren kleine energiebesparende maatregelen kunnen treffen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanbrengen van tochtstrips of radiatorfolie, het aanschaffen van LED-lampen of hulp bij het inregelen van de CV-installatie.
Daarnaast gebruikt de gemeente de subsidie voor advies en tips aan huiseigenaren over kleinschalige maatregelen en om inwoners te helpen bij het gezamenlijk inkopen van spouw- of vloerisolatie, HR++glas of zonnepanelen.
Begin 2020 werkt de gemeente de manier waarop huiseigenaren deze subsidie kunnen inzetten verder uit. Huiseigenaren worden in de loop van 2020 door de gemeente geïnformeerd over de mogelijkheden.
Wethouder Jan ten Kate: "In Hardenberg timmeren we behoorlijk aan de weg als het gaat om een duurzame toekomst. Het opwekken en gebruiken van duurzame energie is daarbij een speerpunt. Maar we zetten ook in op energiebesparing en het verduurzamen van woningen. Want alle energie die je bespaart, hoe je niet duurzaam op te wekken. Met deze subsidie kunnen we huiseigenaren in de gemeente helpen om hun woning nog sneller te verduurzamen."
In de gemeente Hardenberg staan ruim 17.000 grondgebonden koopwoningen. Woningen zijn verantwoordelijk voor meer dan de helft van het totale energieverbruik. Hier valt dus veel winst te behalen. Daarom zet de gemeente Hardenberg zich al jarenlang in voor het verduurzamen van woningen.
Ook in 2020 gaat de gemeente aan de slag met projecten die huiseigenaren helpen om thuis energie te besparen. Voor de uitvoering van deze projecten ontvangt de gemeente van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een subsidie van € 900.000 uit de Regeling reductie energiegebruik (RRE).
De gemeente gaat het geld onder andere gebruiken om vouchers uit te geven waarmee huiseigenaren kleine energiebesparende maatregelen kunnen treffen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanbrengen van tochtstrips of radiatorfolie, het aanschaffen van LED-lampen of hulp bij het inregelen van de CV-installatie.
Daarnaast gebruikt de gemeente de subsidie voor advies en tips aan huiseigenaren over kleinschalige maatregelen en om inwoners te helpen bij het gezamenlijk inkopen van spouw- of vloerisolatie, HR++glas of zonnepanelen.
Begin 2020 werkt de gemeente de manier waarop huiseigenaren deze subsidie kunnen inzetten verder uit. Huiseigenaren worden in de loop van 2020 door de gemeente geïnformeerd over de mogelijkheden.
Wethouder Jan ten Kate: "In Hardenberg timmeren we behoorlijk aan de weg als het gaat om een duurzame toekomst. Het opwekken en gebruiken van duurzame energie is daarbij een speerpunt. Maar we zetten ook in op energiebesparing en het verduurzamen van woningen. Want alle energie die je bespaart, hoe je niet duurzaam op te wekken. Met deze subsidie kunnen we huiseigenaren in de gemeente helpen om hun woning nog sneller te verduurzamen."
Burgercoöperaties plaatsen zonnepanelen via raamcontract Vlaams Energiebedrijf (VEB)
Het Vlaams Energiebedrijf, dat de openbare sector ontzorgt om duurzaam en efficiënt met energie om te springen, heeft sinds kort een raamcontract voor het plaatsen van zonnepanelen met burgerparticipatie bij openbare besturen, scholen en andere publieke diensten.
Ecopower mag deze opdracht uitvoeren samen met lokale REScoops. Groot voordeel van het raamcontract is dat het bestuur, de school of de vzw geen openbare aanbesteding dient uit te voeren maar rechtstreeks van het aanbod gebruik kan maken. Dit beperkt de administratieve rompslomp en versnelt de toename van de productie van zonne-energie.
De burgercoöperatie neemt de financiering, de plaatsing en het beheer van de zonnepanelen voor haar rekening. Gedurende 10, 15 of 20 jaar neemt de eigenaar van het dak de geproduceerde elektriciteit af aan een vastgelegde eenheidsprijs. Ecologisch en financieel interessant want de klant bespaart op zijn energiefactuur én verbruikt lokaal opgewekte hernieuwbare energie. Na de contractperiode worden de zonnepanelen kosteloos overgedragen aan de klant.
Elk nieuw zonneproject wordt coöperatief ingevuld: buurtbewoners, personeelsleden van het lokale bestuur, ouders van de school of leden en bestuursleden van de vzw kunnen mee investeren en zo mede-eigenaar worden van de installatie.
Ecopower mag deze opdracht uitvoeren samen met lokale REScoops. Groot voordeel van het raamcontract is dat het bestuur, de school of de vzw geen openbare aanbesteding dient uit te voeren maar rechtstreeks van het aanbod gebruik kan maken. Dit beperkt de administratieve rompslomp en versnelt de toename van de productie van zonne-energie.
De burgercoöperatie neemt de financiering, de plaatsing en het beheer van de zonnepanelen voor haar rekening. Gedurende 10, 15 of 20 jaar neemt de eigenaar van het dak de geproduceerde elektriciteit af aan een vastgelegde eenheidsprijs. Ecologisch en financieel interessant want de klant bespaart op zijn energiefactuur én verbruikt lokaal opgewekte hernieuwbare energie. Na de contractperiode worden de zonnepanelen kosteloos overgedragen aan de klant.
Elk nieuw zonneproject wordt coöperatief ingevuld: buurtbewoners, personeelsleden van het lokale bestuur, ouders van de school of leden en bestuursleden van de vzw kunnen mee investeren en zo mede-eigenaar worden van de installatie.
dinsdag 28 januari 2020
Protest tegen biomassa in Ede zwelt aan
Het protest tegen de drie biomassacentrales in Ede groeit. Bewoners rond de centrales van Warmtebedrijf Ede klagen over rook in de slaapkamer, stinkende uitstoot en rookwolken die het uitzicht belemmeren, meldt De Gelderlander.
In Ede draaien drie bio-energie centrales al enkele jaren op houtige biomassa. Zo’n 18.500 Edese woningen en bedrijven ontvangen hiervan hun warmte.
Steeds meer Edenaren maken zich zorgen over de negatieve gevolgen van de centrales. 'Af en toe staat het hier blauw van de rook', zegt Rini Ruitenschild, bewoner van de Asakkerweg in Ede-Noord.
In Ede draaien drie bio-energie centrales al enkele jaren op houtige biomassa. Zo’n 18.500 Edese woningen en bedrijven ontvangen hiervan hun warmte.
Steeds meer Edenaren maken zich zorgen over de negatieve gevolgen van de centrales. 'Af en toe staat het hier blauw van de rook', zegt Rini Ruitenschild, bewoner van de Asakkerweg in Ede-Noord.
Lowlands op zonne-energie
Op het parkeerterrein van de evenementenlocatie in Biddinghuizen komt een zonnepark van 90.000 zonnepanelen. Dat meldt de NOS. Bezoekers kunnen vanaf volgend jaar hun auto parkeren op de grootste solar carport ter wereld, aldus duurzaam energiebedrijf Solarfields.
Het energiebedrijf gaat samen met festivalorganisator MOJO een terrein aanleggen van 35 hectare. Daarmee biedt het terrein plek voor 15.000 auto's.
Lowlands verbruikt iedere editie zo'n 300.000 kWh aan elektriciteit. Daarvoor werden tot nu toe generatoren ingezet.
Het energiebedrijf gaat samen met festivalorganisator MOJO een terrein aanleggen van 35 hectare. Daarmee biedt het terrein plek voor 15.000 auto's.
Lowlands verbruikt iedere editie zo'n 300.000 kWh aan elektriciteit. Daarvoor werden tot nu toe generatoren ingezet.
Groot effect maritieme biobrandstof-pilot
Overtuigd van de urgentie om actie te ondernemen tegen klimaatverandering, is een groep Nederlandse multinationals - FrieslandCampina, Heineken, Philips, DSM, Shell en Unilever, allen lid van de Dutch Sustainable Growth Coalition (DSGC) - in samenwerking met AP Møller – Maersk in maart 2019 een biobrandstof-pilot gestart.
Het containerschip Mette Maersk is vanuit de haven van Rotterdam naar Shanghai gevaren op een brandstofmengsel waarin 20 procent gebruikt frituurvet was opgenomen. De pilot verliep zonder technische problemen, waardoor Shell diverse vervolgpilots kon starten. Het energieconcern werkt hierin samen met Maersk en andere grote bedrijven, zoals MSC en Van Oord. De research richt zich op een hoger percentage biobrandstof in het brandstofmengsel, tot wel 50 procent.
Tijdens de pilot met de Mette Maersk is een businessmodel ontwikkeld dat opbrengsten en kosten van het gebruik van biobrandstof toerekent aan containers. Een eerste marktverkenning laat zien dat de klanten van Maersk bereid zijn per container goederen te betalen als deze container schoner vervoerd wordt. Daarom heeft Maersk het commerciële product ‘Eco-Delivery’ op de markt gebracht. Kledingconcern H&M neemt het product al af.
De belangstelling voor de resultaten van de pilot is groot, zowel van de industrie en andere bedrijven die hun goederen wereldwijd afzetten als van de scheepvaartbedrijven. De DSGC heeft met de pilot laten zien dat door samenwerking in de keten de ontwikkeling naar schonere containerscheepvaart binnen handbereik komt.
Behalve een mengsel met 20 procent biobrandstof heeft Mette Maersk een mengsel met 7 procent biobrandstof gebruikt. In totaal leidde dit tot een reductie van de uitstoot met 1500 ton CO2 en 20 ton zwavel. Dat is gelijk aan de jaarlijkse CO2-uitstoot van ruim 200 huishoudens of 12 miljoen autokilometers (300 keer rond de wereld). Shell leverde de nieuwe brandstof, waarvoor het de nodige research in zijn lab heeft gedaan.
Het containerschip Mette Maersk is vanuit de haven van Rotterdam naar Shanghai gevaren op een brandstofmengsel waarin 20 procent gebruikt frituurvet was opgenomen. De pilot verliep zonder technische problemen, waardoor Shell diverse vervolgpilots kon starten. Het energieconcern werkt hierin samen met Maersk en andere grote bedrijven, zoals MSC en Van Oord. De research richt zich op een hoger percentage biobrandstof in het brandstofmengsel, tot wel 50 procent.
Tijdens de pilot met de Mette Maersk is een businessmodel ontwikkeld dat opbrengsten en kosten van het gebruik van biobrandstof toerekent aan containers. Een eerste marktverkenning laat zien dat de klanten van Maersk bereid zijn per container goederen te betalen als deze container schoner vervoerd wordt. Daarom heeft Maersk het commerciële product ‘Eco-Delivery’ op de markt gebracht. Kledingconcern H&M neemt het product al af.
De belangstelling voor de resultaten van de pilot is groot, zowel van de industrie en andere bedrijven die hun goederen wereldwijd afzetten als van de scheepvaartbedrijven. De DSGC heeft met de pilot laten zien dat door samenwerking in de keten de ontwikkeling naar schonere containerscheepvaart binnen handbereik komt.
Behalve een mengsel met 20 procent biobrandstof heeft Mette Maersk een mengsel met 7 procent biobrandstof gebruikt. In totaal leidde dit tot een reductie van de uitstoot met 1500 ton CO2 en 20 ton zwavel. Dat is gelijk aan de jaarlijkse CO2-uitstoot van ruim 200 huishoudens of 12 miljoen autokilometers (300 keer rond de wereld). Shell leverde de nieuwe brandstof, waarvoor het de nodige research in zijn lab heeft gedaan.
Meewerken aan plannen voor duurzame energie Alkmaar
In 2019 hebben de Nederlandse gemeenten afspraken gemaakt om samen verdere opwarming van de aarde te voorkomen: het Klimaatakkoord. De afspraken gaan onder andere over het energieverbruik en de opwek van duurzame energie. De gemeente Alkmaar is samen met de regio actief aan de slag om deze doelstellingen te behalen.
De opwek van duurzame energie is in Nederland al op veel plekken zichtbaar. Ook in Alkmaar. Veel mensen isoleren hun woning of nemen andere duurzame maatregelen. Op bedrijventerrein de Boekelermeer worden duurzame manieren van energieopwekking ontwikkeld. Toch zijn we er daarmee nog niet. We moeten verder denken om al onze energie duurzaam te krijgen.
De gemeente Alkmaar vraagt inwoners en ondernemers om een avond mee te werken. Nadenken over hoe wij samen met onze buurgemeenten meer duurzame zon- en windenergie kunnen opwekken. Zodat we uiteindelijk geen fossiele brandstoffen, zoals steenkool aardgas en olie, meer nodig hebben.
De bijeenkomsten zijn op 21 januari in Dorpshuis onder de Boom in De Rijp, op 28 januari in de Grote Kerk in Schermerhorn en op 30 januari in het Stadhuis van Alkmaar. De avonden beginnen om 19.00 uur.
De opwek van duurzame energie is in Nederland al op veel plekken zichtbaar. Ook in Alkmaar. Veel mensen isoleren hun woning of nemen andere duurzame maatregelen. Op bedrijventerrein de Boekelermeer worden duurzame manieren van energieopwekking ontwikkeld. Toch zijn we er daarmee nog niet. We moeten verder denken om al onze energie duurzaam te krijgen.
De gemeente Alkmaar vraagt inwoners en ondernemers om een avond mee te werken. Nadenken over hoe wij samen met onze buurgemeenten meer duurzame zon- en windenergie kunnen opwekken. Zodat we uiteindelijk geen fossiele brandstoffen, zoals steenkool aardgas en olie, meer nodig hebben.
