Vattenfall gaat voldoende groene stroom afnemen van Windpark Zeewolde om een kwart miljoen huishoudens van stroom te voorzien. Het is het grootste afnamecontract dat Vattenfall Nederland ooit heeft gesloten voor duurzame energie.
Windpark Zeewolde is eigendom van meer dan 200 boeren, bewoners en moleneigenaren uit het buitengebied van Zeewolde. Samen vormen zij het grootste boeren/burgerwindcollectief van Europa. De komende jaren worden 220 bestaande windmolens in het gebied vervangen door 91 grotere en dus krachtiger exemplaren met een capaciteit van 3.9 MW per molen. De nieuwe windmolens gaan jaarlijks gezamenlijk meer dan 850 GWh produceren en vormen daarmee een van Nederlands’ grootste windprojecten op land. De werkzaamheden starten eind 2019 en zullen naar verwachting duren tot eind 2021.
Vattenfall gaat stroom afnemen van 83 van de nieuwe windmolens, voldoende energie om een kwart miljoen huishoudens van duurzame stroom te voorzien “Vattenfall wil een fossielvrij leven mogelijk maken in één generatie. De afname van duurzame stroom uit dit windpark past perfect in die strategie”, zegt Peter Buskermolen contractonderhandelaar van Vattenfall. “Steeds meer mensen willen overstappen op duurzame energie. Met deze samenwerking kunnen we helpen om in die vraag te voorzien.”
De overeenkomst met Windpark Zeewolde past in de internationale ambitie van Vattenfall om zich te ontwikkelen tot toonaangevende leverancier van duurzame energie. Verspreid over de verschillende landen heeft het bedrijf inmiddels afnamecontracten gesloten met een gezamenlijke capaciteit van 6,2 GW.
Pagina's
▼
dinsdag 30 april 2019
ENGIE en Jedlix slaan de handen in elkaar voor het Slim Laden van elektrische wagens
ENGIE en Jedlix, een dienstverlener voor slimme laadoplossingen, starten een gezamenlijk project om meer inzicht te krijgen rond de ideale voorwaarden en omstandigheden om elektrische voertuigen op te laden. Dit ‘Slim Laden’-principe zal met de opmars van de elektrische mobiliteit steeds belangrijker worden. Het samenwerkingsinitiatief, een primeur in België, is gebaseerd op een speciaal ontworpen app, die ervoor zorgt dat elektrische wagens op de beste momenten opgeladen kunnen worden.
Elektrische mobiliteit is al jarenlang een centraal thema in de strategie van ENGIE. Wegtransport is verantwoordelijk voor 20% van de CO2-emissies in Europa en vormt dan ook een speerpunt van het ontwikkelingsbeleid van de onderneming. ENGIE wil het gebruik van elektrische wagens zoveel mogelijk aanmoedigen, door de ontwikkeling van laadoplossingen van EVBox, de lancering van het B2C-leveringscontract DRIVE voor eigenaars van een elektrisch voertuig, de steun aan onderzoek en de duurzame partnerschappen in dit domein.
Een van die duurzame partnerschappen is met Jedlix, een internationale clean-tech start-up voor slimme laadoplossingen. Slim Laden houdt in dat een elektrische wagen op het ‘beste moment’ wordt opgeladen, namelijk wanneer er voldoende en bij voorkeur hernieuwbare energie beschikbaar is op het elektriciteitsnet, en dat een laadbeurt ook uitgesteld wordt wanneer de energievraag hoger is dan het aanbod, zodat het elektriciteitsnet in balans blijft. Slim Laden houdt bovendien rekening met de wensen van de gebruiker zoals vertrektijden of afstanden die afgelegd moeten worden. ENGIE en Jedlix slaan nu de handen in elkaar om dit Slim Laden-principe verder uit te werken voor de Belgische markt en de ideale voorwaarden en omstandigheden te bepalen om elektrische wagens op te laden.
Het project heeft een looptijd van minimaal twee jaar en is een primeur in België. In eerste instantie wordt de Slim Laden-app aangeboden aan eigenaars van een Tesla wagen. In een latere fase zullen ook eigenaars van andere automerken kunnen deelnemen. Het project mikt op 1.000 deelnemers. Zij krijgen voor hun deelname een vergoeding per kilowattuur die ze, op aangeven van de app, verbruiken voor het opladen van hun elektrische wagen. Geïnteresseerde Tesla-eigenaars kunnen zich nu reeds inschrijven voor dit project en op de hoogte blijven via partners.jedlix.com/ENGIE-Slim-Laden. De Jedlix-app is vanaf juni gratis te downloaden in de App Store of Google Play Store.
Elektrische mobiliteit is al jarenlang een centraal thema in de strategie van ENGIE. Wegtransport is verantwoordelijk voor 20% van de CO2-emissies in Europa en vormt dan ook een speerpunt van het ontwikkelingsbeleid van de onderneming. ENGIE wil het gebruik van elektrische wagens zoveel mogelijk aanmoedigen, door de ontwikkeling van laadoplossingen van EVBox, de lancering van het B2C-leveringscontract DRIVE voor eigenaars van een elektrisch voertuig, de steun aan onderzoek en de duurzame partnerschappen in dit domein.
Een van die duurzame partnerschappen is met Jedlix, een internationale clean-tech start-up voor slimme laadoplossingen. Slim Laden houdt in dat een elektrische wagen op het ‘beste moment’ wordt opgeladen, namelijk wanneer er voldoende en bij voorkeur hernieuwbare energie beschikbaar is op het elektriciteitsnet, en dat een laadbeurt ook uitgesteld wordt wanneer de energievraag hoger is dan het aanbod, zodat het elektriciteitsnet in balans blijft. Slim Laden houdt bovendien rekening met de wensen van de gebruiker zoals vertrektijden of afstanden die afgelegd moeten worden. ENGIE en Jedlix slaan nu de handen in elkaar om dit Slim Laden-principe verder uit te werken voor de Belgische markt en de ideale voorwaarden en omstandigheden te bepalen om elektrische wagens op te laden.
Het project heeft een looptijd van minimaal twee jaar en is een primeur in België. In eerste instantie wordt de Slim Laden-app aangeboden aan eigenaars van een Tesla wagen. In een latere fase zullen ook eigenaars van andere automerken kunnen deelnemen. Het project mikt op 1.000 deelnemers. Zij krijgen voor hun deelname een vergoeding per kilowattuur die ze, op aangeven van de app, verbruiken voor het opladen van hun elektrische wagen. Geïnteresseerde Tesla-eigenaars kunnen zich nu reeds inschrijven voor dit project en op de hoogte blijven via partners.jedlix.com/ENGIE-Slim-Laden. De Jedlix-app is vanaf juni gratis te downloaden in de App Store of Google Play Store.
Natuur ontwikkelen met zonneparken, het kan
Het Nationaal consortium heeft in de brochure Zonnepanelen & Natuur laten zien dat natuur ontwikkelen met zonneparken veel mogelijkheden biedt. Mits goed ingepast met bijvoorbeeld natuurlijke hagen en mits goed beheerd door niet meer te ontwateren, bemesten en geen pesticiden te gebruiken kan een zonnepark tot verbetering leiden van de biodiversiteit. Dit komt omdat de flora en fauna zich ongestoord kan ontwikkelen in en rond een zonnepark. Omdat de waterstand hoog gehouden kan worden dan bij landbouw, blijft het organische materiaal in de bodem beter behouden en wordt er ook meer CO2 in de bodem gebonden.
Het Nationaal Consortium heeft een handreiking geschreven hoe een zonnepark deze maximale natuur- en klimaatwinst kan boeken. Belangrijke punten die hierin naar voren komen:
Er moet wel zonlicht op de bodem kunnen vallen
Bodem met al een hoge natuurwaarde is niet gebaat bij een zonnepark
Gebruik schroefpalen en andere composieten voor de draagconstructies
Belangenvereniging Holland Solar ontwikkelt momenteel een ‘Handreiking zon op land’ waarin de sector aangeeft hoe de sector zelf zal werken rond onder andere natuur en landbouw en wat overheden en grondeigenaren kunnen doen. In dit document zal de aanbevelingen van het Nationaal Consortium zeker meenemen.
Het Nationaal Consortium heeft een handreiking geschreven hoe een zonnepark deze maximale natuur- en klimaatwinst kan boeken. Belangrijke punten die hierin naar voren komen:
Er moet wel zonlicht op de bodem kunnen vallen
Bodem met al een hoge natuurwaarde is niet gebaat bij een zonnepark
Gebruik schroefpalen en andere composieten voor de draagconstructies
Belangenvereniging Holland Solar ontwikkelt momenteel een ‘Handreiking zon op land’ waarin de sector aangeeft hoe de sector zelf zal werken rond onder andere natuur en landbouw en wat overheden en grondeigenaren kunnen doen. In dit document zal de aanbevelingen van het Nationaal Consortium zeker meenemen.
Loodswezen verlaagt CO2-footprint met GoodFuels' duurzame biobrandstof
Nederlands Loodswezen heeft hoge verduurzamings-ambities en gebruikt geavanceerde biobrandstof van GoodFuels in haar vloot om deze te realiseren. Na succesvolle ervaring in 2018 gaan nu alle schepen in de regio Rotterdam-Rijnmond over op een 30%-blend, waardoor er een 25% CO2-reductie versus traditionele brandstof wordt gerealiseerd.
De inzet van geavanceerde biobrandstoffen is één van de drie maatregelen die Nederlands Loodswezen heeft genomen om haar CO2-footprint te verlagen, naast het implementeren van lichtere schepen (van 54 naar 42 ton) en focus op efficiënter varen. De overstap naar een 30%-blend voor de schepen in de regio Rotterdam-Rijnmond vermindert de totale CO2-uitstoot voor het Loodswezen met 10 procent. Het streven is de inzet van de GoodFuels 30%-blend in de toekomst uit te breiden naar andere regio’s en dit is ook waarom GoodFuels en Nederlands Loodswezen een partnerschap aan gaan voor de lange termijn.
Het loodsen van zeeschepen gebeurt door circa 450 registerloodsen, die met actuele kennis van getijden, stromingen, procedures, verkeersstromen, havens en ligplaatsen de kapitein adviseren. Het Loodswezen is 24 uur per dag inzetbaar onder alle weersomstandigheden. Continuïteit van operatie is cruciaal.
Naast CO2, reduceren biobrandstoffen ook significant op lokale emissies zoals zwavel, fijnstof en stikstof. Daarnaast is het voor ons van groot belang dat de biobrandstoffen op de juiste manier, uit de juiste grondstoffen geproduceerd zijn.
De inzet van geavanceerde biobrandstoffen is één van de drie maatregelen die Nederlands Loodswezen heeft genomen om haar CO2-footprint te verlagen, naast het implementeren van lichtere schepen (van 54 naar 42 ton) en focus op efficiënter varen. De overstap naar een 30%-blend voor de schepen in de regio Rotterdam-Rijnmond vermindert de totale CO2-uitstoot voor het Loodswezen met 10 procent. Het streven is de inzet van de GoodFuels 30%-blend in de toekomst uit te breiden naar andere regio’s en dit is ook waarom GoodFuels en Nederlands Loodswezen een partnerschap aan gaan voor de lange termijn.
Het loodsen van zeeschepen gebeurt door circa 450 registerloodsen, die met actuele kennis van getijden, stromingen, procedures, verkeersstromen, havens en ligplaatsen de kapitein adviseren. Het Loodswezen is 24 uur per dag inzetbaar onder alle weersomstandigheden. Continuïteit van operatie is cruciaal.