De bijeenkomsten zijn op 21 januari in Dorpshuis onder de Boom in De Rijp, op 28 januari in de Grote Kerk in Schermerhorn en op 30 januari in het Stadhuis van Alkmaar. De avonden beginnen om 19.00 uur.
AB InBev en BayWa kondigen grootste pan-Europese deal voor zonne-energie ooit aan
De 10-jarige Virtual Power Purchase Agreement (VPPA) voorziet in de levering van elektriciteit door twee zonne-energieparken met een gecombineerde productie van bijna 200 megawatt, waarvan AB InBev meer dan 130 megawatt geleverd krijgt. Dit maakt het de grootste pan-Europese zakelijke overeenkomst voor zonne-energie in de geschiedenis.
BayWa r.e. zal twee nieuwe zonnestroomparken in Spanje ontwikkelen, waarvan één de Budweiser Solar Farm zal heten, die 250 gigawattuur duurzame elektriciteit per jaar zal leveren aan de 14 brouwerijen in West-Europa*, waaronder de brouwerijen in Nederland in Dommelen en Arcen. Dit is voldoende om het equivalent van 670.000 Europese woningen, of 100.000 stadionvoetbalwedstrijden, per jaar van stroom te voorzien.
De nieuwe zonneparken worden naar verwachting per 1 maart 2022 door BayWa r.e. in gebruik genomen. Voordat deze zonnecentralen operationeel zijn, zal BayWa r.e. de brouwer voorzien van 75 gigawattuur Garanties van Oorsprong uit haar windmolenpark "La Muela" in Zaragoza, Spanje. Alle bieren van AB InBev in Nederland worden al sinds 2017 voor 100% gebrouwen met hernieuwbare elektriciteit, afkomstig van waterkracht. Dit zal worden omgezet naar zonne-energie.
maandag 27 januari 2020
Groen licht voor uniek Zonnepark Bloemendaal aan Zee
Het college van Bloemendaal heeft akkoord gegeven voor de realisatie van een zonnepark op twee parkeerterreinen bij Bloemendaal aan Zee, aan de kop van de Zeeweg. Hier komen circa 5.000 zonnepanelen waaronder geparkeerd kan worden. Voor zover bekend is dit de eerste grootschalige plaatsing van zonnepanelen boven een openbaar parkeerterrein in Nederland. Oplevering, inclusief laadpalen voor elektrische auto’s, staat gepland voor midden april 2020.
De totale opgewekte stroom op de parkeerterreinen P1 en P2, staat gelijk aan het jaarlijkse stroomverbruik van ongeveer 600 huishoudens. Bekeken wordt hoe de opgewekte groene stroom met voorrang kan worden aangeboden aan de ondernemers bij het strand en de inwoners van Bloemendaal.
Het project wordt gerealiseerd door Adamant Rooftop Energy Solar Projects BV.
De totale opgewekte stroom op de parkeerterreinen P1 en P2, staat gelijk aan het jaarlijkse stroomverbruik van ongeveer 600 huishoudens. Bekeken wordt hoe de opgewekte groene stroom met voorrang kan worden aangeboden aan de ondernemers bij het strand en de inwoners van Bloemendaal.
Het project wordt gerealiseerd door Adamant Rooftop Energy Solar Projects BV.
Grootste deel elektriciteitsnet Friesland bereikt grens capaciteit
Nieuwe initiatieven voor duurzame opwek (vooral zonneparken) en uitbreiding van bedrijfsactiviteiten vragen zoveel capaciteit dat het grootste deel van het elektriciteitsnet in de regio Friesland de maximale belasting heeft bereikt. Dit blijkt uit nieuwe gegevens die netbeheerder Liander heeft gepubliceerd. Om de capaciteit te vergroten wordt komende jaren ingezet op forse uitbreidingsinvesteringen en slimme oplossingen om het huidige net slimmer te benutten.
In de provincie Friesland zet de ontwikkeling van duurzame energie-initiatieven zich in hoog tempo door. Met name de grootschalige aanleg van zonnepanelen in weilanden en op grote daken neemt een vlucht (2018: 278 megawatt, 2019: 429 megawatt). Ook zet de groei van energie-intensieve bedrijvigheid door, zoals nieuwe zuivelfabrieken. Het elektriciteitsnet in de regio is hier oorspronkelijk niet op ontworpen en bereikt op steeds meer plekken de grens van de capaciteit. In circa tweederde van Friesland zijn inmiddels transportbeperkingen ontstaan. Ook enkele grote verbindingsstations met het landelijke hoogspanningsnet zijn inmiddels vol en moeten eerst worden uitgebreid.
Liander is volop bezig met versterking en uitbreiding van het net. In 2020 worden de investeringen geraamd op 99 miljoen euro, dat is een verdubbeling ten opzichte van vijf jaar geleden (56 miljoen). Het versterken en uitbreiden van de netten kost echter veel tijd. Waar een zonneweide binnen een jaar operationeel kan zijn, kan de uitbreiding van een groot verdeelstation vijf tot 8 jaar in beslag nemen, onder meer door alle lange procedures.
Naast netversterkingen zet de netbeheerder daarom ook in op slimme oplossingen om het bestaande net beter te benutten. Zo wil Liander waar mogelijk de 'vluchtstrook' van het elektriciteitsnet inzetten voor duurzame energie. Daarnaast experimenteert de netbeheerder met het tijdelijk uitschakelen van zonneparken om het moment dat het net overbelast dreigt te raken. Ook wordt in Friesland ingezet op waterstofpilots om het elektriciteitsnet in de toekomst te ontzien. Voor een aantal maatregelen wordt momenteel gewerkt aan aangepaste wet- en regelgeving.
Roelof Potters, regiomanager Friesland voor Liander: “De snelle ontwikkelingen in Friesland vragen om een toekomstgerichte, integrale aanpak. Door de afspraken in het Klimaatakkoord wordt in de toekomst afscheid genomen van aardgas om huizen te verwarmen. Ook verschijnen er in een hoog tempo steeds meer elektrische auto’s, bussen en vrachtauto’s op de weg, die opgeladen moeten worden door duizenden laadpalen. Deze ontwikkelingen vragen eveneens om een forse uitbreiding van het elektriciteitsnet. Liander is met alle betrokken stakeholders in gesprek hoe deze ontwikkelingen het best kunnen worden gefaciliteerd.”
In 2020 moeten alle plannen samenkomen in de regionale energiestrategieën (RES), die momenteel worden ontwikkeld. Voor de provincie Friesland wordt één integrale RES ontwikkeld. Hiervoor vinden momenteel op verschillende niveaus gesprekken, analyses en verkenningen plaats om de impact van alle ontwikkelingen samen te brengen tot één haalbaar plan om alle duurzaamheidsontwikkelingen in Friesland te realiseren.
In de provincie Friesland zet de ontwikkeling van duurzame energie-initiatieven zich in hoog tempo door. Met name de grootschalige aanleg van zonnepanelen in weilanden en op grote daken neemt een vlucht (2018: 278 megawatt, 2019: 429 megawatt). Ook zet de groei van energie-intensieve bedrijvigheid door, zoals nieuwe zuivelfabrieken. Het elektriciteitsnet in de regio is hier oorspronkelijk niet op ontworpen en bereikt op steeds meer plekken de grens van de capaciteit. In circa tweederde van Friesland zijn inmiddels transportbeperkingen ontstaan. Ook enkele grote verbindingsstations met het landelijke hoogspanningsnet zijn inmiddels vol en moeten eerst worden uitgebreid.
Liander is volop bezig met versterking en uitbreiding van het net. In 2020 worden de investeringen geraamd op 99 miljoen euro, dat is een verdubbeling ten opzichte van vijf jaar geleden (56 miljoen). Het versterken en uitbreiden van de netten kost echter veel tijd. Waar een zonneweide binnen een jaar operationeel kan zijn, kan de uitbreiding van een groot verdeelstation vijf tot 8 jaar in beslag nemen, onder meer door alle lange procedures.
Naast netversterkingen zet de netbeheerder daarom ook in op slimme oplossingen om het bestaande net beter te benutten. Zo wil Liander waar mogelijk de 'vluchtstrook' van het elektriciteitsnet inzetten voor duurzame energie. Daarnaast experimenteert de netbeheerder met het tijdelijk uitschakelen van zonneparken om het moment dat het net overbelast dreigt te raken. Ook wordt in Friesland ingezet op waterstofpilots om het elektriciteitsnet in de toekomst te ontzien. Voor een aantal maatregelen wordt momenteel gewerkt aan aangepaste wet- en regelgeving.
Roelof Potters, regiomanager Friesland voor Liander: “De snelle ontwikkelingen in Friesland vragen om een toekomstgerichte, integrale aanpak. Door de afspraken in het Klimaatakkoord wordt in de toekomst afscheid genomen van aardgas om huizen te verwarmen. Ook verschijnen er in een hoog tempo steeds meer elektrische auto’s, bussen en vrachtauto’s op de weg, die opgeladen moeten worden door duizenden laadpalen. Deze ontwikkelingen vragen eveneens om een forse uitbreiding van het elektriciteitsnet. Liander is met alle betrokken stakeholders in gesprek hoe deze ontwikkelingen het best kunnen worden gefaciliteerd.”
In 2020 moeten alle plannen samenkomen in de regionale energiestrategieën (RES), die momenteel worden ontwikkeld. Voor de provincie Friesland wordt één integrale RES ontwikkeld. Hiervoor vinden momenteel op verschillende niveaus gesprekken, analyses en verkenningen plaats om de impact van alle ontwikkelingen samen te brengen tot één haalbaar plan om alle duurzaamheidsontwikkelingen in Friesland te realiseren.
'Oorlogsverleden Mitsubishi zit verkoop Eneco in de weg'
De verkoop van energiebedrijf Eneco stuit op een onverwachte horde: het oorlogsverleden van koper Mitsubishi. Dat meldt Trouw vanochtend.
De 44 gemeenten die Eneco in hun bezit hebben, willen dat het Japanse Mitsubishi Corporation in gesprek gaat met Nederlanders die in de oorlog dwangarbeid hebben verricht.
Naar schatting 7.300 Nederlandse krijgsgevangenen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit toenmalig Nederlands-Indië verscheept naar Japan om daar te werken als dwangarbeider.
De zaak rond de dwangarbeiders kwam aan het rollen op 16 januari in de raads- en commissievergaderingen van Den Haag en Rotterdam. In beide vergaderingen verzocht een inspreker, de stichting Japanse Ereschulden, de gemeente om erkenning, excuses en compensatie voor het leed van de dwangarbeiders te eisen van Mitsubishi.
Het huidige Mitsubishi Corporation is overigens opgericht in 1954, negen jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
De 44 gemeenten die Eneco in hun bezit hebben, willen dat het Japanse Mitsubishi Corporation in gesprek gaat met Nederlanders die in de oorlog dwangarbeid hebben verricht.
Naar schatting 7.300 Nederlandse krijgsgevangenen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit toenmalig Nederlands-Indië verscheept naar Japan om daar te werken als dwangarbeider.
De zaak rond de dwangarbeiders kwam aan het rollen op 16 januari in de raads- en commissievergaderingen van Den Haag en Rotterdam. In beide vergaderingen verzocht een inspreker, de stichting Japanse Ereschulden, de gemeente om erkenning, excuses en compensatie voor het leed van de dwangarbeiders te eisen van Mitsubishi.
Het huidige Mitsubishi Corporation is overigens opgericht in 1954, negen jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
2,4 miljoen euro Europees onderzoeksgeld voor onderzoek organische elektronica
UHasselt-professor Koen Vandewal (IMO-IMOMEC) ontvangt van de Europese Unie de ERC Consolidator beurs. Met deze beurs van 2,4 miljoen euro zal Koen Vandewal de komende jaren zoeken naar nieuwe inzichten en toepassingen rond organische elektronica. “Er is een heel grote toekomst voor materialen zoals plooibare zonnecellen, oprolbare schermen of zelfs biosensoren in ons lichaam, maar nog niet alle kennis is voorhanden om deze ten volle te kunnen ontwikkelen. Met deze beurs hopen wij hier belangrijke stappen in te zetten”, zegt Koen Vandewal.
“Organische elektronica bestaan voor het overgrote deel uit koolstofmoleculen”, legt Koen Vandewal uit. En dat heeft heel wat voordelen ten opzichte van de klassieke elektronica zoals de tv’s, mobiele telefoons of zonnepanelen die we vandaag de dag kennen. “Zo is organische elektronica door hun samenstelling erg licht, flexibel en zelfs biocompatibel. Organische zonnecellen kunnen bijvoorbeeld even licht en oprolbaar zijn als papier en organische elektrische sensoren zijn zo dun en uitrekbaar dat ze kunnen dienen als een soort van elektrische huid. Daar komt nog bij dat organische elektronica niet giftig is, waardoor in de toekomst organische elektronische toepassingen in het lichaam kunnen worden ingebracht. Denk hierbij aan sensoren die het glucosegehalte van diabetespatenten meten, of meer futuristisch, elektronische koppelingen tussen de hersenen en een computer.
Al jaren wordt er onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van deze organische toepassingen. Maar voor deze algemene realiteit kunnen worden, is er nog heel wat meer onderzoek nodig. “Op dit moment is de traditionele inorganische elektronica nog altijd veel efficiënter. Silicium computerchips zijn nog steeds vele malen sneller dan organische en een zonnepaneel van silicium wekt nog altijd meer energie op dan een zonnepaneel uit organisch materiaal”, zegt Koen Vandewal. “We moeten de efficiëntie van organische materialen dus nog verbeteren. Daarvoor is het heel belangrijk om op moleculaire schaal veel meer nieuwe kennis te vergaren. We weten dat zelfs de kleinste veranderingen in de chemische structuur of een andere combinatie van moleculen invloed heeft op de prestaties van elektronica. Maar hoe deze processen precies in de kleinste details werken, weten we nog niet. En daar zullen we nu de volgende vijf jaar onderzoek naar voeren.”
Koen Vandewal kan voor dit onderzoek alvast rekenen op een mooie steun van de Europese Onderzoeksraad. Zij trekken via een ERC-beurs 2,4 miljoen euro onderzoeksgeld uit voor dit project. “Een heel mooie erkenning en steun”, zegt Koen Vandewal. “Met dit geld zullen we binnen IMO-IMOMEC, het geïntegreerd onderzoeksinstituut van UHasselt en imec, binnen de onderzoeksdomeinen chemie, fysica en ingenieurswetenschappen samenwerken aan wat wij graag de ‘handleiding voor organische elektronica noemen’. In de chemische sector worden jaarlijks duizenden nieuwe moleculen gemaakt, maar welke molecule kan je het best gebruiken voor welke toepassing? Welke combinaties zorgen voor het meest efficiënte materiaal? Daar willen wij een antwoord op geven aan de hand van lasergebaseerde spectroscopische technieken.”
Over vijf jaar willen de onderzoekers dus meer begrip hebben over het mechanisme achter organische elektronica. En natuurlijk hopen ze hiermee ook de basis te kunnen leggen van gloednieuwe toepassingen, zoals nieuwe type sensoren, zonnecellen, fotodetectoren, of LED schermen. “In dit onderzoeksdomein kan het zeer snel gaan, Wanneer je nieuwe inzichten krijgt in hoe twee moleculen interageren, dan kan dit de basis zijn voor volledig nieuwe toepassingen. In ieder geval ben ik zeer trots dat ik dankzij deze beurs het sterke werk van UHasselt van de afgelopen jaren op vlak van organische elektronica kan verderzetten.”
“Organische elektronica bestaan voor het overgrote deel uit koolstofmoleculen”, legt Koen Vandewal uit. En dat heeft heel wat voordelen ten opzichte van de klassieke elektronica zoals de tv’s, mobiele telefoons of zonnepanelen die we vandaag de dag kennen. “Zo is organische elektronica door hun samenstelling erg licht, flexibel en zelfs biocompatibel. Organische zonnecellen kunnen bijvoorbeeld even licht en oprolbaar zijn als papier en organische elektrische sensoren zijn zo dun en uitrekbaar dat ze kunnen dienen als een soort van elektrische huid. Daar komt nog bij dat organische elektronica niet giftig is, waardoor in de toekomst organische elektronische toepassingen in het lichaam kunnen worden ingebracht. Denk hierbij aan sensoren die het glucosegehalte van diabetespatenten meten, of meer futuristisch, elektronische koppelingen tussen de hersenen en een computer.
Al jaren wordt er onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van deze organische toepassingen. Maar voor deze algemene realiteit kunnen worden, is er nog heel wat meer onderzoek nodig. “Op dit moment is de traditionele inorganische elektronica nog altijd veel efficiënter. Silicium computerchips zijn nog steeds vele malen sneller dan organische en een zonnepaneel van silicium wekt nog altijd meer energie op dan een zonnepaneel uit organisch materiaal”, zegt Koen Vandewal. “We moeten de efficiëntie van organische materialen dus nog verbeteren. Daarvoor is het heel belangrijk om op moleculaire schaal veel meer nieuwe kennis te vergaren. We weten dat zelfs de kleinste veranderingen in de chemische structuur of een andere combinatie van moleculen invloed heeft op de prestaties van elektronica. Maar hoe deze processen precies in de kleinste details werken, weten we nog niet. En daar zullen we nu de volgende vijf jaar onderzoek naar voeren.”
Koen Vandewal kan voor dit onderzoek alvast rekenen op een mooie steun van de Europese Onderzoeksraad. Zij trekken via een ERC-beurs 2,4 miljoen euro onderzoeksgeld uit voor dit project. “Een heel mooie erkenning en steun”, zegt Koen Vandewal. “Met dit geld zullen we binnen IMO-IMOMEC, het geïntegreerd onderzoeksinstituut van UHasselt en imec, binnen de onderzoeksdomeinen chemie, fysica en ingenieurswetenschappen samenwerken aan wat wij graag de ‘handleiding voor organische elektronica noemen’. In de chemische sector worden jaarlijks duizenden nieuwe moleculen gemaakt, maar welke molecule kan je het best gebruiken voor welke toepassing? Welke combinaties zorgen voor het meest efficiënte materiaal? Daar willen wij een antwoord op geven aan de hand van lasergebaseerde spectroscopische technieken.”
Over vijf jaar willen de onderzoekers dus meer begrip hebben over het mechanisme achter organische elektronica. En natuurlijk hopen ze hiermee ook de basis te kunnen leggen van gloednieuwe toepassingen, zoals nieuwe type sensoren, zonnecellen, fotodetectoren, of LED schermen. “In dit onderzoeksdomein kan het zeer snel gaan, Wanneer je nieuwe inzichten krijgt in hoe twee moleculen interageren, dan kan dit de basis zijn voor volledig nieuwe toepassingen. In ieder geval ben ik zeer trots dat ik dankzij deze beurs het sterke werk van UHasselt van de afgelopen jaren op vlak van organische elektronica kan verderzetten.”
Essent en Refugee Talent Hub werken aan oplossing monteurstekort
Essent en de Refugee Talent Hub slaan de handen ineen om het tekort aan energiemonteurs op te lossen. Essent zoekt samen met zijn servicepartners de komende jaren meer dan 1.000 energiemonteurs voor het leveren en installeren van energiebesparende maatregelen zoals isolatie en zonnepanelen. Door het talent van vluchtelingen te benutten, hoopt de marktleider verschillende vacatures te vervullen. De samenwerking kent in eerste instantie een looptijd van een jaar.
De Refugee Talent Hub brengt werkgevers en vluchtelingen dichter bij elkaar met betaald werk als doel. Zo draagt het talent van vluchtelingen bij aan het oplossen van de krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt. Bovendien helpt de samenwerking met Essent vacatures te vervullen die helpen bij de verduurzaming van Nederland. Vorig jaar luidde Essent hierover al de noodklok. Door het tekort aan energiemonteurs dreigt het tempo te vertragen waarin onze huizen en gebouwen energiezuiniger worden. En dat terwijl het verduurzamen van woningen een speerpunt van het Klimaatakkoord is.
De samenwerking start met het werven en opleiden van enkele energiemonteurs op het vlak van isolatie. “We moeten in Nederland honderdduizenden woningen door isolatie energiezuiniger maken. Dat is vaak de eerste stap richting verduurzaming. Isolatiemonteurs zijn daarom ontzettend belangrijk,” legt Thomas Strikwerda van isolatiebedrijf Nederland Isoleert uit. Hij heeft direct baat bij de samenwerking van Essent met de Refugee Talent Hub. “Nederland Isoleert groeit hard, en we zoeken daarom steeds nieuwe medewerkers. Het is fysiek werk. Goede medewerkers vinden is ontzettend moeilijk. Het zou daarom fantastisch zijn als we enkele vluchtelingen een goede start in Nederland kunnen geven en tegelijkertijd de verduurzaming een duw in de rug geven.”
Wilma Roozenboom, directeur van de Refugee Talent Hub: “De Refugee Talent Hub werkt inmiddels samen met 29 werkgevers en een groot aantal maatschappelijke organisaties. Bij bedrijven als Accenture, Arcadis en TenneT hebben we al mensen geplaatst. Zo zijn inmiddels ruim 150 vluchtelingen aan een baan gekomen. Wij zijn enthousiast dat we dit nu ook met Essent en zijn servicepartners opstarten.”
De Refugee Talent Hub brengt werkgevers en vluchtelingen dichter bij elkaar met betaald werk als doel. Zo draagt het talent van vluchtelingen bij aan het oplossen van de krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt. Bovendien helpt de samenwerking met Essent vacatures te vervullen die helpen bij de verduurzaming van Nederland. Vorig jaar luidde Essent hierover al de noodklok. Door het tekort aan energiemonteurs dreigt het tempo te vertragen waarin onze huizen en gebouwen energiezuiniger worden. En dat terwijl het verduurzamen van woningen een speerpunt van het Klimaatakkoord is.
De samenwerking start met het werven en opleiden van enkele energiemonteurs op het vlak van isolatie. “We moeten in Nederland honderdduizenden woningen door isolatie energiezuiniger maken. Dat is vaak de eerste stap richting verduurzaming. Isolatiemonteurs zijn daarom ontzettend belangrijk,” legt Thomas Strikwerda van isolatiebedrijf Nederland Isoleert uit. Hij heeft direct baat bij de samenwerking van Essent met de Refugee Talent Hub. “Nederland Isoleert groeit hard, en we zoeken daarom steeds nieuwe medewerkers. Het is fysiek werk. Goede medewerkers vinden is ontzettend moeilijk. Het zou daarom fantastisch zijn als we enkele vluchtelingen een goede start in Nederland kunnen geven en tegelijkertijd de verduurzaming een duw in de rug geven.”
Wilma Roozenboom, directeur van de Refugee Talent Hub: “De Refugee Talent Hub werkt inmiddels samen met 29 werkgevers en een groot aantal maatschappelijke organisaties. Bij bedrijven als Accenture, Arcadis en TenneT hebben we al mensen geplaatst. Zo zijn inmiddels ruim 150 vluchtelingen aan een baan gekomen. Wij zijn enthousiast dat we dit nu ook met Essent en zijn servicepartners opstarten.”
vrijdag 24 januari 2020
Netbeheerders gaan grondstoffenpaspoort gebruiken om circulariteit inzichtelijk te maken
Bij de aankoop van buizen, kabels, meters en transformatoren gaan netbeheerders Liander, Enexis Netbeheer, Stedin en TenneT voortaan eenzelfde grondstoffenpaspoort bij hun voornaamste leveranciers uitvragen. Via het uitvragen van de grondstoffenpaspoorten krijgen de netbeheerders inzicht in de mate van circulariteit van hun inkoop en bedrijfsvoering.
Het grondstoffenpaspoort vraagt leveranciers om inzicht te geven in de samenstelling van hun product, waarbij aangegeven wordt in hoeverre de gebruikte grondstoffen gerecycled zijn en in hoeverre de grondstoffen gerecycled kunnen worden na levensduur. Ook kan nu samen met leveranciers onderzocht worden op welke manieren circulariteit verder kan worden ontwikkeld. Het uitvragen van één vergelijkbaar format aan de leveranciers verkleint voor hen de administratieve last en verhoogt de kans om van elkaar te leren.
De energietransitie en het klimaatakkoord stellen ons voor een grote opgave bij het toekomstbestendig maken van onze gas-, warmte- en elektriciteitsinfrastructuur. Naast het faciliteren van een duurzame samenleving hebben de Nederlandse netbeheerders ook aandacht voor het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering. Er zijn ambities en acties om de gezamenlijk CO2-uitstoot zo veel mogelijk te reduceren en waar nodig te compenseren. Alle netbeheerders werken toe naar een klimaatneutrale bedrijfsvoering. Daarnaast zetten zij in op circulariteit; verantwoord omgaan met de steeds schaarser wordende grondstoffen, met als doel tegen de laagste maatschappelijke kosten de infrastructuur zo duurzaam mogelijk te ontwikkelen en te onderhouden.
Netbeheerders kopen producten in zoals buizen, kabels, meters en transformatoren. Veel grondstoffen daarvoor, zoals koper, aluminium en plastics, worden schaarser en de winning ervan geeft vaak milieuschade. Om zo verantwoord mogelijk met onze grondstoffen om te gaan, streven de netbeheerders naar een circulair inkoopbeleid, waarbij het uitvragen van de grondstoffenpaspoorten een belangrijke eerste stap is om meer inzicht te verkrijgen.
Vanaf 2020 vragen netbeheerders bij aanbestedingen van al onze primaire assets zoals installaties, kabels en leidingen aan leveranciers om een grondstoffenpaspoort in te vullen. Hiermee maken zij inzichtelijk uit welke grondstoffen en materialen het product bestaat, hoeveel gerecyclede materialen het bevat en in welke mate het product of materiaal weer te recyclen of te hergebruiken is aan het einde van de levensduur. Wij hebben als sector de afspraak gemaakt om de komende twee jaar een eenduidig format van het grondstoffenpaspoort te gebruiken richting al onze leveranciers.
Vooralsnog zullen de uitkomsten vooral worden gebruikt om inzicht in de mate van circulariteit te vergroten. Alle betrokken partijen erkennen dat inzicht in circulaire prestaties een voorwaarde is om te kunnen sturen op impact.
Stedin verzamelt sinds 2019 data met betrekking tot de circulariteit van haar primaire assets. Na 2019 heeft Stedin 61% van haar inkoopstromen inzichtelijk. In 2020 wil zij dit naar 100% inzicht brengen. Na 2020 zal Stedin zich gaan richten op het verhogen van de circulariteit van haar producten door op basis van de inzichten uit de paspoorten in gesprek te gaan met haar leveranciers.
Liander groeit naar 60% circulair inkopen. Het bedrijf weet door de grondstoffenpaspoorten dat inmiddels 30% van het volume circulair is ingekocht. Zij wil dit uitbreiden naar 60% in 2025. Dit kan door per aanbesteding te kijken naar aanvullende criteria voor circulair.