Naast CO2, reduceren biobrandstoffen ook significant op lokale emissies zoals zwavel, fijnstof en stikstof. Daarnaast is het voor ons van groot belang dat de biobrandstoffen op de juiste manier, uit de juiste grondstoffen geproduceerd zijn.
maandag 29 april 2019
Eerste Wintrackmast in Zeeland geplaatst
Een dezer dagen is de eerste nieuwe hoogspanningsmast geplaatst in Rilland. Deze Wintrackmast is de eerste van in totaal 114 masten die de komende jaren zullen verrijzen in het Zeeuwse landschap. Samen vormen zij de 48 kilometer lange nieuwe hoogspanningsverbinding tussen Borssele en Rilland. Om het nieuwe hoogspanningsstation in Rilland eind dit jaar aan te sluiten op het bestaande hoogspanningsnet, zijn 12 (van de 114) Wintrackmasten nodig.
Met de aansluiting van het nieuwe station komen er drie losse verbindingen vanuit Rilland naar Borssele, Geertruidenberg en het Belgische Zandvliet. Hierdoor zal het transport van elektriciteit beter regelbaar zijn en ontstaat er meer flexibiliteit in de verdeling ervan in de regio. Zo is het net dus optimaler te gebruiken.
Ook voor de aansluiting met België is deze optimalisatie van het hoogspanningsnet van groot belang want het vergroot de transportmogelijkheden tussen België en Nederland. Transport van elektriciteit vindt steeds meer land overschrijdend plaats, over lange afstanden. Een sterk verbonden Europese energiemarkt maakt het beter mogelijk grootschalige opwek van duurzame energie in te passen en te zorgen voor zo laag mogelijke elektriciteitsprijzen. Een stabiel 380 kV-hoogspanningsnet is noodzakelijk om deze transporten aan te kunnen.
De Wintrackmast in Zeeland is een nieuw, door TenneT ontwikkeld type, dat al op verschillende locaties in Nederland staat. Deze mast bestaat uit twee pilaarvormige stalen palen en heeft als groot voordeel dat de draden er zó in worden gehangen dat de verbinding landschappelijk een rustiger beeld geeft. Ook is het magneetveld bij de masten met een enkele 380 kV verbinding en bij masten waarbij een 380 kV en een 150 kV verbinding worden gecombineerd, kleiner dan bij toepassing van de traditionele vakwerkmasten. De Wintrackmasten zijn bovendien onderhoudsvriendelijker. Ze staan zo’n 350 tot 400 meter uit elkaar en zijn gemiddeld ongeveer 60 meter hoog.
TenneT werkt in dit project samen met combinatie Volker-Infra Rilland (VIRi, bestaande uit Van Hattum en Blankevoort & KWS), VolkerWessels Telecom en SPIE installatiespecialist.
Met de aansluiting van het nieuwe station komen er drie losse verbindingen vanuit Rilland naar Borssele, Geertruidenberg en het Belgische Zandvliet. Hierdoor zal het transport van elektriciteit beter regelbaar zijn en ontstaat er meer flexibiliteit in de verdeling ervan in de regio. Zo is het net dus optimaler te gebruiken.
Ook voor de aansluiting met België is deze optimalisatie van het hoogspanningsnet van groot belang want het vergroot de transportmogelijkheden tussen België en Nederland. Transport van elektriciteit vindt steeds meer land overschrijdend plaats, over lange afstanden. Een sterk verbonden Europese energiemarkt maakt het beter mogelijk grootschalige opwek van duurzame energie in te passen en te zorgen voor zo laag mogelijke elektriciteitsprijzen. Een stabiel 380 kV-hoogspanningsnet is noodzakelijk om deze transporten aan te kunnen.
De Wintrackmast in Zeeland is een nieuw, door TenneT ontwikkeld type, dat al op verschillende locaties in Nederland staat. Deze mast bestaat uit twee pilaarvormige stalen palen en heeft als groot voordeel dat de draden er zó in worden gehangen dat de verbinding landschappelijk een rustiger beeld geeft. Ook is het magneetveld bij de masten met een enkele 380 kV verbinding en bij masten waarbij een 380 kV en een 150 kV verbinding worden gecombineerd, kleiner dan bij toepassing van de traditionele vakwerkmasten. De Wintrackmasten zijn bovendien onderhoudsvriendelijker. Ze staan zo’n 350 tot 400 meter uit elkaar en zijn gemiddeld ongeveer 60 meter hoog.
TenneT werkt in dit project samen met combinatie Volker-Infra Rilland (VIRi, bestaande uit Van Hattum en Blankevoort & KWS), VolkerWessels Telecom en SPIE installatiespecialist.
Aardwarmte klaar voor opschaling
Aardwarmte kan voorzien in een derde van de warmtebehoefte van Zuid-Holland. Dat zegt de Geothermie Alliantie in een onlangs gepresenteerd visiedocument. Er is voldoende kennis opgedaan om de techniek op te schalen. Hierdoor profiteren behalve kassen straks ook woningen, kantoren en instellingen van aardwarmte.
De ondergrond van Zuid-Holland is zeer geschikt om diepliggende watervoerende zandlagen te benutten voor de winning van aardwarmte, ook wel ‘geothermie’ genoemd. Het principe is simpel. Eén boorput zorgt voor het oppompen van warm water, een andere boorput – op enige afstand gelegen – voert het afgekoelde water terug, zodat het op enkele kilometers diepte weer op temperatuur kan komen.
De Geothermie Alliantie bood haar visie aan tijdens het congres Trias Westland in Naaldwijk aan Meindert Smallenbroek, directeur Warmte & Ondergrond bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De Visie Aardwarmte laat zien dat circa 50 procent van de huidige aardwarmte in Nederland wordt in Zuid-Holland gewonnen. De huidige warmtevraag in deze provincie is 115 petajoule en de verwachting is dat die door energiebesparing in 2050 naar 75 petajoule daalt. Het winbare potentieel aardwarmte wordt geschat op 25 tot 40 petajoule. De Warmte Alliantie stelt zich in de Visie Geothermie ten doel om in 2040 een derde van de warmtebehoefte van Zuid-Holland uit aardwarmte te halen.
De eigenschappen van de verschillende bodemlagen (ook wel ‘geologische formaties’ genoemd) in de provincie, hun potentie en welke technieken het best kunnen worden toegepast zijn grotendeels geïnventariseerd. De Geothermie Alliantie zet nu in op het optimaal benutten van deze formaties in de hele provincie, in plaats van per project. Zo kunnen meerdere projecten tegelijk worden gerealiseerd, waarmee de inzet van aardwarmte wordt opgeschaald en versneld. In Zuid-Holland is al veel ervaring met het toepassen van geothermie opgedaan, met name in de tuinbouw. De visie beschrijft hoe geothermie op grotere schaal voor woningen, kantoren en instellingen kan worden toegepast. Mede via een innovatiecentrum in Rijswijk, dat in 2018 is geopend, wil de Geothermie Alliantie kennis en innovaties intensiever delen en stimuleren. De visie levert bouwstenen voor de zeven Regionale Energiestrategieën in Zuid-Holland, waaraan op dit moment wordt gewerkt.
De ondergrond van Zuid-Holland is zeer geschikt om diepliggende watervoerende zandlagen te benutten voor de winning van aardwarmte, ook wel ‘geothermie’ genoemd. Het principe is simpel. Eén boorput zorgt voor het oppompen van warm water, een andere boorput – op enige afstand gelegen – voert het afgekoelde water terug, zodat het op enkele kilometers diepte weer op temperatuur kan komen.
De Geothermie Alliantie bood haar visie aan tijdens het congres Trias Westland in Naaldwijk aan Meindert Smallenbroek, directeur Warmte & Ondergrond bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De Visie Aardwarmte laat zien dat circa 50 procent van de huidige aardwarmte in Nederland wordt in Zuid-Holland gewonnen. De huidige warmtevraag in deze provincie is 115 petajoule en de verwachting is dat die door energiebesparing in 2050 naar 75 petajoule daalt. Het winbare potentieel aardwarmte wordt geschat op 25 tot 40 petajoule. De Warmte Alliantie stelt zich in de Visie Geothermie ten doel om in 2040 een derde van de warmtebehoefte van Zuid-Holland uit aardwarmte te halen.
De eigenschappen van de verschillende bodemlagen (ook wel ‘geologische formaties’ genoemd) in de provincie, hun potentie en welke technieken het best kunnen worden toegepast zijn grotendeels geïnventariseerd. De Geothermie Alliantie zet nu in op het optimaal benutten van deze formaties in de hele provincie, in plaats van per project. Zo kunnen meerdere projecten tegelijk worden gerealiseerd, waarmee de inzet van aardwarmte wordt opgeschaald en versneld. In Zuid-Holland is al veel ervaring met het toepassen van geothermie opgedaan, met name in de tuinbouw. De visie beschrijft hoe geothermie op grotere schaal voor woningen, kantoren en instellingen kan worden toegepast. Mede via een innovatiecentrum in Rijswijk, dat in 2018 is geopend, wil de Geothermie Alliantie kennis en innovaties intensiever delen en stimuleren. De visie levert bouwstenen voor de zeven Regionale Energiestrategieën in Zuid-Holland, waaraan op dit moment wordt gewerkt.
Holland Solar tevreden met handhaving salderingsregeling
Holland Solar is tevreden met het besluit van minister Wiebes om de salderingsregeling voor zonnepanelen in zijn huidige vorm te handhaven tot 2023 en vervolgens in de periode tot 2031 stapsgewijs af te bouwen. ‘Met deze keuze biedt de overheid de zonne-energiesector en de consument de gewenste zekerheid’, aldus Peter Desmet, bestuurslid bij branchevereniging Holland Solar.
Minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat heeft de Tweede Kamer geïnformeerd dat hij de salderingsregeling vanaf 2023 stapsgewijs gaat afbouwen. Met dit besluit is de invoering van een terugleversubsidie definitief van de baan. ‘Met de brief is er definitief een einde gekomen aan een periode met sluimerende onzekerheid’, stelt Desmet die binnen Holland Solar voorzitter is van de commissie PV Klein (red. deze commissie is binnen de branchevereniging houder van het salderingsdossier).
Het besluit van minister Wiebes om de salderingsregeling vanaf 2023 stapsgewijs af te bouwen is het resultaat van jarenlange onderhandelingen tussen de rijksoverheid, de zonne-energiesector en alle andere relevante stakeholders. Branchevereniging Holland Solar heeft altijd voor een zorgvuldige overgangsperiode gepleit tot het moment waarop zonne-energie zonder fiscale stimulering kan concurreren met fossiele energie. ‘Met de stapsgewijze afbouw van de salderingsregeling in de periode van 2023 tot 2031 komt de overheid aan die zorg tegemoet’, stelt Desmet. ‘Wij denken dat de belangen van alle partijen die gebruikmaken van de mogelijkheid om te salderen – woningeigenaren, (ver)huurders, mkb-bedrijven, scholen en sportverenigingen – met deze keuze van de minister voldoende zijn gewaarborgd. Naast de gewenste overgangsperiode, is ook de gemiddelde terugverdientijd van 7 jaar geborgd. De stapsgewijze afbouw van de salderingsregeling opent bovendien de deur naar energieopslag middels onder andere thuisbatterijen. Dat is een gezonde en gewenste ontwikkeling.’
De stapsgewijze afbouw van de salderingsregeling leidt er toe dat vanaf 2023 de hoeveelheid opgewekte elektriciteit die wordt teruggeleverd aan het elektriciteitsnet niet meer voor 100 procent wordt verrekend met de aangekochte elektriciteit. Dat is nu nog wel het geval, maar vanaf 2023 zal het fiscale voordeel geleidelijk afnemen voor de teruggeleverde elektriciteit. In tegenstelling tot nu zal de overheid niet langer de volledige energiebelasting terugbetalen, maar slechts een deel. Dit deel wordt stapsgewijs afgebouwd tot het jaar 2031. De verwachting is dat het percentage energiebelasting dat in 2023 terugbetaald wordt 90 procent zal zijn, in 2024 nog 80 procent en in 2031 uiteindelijk 0 procent. Het afbouwpad van het salderen zal eind 2019 in detail bepaald worden.