Enexis Netbeheer vraagt het grondstoffenpaspoort uit bij Europese aanbestedingen. Dit is onderdeel van een bredere ambitie, namelijk om een bijdrage te leveren aan SDG 12 ‘Verantwoorde Productie en Consumptie’. Het inzicht te verhogen in de inkomende materialenstroom zien wij als een basisvoorwaarde om organisatiebreed vervolgstappen te zetten richting meer circulair grondstoffengebruik in de ingekochte producten en hoogwaardige afvalverwerking.
TenneT heeft een groot investeringsportfolio voor de komende 10 jaar, omdat de transitie naar een circulaire economie van groot belang is voor TenneT. Sinds 2019 is de landelijke netbeheerder aan de slag met het verkrijgen van meer inzicht in de grondstofstromen. Voor de ingaande stroom is het grondstoffenpaspoort een onmisbaar instrument. De inzichten zijn nodig om zijn doelstellingen; 25% minder maagdelijk koper gebruik en 25% minder niet te recyclen afval in 2025 te bereiken.
Het grondstoffenpaspoort vraagt leveranciers om inzicht te geven in de samenstelling van hun product, waarbij aangegeven wordt in hoeverre de gebruikte grondstoffen gerecycled zijn en in hoeverre de grondstoffen gerecycled kunnen worden na levensduur. Ook kan nu samen met leveranciers onderzocht worden op welke manieren circulariteit verder kan worden ontwikkeld. Het uitvragen van één vergelijkbaar format aan de leveranciers verkleint voor hen de administratieve last en verhoogt de kans om van elkaar te leren.
De energietransitie en het klimaatakkoord stellen ons voor een grote opgave bij het toekomstbestendig maken van onze gas-, warmte- en elektriciteitsinfrastructuur. Naast het faciliteren van een duurzame samenleving hebben de Nederlandse netbeheerders ook aandacht voor het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering. Er zijn ambities en acties om de gezamenlijk CO2-uitstoot zo veel mogelijk te reduceren en waar nodig te compenseren. Alle netbeheerders werken toe naar een klimaatneutrale bedrijfsvoering. Daarnaast zetten zij in op circulariteit; verantwoord omgaan met de steeds schaarser wordende grondstoffen, met als doel tegen de laagste maatschappelijke kosten de infrastructuur zo duurzaam mogelijk te ontwikkelen en te onderhouden.
Netbeheerders kopen producten in zoals buizen, kabels, meters en transformatoren. Veel grondstoffen daarvoor, zoals koper, aluminium en plastics, worden schaarser en de winning ervan geeft vaak milieuschade. Om zo verantwoord mogelijk met onze grondstoffen om te gaan, streven de netbeheerders naar een circulair inkoopbeleid, waarbij het uitvragen van de grondstoffenpaspoorten een belangrijke eerste stap is om meer inzicht te verkrijgen.
Vanaf 2020 vragen netbeheerders bij aanbestedingen van al onze primaire assets zoals installaties, kabels en leidingen aan leveranciers om een grondstoffenpaspoort in te vullen. Hiermee maken zij inzichtelijk uit welke grondstoffen en materialen het product bestaat, hoeveel gerecyclede materialen het bevat en in welke mate het product of materiaal weer te recyclen of te hergebruiken is aan het einde van de levensduur. Wij hebben als sector de afspraak gemaakt om de komende twee jaar een eenduidig format van het grondstoffenpaspoort te gebruiken richting al onze leveranciers.
Vooralsnog zullen de uitkomsten vooral worden gebruikt om inzicht in de mate van circulariteit te vergroten. Alle betrokken partijen erkennen dat inzicht in circulaire prestaties een voorwaarde is om te kunnen sturen op impact.
Stedin verzamelt sinds 2019 data met betrekking tot de circulariteit van haar primaire assets. Na 2019 heeft Stedin 61% van haar inkoopstromen inzichtelijk. In 2020 wil zij dit naar 100% inzicht brengen. Na 2020 zal Stedin zich gaan richten op het verhogen van de circulariteit van haar producten door op basis van de inzichten uit de paspoorten in gesprek te gaan met haar leveranciers.
Liander groeit naar 60% circulair inkopen. Het bedrijf weet door de grondstoffenpaspoorten dat inmiddels 30% van het volume circulair is ingekocht. Zij wil dit uitbreiden naar 60% in 2025. Dit kan door per aanbesteding te kijken naar aanvullende criteria voor circulair.
Enexis Netbeheer vraagt het grondstoffenpaspoort uit bij Europese aanbestedingen. Dit is onderdeel van een bredere ambitie, namelijk om een bijdrage te leveren aan SDG 12 ‘Verantwoorde Productie en Consumptie’. Het inzicht te verhogen in de inkomende materialenstroom zien wij als een basisvoorwaarde om organisatiebreed vervolgstappen te zetten richting meer circulair grondstoffengebruik in de ingekochte producten en hoogwaardige afvalverwerking.
TenneT heeft een groot investeringsportfolio voor de komende 10 jaar, omdat de transitie naar een circulaire economie van groot belang is voor TenneT. Sinds 2019 is de landelijke netbeheerder aan de slag met het verkrijgen van meer inzicht in de grondstofstromen. Voor de ingaande stroom is het grondstoffenpaspoort een onmisbaar instrument. De inzichten zijn nodig om zijn doelstellingen; 25% minder maagdelijk koper gebruik en 25% minder niet te recyclen afval in 2025 te bereiken.
Bierbrouwer Grolsch halveert haar CO₂ emissies
Bierbrouwer Grolsch is al jarenlang actief met het reduceren van haar energieverbruik en de CO₂ emissies. De ambitie is om in 2025 een volledig CO₂-neutrale brouwerij te hebben waarbij alle ingezette energie op duurzame wijze wordt opgewekt.
Per 1 januari 2020 heeft Grolsch hier een belangrijke stap in gezet en gebruikt dan, voor zowel haar brouwerij als dochteronderneming De Klok Dranken, alleen nog maar 100% groene elektriciteit die afkomstig is van Europese windmolens. De CO₂ emissie wordt hiermee met 46% (6.700 ton) per jaar gereduceerd. Dat staat gelijk aan de hoeveelheid CO₂ die 3000 huishoudens gemiddeld uitstoten per jaar.
Per 1 januari 2020 heeft Grolsch hier een belangrijke stap in gezet en gebruikt dan, voor zowel haar brouwerij als dochteronderneming De Klok Dranken, alleen nog maar 100% groene elektriciteit die afkomstig is van Europese windmolens. De CO₂ emissie wordt hiermee met 46% (6.700 ton) per jaar gereduceerd. Dat staat gelijk aan de hoeveelheid CO₂ die 3000 huishoudens gemiddeld uitstoten per jaar.
donderdag 23 januari 2020
UT gaat de kloof tussen arbeidsmarkt en energietransitie te lijf
Voor de energietransitie wordt vaak alleen gedacht aan de technologie die deze transitie mogelijk moet maken. Echter, deze transitie wordt nu vooral tegengehouden door het enorme tekort aan personeel. Met behulp van financiering uit het NWO-brede Human Capital programma zullen aan de Universiteit Twente twee onderzoeksprojecten starten om deze kloof te dichten. Met ‘Gas erop!’ van Maaike Endedijk en ‘GoPro’ van Bas Kollöffel (beide Faculteit BMS) richt de UT zich op vernieuwingen in leer-werkomgevingen in de technische installatiebranche.
“Er wordt van het bestaande personeel nieuwe kennis en vaardigheden gevraagd. En om dit op te lossen is een samenwerking tussen wetenschap, onderwijs en het bedrijfsleven nodig”, vertelt Endedijk. In heel Nederland hebben drie van dit soort projecten financiering gekregen van NWO, waarvan twee de thuisbasis hebben aan de Universiteit Twente.
Beide projecten maken gebruik van het veelbelovende concept van Learning Communities. In zogenaamde ‘Learning Communities’ werken, leren en innoveren onderwijs en bedrijfsleven samen om vraagstukken op te lossen, zoals hoe we op een goede manier een hele wijk van het gas kunnen halen. Nog niet bekend is hoe die ‘Learning Communities’ het beste vormgegeven kunnen worden. De vraagstellingen waar in de Learning Communities aan gewerkt worden zijn afkomstig uit de praktijk. Het onderzoek levert fundamenteel inzicht over leren en innoveren in leer-werkomgevingen en levert concrete en praktische handvatten op voor de installatiebranche.
De twee projecten onderzoeken twee verschillende vormen communities. “In het project ‘Gas erop!’ worden Learning Communities gevormd rondom innovatieve projecten van bedrijven, waar specialisten en studenten uit het onderwijs aan toe worden gevoegd”, aldus Endedijk. Iedereen leert dus met en van elkaar en het geleerde kan direct in de praktijk worden toegepast. Vervolgens deelt elke Learning Community haar inzicht weer met de andere projecten.
Het ‘GoPro’-project richt zich op het verbeteren van de integratie van de theorie uit het onderwijs met de praktijk. “GoPro technologie kan mogelijk docenten, praktijkbegeleiders en studenten met elkaar verbinden om zo kennis en feedback te delen. Via een videoplatform worden studenten opgeleid tot vaardige, reflectieve, zelfsturende en bovendien levenslang lerende professionals”, aldus Kollöffel.
Het ‘GoPro’-project staat onder leiding van Bas Kollöffel. Hij werkt samen met de vakgroepen Onderzoeksmethodologie Meetmethoden en Data-Analyse (Faculteit BMS) en Construction Management & Engineering (Faculteit ET) en verschillende partners buiten de UT zoals Hogeschool Utrecht, OTIB, BAM, Koning Willem I College, Alliander, Baas, Stichting BLEI, Bouwend Nederland, GOA Leidingtechniek, O&O fonds Netwerkbedrijven, Heijmans, Visser & Smit Hanab en Volker Wessels.
Het ‘Gas erop!’-project staat onder leiding van Maaike Endedijk en zij werkt samen met Saxion Hogeschool, Hogeschool Windesheim, ROC van Twente, OTIB, Stichting ISSO, Stichting Pioneering, en de installatiebedrijven uit de regio Twente: van Dam, Alferink, Nijhof, Geas Energiewacht, Loohuis, Winkels, Engberink en de Groot.
“Er wordt van het bestaande personeel nieuwe kennis en vaardigheden gevraagd. En om dit op te lossen is een samenwerking tussen wetenschap, onderwijs en het bedrijfsleven nodig”, vertelt Endedijk. In heel Nederland hebben drie van dit soort projecten financiering gekregen van NWO, waarvan twee de thuisbasis hebben aan de Universiteit Twente.
Beide projecten maken gebruik van het veelbelovende concept van Learning Communities. In zogenaamde ‘Learning Communities’ werken, leren en innoveren onderwijs en bedrijfsleven samen om vraagstukken op te lossen, zoals hoe we op een goede manier een hele wijk van het gas kunnen halen. Nog niet bekend is hoe die ‘Learning Communities’ het beste vormgegeven kunnen worden. De vraagstellingen waar in de Learning Communities aan gewerkt worden zijn afkomstig uit de praktijk. Het onderzoek levert fundamenteel inzicht over leren en innoveren in leer-werkomgevingen en levert concrete en praktische handvatten op voor de installatiebranche.
De twee projecten onderzoeken twee verschillende vormen communities. “In het project ‘Gas erop!’ worden Learning Communities gevormd rondom innovatieve projecten van bedrijven, waar specialisten en studenten uit het onderwijs aan toe worden gevoegd”, aldus Endedijk. Iedereen leert dus met en van elkaar en het geleerde kan direct in de praktijk worden toegepast. Vervolgens deelt elke Learning Community haar inzicht weer met de andere projecten.
Het ‘GoPro’-project richt zich op het verbeteren van de integratie van de theorie uit het onderwijs met de praktijk. “GoPro technologie kan mogelijk docenten, praktijkbegeleiders en studenten met elkaar verbinden om zo kennis en feedback te delen. Via een videoplatform worden studenten opgeleid tot vaardige, reflectieve, zelfsturende en bovendien levenslang lerende professionals”, aldus Kollöffel.
Het ‘GoPro’-project staat onder leiding van Bas Kollöffel. Hij werkt samen met de vakgroepen Onderzoeksmethodologie Meetmethoden en Data-Analyse (Faculteit BMS) en Construction Management & Engineering (Faculteit ET) en verschillende partners buiten de UT zoals Hogeschool Utrecht, OTIB, BAM, Koning Willem I College, Alliander, Baas, Stichting BLEI, Bouwend Nederland, GOA Leidingtechniek, O&O fonds Netwerkbedrijven, Heijmans, Visser & Smit Hanab en Volker Wessels.
Het ‘Gas erop!’-project staat onder leiding van Maaike Endedijk en zij werkt samen met Saxion Hogeschool, Hogeschool Windesheim, ROC van Twente, OTIB, Stichting ISSO, Stichting Pioneering, en de installatiebedrijven uit de regio Twente: van Dam, Alferink, Nijhof, Geas Energiewacht, Loohuis, Winkels, Engberink en de Groot.
Liander sluit recordaantal zonnepanelen aan op elektriciteitsnet
In een tijd waar netbeheerders te maken hebben met een steeds voller elektriciteitsnet, heeft Liander in 2019 een recordaantal zonnepanelen aangesloten op zijn elektriciteitsnetten in Friesland, Flevoland, Noord-Holland, Gelderland en een deel van Zuid-Holland. In vrijwel elke provincie verdubbelde het aantal zonnepanelen in 2019 ten opzichte van het jaar ervoor. Het gaat hierbij om zonnepanelen op woningen, bedrijfsdaken en zonneweiden.