De geleidelijke afbouw borgt de investering van consumenten. Desmet: ‘Naarmate de jaren vorderen richting 2030 stimuleert de afbouw de consument om minder elektriciteit terug te leveren aan het elektriciteitsnet en zo veel mogelijk elektriciteit direct zelf te verbruiken. Het zelf consumeren van de geproduceerde zonnestroom is voor consumenten dan altijd de meest voordelige optie. Daarmee bespaart men immers de volledige aankoopprijs van elektriciteit: de daadwerkelijke aankoopprijs inclusief alle belastingen die er door de overheid op worden geheven.’ Overigens stelt de overheid één belangrijke randvoorwaarde voor teruggave van een deel van de energiebelasting: de aanwezigheid van een elektriciteitsmeter met twee aparte telwerken, te weten één voor levering en één voor teruglevering. Dit kan een slimme meter zijn, maar ook een gewone digitale meter.
De vraag is nog hoe de afbouwregeling van het salderen gaat werken voor gestapelde bouw zoals (portiek) flats en coöperaties. Holland Solar denkt actief mee naar mogelijkheden. Huishoudelijk reglement
Minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat heeft de Tweede Kamer geïnformeerd dat hij de salderingsregeling vanaf 2023 stapsgewijs gaat afbouwen. Met dit besluit is de invoering van een terugleversubsidie definitief van de baan. ‘Met de brief is er definitief een einde gekomen aan een periode met sluimerende onzekerheid’, stelt Desmet die binnen Holland Solar voorzitter is van de commissie PV Klein (red. deze commissie is binnen de branchevereniging houder van het salderingsdossier).
Het besluit van minister Wiebes om de salderingsregeling vanaf 2023 stapsgewijs af te bouwen is het resultaat van jarenlange onderhandelingen tussen de rijksoverheid, de zonne-energiesector en alle andere relevante stakeholders. Branchevereniging Holland Solar heeft altijd voor een zorgvuldige overgangsperiode gepleit tot het moment waarop zonne-energie zonder fiscale stimulering kan concurreren met fossiele energie. ‘Met de stapsgewijze afbouw van de salderingsregeling in de periode van 2023 tot 2031 komt de overheid aan die zorg tegemoet’, stelt Desmet. ‘Wij denken dat de belangen van alle partijen die gebruikmaken van de mogelijkheid om te salderen – woningeigenaren, (ver)huurders, mkb-bedrijven, scholen en sportverenigingen – met deze keuze van de minister voldoende zijn gewaarborgd. Naast de gewenste overgangsperiode, is ook de gemiddelde terugverdientijd van 7 jaar geborgd. De stapsgewijze afbouw van de salderingsregeling opent bovendien de deur naar energieopslag middels onder andere thuisbatterijen. Dat is een gezonde en gewenste ontwikkeling.’
De stapsgewijze afbouw van de salderingsregeling leidt er toe dat vanaf 2023 de hoeveelheid opgewekte elektriciteit die wordt teruggeleverd aan het elektriciteitsnet niet meer voor 100 procent wordt verrekend met de aangekochte elektriciteit. Dat is nu nog wel het geval, maar vanaf 2023 zal het fiscale voordeel geleidelijk afnemen voor de teruggeleverde elektriciteit. In tegenstelling tot nu zal de overheid niet langer de volledige energiebelasting terugbetalen, maar slechts een deel. Dit deel wordt stapsgewijs afgebouwd tot het jaar 2031. De verwachting is dat het percentage energiebelasting dat in 2023 terugbetaald wordt 90 procent zal zijn, in 2024 nog 80 procent en in 2031 uiteindelijk 0 procent. Het afbouwpad van het salderen zal eind 2019 in detail bepaald worden.
De geleidelijke afbouw borgt de investering van consumenten. Desmet: ‘Naarmate de jaren vorderen richting 2030 stimuleert de afbouw de consument om minder elektriciteit terug te leveren aan het elektriciteitsnet en zo veel mogelijk elektriciteit direct zelf te verbruiken. Het zelf consumeren van de geproduceerde zonnestroom is voor consumenten dan altijd de meest voordelige optie. Daarmee bespaart men immers de volledige aankoopprijs van elektriciteit: de daadwerkelijke aankoopprijs inclusief alle belastingen die er door de overheid op worden geheven.’ Overigens stelt de overheid één belangrijke randvoorwaarde voor teruggave van een deel van de energiebelasting: de aanwezigheid van een elektriciteitsmeter met twee aparte telwerken, te weten één voor levering en één voor teruglevering. Dit kan een slimme meter zijn, maar ook een gewone digitale meter.
De vraag is nog hoe de afbouwregeling van het salderen gaat werken voor gestapelde bouw zoals (portiek) flats en coöperaties. Holland Solar denkt actief mee naar mogelijkheden. Huishoudelijk reglement
vrijdag 26 april 2019
Salderingsregeling blijft tot 2015
De salderingsregeling voor zonnepanelen wordt tot 1 januari 2023 ongewijzigd voortgezet. Dat hebben minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) en staatssecretaris Snel (Financiën) besloten.
Het blijft hierdoor financieel aantrekkelijk voor huishoudens en mkb-bedrijven om te investeren in zonnepanelen. De salderingsregeling houdt in dat de stroom die je met zonnepanelen opwekt en teruglevert aan het net, wordt afgetrokken van je eigen energieverbruik. Eigenaren van zonnepanelen kunnen drie jaar langer salderen dan was voorzien in het Regeerakkoord. Tot 1 januari 2023 verandert er niets voor wie al zonnepanelen heeft.
Per 1 januari 2023 wordt de salderingsregeling geleidelijk afgebouwd. Dat wil zeggen dat het voordeel dat huishoudens en bedrijven ontvangen op hun energiebelastingen – in ruil voor het terugleveren aan het net – elk jaar iets minder wordt. Uiteindelijk wordt dat voordeel 0 en ontvang je alleen een vergoeding van de energieleverancier voor de teruggeleverde zonnestroom. Dat zal in 2031 het geval zijn.
Omdat zonnepanelen steeds goedkoper worden, zal het op de lange termijn ook zonder subsidie financieel interessant zijn om zonnepanelen te installeren. Vanaf 2023 zal ieder huishouden en bedrijf met zonnepanelen automatisch meegaan met de afbouw van salderen, zonder daar iets voor te hoeven doen.
Voor huishoudens die al zonnepanelen hebben of deze kabinetsperiode nog investeren in zonnepanelen, wordt met deze geleidelijke afbouw van salderen een gemiddelde terugverdientijd van circa 7 jaar verwacht. Wie wil investeren in zonnepanelen, maar dat niet in één keer kan doen, kan daarbij gebruik maken van het al bestaande Nationaal Energiebespaarfonds, waarbij tegen lage rente geld geleend kan worden.
Voor het geleidelijk afbouwen van salderen tot 2031 is het noodzakelijk voor de Belastingdienst dat huishoudens en bedrijven beschikken over een meter die levering en teruglevering afzonderlijk kan meten, oftewel een meter met minimaal een dubbel telwerk. Dat kan bijvoorbeeld een slimme meter zijn, maar dat hoeft niet per se. Vanaf 1 januari 2023 is het verplicht om zo’n meter met een dubbel telwerk in huis te hebben. De meters zullen voor die datum worden aangeboden door de netbeheerders. Vanaf 2023 kan dan de geleidelijke afbouw van de salderingsregeling starten.
Het blijft hierdoor financieel aantrekkelijk voor huishoudens en mkb-bedrijven om te investeren in zonnepanelen. De salderingsregeling houdt in dat de stroom die je met zonnepanelen opwekt en teruglevert aan het net, wordt afgetrokken van je eigen energieverbruik. Eigenaren van zonnepanelen kunnen drie jaar langer salderen dan was voorzien in het Regeerakkoord. Tot 1 januari 2023 verandert er niets voor wie al zonnepanelen heeft.
Per 1 januari 2023 wordt de salderingsregeling geleidelijk afgebouwd. Dat wil zeggen dat het voordeel dat huishoudens en bedrijven ontvangen op hun energiebelastingen – in ruil voor het terugleveren aan het net – elk jaar iets minder wordt. Uiteindelijk wordt dat voordeel 0 en ontvang je alleen een vergoeding van de energieleverancier voor de teruggeleverde zonnestroom. Dat zal in 2031 het geval zijn.
Omdat zonnepanelen steeds goedkoper worden, zal het op de lange termijn ook zonder subsidie financieel interessant zijn om zonnepanelen te installeren. Vanaf 2023 zal ieder huishouden en bedrijf met zonnepanelen automatisch meegaan met de afbouw van salderen, zonder daar iets voor te hoeven doen.
Voor huishoudens die al zonnepanelen hebben of deze kabinetsperiode nog investeren in zonnepanelen, wordt met deze geleidelijke afbouw van salderen een gemiddelde terugverdientijd van circa 7 jaar verwacht. Wie wil investeren in zonnepanelen, maar dat niet in één keer kan doen, kan daarbij gebruik maken van het al bestaande Nationaal Energiebespaarfonds, waarbij tegen lage rente geld geleend kan worden.
Voor het geleidelijk afbouwen van salderen tot 2031 is het noodzakelijk voor de Belastingdienst dat huishoudens en bedrijven beschikken over een meter die levering en teruglevering afzonderlijk kan meten, oftewel een meter met minimaal een dubbel telwerk. Dat kan bijvoorbeeld een slimme meter zijn, maar dat hoeft niet per se. Vanaf 1 januari 2023 is het verplicht om zo’n meter met een dubbel telwerk in huis te hebben. De meters zullen voor die datum worden aangeboden door de netbeheerders. Vanaf 2023 kan dan de geleidelijke afbouw van de salderingsregeling starten.
Nieuwe zonnepanelen na 27 april? Voorlopig verandert er niets
Op 27 april wordt de Europese verordening Requirements for Generators (RfG) van toepassing. Installaties die energie opwekken moeten vanaf dat moment voldoen aan strengere technische eisen om aangesloten te kunnen worden op het net. Voor Nederlandse consumenten met zonnepanelen verandert er eind april nog weinig.
De RfG maakt deel uit van de Europese netcodes. De technische eisen die in de verordening aan nieuw aan te sluiten opwekinstallaties (waaronder zonnepanelen) gesteld worden, moeten zorgen voor uniformiteit in onder meer leveringszekerheid, netveiligheid en het faciliteren van de energietransitie. Om te kunnen controleren of kleine installaties inderdaad aan de strengere technische eisen voldoen, moet er certificering komen voor deze opwekinstallaties. Die certificering is er op dit moment nog niet. De netbeheerders zijn daarom in overleg met toezichthouder ACM, over hoe hiermee om te gaan. Totdat hierover meer duidelijkheid is, verandert er voor consumenten met zonnepanelen niets. Ondertussen zijn de netbeheerders een traject gestart met betrokken partijen om te komen tot certificering voor kleine opwekinstallaties, zoals zonnepanelen.
Ook nu al moeten in Nederland opwekinstallaties worden aangemeld, voordat ze op het net worden aangesloten. Consumenten kunnen dat doen via de website www.energieleveren.nl. Na 27 april blijven de netbeheerders deze website gebruiken. Op de achtergrond wordt wel gewerkt aan een nieuw registratiesysteem (CERES) voor deze website, zodat ook de nieuwe technische eisen kunnen worden vastgelegd. Naar verwachting wordt dit systeem deze zomer geleidelijk ingevoerd (en niet vanaf 27 april, zoals eerder gedacht). Het webadres www.energieleveren.nl blijft ook dan hetzelfde.
Behalve dat het verplicht is, benadrukken de netbeheerders dat het aanmelden van opwekinstallaties van belang is voor de veiligheid en betrouwbaarheid van het Nederlandse energienet. Steeds meer energie wordt lokaal opgewekt. Om het net betrouwbaar en veilig te houden is het belangrijk dat netbeheerders zicht hebben op de locaties en hoeveelheden die opgewekt worden. Zo kunnen zij rekening houden met het optreden van pieken in de stroomopwekking en bij storingen adequaat handelen.
De RfG maakt deel uit van de Europese netcodes. De technische eisen die in de verordening aan nieuw aan te sluiten opwekinstallaties (waaronder zonnepanelen) gesteld worden, moeten zorgen voor uniformiteit in onder meer leveringszekerheid, netveiligheid en het faciliteren van de energietransitie. Om te kunnen controleren of kleine installaties inderdaad aan de strengere technische eisen voldoen, moet er certificering komen voor deze opwekinstallaties. Die certificering is er op dit moment nog niet. De netbeheerders zijn daarom in overleg met toezichthouder ACM, over hoe hiermee om te gaan. Totdat hierover meer duidelijkheid is, verandert er voor consumenten met zonnepanelen niets. Ondertussen zijn de netbeheerders een traject gestart met betrokken partijen om te komen tot certificering voor kleine opwekinstallaties, zoals zonnepanelen.
Ook nu al moeten in Nederland opwekinstallaties worden aangemeld, voordat ze op het net worden aangesloten. Consumenten kunnen dat doen via de website www.energieleveren.nl. Na 27 april blijven de netbeheerders deze website gebruiken. Op de achtergrond wordt wel gewerkt aan een nieuw registratiesysteem (CERES) voor deze website, zodat ook de nieuwe technische eisen kunnen worden vastgelegd. Naar verwachting wordt dit systeem deze zomer geleidelijk ingevoerd (en niet vanaf 27 april, zoals eerder gedacht). Het webadres www.energieleveren.nl blijft ook dan hetzelfde.
Behalve dat het verplicht is, benadrukken de netbeheerders dat het aanmelden van opwekinstallaties van belang is voor de veiligheid en betrouwbaarheid van het Nederlandse energienet. Steeds meer energie wordt lokaal opgewekt. Om het net betrouwbaar en veilig te houden is het belangrijk dat netbeheerders zicht hebben op de locaties en hoeveelheden die opgewekt worden. Zo kunnen zij rekening houden met het optreden van pieken in de stroomopwekking en bij storingen adequaat handelen.
Vermogen zonnepanelen meer dan de helft toegenomen
Het opgesteld vermogen aan zonnepanelen is in 2018 met 1 500 megawatt gegroeid naar 4 400 megawatt. Dat is ruim de helft meer dan een jaar eerder. De toename was bij bedrijven (71 procent) groter dan bij woningen (37 procent), vooral door de aanleg van zonneparken. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.
In 2018 kwam ongeveer 20 procent van het opgesteld vermogen bij bedrijven van zonneparken (veldopstellingen), in 2017 was dat nog 9 procent. Dat jaar telde ons land 22 parken met zonnepanelen. In 2018 waren dat 65 parken. In Noord-Nederland zijn de meeste zonneparken te vinden. Het grootste vermogen aan zonneparken staat opgesteld in West-Nederland.
In 2018 stond in ons land voor 2 100 megawatt aan vermogen bij bedrijven opgesteld. Dat is een toename van 71 procent vergeleken met een jaar eerder. In Borsele staat met 71 megawatt het grootste vermogen aan zonnepanelen bij bedrijven opgesteld, gevolgd door Emmen en Noordoostpolder met beide 55 megawatt.
Het grootste vermogen van bedrijven en huishoudens samen (78 megawatt) aan zonnepanelen stond vorig jaar opgesteld in de gemeente Borsele.
Op de daken van de Nederlandse woningen stond in 2018 voor 2 300 megawatt aan vermogen van zonnepanelen opgesteld, een jaar eerder was dat 1680 megawatt. Dat is een toename van 37 procent. In Almere stond het grootste vermogen aan zonnepanelen. Daar stond vorig jaar voor 28 megawatt aan opgesteld vermogen.
In 2018 kwam ongeveer 20 procent van het opgesteld vermogen bij bedrijven van zonneparken (veldopstellingen), in 2017 was dat nog 9 procent. Dat jaar telde ons land 22 parken met zonnepanelen. In 2018 waren dat 65 parken. In Noord-Nederland zijn de meeste zonneparken te vinden. Het grootste vermogen aan zonneparken staat opgesteld in West-Nederland.
In 2018 stond in ons land voor 2 100 megawatt aan vermogen bij bedrijven opgesteld. Dat is een toename van 71 procent vergeleken met een jaar eerder. In Borsele staat met 71 megawatt het grootste vermogen aan zonnepanelen bij bedrijven opgesteld, gevolgd door Emmen en Noordoostpolder met beide 55 megawatt.
Het grootste vermogen van bedrijven en huishoudens samen (78 megawatt) aan zonnepanelen stond vorig jaar opgesteld in de gemeente Borsele.
Op de daken van de Nederlandse woningen stond in 2018 voor 2 300 megawatt aan vermogen van zonnepanelen opgesteld, een jaar eerder was dat 1680 megawatt. Dat is een toename van 37 procent. In Almere stond het grootste vermogen aan zonnepanelen. Daar stond vorig jaar voor 28 megawatt aan opgesteld vermogen.
Toekenning subsidie belangrijke stap naar emissieneutrale gasturbines
Het project ‘High Hydrogen Gas Turbine Retrofit’ heeft een belangrijke subsidie ontvangen van het Nederlands Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het project richt zich op het uitsluiten van koolstofemissies tijdens gebruik van gasturbines.
De subsidie valt onder de regeling ‘Topsector Energiestudies Industrie’ van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en heeft een totale waarde van €500.000. Dit bedrag is verdeeld onder alle deelnemende partijen naar gelang hun specifieke inbreng in het project. De samenwerking tussen Nederlandse academici en de industrie speelden een grote rol in de toekenning.
Het Nederlandse Waterstof-programma is er op gericht toekomstige waterstof-waardeketens koolstofvrij te maken. Deze doelstelling is in overeenstemming met de ‘2050 Energy Strategy Directives’ van de Europese Commissie. Waterstof kan een koolstofvrije oplossing bieden voor de industrie, de transportsector, in de woningbouw en de energiewereld. Het programma wil gezamenlijke innovatie tussen Nederlandse bedrijven en instituties mogelijk maken om economische waarde te bewerkstelligen op de korte- en middellange termijn. Het ‘High Hydrogen Gas Turbine Retrofit’-project sluit naadloos aan bij de ambities en doelstellingen van het Nederlandse Waterstof-programma.
Het belangrijkste doel van het ‘High Hydrogen Gas Turbine Retrofit’-project is om voor reeds geïnstalleerde en inbedrijf genomen gasturbines - met een power output range tussen de 1 en 300 MW - een kostenefficiënt en uitwisselbaar verbrandingssysteem te ontwikkelen, met ultra lage emissiewaardes (sub 9ppm NOx en CO). Daarbij staat de flexibiliteit in de te gebruiken brandstofsamenstelling voorop, waarbij stabiele bedrijfsvoering gegarandeerd moet zijn. Deze stabiliteit dient gewaarborgd te zijn voor een brandstofvariatie van 100% aardgas tot 100% waterstof, en iedere mix hiervan. Dit is de belangrijkste uitdaging aangezien een dergelijke extreme variatie van brandstofsamenstelling met verschillende vlamreactiviteit, kan resulteren in een grote verplaatsing van warmte binnen de verbrandingskamer welke tot onherstelbare schades kan leiden indien dit niet gecontroleerd plaatsvindt.
Centraal binnen dit innovatieve high-techproject staat de gepatenteerde verbrandingstechnologie genaamd FlameSheet, eigendom van het Italiaanse Ansaldo Energia. Dit verbrandingssysteem wordt momenteel gebruikt in meerdere energiecentrales met 60Hz F-class gasturbines met sub 9ppm NOx-emissies. Een aantal van deze gasturbines gebruikt een brandstof die met waterstof wordt gemixt.
De toegekende subsidie zal worden gebruikt voor het op schaal atmosferisch verifiëren in 2020, wat uiteindelijk zal leiden tot een eerste demonstratie op een gasturbine in 2023.
De subsidie valt onder de regeling ‘Topsector Energiestudies Industrie’ van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en heeft een totale waarde van €500.000. Dit bedrag is verdeeld onder alle deelnemende partijen naar gelang hun specifieke inbreng in het project. De samenwerking tussen Nederlandse academici en de industrie speelden een grote rol in de toekenning.
Het Nederlandse Waterstof-programma is er op gericht toekomstige waterstof-waardeketens koolstofvrij te maken. Deze doelstelling is in overeenstemming met de ‘2050 Energy Strategy Directives’ van de Europese Commissie. Waterstof kan een koolstofvrije oplossing bieden voor de industrie, de transportsector, in de woningbouw en de energiewereld. Het programma wil gezamenlijke innovatie tussen Nederlandse bedrijven en instituties mogelijk maken om economische waarde te bewerkstelligen op de korte- en middellange termijn. Het ‘High Hydrogen Gas Turbine Retrofit’-project sluit naadloos aan bij de ambities en doelstellingen van het Nederlandse Waterstof-programma.
Het belangrijkste doel van het ‘High Hydrogen Gas Turbine Retrofit’-project is om voor reeds geïnstalleerde en inbedrijf genomen gasturbines - met een power output range tussen de 1 en 300 MW - een kostenefficiënt en uitwisselbaar verbrandingssysteem te ontwikkelen, met ultra lage emissiewaardes (sub 9ppm NOx en CO). Daarbij staat de flexibiliteit in de te gebruiken brandstofsamenstelling voorop, waarbij stabiele bedrijfsvoering gegarandeerd moet zijn. Deze stabiliteit dient gewaarborgd te zijn voor een brandstofvariatie van 100% aardgas tot 100% waterstof, en iedere mix hiervan. Dit is de belangrijkste uitdaging aangezien een dergelijke extreme variatie van brandstofsamenstelling met verschillende vlamreactiviteit, kan resulteren in een grote verplaatsing van warmte binnen de verbrandingskamer welke tot onherstelbare schades kan leiden indien dit niet gecontroleerd plaatsvindt.
Centraal binnen dit innovatieve high-techproject staat de gepatenteerde verbrandingstechnologie genaamd FlameSheet, eigendom van het Italiaanse Ansaldo Energia. Dit verbrandingssysteem wordt momenteel gebruikt in meerdere energiecentrales met 60Hz F-class gasturbines met sub 9ppm NOx-emissies. Een aantal van deze gasturbines gebruikt een brandstof die met waterstof wordt gemixt.
De toegekende subsidie zal worden gebruikt voor het op schaal atmosferisch verifiëren in 2020, wat uiteindelijk zal leiden tot een eerste demonstratie op een gasturbine in 2023.
donderdag 25 april 2019
Energietransitie brengt verdubbeling wereldwijde stroomvraag
De vraag naar elektriciteit zal wereldwijd ruim verdubbelen bij de transitie naar een economie met lage CO2-uitstoot die nodig is om klimaatverandering te beperken. In 2018 gebruikte de wereld circa 27,000 Terawattuur (TWh) aan stroom. Bij groei van de wereldeconomie en extra vraag door de opkomst van onder meer elektrische auto’s, trucks en schepen neemt dit toe tot circa 57.000 TWh in 2050, zo blijkt uit een nieuwe analyse van ING Economisch Bureau.