De afgelopen jaren is de populariteit van zonnepanelen razendsnel toegenomen, zowel onder consumenten, eigenaren van grote bedrijfspanden als ontwikkelaars van grootschalige zonneweiden. Belangrijkste reden zijn de aantrekkelijke fiscale regelingen van de overheid om de doelstellingen voor duurzaam opgewekte energie in het Klimaatakkoord te halen. Stroom die de eigenaren van zonnepanelen niet zelf verbruiken leveren zij terug aan het net. Hiervoor is veel capaciteit van de elektriciteitskabels nodig. Dat is vooral een uitdaging op plekken waar dunne kabels met relatief weinig capaciteit liggen, zoals op het platteland.
Met name door de snelgroeiende vraag van zonneparken naar transportcapaciteit raakt het elektriciteitsnet op steeds meer plekken vol. Waar een zonneweide met een jaar operationeel kan zijn, kan de uitbreiding van een groot elektriciteitsverdeelstation dat de stroom verwerkt vijf tot acht jaar in beslag nemen, onder meer door lange vergunningstrajecten en procedures. Nederland is niet op deze ontwikkelingen ingericht. Om aan de vraag te kunnen voldoen breidt Liander het elektriciteitsnet op veel plaatsen fors uit. In 2020 investeert het bedrijf 882 miljoen euro in de energienetten.
Liander benadrukt dat het geen vanzelfsprekendheid is dat producenten van duurzaam opgewekte stroom zoals zonneweiden dit overal direct kunnen terugleveren. In gebieden waar de capaciteit van het elektriciteitsnet zijn grenzen heeft bereikt, kan het gebeuren producenten langer moeten wachten op extra netcapaciteit. De netbeheerder houdt een actueel overzicht van de gebieden waar dit speelt bij op de website liander.nl.
De afgelopen jaren is de populariteit van zonnepanelen razendsnel toegenomen, zowel onder consumenten, eigenaren van grote bedrijfspanden als ontwikkelaars van grootschalige zonneweiden. Belangrijkste reden zijn de aantrekkelijke fiscale regelingen van de overheid om de doelstellingen voor duurzaam opgewekte energie in het Klimaatakkoord te halen. Stroom die de eigenaren van zonnepanelen niet zelf verbruiken leveren zij terug aan het net. Hiervoor is veel capaciteit van de elektriciteitskabels nodig. Dat is vooral een uitdaging op plekken waar dunne kabels met relatief weinig capaciteit liggen, zoals op het platteland.
Met name door de snelgroeiende vraag van zonneparken naar transportcapaciteit raakt het elektriciteitsnet op steeds meer plekken vol. Waar een zonneweide met een jaar operationeel kan zijn, kan de uitbreiding van een groot elektriciteitsverdeelstation dat de stroom verwerkt vijf tot acht jaar in beslag nemen, onder meer door lange vergunningstrajecten en procedures. Nederland is niet op deze ontwikkelingen ingericht. Om aan de vraag te kunnen voldoen breidt Liander het elektriciteitsnet op veel plaatsen fors uit. In 2020 investeert het bedrijf 882 miljoen euro in de energienetten.
Liander benadrukt dat het geen vanzelfsprekendheid is dat producenten van duurzaam opgewekte stroom zoals zonneweiden dit overal direct kunnen terugleveren. In gebieden waar de capaciteit van het elektriciteitsnet zijn grenzen heeft bereikt, kan het gebeuren producenten langer moeten wachten op extra netcapaciteit. De netbeheerder houdt een actueel overzicht van de gebieden waar dit speelt bij op de website liander.nl.
Studie Navigant: snel realiseerbare manier voor Urgendadoelen
Een nieuwe studie van Navigant laat zien dat Nederland het aandeel hernieuwbare brandstoffen in transport flink omhoog kan schroeven. Dat verlaagt de uitstoot van fossiele CO2-emissies significant. In het licht van de recente uitspraak van de Hoge Raad in de Urgendazaak is dit een maatregel die weinig kost en direct kan worden genomen en die minstens een derde van het gat dicht tussen de huidige plannen en de doelen uit de Urgendazaak.
Navigant laat zien dat elektrische voertuigen emissiereductie opleveren, maar dat de CO2-reductie in het wagenpark aanzienlijk groter kan zijn door in het niet-elektrische deel hernieuwbare brandstoffen bij te mengen of waar mogelijk over te schakelen op 100% hernieuwbaar, zoals in geval van groengas.
Zo kan volgens Navigant 152 PJ aan hernieuwbare brandstoffen worden ingezet. Dat komt overeen met een derde van de totale energievraag in Nederlands transport: aanzienlijk meer dan de 65 PJ waarop het Klimaatakkoord (juni 2019) stuurt.
Als de ambities uit het Klimaatakkoord leiden tot twee miljoen elektrische auto’s, een kwart van het personenwagenpark, in 2030, dan is inzet van 18 PJ aan elektriciteit uit hernieuwbare bronnen nodig. Door de hogere efficiëntie spaart elektrisch rijden ook nog extra fossiele brandstoffen uit. Dus hernieuwbare brandstoffen (152 PJ) en hernieuwbare elektriciteit (18 PJ) leveren dan in totaal 170 PJ op.
Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (november 2019) brengen de afspraken in het Klimaatakkoord voor mobiliteit de emissies terug tot hooguit 29,3- 31,7 Mton CO2. De maatregelen zijn daarmee niet voldoende om onder het oorspronkelijke doel van 25 Mton fossiele CO2-uitstoot in transport te blijven. Navigant laat zien dat een hogere inzet van hernieuwbare brandstoffen wel de mogelijkheid geeft om de fossiele CO2-emissie onder dit doel te brengen. Daarbij is rekening gehouden met de bestaande brandstofspecificaties en voertuignormen.
Navigant laat zien dat elektrische voertuigen emissiereductie opleveren, maar dat de CO2-reductie in het wagenpark aanzienlijk groter kan zijn door in het niet-elektrische deel hernieuwbare brandstoffen bij te mengen of waar mogelijk over te schakelen op 100% hernieuwbaar, zoals in geval van groengas.
Zo kan volgens Navigant 152 PJ aan hernieuwbare brandstoffen worden ingezet. Dat komt overeen met een derde van de totale energievraag in Nederlands transport: aanzienlijk meer dan de 65 PJ waarop het Klimaatakkoord (juni 2019) stuurt.
Als de ambities uit het Klimaatakkoord leiden tot twee miljoen elektrische auto’s, een kwart van het personenwagenpark, in 2030, dan is inzet van 18 PJ aan elektriciteit uit hernieuwbare bronnen nodig. Door de hogere efficiëntie spaart elektrisch rijden ook nog extra fossiele brandstoffen uit. Dus hernieuwbare brandstoffen (152 PJ) en hernieuwbare elektriciteit (18 PJ) leveren dan in totaal 170 PJ op.
Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (november 2019) brengen de afspraken in het Klimaatakkoord voor mobiliteit de emissies terug tot hooguit 29,3- 31,7 Mton CO2. De maatregelen zijn daarmee niet voldoende om onder het oorspronkelijke doel van 25 Mton fossiele CO2-uitstoot in transport te blijven. Navigant laat zien dat een hogere inzet van hernieuwbare brandstoffen wel de mogelijkheid geeft om de fossiele CO2-emissie onder dit doel te brengen. Daarbij is rekening gehouden met de bestaande brandstofspecificaties en voertuignormen.
Strukton, Mobilis en BAM leggen voor TenneT Eemshaven-Vierverlaten 380 KV aan
TenneT heeft de civiele werkzaamheden voor de aanleg van de 380 kV-hoogspanningsverbinding Eemshaven-Vierverlaten gegund aan BAM Infra Nederland en aan een consortium van Mobilis en Strukton Civiel. De aannemers voeren ieder de helft van het werk uit. BAM Infra verzorgt het traject ten westen van het Boterdiep (van Vierverlaten tot aan Bedum) en het consortium Mobilis/Strukton Civiel ten oosten hiervan (het traject van Bedum tot Eemshaven).
De opdracht omvat het aanleggen van werkwegen, werkterreinen en mastfundaties voor de honderdtwintig masten en het cultuurtechnisch herstel van gronden na ingebruikname van de hoogspanningsverbinding. De eerste werkzaamheden starten naar verwachting in maart 2020.
De 380 kV-verbinding is van groot belang voor het elektriciteitstransport vanaf energiehaven Eemshaven. In de Eemshaven staan meerdere energiecentrales en zijn aansluitingen aanwezig of gepland van zonne- en windparken, op land en op zee. Ook heeft TenneT hier hoogspanningsverbindingen met Noorwegen en Denemarken (in gebruik sinds augustus 2019) aangesloten. Deze voorzieningen en aanlandingspunten noodzaken tot het vergroten van de transportcapaciteit naar het Nederlandse hoogspanningsnet.
De aanleg van de 40 kilometer lange 380 kV-verbinding tussen de hoogspanningsstations Eemshaven Oudeschip en Vierverlaten (bij Westpoort Groningen) start in het voorjaar van 2020. Na ingebruikname (verwacht in 2023) vervangt de 380 kV-verbinding de bestaande 220 kV-verbinding op dit traject. Het combineren met een deel van de regionale 110 kV-verbinding tussen Winsum (vanaf Brillerij) en Vierverlaten maakt 10 kilometer van die verbinding overbodig. Totaal zal 50 kilometer bestaande hoogspanningsvering worden afgebroken, dat zijn 163 masten.
TenneT is al begonnen met het uitbreiden van hoogspanningsstation Vierverlaten voor het 380 kV-transport. Deze opdracht wordt uitgevoerd door bouwbedrijf SPIE. Hetzelfde bedrijf verzorgt ook de zogenoemde geleidermontage (de stroomdraden) van de gehele verbinding.
De opdracht omvat het aanleggen van werkwegen, werkterreinen en mastfundaties voor de honderdtwintig masten en het cultuurtechnisch herstel van gronden na ingebruikname van de hoogspanningsverbinding. De eerste werkzaamheden starten naar verwachting in maart 2020.
De 380 kV-verbinding is van groot belang voor het elektriciteitstransport vanaf energiehaven Eemshaven. In de Eemshaven staan meerdere energiecentrales en zijn aansluitingen aanwezig of gepland van zonne- en windparken, op land en op zee. Ook heeft TenneT hier hoogspanningsverbindingen met Noorwegen en Denemarken (in gebruik sinds augustus 2019) aangesloten. Deze voorzieningen en aanlandingspunten noodzaken tot het vergroten van de transportcapaciteit naar het Nederlandse hoogspanningsnet.
De aanleg van de 40 kilometer lange 380 kV-verbinding tussen de hoogspanningsstations Eemshaven Oudeschip en Vierverlaten (bij Westpoort Groningen) start in het voorjaar van 2020. Na ingebruikname (verwacht in 2023) vervangt de 380 kV-verbinding de bestaande 220 kV-verbinding op dit traject. Het combineren met een deel van de regionale 110 kV-verbinding tussen Winsum (vanaf Brillerij) en Vierverlaten maakt 10 kilometer van die verbinding overbodig. Totaal zal 50 kilometer bestaande hoogspanningsvering worden afgebroken, dat zijn 163 masten.
TenneT is al begonnen met het uitbreiden van hoogspanningsstation Vierverlaten voor het 380 kV-transport. Deze opdracht wordt uitgevoerd door bouwbedrijf SPIE. Hetzelfde bedrijf verzorgt ook de zogenoemde geleidermontage (de stroomdraden) van de gehele verbinding.
woensdag 22 januari 2020
20.000 nieuwe publieke laadpunten voor elektrische auto’s in de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht
20.000 nieuwe publieke laadpunten voor elektrische auto’s in de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht.
Dat maakte de Metropool Regio Amsterdam Elektrisch (MRA-E) bekend in aanwezigheid van minister Stientje van Veldhoven (milieu en wonen). De 3 provincies hebben de laadpunten gezamenlijk aanbesteed, en zetten hiermee een mooie stap om de verwachte sterke groei van het aantal elektrische auto’s te faciliteren. De komende jaren worden er veel laadpalen geplaatst in Nederland.
Nederland loopt wereldwijd voorop het gebied van laadpunten. Maar met een toenemend aantal elektrische rijders is er de komende jaren veel werk aan de winkel. “Een goede publieke laadinfrastructuur is cruciaal, want ongeveer 70% van de elektrisch rijders in Nederland zal op straat moeten opladen. Wij zorgen dat die laadpalen er komen en maken het elektrisch rijden mogelijk”, aldus gedeputeerde Edward Stigter (provincie Noord-Holland) namens de samenwerkende partijen.
Verantwoordelijk minister Stientje van Veldhoven: “Dit is een mooie stap en een goed voorbeeld. Ik vind het heel belangrijk dat er genoeg goede laadpunten zijn en dat de tarieven duidelijk zijn. Door samen aan te besteden worden laadpalen goedkoper en zijn ze er sneller. Ik ben het ook met andere regio’s aan de slag voor meer laadpunten. Elektrisch rijden wordt het nieuwe normaal, en dat betekent ook dat je je auto net zo makkelijk op moet kunnen laden als je mobiele telefoon.”