De markt voor wind en zonne-energie groeit sterk: totale investeringen van $ 13 biljoen tot 2050 zullen moeten zorgen voor schone opwek van stroom. De CO2-uitstoot daalt in dat geval met bijna tweederde in 2050 ten opzichte van nu.
De wereld is druk bezig om meer stroom via wind en zon op te wekken. Momenteel bedragen de investeringen jaarlijks circa 200 miljard. Wind en zon leveren 8 procent van de stroom. De mondiale stroomvraag zal fors toenemen bij de transitie naar een economie met lage CO2-voetafdruk (en dus minder gebruik van olie, kolen en gas). Auto’s, trucks en deels schepen kunnen over van olie naar elektriciteit. Voor de warmtevraag uit industrie en gebouwen geldt dat elektriciteit een vervanger kan zijn voor gas. Ten slotte wordt waterstof vaak gezien als bouwsteen in het energiesysteem van de toekomst. Voor de ‘groene’ productie hiervan is ook wind en zonnestroom nodig. In een scenario waarin technologie zich verder voortvarend ontwikkelt ziet ING Economisch Bureau een stroomvraag die groeit van 27,000 TWh nu naar 57,000 TWh in 2050.
Investeringen in wind en zon zullen fors toenemen als enerzijds aan de groeiende vraag naar elektriciteit wordt voldaan en anderzijds de opwek van de stroom CO2-vrij is. Over de gehele periode tot 2050 is $ 13 biljoen nodig aan investeringen om het aandeel wind en zon van 8 procent naar 66 procent te krijgen. De investeringen lopen naar verwachting op gedurende de gehele periode om in de periode 2036 tot 2050 het niveau van de huidige wereldwijde investeringen in olie en gas te overtreffen.
In dit scenario daalt de CO2-uitstoot met 64 procent tot 2050 tot een niveau vergelijkbaar met het reductiedoel van een ‘2 graden scenario’ voortvloeiend uit het Akkoord van Parijs. Echter, de uitrol van alle benodigde technologie gaat naar verwachting niet zo snel dat het tussendoel van 2030 gerealiseerd wordt.
De markt voor wind en zonne-energie groeit sterk: totale investeringen van $ 13 biljoen tot 2050 zullen moeten zorgen voor schone opwek van stroom. De CO2-uitstoot daalt in dat geval met bijna tweederde in 2050 ten opzichte van nu.
De wereld is druk bezig om meer stroom via wind en zon op te wekken. Momenteel bedragen de investeringen jaarlijks circa 200 miljard. Wind en zon leveren 8 procent van de stroom. De mondiale stroomvraag zal fors toenemen bij de transitie naar een economie met lage CO2-voetafdruk (en dus minder gebruik van olie, kolen en gas). Auto’s, trucks en deels schepen kunnen over van olie naar elektriciteit. Voor de warmtevraag uit industrie en gebouwen geldt dat elektriciteit een vervanger kan zijn voor gas. Ten slotte wordt waterstof vaak gezien als bouwsteen in het energiesysteem van de toekomst. Voor de ‘groene’ productie hiervan is ook wind en zonnestroom nodig. In een scenario waarin technologie zich verder voortvarend ontwikkelt ziet ING Economisch Bureau een stroomvraag die groeit van 27,000 TWh nu naar 57,000 TWh in 2050.
Investeringen in wind en zon zullen fors toenemen als enerzijds aan de groeiende vraag naar elektriciteit wordt voldaan en anderzijds de opwek van de stroom CO2-vrij is. Over de gehele periode tot 2050 is $ 13 biljoen nodig aan investeringen om het aandeel wind en zon van 8 procent naar 66 procent te krijgen. De investeringen lopen naar verwachting op gedurende de gehele periode om in de periode 2036 tot 2050 het niveau van de huidige wereldwijde investeringen in olie en gas te overtreffen.
In dit scenario daalt de CO2-uitstoot met 64 procent tot 2050 tot een niveau vergelijkbaar met het reductiedoel van een ‘2 graden scenario’ voortvloeiend uit het Akkoord van Parijs. Echter, de uitrol van alle benodigde technologie gaat naar verwachting niet zo snel dat het tussendoel van 2030 gerealiseerd wordt.
Zon zet met zeer hoog rendement CO2 om naar methaan
TNO en de Universiteit Hasselt (België) hebben een innovatief concept ontwikkeld om zonlicht direct te gebruiken als ‘brandstof’ om chemische processen aan te drijven. De organisaties zijn er in geslaagd om CO2 bij lage temperatuur en met zonlicht als duurzame energiebron om te zetten naar de brandstof methaan. Het zonlicht wordt met een uitzonderlijk hoge efficiëntie van 55 procent gebruikt. Deze innovatie kan gelijktijdig bijdragen aan de transitie van fossiele brandstoffen naar duurzame energie en aan de vermindering van CO2 uitstoot.
De bereikte resultaten zijn bijzonder omdat een ongewenst afvalproduct, namelijk CO2, met behulp van zonlicht wordt omgezet naar methaan als bruikbare brandstof. Daarbij wordt 55 procent van de energie uit het zonlicht gebruikt.
Conventionele fotokatalysatoren gebruiken in de meeste gevallen alleen het UV deel van het zonlicht, waardoor een groot deel van het licht niet gebruikt wordt en de efficiëntie veel lager is. Met het door TNO en de Universiteit Hasselt ontwikkelde concept wordt methaan geproduceerd met alleen zonlicht als energiebron en bij lage temperatuur en lage druk.
Dit concept maakt het mogelijk om op een zeer efficiënte manier chemische producten en brandstoffen te maken met zonlicht als duurzame energiebron. Toekomstig onderzoek moet uitwijzen of bijvoorbeeld ook farmaproducten of synthesegas op deze manier kunnen worden geproduceerd. Synthesegas wordt nu al veelvuldig als bouwsteen in conventionele chemische processen gebruikt.
De bereikte resultaten zijn bijzonder omdat een ongewenst afvalproduct, namelijk CO2, met behulp van zonlicht wordt omgezet naar methaan als bruikbare brandstof. Daarbij wordt 55 procent van de energie uit het zonlicht gebruikt.
Conventionele fotokatalysatoren gebruiken in de meeste gevallen alleen het UV deel van het zonlicht, waardoor een groot deel van het licht niet gebruikt wordt en de efficiëntie veel lager is. Met het door TNO en de Universiteit Hasselt ontwikkelde concept wordt methaan geproduceerd met alleen zonlicht als energiebron en bij lage temperatuur en lage druk.
Dit concept maakt het mogelijk om op een zeer efficiënte manier chemische producten en brandstoffen te maken met zonlicht als duurzame energiebron. Toekomstig onderzoek moet uitwijzen of bijvoorbeeld ook farmaproducten of synthesegas op deze manier kunnen worden geproduceerd. Synthesegas wordt nu al veelvuldig als bouwsteen in conventionele chemische processen gebruikt.
Woonbron en Nuon halen 2000 woningen van het gas af in Rotterdam-IJsselmonde
Er wordt veel gesproken en geschreven over het gasloos maken van woningen. In Rotterdam gaan Woonbron en Nuon het op grote schaal doen. Dit is bekrachtigd in de grootste warmtedeal die in de bestaande bouw tot op heden is gesloten in Nederland.
Vanaf 2020 sluit Woonbron circa 2000 woningen in Rotterdam-IJsselmonde aan op het warmtenet van Nuon. Woonbron kiest daarmee voor een milieuvriendelijk alternatief voor de huidige verwarming op aardgas. Tijdens een feestelijke bijeenkomst zetten Richard Sitton en Alexander van Ofwegen afgelopen donderdag namens respectievelijk Woonbron en Nuon hun handtekening onder het contract.
Bij elkaar gaat het om 20 procent van 10.000 woningen die de gemeente Rotterdam in deze collegeperiode aardgasvrij wil maken. Petra de Groene, directeur Duurzaamheid bij de gemeente Rotterdam: ‘Het aardgasvrij maken van deze woningen hier in IJsselmonde is een mooie start van een brede gebiedsaanpak om een groot deel van IJsselmonde van het aardgas te halen.’
Na het tekenmoment werd er een symbolische handeling verricht: Woonbron, Nuon, de gemeente Rotterdam en de centrale bewonersraad van Woonbron draaiden deze donderdag met elkaar in IJsselmonde de gaskraan dicht.
Vanaf 2020 sluit Woonbron circa 2000 woningen in Rotterdam-IJsselmonde aan op het warmtenet van Nuon. Woonbron kiest daarmee voor een milieuvriendelijk alternatief voor de huidige verwarming op aardgas. Tijdens een feestelijke bijeenkomst zetten Richard Sitton en Alexander van Ofwegen afgelopen donderdag namens respectievelijk Woonbron en Nuon hun handtekening onder het contract.
Bij elkaar gaat het om 20 procent van 10.000 woningen die de gemeente Rotterdam in deze collegeperiode aardgasvrij wil maken. Petra de Groene, directeur Duurzaamheid bij de gemeente Rotterdam: ‘Het aardgasvrij maken van deze woningen hier in IJsselmonde is een mooie start van een brede gebiedsaanpak om een groot deel van IJsselmonde van het aardgas te halen.’
Na het tekenmoment werd er een symbolische handeling verricht: Woonbron, Nuon, de gemeente Rotterdam en de centrale bewonersraad van Woonbron draaiden deze donderdag met elkaar in IJsselmonde de gaskraan dicht.
woensdag 24 april 2019
GroenLinks: Met CO2-belasting wordt klimaatdoel wél gehaald
Met een echte CO2 heffing kan het Nederlandse klimaatdoel wél gehaald worden. Dat laat de doorrekening van de GroenLinks plannen zien. Nu moeten we snel door met de invoering van zo’n CO2-heffing, zegt GroenLinks-leider Jesse Klaver in een reactie. “We hebben niet de luxe om nog veel langer te wachten.”
Klaver: “Het lijkt er op dat het kabinet verlamd is. Maar wat het kabinet zich moet realiseren is dat dit de laatste kans is. Doet het kabinet niets, dan staat niet alleen de toekomst van het klimaat, maar ook dat van het kabinet op het spel.”
Klaver wil de CO2-belasting geregeld zien in het Belastingplan 2020. De voorbereidingen voor het Belastingplan zijn al begonnen.
Klaver: “Ik denk dat het belangrijk is om te komen tot een breed gedragen uitwerking van de CO2 belasting. Onze bereidheid om hier aan te werken blijft staan. Ik vraag me wel af of VVD en CDA dat aandurven.”
Volgens Klaver moet die CO2 belasting voldoen aan drie voorwaarden: de belasting moet effectief zijn, grote bedrijven moeten een eerlijke prijs gaan betalen en de rekening van huishoudens moet omlaag. In het plan van GroenLinks wordt 1 miljard euro vrijgemaakt voor compensatie van de energierekening van mensen. Het andere deel van de opbrengst wordt gebruikt om bedrijven te helpen bij de energietransitie.
De doorrekening van de CO2-belasting van GroenLinks laat zien dat het klimaatdoel van de industrie wel wordt gehaald met een CO2-belasting, in tegenstelling tot de huidige plannen die in het ontwerp-Klimaatakkoord staan. Volgens PBL zorgt de CO2-belasting van GroenLinks er ruimschoots voor dat het CO2-reductiedoel voor de industrie (14,3 megaton) ruimschoots gehaald wordt.
Het PBL stelt dat het lastig in te schatten is in welke mate activiteit van bedrijven naar het buitenland kan verdwijnen. Wel stelt het Planbureau dat de gerichte compensatie uit de GroenLinks-plannen het concurrentienadeel voor de industrie kan compenseren, en daarmee de verplaatsing en CO2-weglek kan verkleinen.