In het klimaatakkoord, dat begin van deze zomer werd gesloten, staan diverse maatregelen om te zorgen voor goede laadinfrastructuur. Waterstoftankstations, slimme laadpalen die meedenken met het energienetwerk en vooral meer laadpunten. De verwachting is dat er in 2030 circa 2 miljoen laadpunten nodig zijn, waarvan ongeveer een kwart in de publieke ruimte. In Utrecht, Flevoland en Noord-Holland zijn momenteel zo’n 5.000 publieke laadpunten operationeel. De 20.000 nieuwe laadpunten worden geplaatst waar ze nodig zijn; mensen die een elektrische auto gaan rijden kunnen er eentje aanvragen bij hun gemeente. PitPoint, onderdeel van Total, heeft de aanbesteding voor het realiseren, exploiteren en beheren van de laadpunten gewonnen.
Dat maakte de Metropool Regio Amsterdam Elektrisch (MRA-E) bekend in aanwezigheid van minister Stientje van Veldhoven (milieu en wonen). De 3 provincies hebben de laadpunten gezamenlijk aanbesteed, en zetten hiermee een mooie stap om de verwachte sterke groei van het aantal elektrische auto’s te faciliteren. De komende jaren worden er veel laadpalen geplaatst in Nederland.
Nederland loopt wereldwijd voorop het gebied van laadpunten. Maar met een toenemend aantal elektrische rijders is er de komende jaren veel werk aan de winkel. “Een goede publieke laadinfrastructuur is cruciaal, want ongeveer 70% van de elektrisch rijders in Nederland zal op straat moeten opladen. Wij zorgen dat die laadpalen er komen en maken het elektrisch rijden mogelijk”, aldus gedeputeerde Edward Stigter (provincie Noord-Holland) namens de samenwerkende partijen.
Verantwoordelijk minister Stientje van Veldhoven: “Dit is een mooie stap en een goed voorbeeld. Ik vind het heel belangrijk dat er genoeg goede laadpunten zijn en dat de tarieven duidelijk zijn. Door samen aan te besteden worden laadpalen goedkoper en zijn ze er sneller. Ik ben het ook met andere regio’s aan de slag voor meer laadpunten. Elektrisch rijden wordt het nieuwe normaal, en dat betekent ook dat je je auto net zo makkelijk op moet kunnen laden als je mobiele telefoon.”
In het klimaatakkoord, dat begin van deze zomer werd gesloten, staan diverse maatregelen om te zorgen voor goede laadinfrastructuur. Waterstoftankstations, slimme laadpalen die meedenken met het energienetwerk en vooral meer laadpunten. De verwachting is dat er in 2030 circa 2 miljoen laadpunten nodig zijn, waarvan ongeveer een kwart in de publieke ruimte. In Utrecht, Flevoland en Noord-Holland zijn momenteel zo’n 5.000 publieke laadpunten operationeel. De 20.000 nieuwe laadpunten worden geplaatst waar ze nodig zijn; mensen die een elektrische auto gaan rijden kunnen er eentje aanvragen bij hun gemeente. PitPoint, onderdeel van Total, heeft de aanbesteding voor het realiseren, exploiteren en beheren van de laadpunten gewonnen.
Zacht en snel windmolens bouwen op zee zonder het leven in zee te storen
Hoe kun je zo rustig mogelijk funderingen voor windmolens in de zee bouwen? Dat is de uitdaging van alle bouwers van windmolens op zee. In de afgelopen maanden zijn de eerste tests gedaan met een nieuwe installatietechniek die funderingspalen in de grond ‘draait’ in plaats van hamert. Onder de noemer Gentle Driving of Piles (GDP) wordt deze nieuwe methodiek getest op de Maasvlakte onder leiding van de TU Delft. Voor de Topsector Energie, TKI Wind op Zee, is de GDP-methode een goed voorbeeld van een innovatie die een win-win creëert: het plaatsen van monopiles wordt efficiënter en tegelijkertijd is de techniek vriendelijker voor het onderwaterleven.
Monopiles zijn de meest gebruikte funderingen van de offshore windturbines (OWT). Met groter wordende turbines worden de monopiles ook groter. Een OWT van zes megawatt heeft bijvoorbeeld een monopile nodig van ongeveer 80 meter lang en een diameter van 8 meter die bijvoorbeeld 1300 ton/auto’s kan wegen. Deze enorme stalen palen moeten voor een aanzienlijk deel van hun lengte de grond in. Een uitdagend, tijdrovend en kostbaar proces. Nederlandse aannemers zijn wereldleider in de installatie van OWT-funderingen en het is in hun belang om het installatieproces van de palen zo efficiënt mogelijk te maken.
Onderzoekers aan de TU Delft hebben daarom een nieuwe techniek bedacht: De GDP Shaker. Tot nu toe worden monopiles vooral geheid wat gepaard gaat met trillingen en geluid onder water. Dat kan schadelijk zijn voor de omgeving waaronder bruinvissen. Gedurende de installatie op zee van de monopiles worden er daarom nu verschillende maatregelen genomen om geluid en trillingen te reduceren die extra kosten met zich mee brengen. Het doel van de GDP-project is om monopiles de grond in te krijgen met zo min mogelijk verstoringen van de grond rond de paal, met dezelfde snelheid als heien en zonder geluid. Een manier hiervoor is het aanbrengen van trillingen in de torsie richting om de paal te installeren.
De eerste resultaten van de testen op de 2e Maasvlakte laten zien dat deze methode werkt en dat het gebruik veelbelovend is. Komend jaar gaat het onderzoek verder. De initiatiefnemers hopen dat deze innovatie in de loop van volgend jaar rijp is voor de eerste pilots op zee en over een jaar of vier op grote schaal commercieel toegepast kan worden.
Monopiles zijn de meest gebruikte funderingen van de offshore windturbines (OWT). Met groter wordende turbines worden de monopiles ook groter. Een OWT van zes megawatt heeft bijvoorbeeld een monopile nodig van ongeveer 80 meter lang en een diameter van 8 meter die bijvoorbeeld 1300 ton/auto’s kan wegen. Deze enorme stalen palen moeten voor een aanzienlijk deel van hun lengte de grond in. Een uitdagend, tijdrovend en kostbaar proces. Nederlandse aannemers zijn wereldleider in de installatie van OWT-funderingen en het is in hun belang om het installatieproces van de palen zo efficiënt mogelijk te maken.
Onderzoekers aan de TU Delft hebben daarom een nieuwe techniek bedacht: De GDP Shaker. Tot nu toe worden monopiles vooral geheid wat gepaard gaat met trillingen en geluid onder water. Dat kan schadelijk zijn voor de omgeving waaronder bruinvissen. Gedurende de installatie op zee van de monopiles worden er daarom nu verschillende maatregelen genomen om geluid en trillingen te reduceren die extra kosten met zich mee brengen. Het doel van de GDP-project is om monopiles de grond in te krijgen met zo min mogelijk verstoringen van de grond rond de paal, met dezelfde snelheid als heien en zonder geluid. Een manier hiervoor is het aanbrengen van trillingen in de torsie richting om de paal te installeren.
De eerste resultaten van de testen op de 2e Maasvlakte laten zien dat deze methode werkt en dat het gebruik veelbelovend is. Komend jaar gaat het onderzoek verder. De initiatiefnemers hopen dat deze innovatie in de loop van volgend jaar rijp is voor de eerste pilots op zee en over een jaar of vier op grote schaal commercieel toegepast kan worden.
Werk aan oudere gasleidingen deels uitgesteld; mogelijk asbest aanwezig
De netbeheerders hebben gezamenlijk besloten om een bepaald type oudere verbindingen in gasleidingen nader te onderzoeken, omdat ze asbest kunnen bevatten. Het werken hieraan kan risico opleveren voor de monteur. In verband daarmee wordt een deel van geplande werkzaamheden uitgesteld.
Het onderzoek betreft verbindingen met hennep. Die kunnen afgedicht zijn met een kit die in sommige gevallen asbest bevat. Deze kit is door veel branches toegepast tot en met 1978. De verbindingen kunnen voorkomen in bijvoorbeeld oudere cv-installaties en riolering. Vanaf de buitenzijde is niet te zien of de gebruikte kit asbest bevat. De verbinding vormt geen risico. Alleen het losdraaien of loszagen van de verbinding kan leiden tot het vrijkomen van asbestdeeltjes, wat voor monteurs een gezondheidsrisico kan vormen.
Daarom stellen de netbeheerders, waar dat kan, werkzaamheden aan oudere leidingen uit. Reparatie van gaslekken is dankzij een veilige werkwijze wel mogelijk, zonder de verbindingen los te draaien.
Het onderzoek betreft verbindingen met hennep. Die kunnen afgedicht zijn met een kit die in sommige gevallen asbest bevat. Deze kit is door veel branches toegepast tot en met 1978. De verbindingen kunnen voorkomen in bijvoorbeeld oudere cv-installaties en riolering. Vanaf de buitenzijde is niet te zien of de gebruikte kit asbest bevat. De verbinding vormt geen risico. Alleen het losdraaien of loszagen van de verbinding kan leiden tot het vrijkomen van asbestdeeltjes, wat voor monteurs een gezondheidsrisico kan vormen.
Daarom stellen de netbeheerders, waar dat kan, werkzaamheden aan oudere leidingen uit. Reparatie van gaslekken is dankzij een veilige werkwijze wel mogelijk, zonder de verbindingen los te draaien.
dinsdag 21 januari 2020
Subsidie voor aardgasvrij wonen in Amsterdam
Amsterdammers die aan de slag gaan om hun woning aardgasvrij te maken, kunnen subsidie krijgen. Vanaf 1 januari is deze gewijzigd.
In 2040 moet heel Amsterdam aardgasvrij zijn. Omdat de meeste huizen in de stad een aardgasaansluiting hebben, kijkt de gemeente per gebied hoe men de huizen zo betaalbaar, snel en duurzaam mogelijk aardgasvrij kan maken.
Amsterdam heeft een nieuwe subsidieregeling gemaakt. Er zijn 2 varianten: stadsbrede subsidie en gebiedsgerichte subsidie.
Het meest gunstig is het als buurtbewoners tegelijkertijd hun woning aardgasvrij maken op het moment dat de gemeente in de buurt aan de slag gaat. Samen overgaan is goedkoper, omdat we alles dan in een keer organiseren. Bewoners die tegelijkertijd met de rest van de buurt overstappen op een alternatief voor aardgas, kunnen de gebiedsgerichte subsidie aanvragen. Deze bedraagt maximaal 5000 euro per woning, plus een afsluitbijdrage. Dit zijn de kosten die je aan de netbeheerder betaalt om je aardgasaansluiting te laten afsluiten.
Eind 2016 heeft Amsterdam een City Deal gesloten met Alliander, Vattenfall (destijds nog Nuon) en vijf van de zes woningcorporaties in Amsterdam. De partijen denken samen na over de meest betaalbare oplossing om aardgasvrij te worden. Gekozen is voor een gebiedsgerichte aanpak. Hierbij worden ingrepen in een buurt, zoals renovaties van corporaties, ondergrondse werkzaamheden aan riool of gasleidingen en verbetering van de openbare ruimte, gestapeld. Zo kunnen de totale kosten lager uitkomen.
In 2040 moet heel Amsterdam aardgasvrij zijn. Omdat de meeste huizen in de stad een aardgasaansluiting hebben, kijkt de gemeente per gebied hoe men de huizen zo betaalbaar, snel en duurzaam mogelijk aardgasvrij kan maken.
Amsterdam heeft een nieuwe subsidieregeling gemaakt. Er zijn 2 varianten: stadsbrede subsidie en gebiedsgerichte subsidie.
Het meest gunstig is het als buurtbewoners tegelijkertijd hun woning aardgasvrij maken op het moment dat de gemeente in de buurt aan de slag gaat. Samen overgaan is goedkoper, omdat we alles dan in een keer organiseren. Bewoners die tegelijkertijd met de rest van de buurt overstappen op een alternatief voor aardgas, kunnen de gebiedsgerichte subsidie aanvragen. Deze bedraagt maximaal 5000 euro per woning, plus een afsluitbijdrage. Dit zijn de kosten die je aan de netbeheerder betaalt om je aardgasaansluiting te laten afsluiten.
Eind 2016 heeft Amsterdam een City Deal gesloten met Alliander, Vattenfall (destijds nog Nuon) en vijf van de zes woningcorporaties in Amsterdam. De partijen denken samen na over de meest betaalbare oplossing om aardgasvrij te worden. Gekozen is voor een gebiedsgerichte aanpak. Hierbij worden ingrepen in een buurt, zoals renovaties van corporaties, ondergrondse werkzaamheden aan riool of gasleidingen en verbetering van de openbare ruimte, gestapeld. Zo kunnen de totale kosten lager uitkomen.
'Werk aan de winkel voor waterstof voor de energietransitie'
Het woord waterstof komt ruim 180 keer voor in het klimaatakkoord. Waterstof heeft een enorm potentieel en er moet veel gebeuren wil het op grote schaal gaan doen wat bedacht is. Het aantal tankstations moet worden uitgebreid, er zijn meer windmolenparken nodig om duurzame elektriciteit voor de productie van waterstof te maken, er is goed opgeleid personeel nodig dat snapt hoe waterstof werkt en verwarmingsketels moeten worden aangepast zodat we kunnen overstappen van Gronings aardgas naar waterstof.
Experts van de TKI Nieuw Gas (onderdeel van de Topsector Energie) hebben op een rij gezet wat er moet gebeuren in de Programmatische Aanpak Waterstof voor de Energietransitie. Er is werk aan de winkel voor iedereen. Deze uitgebreide to-do lijst is op 20 januari 2020 aangeboden door de voorzitter van het TKI, Ulco Vermeulen, aan Sandor Gaastra, Directeur-Generaal Klimaat en Energie van het ministerie van EZK. In totaal is in de komende tien jaar een investering nodig van alle betrokkenen van minimaal 1,5 tot 2 miljard euro. Dan kan waterstof serieus bijdragen aan de energietransitie.
Ook in Nederland worden bijna wekelijks nieuwe waterstofinitiatieven aangekondigd. Er zit een groot potentieel in vervoer en mobiliteit, de industrie en de gebouwde omgeving. Ook is het mogelijk om met waterstof elektriciteit uit zonne- en windparken voor een langere periode op te slaan voor tijden dat er een lager aanbod is. De experts geven tegelijkertijd aan dat waterstof niet de oplossing is voor alles, maar juist daar een succes kan worden waar gangbare, duurzame alternatieven niet (goed) werken. Het gaat dan om oude woningen in historische stadskernen zonder warmtenet, om zwaar vervoer die over langere afstanden rijden zoals vrachtwagens, vuilniswagens en regiobussen, om grondstof in de industrie zoals de productie van kunstmest, en om de opwekking van klimaatneutrale elektriciteit in centrales die piekvermogen moeten leveren als aanvulling op duurzame bronnen.
Experts van de TKI Nieuw Gas (onderdeel van de Topsector Energie) hebben op een rij gezet wat er moet gebeuren in de Programmatische Aanpak Waterstof voor de Energietransitie. Er is werk aan de winkel voor iedereen. Deze uitgebreide to-do lijst is op 20 januari 2020 aangeboden door de voorzitter van het TKI, Ulco Vermeulen, aan Sandor Gaastra, Directeur-Generaal Klimaat en Energie van het ministerie van EZK. In totaal is in de komende tien jaar een investering nodig van alle betrokkenen van minimaal 1,5 tot 2 miljard euro. Dan kan waterstof serieus bijdragen aan de energietransitie.
Ook in Nederland worden bijna wekelijks nieuwe waterstofinitiatieven aangekondigd. Er zit een groot potentieel in vervoer en mobiliteit, de industrie en de gebouwde omgeving. Ook is het mogelijk om met waterstof elektriciteit uit zonne- en windparken voor een langere periode op te slaan voor tijden dat er een lager aanbod is. De experts geven tegelijkertijd aan dat waterstof niet de oplossing is voor alles, maar juist daar een succes kan worden waar gangbare, duurzame alternatieven niet (goed) werken. Het gaat dan om oude woningen in historische stadskernen zonder warmtenet, om zwaar vervoer die over langere afstanden rijden zoals vrachtwagens, vuilniswagens en regiobussen, om grondstof in de industrie zoals de productie van kunstmest, en om de opwekking van klimaatneutrale elektriciteit in centrales die piekvermogen moeten leveren als aanvulling op duurzame bronnen.
Zes waterstofvulpunten in Drenthe
Om het rijden op waterstof aan te jagen komen in 2020-2021 zes waterstofvulpunten in Drenthe. Het gaat om vijf openbare vulpunten die samen een dekkend netwerk vormen in de provincie en één vulpunt op het terrein van installatiebedrijf Vriend in Coevorden.
Gedeputeerde Tjisse Stelpstra: “Als college willen we beide projecten ondersteunen om het rijden op waterstof en de realisatie van waterstofvulpunten te stimuleren. We dragen financieel bij aan het initiatief van Vriend en zijn voornemens dat ook te doen voor de vijf openbare vulpunten, mits Provinciale Staten daar ook mee in kunnen stemmen”. Provincie Drenthe schaft zelf, in het kader van het aanjagen, ook vier waterstofauto’s aan die binnenkort de weg op gaan.
De vijf openbare vulpunten komen bij bestaande tankstations in Drenthe en zijn flexibel inzetbaar. Dat wil zeggen dat de vulpunten verplaatst kunnen worden naar een andere plek op het moment dat er bij de bestaande tankstations waterstof te verkrijgen is aan de pomp. Het initiatief komt van de bedrijven Resato (producent van waterstofvulpunten) uit Assen en Orange Gas uit Heerenveen. Zij willen vanuit Drenthe het netwerk verder uitbouwen naar Groningen en Friesland. Resato en Orange Gas werken hierin samen met Gasunie en Friesland Lease. De initiatiefnemers willen in juli 2020 het eerste waterstofvulpunt in Drenthe in gebruik nemen. Om de vulpunten te kunnen realiseren krijgen de partijen financiering vanuit de Drentse Energie Organisatie (DEO), het energiefonds van de provincie. DEO gaat ook werken met laagdrempelige leningen om de aanschaf van waterstofauto's te stimuleren.
De medewerkers van installatiebedrijf Vriend uit Coevorden kunnen al in mei 2020 waterstof tanken. Het bedrijf krijgt een eigen waterstofvulpunt en zes waterstofauto’s. Daarnaast gaat het bedrijf samen met het Opleiding en ontwikkelingsfonds Technische Installatie Bedrijven (OTIB) een educatieve ruimte inrichten om leerlingen en andere belangstellenden kennis te laten maken met waterstof. Ze leren daar wat waterstof is, hoe het wordt gemaakt en hoe het kan worden toegepast. Installatiebedrijf Vriend is in Drenthe koploper op het gebied van duurzaamheid en waterstof en een voorbeeld voor andere ondernemers.
Gedeputeerde Tjisse Stelpstra: “Als college willen we beide projecten ondersteunen om het rijden op waterstof en de realisatie van waterstofvulpunten te stimuleren. We dragen financieel bij aan het initiatief van Vriend en zijn voornemens dat ook te doen voor de vijf openbare vulpunten, mits Provinciale Staten daar ook mee in kunnen stemmen”. Provincie Drenthe schaft zelf, in het kader van het aanjagen, ook vier waterstofauto’s aan die binnenkort de weg op gaan.
De vijf openbare vulpunten komen bij bestaande tankstations in Drenthe en zijn flexibel inzetbaar. Dat wil zeggen dat de vulpunten verplaatst kunnen worden naar een andere plek op het moment dat er bij de bestaande tankstations waterstof te verkrijgen is aan de pomp. Het initiatief komt van de bedrijven Resato (producent van waterstofvulpunten) uit Assen en Orange Gas uit Heerenveen. Zij willen vanuit Drenthe het netwerk verder uitbouwen naar Groningen en Friesland. Resato en Orange Gas werken hierin samen met Gasunie en Friesland Lease. De initiatiefnemers willen in juli 2020 het eerste waterstofvulpunt in Drenthe in gebruik nemen. Om de vulpunten te kunnen realiseren krijgen de partijen financiering vanuit de Drentse Energie Organisatie (DEO), het energiefonds van de provincie. DEO gaat ook werken met laagdrempelige leningen om de aanschaf van waterstofauto's te stimuleren.
De medewerkers van installatiebedrijf Vriend uit Coevorden kunnen al in mei 2020 waterstof tanken. Het bedrijf krijgt een eigen waterstofvulpunt en zes waterstofauto’s. Daarnaast gaat het bedrijf samen met het Opleiding en ontwikkelingsfonds Technische Installatie Bedrijven (OTIB) een educatieve ruimte inrichten om leerlingen en andere belangstellenden kennis te laten maken met waterstof. Ze leren daar wat waterstof is, hoe het wordt gemaakt en hoe het kan worden toegepast. Installatiebedrijf Vriend is in Drenthe koploper op het gebied van duurzaamheid en waterstof en een voorbeeld voor andere ondernemers.
maandag 20 januari 2020
Haalbaarheid elektrificatie bestaande industriële gasketels onderzocht
ECN part of TNO onderzocht samen met een consortium met Eneco, Cal Trading, Huikeshoven, LTO Glaskracht en MVO (ketenorganisatie voor oliën en vetten) de haalbaarheid van het ombouwen van industriële gasketels naar hybride ketels met elektrische elementen. Uit het onderzoek blijkt dat ketels met een thermisch vermogen van 5-20 MW potentieel geschikt zijn om te retrofitten.
Binnen industriële bedrijven, glastuinbouw en bijvoorbeeld ziekenhuizen wordt voor de warmte/stoomvoorziening momenteel voornamelijk gebruik gemaakt van gasgestookte boilers of Warmte Kracht Centrales die CO2 en NOx uitstoten. Er zijn verschillende manieren om deze warmtevoorziening te elektrificeren en te verduurzamen, waarbij meestal wordt gekeken naar het plaatsen van een elektrische boiler, parallel aan of als vervanging van de bestaande gasketel. Een andere optie is het retrofitten van een bestaande gasboiler. Hierbij wordt een elektrisch weerstandselement in het boilervat geplaatst. TNO voerde een studie uit naar de technische en economische haalbaarheid van elektrificatie van een industriële gasboiler door retrofit.
Uit het onderzoek, waarin verschillende industriële gasketels onderzocht zijn, blijkt dat alleen gasgestookte vlampijpketels geschikt zijn voor retrofit. Daarnaast heeft een ketel minimaal een thermisch vermogen van 5 MW nodig om potentieel geschikt zijn om te retrofitten. Ketels met een lager thermisch vermogen zijn te klein om een elektrisch element te plaatsen. Voor ketels <20 MW is het mogelijk om door middel van een retrofit tot 10% van het thermische vermogen te elektrificeren. Bij ketels met groter vermogen neemt dit percentage af omdat beschikbare elektrische elementen tot een bepaalde maximale lengte kunnen worden toegepast. Voor gasgestookte vlampijpketels met een thermisch vermogen van 5-20 MW is het retrofit concept technisch haalbaar.
Binnen industriële bedrijven, glastuinbouw en bijvoorbeeld ziekenhuizen wordt voor de warmte/stoomvoorziening momenteel voornamelijk gebruik gemaakt van gasgestookte boilers of Warmte Kracht Centrales die CO2 en NOx uitstoten. Er zijn verschillende manieren om deze warmtevoorziening te elektrificeren en te verduurzamen, waarbij meestal wordt gekeken naar het plaatsen van een elektrische boiler, parallel aan of als vervanging van de bestaande gasketel. Een andere optie is het retrofitten van een bestaande gasboiler. Hierbij wordt een elektrisch weerstandselement in het boilervat geplaatst. TNO voerde een studie uit naar de technische en economische haalbaarheid van elektrificatie van een industriële gasboiler door retrofit.
Uit het onderzoek, waarin verschillende industriële gasketels onderzocht zijn, blijkt dat alleen gasgestookte vlampijpketels geschikt zijn voor retrofit. Daarnaast heeft een ketel minimaal een thermisch vermogen van 5 MW nodig om potentieel geschikt zijn om te retrofitten. Ketels met een lager thermisch vermogen zijn te klein om een elektrisch element te plaatsen. Voor ketels <20 MW is het mogelijk om door middel van een retrofit tot 10% van het thermische vermogen te elektrificeren. Bij ketels met groter vermogen neemt dit percentage af omdat beschikbare elektrische elementen tot een bepaalde maximale lengte kunnen worden toegepast. Voor gasgestookte vlampijpketels met een thermisch vermogen van 5-20 MW is het retrofit concept technisch haalbaar.
Budget Thuis bundelt energie, internet én mobiele telefonie
Budget Mobiel maakt samen met Budget Energie en Budget Alles-in-1 de familie van Budget Thuis compleet. Budget Thuis introduceert hiermee naar eigen zeggen een totaalpakket aan energie- en telecomdiensten onder één dak. Gericht op huishoudens die gemak, overzicht en blijvend lage kosten belangrijk vinden.
Vanaf nu verandert officieel de naam Robin Mobile in Budget Mobiel. Voor klanten van Robin Mobile verandert er niets: die blijven onbeperkt mobiel bellen, sms’en en internetten voor een vast maandbedrag, zoals ze gewend zijn, via het KPN-netwerk.
Met de integratie van Budget Mobiel is de eerste aanbieder van energie, internet (met tv en bellen) én mobiele abonnementen voor heel Nederland een feit.
Elke combinatie van Budget Energie, Budget Alles-in-1 en Budget Mobiel is mogelijk en levert volgens het bedrijf iedere maand korting op.
Vanaf nu verandert officieel de naam Robin Mobile in Budget Mobiel. Voor klanten van Robin Mobile verandert er niets: die blijven onbeperkt mobiel bellen, sms’en en internetten voor een vast maandbedrag, zoals ze gewend zijn, via het KPN-netwerk.
Met de integratie van Budget Mobiel is de eerste aanbieder van energie, internet (met tv en bellen) én mobiele abonnementen voor heel Nederland een feit.
Elke combinatie van Budget Energie, Budget Alles-in-1 en Budget Mobiel is mogelijk en levert volgens het bedrijf iedere maand korting op.
Centraal Beheer breidt Duurzaam Woongemak uit
Sinds juni dit jaar kunnen woningeigenaren bij Centraal Beheer terecht voor advies over en aanschaf van zonnepanelen. Hiermee maakte Centraal Beheer een start met de dienst ‘Duurzaam Woongemak’, bedoeld om consumenten te helpen bij het verduurzamen van hun woning. Deze dienst wordt na een succesvol eerste half jaar nu uitgebreid met woningisolatie.