Klaver: “Het lijkt er op dat het kabinet verlamd is. Maar wat het kabinet zich moet realiseren is dat dit de laatste kans is. Doet het kabinet niets, dan staat niet alleen de toekomst van het klimaat, maar ook dat van het kabinet op het spel.”
Klaver wil de CO2-belasting geregeld zien in het Belastingplan 2020. De voorbereidingen voor het Belastingplan zijn al begonnen.
Klaver: “Ik denk dat het belangrijk is om te komen tot een breed gedragen uitwerking van de CO2 belasting. Onze bereidheid om hier aan te werken blijft staan. Ik vraag me wel af of VVD en CDA dat aandurven.”
Volgens Klaver moet die CO2 belasting voldoen aan drie voorwaarden: de belasting moet effectief zijn, grote bedrijven moeten een eerlijke prijs gaan betalen en de rekening van huishoudens moet omlaag. In het plan van GroenLinks wordt 1 miljard euro vrijgemaakt voor compensatie van de energierekening van mensen. Het andere deel van de opbrengst wordt gebruikt om bedrijven te helpen bij de energietransitie.
De doorrekening van de CO2-belasting van GroenLinks laat zien dat het klimaatdoel van de industrie wel wordt gehaald met een CO2-belasting, in tegenstelling tot de huidige plannen die in het ontwerp-Klimaatakkoord staan. Volgens PBL zorgt de CO2-belasting van GroenLinks er ruimschoots voor dat het CO2-reductiedoel voor de industrie (14,3 megaton) ruimschoots gehaald wordt.
Het PBL stelt dat het lastig in te schatten is in welke mate activiteit van bedrijven naar het buitenland kan verdwijnen. Wel stelt het Planbureau dat de gerichte compensatie uit de GroenLinks-plannen het concurrentienadeel voor de industrie kan compenseren, en daarmee de verplaatsing en CO2-weglek kan verkleinen.
Zonnelening Assen uitverkocht
Vanaf 1 april konden inwoners uit Assen een zonnelening aanvragen. Het bedrag van 200.000 euro, dat beschikbaar is gesteld door Provincie en gemeente, is inmiddels vergeven. Dit betekent dat het loket gesloten is en er geen aanvragen meer ingediend kunnen worden.
Met de zonnelening konden inwoners tegen een erg lage rente een lening aanvragen voor de aanschaf van zonnepanelen of een zonneboiler. Inwoners kunnen nu nog wel gebruik maken van de Energiebespaarlening Drenthe en de Investeringssubsidie Duurzame Energie.
Met de zonnelening konden inwoners tegen een erg lage rente een lening aanvragen voor de aanschaf van zonnepanelen of een zonneboiler. Inwoners kunnen nu nog wel gebruik maken van de Energiebespaarlening Drenthe en de Investeringssubsidie Duurzame Energie.
Nieuwe dienst biedt gratis data aan over actuele energieonderbrekingen
De drie grootste netbeheerders van Nederland, waaronder Stedin, zijn een nieuwe dienst begonnen waarmee realtime inzicht wordt gegeven in actuele energieonderbrekingen. Op het nieuwe platform energieonderbrekingen.nl worden alle storingen van de netbeheerders inzichtelijk gemaakt.
De dienst is ontwikkeld om bedrijven die afhankelijk zijn van energie voor hun producten en diensten te helpen bij het sneller geven van inzicht in actuele storingen. Telecombedrijven en kabelbedrijven krijgen bijvoorbeeld bij regionale stroomonderbrekingen direct veel vragen van hun klanten over het uitvallen van internet of telefoon. Door de nieuwe service kunnen deze bedrijven hun klanten dan direct voorzien van de oorzaak van het uitvallen van bijvoorbeeld hun diensten en hoeven geen monteur op pad te sturen.
Het nieuwe platform is door Enexis Netbeheer, Liander en Stedin samen met TNO en app-ontwikkelaar YAZULA ontwikkeld. De actuele (realtime) gegevens over gas- en stroomstoringen van deze netbeheerders is hierin gebundeld opgenomen en is gratis toegankelijk. Daarmee wordt de data van 90 procent van het Nederlandse energienet ontsloten. YAZULA heeft de data uit de dienst ook in zijn omgevingsapp beschikbaar gemaakt. Deze app wordt onder meer door overheden gebruikt om berichten over calamiteiten en waarschuwingen in een bepaalde regio te delen.
Naast storingen zijn ook de gegevens van zogenaamde geplande onderbrekingen van Liander en Stedin opgenomen: dat zijn vooraf geplande onderbrekingen die nodig zijn om veilig aan het energienet te kunnen werken. De gegevens van Enexis Netbeheer van geplande onderbrekingen volgen later. Er lopen daarnaast gesprekken met de branchevereniging Netbeheer Nederland (NBNL) om de overige netbeheerders op termijn ook aan te sluiten.
De dienst is ontwikkeld om bedrijven die afhankelijk zijn van energie voor hun producten en diensten te helpen bij het sneller geven van inzicht in actuele storingen. Telecombedrijven en kabelbedrijven krijgen bijvoorbeeld bij regionale stroomonderbrekingen direct veel vragen van hun klanten over het uitvallen van internet of telefoon. Door de nieuwe service kunnen deze bedrijven hun klanten dan direct voorzien van de oorzaak van het uitvallen van bijvoorbeeld hun diensten en hoeven geen monteur op pad te sturen.
Het nieuwe platform is door Enexis Netbeheer, Liander en Stedin samen met TNO en app-ontwikkelaar YAZULA ontwikkeld. De actuele (realtime) gegevens over gas- en stroomstoringen van deze netbeheerders is hierin gebundeld opgenomen en is gratis toegankelijk. Daarmee wordt de data van 90 procent van het Nederlandse energienet ontsloten. YAZULA heeft de data uit de dienst ook in zijn omgevingsapp beschikbaar gemaakt. Deze app wordt onder meer door overheden gebruikt om berichten over calamiteiten en waarschuwingen in een bepaalde regio te delen.
Naast storingen zijn ook de gegevens van zogenaamde geplande onderbrekingen van Liander en Stedin opgenomen: dat zijn vooraf geplande onderbrekingen die nodig zijn om veilig aan het energienet te kunnen werken. De gegevens van Enexis Netbeheer van geplande onderbrekingen volgen later. Er lopen daarnaast gesprekken met de branchevereniging Netbeheer Nederland (NBNL) om de overige netbeheerders op termijn ook aan te sluiten.
Pekela streeft naar 75 hectare zonnepanelen
De gemeente Pekela wil de komende jaren 75 hectare aan zonnepanelen hebben. Dat is een halvering van het eerdere streven van de gemeente.
Een meerderheid van politiek Pekela stemde dinsdagavond voor de zonnevisie, aldus RTV Noord. Alleen de SP en PVV kunnen zich niet vinden in de plannen.
De Pekelder grond is populair, vertelde wethouder Jaap van Mannekes: 'Op dit moment liggen er plannen om ruim 160 hectare aan zonneweides te realiseren in onze gemeente. Dat zijn geen aanvragen, maar wensen die bij ons bekend zijn.'
Initiatiefnemers moeten eerst een plan aan de gemeente voorleggen waarin staat hoe zij voor draagvlak gaan zorgen.
Een meerderheid van politiek Pekela stemde dinsdagavond voor de zonnevisie, aldus RTV Noord. Alleen de SP en PVV kunnen zich niet vinden in de plannen.
De Pekelder grond is populair, vertelde wethouder Jaap van Mannekes: 'Op dit moment liggen er plannen om ruim 160 hectare aan zonneweides te realiseren in onze gemeente. Dat zijn geen aanvragen, maar wensen die bij ons bekend zijn.'
Initiatiefnemers moeten eerst een plan aan de gemeente voorleggen waarin staat hoe zij voor draagvlak gaan zorgen.
Degree-n ontvangt 2 miljoen euro investering
Degree-n haalt een investering van 2 miljoen euro op onder leiding van de Nederlandse venture capital-organisatie Techfront Ventures. Het Hilversumse cleantech-bedrijf maakt een duurzaam alternatief voor gasverwarmingen en cv's in de vorm van warmtepanelen. Met behulp van onder meer nanotechnologie kunnen ruimtes op efficiënte manier verwarmd worden.
Met de investering in Degree-n gaat Techfront Ventures ervoor zorgen dat de duurzame verwarming door heel Europa beschikbaar wordt. Het product is al verkrijgbaar in Nederland en België, en Degree-n gaat de verdere uitrol nu versnellen. Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland staan als eerste nieuwe landen op de planning. Daarnaast zet Degree-n een distributiekanaal op met installateurs van bestaande installatiebedrijven in water- en elektrotechniek. Die kunnen adviseren over de mogelijkheden met de verwarmingen van Degree-n en indien nodig direct installeren.
De verwarmingspanelen van Degree-n verwarmen, net als de zon, via infraroodstralen. Zo ervaar je een constante comfortabele temperatuur in een ruimte. Door het gebruik van zogenaamde Carbon Nano Tubes leveren de panelen veel warmte met weinig elektrisch vermogen en zijn ze niet aan slijtage onderhevig. De stijlvolle verwarmingspanelen zijn op het bestaande stroomnet aan te sluiten waardoor ze gemakkelijk te installeren zijn. Een stopcontact is al genoeg, een gasaansluiting voor deze verwarming is niet nodig. Zelfs de stoppenkast hoeft niet uitgebreid te worden met extra groepen. Door het platte ontwerp passen de onderhoudsvrije panelen in vrijwel elke ruimte. Vergeleken met conventionele cv's verbruiken Degree-n panelen ook flink minder energie.
Met de investering in Degree-n gaat Techfront Ventures ervoor zorgen dat de duurzame verwarming door heel Europa beschikbaar wordt. Het product is al verkrijgbaar in Nederland en België, en Degree-n gaat de verdere uitrol nu versnellen. Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland staan als eerste nieuwe landen op de planning. Daarnaast zet Degree-n een distributiekanaal op met installateurs van bestaande installatiebedrijven in water- en elektrotechniek. Die kunnen adviseren over de mogelijkheden met de verwarmingen van Degree-n en indien nodig direct installeren.
De verwarmingspanelen van Degree-n verwarmen, net als de zon, via infraroodstralen. Zo ervaar je een constante comfortabele temperatuur in een ruimte. Door het gebruik van zogenaamde Carbon Nano Tubes leveren de panelen veel warmte met weinig elektrisch vermogen en zijn ze niet aan slijtage onderhevig. De stijlvolle verwarmingspanelen zijn op het bestaande stroomnet aan te sluiten waardoor ze gemakkelijk te installeren zijn. Een stopcontact is al genoeg, een gasaansluiting voor deze verwarming is niet nodig. Zelfs de stoppenkast hoeft niet uitgebreid te worden met extra groepen. Door het platte ontwerp passen de onderhoudsvrije panelen in vrijwel elke ruimte. Vergeleken met conventionele cv's verbruiken Degree-n panelen ook flink minder energie.
dinsdag 23 april 2019
Smart Farmer Grid 2.0: onafhankelijk en integraal energieadvies cruciaal voor energiebesparing en -opwek boeren
Agrariërs staan positief tegenover zogenaamde ‘smart grids’ die ervoor zorgen dat vraag en aanbod van energie beter op elkaar worden afgestemd en dat efficiënter gebruik wordt gemaakt van energienetten. Boeren zijn bereid hun energiegedrag waar mogelijk aan te passen als dat milieuvoordelen oplevert. Dat blijkt uit het vervolg van de pilot Smart Farmer Grid, dat Enexis Netbeheer samen met boerenorganisatie LTO, adviesbureau L’orèl Consultancy en de Rijksuniversiteit Groningen hebben uitgevoerd.
Boeren hebben een aanzienlijke hoeveelheid energie nodig voor hun bedrijfsvoering. De energie die boeren zelf opwekken door zonnepanelen of een windmolen groeit gestaag. Alleen gebruiken ze de energie op een ander moment dan de zonnepanelen of windmolen de energie opwekt. Hierdoor gebruiken ze het grootste gedeelte van de opgewekte energie niet zelf. Deze wordt teruggeleverd aan het energienet, waardoor dit net fors onder druk komt te staan.
Een voor de hand liggende oplossing is een netverzwaring, maar de kosten daarvan zijn in landelijk gebied extreem hoog omdat grote afstanden moeten worden overbrugd. Dat is onwenselijk omdat daardoor de kosten voor de energievoorziening hard zullen stijgen. Smart Farmer Grid is een van de eerste projecten waarbij diepgaand onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden om de bestaande energienetten in landelijk-agrarisch gebied slim te gebruiken (zogenaamde ‘smart grids’). Het onderzoek wees uit dat niet alle onderzochte energienetten geschikt zijn voor de inpassing van een ‘smart farmer grid’. Dat kwam vooral doordat de pieken in het energieverbruik van de ene boer niet op te vangen zijn door dalen in het verbruik bij een naburige boer. De pilot is uitgevoerd in Noordhorn, Beerta en Sellingen.
Uit de pilot Smart Farmer Grid komt naar voren dat er vooral gewerkt moet worden aan een integrale benadering bij de besluitvorming over nieuwe maatregelen, zodat de individuele belangen van boeren, netbeheerders, rijk, provincies en gemeenten altijd kunnen worden afgezet tegen het collectieve belang van een duurzamer energiesysteem.
Het meeste voordeel is te behalen door verschillende verduurzamingsmaatregelen te combineren. Door enerzijds energie te besparen, hoeft er minder geïnvesteerd te worden in de opwek van duurzame energie. En door maatregelen te nemen om de pieken van energievraag en aanbod te voorkomen, is een verzwaring van hun aansluiting en het energienet mogelijk niet meer nodig. Hierbij valt te denken aan warmte-/koudeopslag, mestvergisting en de opslag van energie. Omdat de ideale totaaloplossing per situatie verschillend is, is onafhankelijk advies hierin noodzakelijk.
Om de verbruikspieken op het energienet gericht te kunnen verlagen adviseren de onderzoekers onder andere het aanpassen van de tariefstructuur voor energie. Door energiegebruik bijvoorbeeld af te rekenen op basis van de actuele energieprijs op dat verbruiksmoment kunnen boeren immers direct ervaren hoeveel verschil slim energiegedrag hun oplevert. Binnen de huidige tariefstructuur levert dit nauwelijks financieel gewin op.
'Prepaid energie helpt bij energiebewustzijn'
Werken met ‘prepaid energie’ heeft voor huishoudens die problemen hebben met het betalen van hun energierekening een groot potentieel. Het helpt om meer grip te krijgen op hun energiekosten, te besparen en schulden te voorkomen. Bovendien wordt meer zelfredzaamheid ervaren. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit een pilot die afgelopen jaar onder vijftig huishoudens is gehouden door Alliander, Stedin, Greenchoice, Vattenfall en de Energiebank.
Met de prepaid energiedienst willen de betrokken partijen uit de energiesector huishoudens meer bewust maken van hun energieverbruik en extra hulp bieden om afsluiting en nieuwe schulden te voorkomen. Zo behouden huishoudens met een kleinere portemonnee toegang tot energie. Jaarlijks belanden tienduizenden huishoudens in de schulden door achterstallige betalingen, waarbij een gedeelte ook wordt afgesloten van energie.
De dienst werkt als een prepaid telefoonabonnement. Deelnemende huishoudens konden via een webportal hun verbruik en actuele energiesaldo zien, vertaald naar het aantal dagen dat ze nog energie hebben. Dit wordt berekend op basis van hun gemiddelde verbruik per dag. Via een portal konden ze hun energiesaldo indien nodig weer opwaarderen. Ze kregen ook tijdig berichtjes als hun saldo laag was. Het gemiddeld opwaardeerbedrag kwam uit op € 37,50 en het gemiddelde energiesaldo was circa € 35.
Uit de resultaten van de pilot komt naar voren dat deelnemers de pilot als positief hebben ervaren. Ze ondervinden meer inzicht in hun energieverbruik en hebben daardoor meer grip op de kosten. Verder ervaren ze het realiseren van kosten- en energiebesparing. Gemiddeld zijn de huishoudens in de pilot zeven procent minder energie gaan gebruiken. Tenslotte geven de deelnemers aan dat ze zich zelfredzamer voelen en dat het ook een positief effect heeft op andere vlakken dan energiekosten.
Voor de betrokken netbeheerders en energieleveranciers bracht de pilot als voordeel dat er geen achterstallige rekeningen ontstonden en dat er geen afsluitingen van energie zijn geweest onder de deelnemers. Dit scheelt in een grootschalige inzet van prepaid energie veel maatschappelijke kosten. Wel merkten de betrokken partijen dat het lastig is om klanten voor een prepaid energiecontract te laten kiezen. De pilot laat zien dat hier een rol kan liggen voor maatschappelijke organisaties.
Met de prepaid energiedienst willen de betrokken partijen uit de energiesector huishoudens meer bewust maken van hun energieverbruik en extra hulp bieden om afsluiting en nieuwe schulden te voorkomen. Zo behouden huishoudens met een kleinere portemonnee toegang tot energie. Jaarlijks belanden tienduizenden huishoudens in de schulden door achterstallige betalingen, waarbij een gedeelte ook wordt afgesloten van energie.
De dienst werkt als een prepaid telefoonabonnement. Deelnemende huishoudens konden via een webportal hun verbruik en actuele energiesaldo zien, vertaald naar het aantal dagen dat ze nog energie hebben. Dit wordt berekend op basis van hun gemiddelde verbruik per dag. Via een portal konden ze hun energiesaldo indien nodig weer opwaarderen. Ze kregen ook tijdig berichtjes als hun saldo laag was. Het gemiddeld opwaardeerbedrag kwam uit op € 37,50 en het gemiddelde energiesaldo was circa € 35.
Uit de resultaten van de pilot komt naar voren dat deelnemers de pilot als positief hebben ervaren. Ze ondervinden meer inzicht in hun energieverbruik en hebben daardoor meer grip op de kosten. Verder ervaren ze het realiseren van kosten- en energiebesparing. Gemiddeld zijn de huishoudens in de pilot zeven procent minder energie gaan gebruiken. Tenslotte geven de deelnemers aan dat ze zich zelfredzamer voelen en dat het ook een positief effect heeft op andere vlakken dan energiekosten.
Voor de betrokken netbeheerders en energieleveranciers bracht de pilot als voordeel dat er geen achterstallige rekeningen ontstonden en dat er geen afsluitingen van energie zijn geweest onder de deelnemers. Dit scheelt in een grootschalige inzet van prepaid energie veel maatschappelijke kosten. Wel merkten de betrokken partijen dat het lastig is om klanten voor een prepaid energiecontract te laten kiezen. De pilot laat zien dat hier een rol kan liggen voor maatschappelijke organisaties.
Vierde editie van New Energy Challenge van start voor start-ups én scale-ups
De organisatoren van de New Energy Challenge lanceren de vierde editie van hun competitie. De winnende start-up mag deelnemen aan het Shell GameChanger programma en de winnende scale-up mag een pilotproject uitvoeren met Shell Ventures en Shell Retail.
De New Energy Challenge wordt georganiseerd door Shell, Rockstart, YES!Delft en Get in the Ring en staat open voor jonge ondernemers in Europa en Israël die geavanceerde technologieën en oplossingen ontwikkelen die cruciaal zijn om aan de toekomstige energiebehoefte te voldoen. De focus ligt op ondernemers met innovatieve duurzame energieoplossingen op het gebied van mobiliteit, energiebeheer, energieopslag, waterstof en het tankstation van de toekomst.
Het eerste programma biedt start-ups een intensief programma van YES!Delft waarbij finalisten hun bedrijfsplannen kunnen valideren en ideeën kunnen uitwisselen met coaches en experts. De winnende finalist ontvangt via het Shell GameChanger-programma een bedrag van minstens 100.000 euro voor het testen van hun concept.
De New Energy Challenge wordt georganiseerd door Shell, Rockstart, YES!Delft en Get in the Ring en staat open voor jonge ondernemers in Europa en Israël die geavanceerde technologieën en oplossingen ontwikkelen die cruciaal zijn om aan de toekomstige energiebehoefte te voldoen. De focus ligt op ondernemers met innovatieve duurzame energieoplossingen op het gebied van mobiliteit, energiebeheer, energieopslag, waterstof en het tankstation van de toekomst.
Het eerste programma biedt start-ups een intensief programma van YES!Delft waarbij finalisten hun bedrijfsplannen kunnen valideren en ideeën kunnen uitwisselen met coaches en experts. De winnende finalist ontvangt via het Shell GameChanger-programma een bedrag van minstens 100.000 euro voor het testen van hun concept.
vrijdag 19 april 2019
Steeds meer aardgasloze nieuwbouw
In het verzorgingsgebied van Liander kwamen in het eerste kwartaal van dit jaar meer aanvragen binnen voor een nieuwbouwwoning zonder aardgas dan met. Van alle aanvragen, nieuwbouwwoningen en renovaties, is 62 procent een aansluiting zonder aardgas. Vorig jaar was dit in het vierde kwartaal 56 procent.
De Nederlandse overheid wil afstappen van het gebruik van aardgas. Daarom is per 1 juli 2018 de plicht voor netbeheerders om nieuwe huizen en gebouwen aan te sluiten op het gasnet, komen te vervallen. Dit houdt in dat nieuwe woningen en kleine bedrijfspanden niet meer aangesloten mogen worden op het aardgasnet.
Nieuwe woningen kunnen prima zonder aansluiting op het aardgasnet worden gebouwd. Een goed geïsoleerde woning heeft geen gasketel meer nodig, maar kan op een andere manier worden verwarmd. Bijvoorbeeld met een warmtepomp of met collectieve warmtelevering.
Er worden nog wel nieuwbouwwoningen op aardgas aangesloten. Dat is mogelijk wanneer voor 1 juli 2018 de omgevingsvergunning is aangevraagd. Wanneer de vergunning eenmaal is aangevraagd, is deze onbeperkt geldig. Projectontwikkelaars en woningcorporaties die aardgasaansluitingen voor nieuwbouwprojecten bij Liander hebben aangevraagd of in opdracht hebben gegeven, krijgen de mogelijkheid om zonder kosten van de aardgasaansluiting af te zien. Daarnaast denkt de netbeheerder vrijblijvend mee over de mogelijkheden om een nieuwbouwproject alsnog zonder aardgas te realiseren.
De Nederlandse overheid wil afstappen van het gebruik van aardgas. Daarom is per 1 juli 2018 de plicht voor netbeheerders om nieuwe huizen en gebouwen aan te sluiten op het gasnet, komen te vervallen. Dit houdt in dat nieuwe woningen en kleine bedrijfspanden niet meer aangesloten mogen worden op het aardgasnet.
Nieuwe woningen kunnen prima zonder aansluiting op het aardgasnet worden gebouwd. Een goed geïsoleerde woning heeft geen gasketel meer nodig, maar kan op een andere manier worden verwarmd. Bijvoorbeeld met een warmtepomp of met collectieve warmtelevering.
Er worden nog wel nieuwbouwwoningen op aardgas aangesloten. Dat is mogelijk wanneer voor 1 juli 2018 de omgevingsvergunning is aangevraagd. Wanneer de vergunning eenmaal is aangevraagd, is deze onbeperkt geldig. Projectontwikkelaars en woningcorporaties die aardgasaansluitingen voor nieuwbouwprojecten bij Liander hebben aangevraagd of in opdracht hebben gegeven, krijgen de mogelijkheid om zonder kosten van de aardgasaansluiting af te zien. Daarnaast denkt de netbeheerder vrijblijvend mee over de mogelijkheden om een nieuwbouwproject alsnog zonder aardgas te realiseren.