Jaap de Groot, Business Development manager bij Centraal Beheer: “Veel consumenten willen hun huis wel verduurzamen, maar vinden het ingewikkeld. Ze weten niet goed waar ze moeten beginnen en wat er allemaal bij komt kijken. Daar helpen wij ze graag een handje bij met de expertise die wij in huis hebben en samen met onze partners. Wij hebben als verzekeraar al jaren ervaring met woningonderhoud en weten hoe belangrijk het is dat dat goed gebeurt. De hulp die we bieden bij het aanschaffen en plaatsen van zonnepanelen wordt goed gewaardeerd, ruim 30.000 klanten hebben een dakscan uitgevoerd op de website en in korte tijd hebben al honderden klanten profijt van de zonnepanelen op hun dak.”
De Groot: “We introduceren nu de isolatieservice als nieuw onderdeel van Duurzaam Woongemak. Daarmee bieden we iedereen met een koopwoning hulp bij het isoleren van de woning. Op onze website kun je met de isolatiescan vrijblijvend bekijken op welke manieren je je woning beter zou kunnen isoleren. En wat de prijs is, de terugverdientijd en het effect op je energielabel en woningwaarde. Zo heeft de klant in 2 minuten een eerste indicatie. Wil je vervolgens meer weten? Dan komt gratis en vrijblijvend een adviseur bij je thuis voor een persoonlijk gesprek. Hij beantwoordt alle vragen en bekijkt de mogelijkheden, zodat hij een goed advies kan geven en een daarbij passende offerte. Makkelijk geregeld dus”.
Duurzaam Woongemak is de volgende dienst in de opmars van Centraal Beheer om niet alleen verzekeringen maar ook diensten aan te bieden. Zo helpen we mensen altijd verder en bieden we dagelijks gemak.
Jaap de Groot, Business Development manager bij Centraal Beheer: “Veel consumenten willen hun huis wel verduurzamen, maar vinden het ingewikkeld. Ze weten niet goed waar ze moeten beginnen en wat er allemaal bij komt kijken. Daar helpen wij ze graag een handje bij met de expertise die wij in huis hebben en samen met onze partners. Wij hebben als verzekeraar al jaren ervaring met woningonderhoud en weten hoe belangrijk het is dat dat goed gebeurt. De hulp die we bieden bij het aanschaffen en plaatsen van zonnepanelen wordt goed gewaardeerd, ruim 30.000 klanten hebben een dakscan uitgevoerd op de website en in korte tijd hebben al honderden klanten profijt van de zonnepanelen op hun dak.”
De Groot: “We introduceren nu de isolatieservice als nieuw onderdeel van Duurzaam Woongemak. Daarmee bieden we iedereen met een koopwoning hulp bij het isoleren van de woning. Op onze website kun je met de isolatiescan vrijblijvend bekijken op welke manieren je je woning beter zou kunnen isoleren. En wat de prijs is, de terugverdientijd en het effect op je energielabel en woningwaarde. Zo heeft de klant in 2 minuten een eerste indicatie. Wil je vervolgens meer weten? Dan komt gratis en vrijblijvend een adviseur bij je thuis voor een persoonlijk gesprek. Hij beantwoordt alle vragen en bekijkt de mogelijkheden, zodat hij een goed advies kan geven en een daarbij passende offerte. Makkelijk geregeld dus”.
Duurzaam Woongemak is de volgende dienst in de opmars van Centraal Beheer om niet alleen verzekeringen maar ook diensten aan te bieden. Zo helpen we mensen altijd verder en bieden we dagelijks gemak.
Bijna 25.000 aanvragen aardgasloze nieuwbouwwoningen in 2019
In 2019 werden bij Liander bijna 25.000 aansluitingen aangevraagd voor een aardgasloze nieuwbouwwoning. Daarmee was afgelopen jaar 69 procent van alle aanvragen aardgasloos. Een stijging van bijna 20 procent ten opzichte van 2018.
Per 1 juli 2018 is de plicht voor netbeheerders om nieuwe huizen en kleine bedrijfspanden aan te sluiten op het aardgasnet, vervallen. Sinds die datum krijgen bouwers geen vergunning meer voor bouwplannen met een aardgasaansluiting.
Liander ziet het als haar maatschappelijke taak om te helpen bij de uitfasering van aardgas en de omschakeling naar nieuwe energiebronnen. Zo krijgen projectontwikkelaars en woningcorporaties die voor 1 juli 2018 aardgasaansluitingen voor nieuwbouwprojecten bij Liander hebben aangevraagd of in opdracht hebben gegeven, de mogelijkheid om zonder kosten daarvan af te zien. Daarnaast denken we vrijblijvend mee over de mogelijkheden om een nieuwbouwproject alsnog zonder aardgas te realiseren.
Niet alleen nieuwbouwwoningen worden aardgasloos. Liander krijgt ook aanvragen om bestaande woningen van het aardgas te halen. Deze verzoeken komen van zowel woningbouwcorporaties, als ook individuele woningeigenaren. Liander is betrokken bij de transitievisies warmte die elke gemeente eind 2021 opgesteld moet hebben. Simpel gezegd is dat een tijdspad waarmee duidelijk wordt wanneer welke wijk aardgasvrij gemaakt wordt en welk warmte-alternatief de beste optie lijkt. Op die manier weet iedereen wanneer zijn wijk aan de beurt is. Door de wijkaanpak hoeven we de straat maar één keer open te breken. Dat veroorzaakt minder overlast én zorgt ervoor dat we kostenefficiënt te werk gaan.
Doordat steeds meer huishoudens en bedrijven van aardgas overstappen op een duurzaam alternatief, neemt het elektriciteitsverbruik toe. Liander breidt daarom het elektriciteitsnetwerk uit en past slimme oplossingen toe. Ook kijken we naar andere warmte-oplossingen voor de toekomst. Zoals een systeem waarin naast elektriciteit, ook energiedragers als groen gas en waterstof een rol spelen.
Per 1 juli 2018 is de plicht voor netbeheerders om nieuwe huizen en kleine bedrijfspanden aan te sluiten op het aardgasnet, vervallen. Sinds die datum krijgen bouwers geen vergunning meer voor bouwplannen met een aardgasaansluiting.
Liander ziet het als haar maatschappelijke taak om te helpen bij de uitfasering van aardgas en de omschakeling naar nieuwe energiebronnen. Zo krijgen projectontwikkelaars en woningcorporaties die voor 1 juli 2018 aardgasaansluitingen voor nieuwbouwprojecten bij Liander hebben aangevraagd of in opdracht hebben gegeven, de mogelijkheid om zonder kosten daarvan af te zien. Daarnaast denken we vrijblijvend mee over de mogelijkheden om een nieuwbouwproject alsnog zonder aardgas te realiseren.
Niet alleen nieuwbouwwoningen worden aardgasloos. Liander krijgt ook aanvragen om bestaande woningen van het aardgas te halen. Deze verzoeken komen van zowel woningbouwcorporaties, als ook individuele woningeigenaren. Liander is betrokken bij de transitievisies warmte die elke gemeente eind 2021 opgesteld moet hebben. Simpel gezegd is dat een tijdspad waarmee duidelijk wordt wanneer welke wijk aardgasvrij gemaakt wordt en welk warmte-alternatief de beste optie lijkt. Op die manier weet iedereen wanneer zijn wijk aan de beurt is. Door de wijkaanpak hoeven we de straat maar één keer open te breken. Dat veroorzaakt minder overlast én zorgt ervoor dat we kostenefficiënt te werk gaan.
Doordat steeds meer huishoudens en bedrijven van aardgas overstappen op een duurzaam alternatief, neemt het elektriciteitsverbruik toe. Liander breidt daarom het elektriciteitsnetwerk uit en past slimme oplossingen toe. Ook kijken we naar andere warmte-oplossingen voor de toekomst. Zoals een systeem waarin naast elektriciteit, ook energiedragers als groen gas en waterstof een rol spelen.
Vol energie richting energieneutraal
In Ansen, een klein dorp tussen Dwingeloo en Ruinen in de provincie
Drenthe, zijn de inwoners sinds 2012 bezig om alle huizen in hun dorp
energieneutraal te maken. Dat doen zij onder de naam energieKansen, dat
uitgesproken kan worden als energiek Ansen en maar ook als energie
kansen. “Een woordgrapje,” zegt Gert-Jan Evers, projectleider Expeditie
energieneutraal wonen bij de provincie Drenthe. “Aan dit project hebben
we in 2017 de eerste voucher in onze subsidieregeling voor
energiecoöperaties uitgereikt.”
In Ansen, een klein dorp tussen Dwingeloo en Ruinen in de provincie Drenthe, zijn de inwoners sinds 2012 bezig om alle huizen in hun dorp energieneutraal te maken. Dat doen zij onder de naam energieKansen, dat uitgesproken kan worden als energiek Ansen en maar ook als energie kansen. “Een woordgrapje,” zegt Gert-Jan Evers, projectleider Expeditie energieneutraal wonen bij de provincie Drenthe. “Aan dit project hebben we in 2017 de eerste voucher in onze subsidieregeling voor energiecoöperaties uitgereikt.”
Met die subsidie werden de oprichtingskosten van de coöperatie gedekt. Denk hierbij aan wervingskosten, zaalhuur en notariële kosten. Het geld (maximaal 10.000 euro) wordt ook gebruikt voor het uiteindelijke doel: energieneutraal wonen. “Daarvoor zijn installaties nodig die energie opwekken. In Ansen gaat het om circa 200 huishoudens en 8 veehouders. Die zorgen samen voor een elektriciteitsgebruik van 1.500.000 kWh en een aardgasgebruik van 400.000 kubieke meter per jaar,” vertelt Evers. “Om dat zelf op te kunnen wekken, zijn diverse deelprojecten gestart: de komst van hybride waterpompen, de aanschaf van een deelauto, de aanleg van een zonne-energiecentrale enzovoorts.”
De financiering van de energiecoöperatie energieKansen komt niet alleen tot stand met de subsidie van de provincie. Evers: “Een energiecoöperatie is een verband waarin mensen zich verenigen. Net als bij een sport- of hobbyvereniging wordt lidmaatschap betaald. Daardoor zijn de leden gezamenlijk eigenaar van alle installaties en dergelijke. Dat betekent ook dat, wanneer winst wordt gemaakt en deze niet wordt geïnvesteerd in de coöperatie, de winst gedeeld zal worden onder de leden.” Inwoners kunnen in Ansen lid worden door eenmalig een aandeel in de coöperatie van vijftig euro te kopen. Geïnteresseerden kunnen zich inschrijven via de website van energieKansen.
Ansen is niet het enige Drentse dorp dat gebruik maakte van de subsidieregeling van de provincie, maar waarschijnlijk wel het eerste dorp dat energieneutraal zal zijn. Nog ver voor 2040, het jaar waarin de provincie energieneutraal wil zijn. Die doelstelling en de populariteit van de subsidieregeling, maakt dat het college van Gedeputeerde Staten in 2020 een besluit neemt over het vervolg van de subsidieregeling. “Het klimaatakkoord vraagt van ons als provincie om burgers ook te betrekken in de energietransitie. Deze subsidie draagt bij aan die burgerparticipatie,” zegt Evers.
In Ansen, een klein dorp tussen Dwingeloo en Ruinen in de provincie Drenthe, zijn de inwoners sinds 2012 bezig om alle huizen in hun dorp energieneutraal te maken. Dat doen zij onder de naam energieKansen, dat uitgesproken kan worden als energiek Ansen en maar ook als energie kansen. “Een woordgrapje,” zegt Gert-Jan Evers, projectleider Expeditie energieneutraal wonen bij de provincie Drenthe. “Aan dit project hebben we in 2017 de eerste voucher in onze subsidieregeling voor energiecoöperaties uitgereikt.”
Met die subsidie werden de oprichtingskosten van de coöperatie gedekt. Denk hierbij aan wervingskosten, zaalhuur en notariële kosten. Het geld (maximaal 10.000 euro) wordt ook gebruikt voor het uiteindelijke doel: energieneutraal wonen. “Daarvoor zijn installaties nodig die energie opwekken. In Ansen gaat het om circa 200 huishoudens en 8 veehouders. Die zorgen samen voor een elektriciteitsgebruik van 1.500.000 kWh en een aardgasgebruik van 400.000 kubieke meter per jaar,” vertelt Evers. “Om dat zelf op te kunnen wekken, zijn diverse deelprojecten gestart: de komst van hybride waterpompen, de aanschaf van een deelauto, de aanleg van een zonne-energiecentrale enzovoorts.”
De financiering van de energiecoöperatie energieKansen komt niet alleen tot stand met de subsidie van de provincie. Evers: “Een energiecoöperatie is een verband waarin mensen zich verenigen. Net als bij een sport- of hobbyvereniging wordt lidmaatschap betaald. Daardoor zijn de leden gezamenlijk eigenaar van alle installaties en dergelijke. Dat betekent ook dat, wanneer winst wordt gemaakt en deze niet wordt geïnvesteerd in de coöperatie, de winst gedeeld zal worden onder de leden.” Inwoners kunnen in Ansen lid worden door eenmalig een aandeel in de coöperatie van vijftig euro te kopen. Geïnteresseerden kunnen zich inschrijven via de website van energieKansen.
Ansen is niet het enige Drentse dorp dat gebruik maakte van de subsidieregeling van de provincie, maar waarschijnlijk wel het eerste dorp dat energieneutraal zal zijn. Nog ver voor 2040, het jaar waarin de provincie energieneutraal wil zijn. Die doelstelling en de populariteit van de subsidieregeling, maakt dat het college van Gedeputeerde Staten in 2020 een besluit neemt over het vervolg van de subsidieregeling. “Het klimaatakkoord vraagt van ons als provincie om burgers ook te betrekken in de energietransitie. Deze subsidie draagt bij aan die burgerparticipatie,” zegt Evers.