Elektriciteitsprijzen Nederland hardst gestegen
De elektriciteitsprijzen op de groothandelsmarkt zijn in Nederland harder gestegen dan in onze buurlanden. In heel Centraal West-Europa zijn de prijzen echter behoorlijk omhoog gegaan. Dat blijkt uit het jaarrapport over de Europese energiemarkt van de landelijke netbeheerder TenneT (de TenneT Annual Market Update) dat recent is gepubliceerd. Het jaarlijks gepubliceerde rapport gaat in op de laatste markttrends en ontwikkelingen in de energiemarkt.
Lees hier het volledige rapport.
De elektriciteitsprijzen in Centraal West-Europa zijn gemiddeld met 24 procent gestegen. Die Europese kostenstijging is vooral te wijten aan de gestegen prijzen voor aardgas, kolen en CO₂ binnen de Europese emissiehandel. Aanhoudende droogte in de zomer speelde voor landen met waterkracht ook mee. De specifieke prijsontwikkelingen binnen de verschillende landen lopen uiteen. Zo stegen de kosten in België behoorlijk vanwege de productietekorten bij kerncentrales.
In Nederland zijn de prijzen met 33 procent harder gestegen dan het gemiddelde in Centraal West-Europa. Een belangrijke oorzaak ligt in het relatief grote aandeel van gascentrales in Nederland. In een aantal landen steeg de prijs op de groothandelsmarkt echter nog sterker dan bij ons. Dat was onder andere het geval in Oostenrijk, Polen, Denemarken en alle Scandinavische landen.
Nederland is meer elektriciteit gaan importeren en minder gaan exporteren. De lage elektriciteitsprijs in Duitsland is daarvoor een belangrijke aanjager, gecombineerd met een lagere totale opwek van elektriciteit in Nederland.
Aardgas blijft voorlopig de belangrijkste bron voor elektriciteitsproductie in Nederland. Duurzame opwek is slechts licht gestegen in het afgelopen jaar. De stijging van de productiecapaciteit van duurzame energie over de afgelopen periode komt vooral op het conto van zonne-energie. De komende jaren zal naar verwachting veel meer nieuw vermogen uit de pijplijn komen.
Met de Annual Market Update doet TenneT verslag over de groothandelsmarkt voor elektriciteit in Centraal West-Europa, met een bijzondere nadruk op de Nederlandse energiesector. In de rapportage gaat Tennet in op prijskoersen van verschillende markten, brandstoffen en de CO₂-emissiemarkt. Daarnaast wordt gekeken naar veranderingen in opwekcapaciteit en transportstromen tussen landen.
Lees hier het volledige rapport.
De elektriciteitsprijzen in Centraal West-Europa zijn gemiddeld met 24 procent gestegen. Die Europese kostenstijging is vooral te wijten aan de gestegen prijzen voor aardgas, kolen en CO₂ binnen de Europese emissiehandel. Aanhoudende droogte in de zomer speelde voor landen met waterkracht ook mee. De specifieke prijsontwikkelingen binnen de verschillende landen lopen uiteen. Zo stegen de kosten in België behoorlijk vanwege de productietekorten bij kerncentrales.
In Nederland zijn de prijzen met 33 procent harder gestegen dan het gemiddelde in Centraal West-Europa. Een belangrijke oorzaak ligt in het relatief grote aandeel van gascentrales in Nederland. In een aantal landen steeg de prijs op de groothandelsmarkt echter nog sterker dan bij ons. Dat was onder andere het geval in Oostenrijk, Polen, Denemarken en alle Scandinavische landen.
Nederland is meer elektriciteit gaan importeren en minder gaan exporteren. De lage elektriciteitsprijs in Duitsland is daarvoor een belangrijke aanjager, gecombineerd met een lagere totale opwek van elektriciteit in Nederland.
Aardgas blijft voorlopig de belangrijkste bron voor elektriciteitsproductie in Nederland. Duurzame opwek is slechts licht gestegen in het afgelopen jaar. De stijging van de productiecapaciteit van duurzame energie over de afgelopen periode komt vooral op het conto van zonne-energie. De komende jaren zal naar verwachting veel meer nieuw vermogen uit de pijplijn komen.
Met de Annual Market Update doet TenneT verslag over de groothandelsmarkt voor elektriciteit in Centraal West-Europa, met een bijzondere nadruk op de Nederlandse energiesector. In de rapportage gaat Tennet in op prijskoersen van verschillende markten, brandstoffen en de CO₂-emissiemarkt. Daarnaast wordt gekeken naar veranderingen in opwekcapaciteit en transportstromen tussen landen.
Tankstation op het Stadionplein wordt duurzame mobiliteitshub
Het tankstation op het Stadionplein in Amsterdam gaat plaatsmaken voor een duurzamer concept. Er komt een zogenaamd Smart Mobility Lab te zitten. Daar zal het allemaal draaien om slimme en schone vormen van vervoer.
Er komen in elk geval elektrische laadpalen en er zal deelmobiliteit worden aangeboden. Fossiele brandstoffen, zoals diesel en benzine, zijn er straks niet meer te vinden.
De ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit gaan snel. Als gemeente wil Amsterdam leren hoe we die ontwikkelingen kunnen inzetten voor de stad. Daarom zullen we in de mobiliteitshub experimenteren met nieuwe mobiliteitsconcepten. Denk hierbij aan platforms zoals MaaS (MaaS is een mobiliteitsconcept waarbij de consument gebruikmaakt van verschillende transportmiddelen via één abonnement), elektrische deelfietsen of slimme logistieke oplossingen.
Veel mensen in Nederland zijn in het bezit van één of meer vervoersmiddelen, zoals een auto. Die vervoersmiddelen nemen ruimte in, waar we bijvoorbeeld ook groen en speelplaatsen kunnen creëren. Door over te gaan van 'bezit' naar 'gebruik' van verschillende vormen van vervoer kunnen we de stad bereikbaar houden, én hebben we meer ruimte voor andere zaken, die de stad aantrekkelijk maken.
De komende tijd gaat de gemeente het plan verder uitwerken. Dan wordt duidelijk hoe dit Smart Mobility Lab er precies uit kan gaan zien.
De komende drie jaar wil Amsterdam op verschillende plekken in de stad zo'n 15 tot 20 e-mobiliteitshubs realiseren. De gemeente krijgt hiervoor ruim 800.000 euro subsidie van Interreg. Dat is een Europees programma dat zich inzet voor grensvervaging in Europa aan de hand van duurzaamheidsprojecten. Via de hubs hebben Amsterdammers toegang tot e-bikes, e-bakfietsen en diverse andere vervoersmiddelen. De hubs worden samen met bewoners ingericht. De komende periode worden de plannen verder uitgewerkt. Het Smart Mobility Lab op het Stadionplein staat los van deze plannen.
Er komen in elk geval elektrische laadpalen en er zal deelmobiliteit worden aangeboden. Fossiele brandstoffen, zoals diesel en benzine, zijn er straks niet meer te vinden.
De ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit gaan snel. Als gemeente wil Amsterdam leren hoe we die ontwikkelingen kunnen inzetten voor de stad. Daarom zullen we in de mobiliteitshub experimenteren met nieuwe mobiliteitsconcepten. Denk hierbij aan platforms zoals MaaS (MaaS is een mobiliteitsconcept waarbij de consument gebruikmaakt van verschillende transportmiddelen via één abonnement), elektrische deelfietsen of slimme logistieke oplossingen.
Veel mensen in Nederland zijn in het bezit van één of meer vervoersmiddelen, zoals een auto. Die vervoersmiddelen nemen ruimte in, waar we bijvoorbeeld ook groen en speelplaatsen kunnen creëren. Door over te gaan van 'bezit' naar 'gebruik' van verschillende vormen van vervoer kunnen we de stad bereikbaar houden, én hebben we meer ruimte voor andere zaken, die de stad aantrekkelijk maken.
De komende tijd gaat de gemeente het plan verder uitwerken. Dan wordt duidelijk hoe dit Smart Mobility Lab er precies uit kan gaan zien.
De komende drie jaar wil Amsterdam op verschillende plekken in de stad zo'n 15 tot 20 e-mobiliteitshubs realiseren. De gemeente krijgt hiervoor ruim 800.000 euro subsidie van Interreg. Dat is een Europees programma dat zich inzet voor grensvervaging in Europa aan de hand van duurzaamheidsprojecten. Via de hubs hebben Amsterdammers toegang tot e-bikes, e-bakfietsen en diverse andere vervoersmiddelen. De hubs worden samen met bewoners ingericht. De komende periode worden de plannen verder uitgewerkt. Het Smart Mobility Lab op het Stadionplein staat los van deze plannen.
donderdag 18 april 2019
Consumentenorganisaties: warmtetarieven moeten worden gemaximeerd
De tarieven van warmtenetten mogen de komende jaren niet meer stijgen. In een brief aan minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) vragen woningcorporatie Aedes, de Consumentenbond, Vereniging Eigen Huis en de Woonbond om het maximumtarief niet te verhogen totdat er een nieuwe warmtewet is waarbij de koppeling met de gasprijs is losgelaten.
Huishoudens met blok- of stadsverwarming betalen voor de levering van warmte in 2019 gemiddeld 164 euro meer dan in 2018. Oorzaak is de gestegen gasprijs, waaraan warmtetarieven zijn gekoppeld. Onterecht vinden de belangenorganisaties. De prijs voor gas stijgt immers voor een deel om consumenten aan te moedigen van het gas af te gaan. Warmtenetgebruikers zijn dat al, en dragen dus bij aan de omschakeling naar duurzame energiebronnen. ‘Daarvoor zouden ze juist beloond moeten worden, in plaats van gestraft’, vindt Olof King, directeur belangenbehartiging van de Consumentenbond.
De organisaties willen dan ook dat de prijzen van gas en warmte worden losgekoppeld, maar daar is nieuwe wetgeving voor nodig. ‘Dat duurt te lang’, vindt Rob Mulder van Vereniging Eigen Huis. ‘In de tussentijd gaat de belasting op aardgas namelijk stelselmatig omhoog. Daar kun je consumenten die al helemaal geen aardgas meer gebruiken niet de dupe van laten zijn.’ De kostenstijging voor de warmteleveranciers die aan het warmtenet leveren is door de belastingverhoging bovendien minimaal. Paulus Jansen, directeur van de Woonbond: ‘Warmteleveranciers maken zo gratis winst ten koste van consumenten. Dat kan niet de bedoeling zijn.’
De briefschrijvers willen dat de minister aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de opdracht geeft om het maximumtarief voor warmte te bevriezen. ‘Een lagere prijs mag natuurlijk altijd, maar hoger is wat ons betreft uit den boze’, aldus Marnix Norder, voorzitter van Aedes.
Huishoudens met blok- of stadsverwarming betalen voor de levering van warmte in 2019 gemiddeld 164 euro meer dan in 2018. Oorzaak is de gestegen gasprijs, waaraan warmtetarieven zijn gekoppeld. Onterecht vinden de belangenorganisaties. De prijs voor gas stijgt immers voor een deel om consumenten aan te moedigen van het gas af te gaan. Warmtenetgebruikers zijn dat al, en dragen dus bij aan de omschakeling naar duurzame energiebronnen. ‘Daarvoor zouden ze juist beloond moeten worden, in plaats van gestraft’, vindt Olof King, directeur belangenbehartiging van de Consumentenbond.
De organisaties willen dan ook dat de prijzen van gas en warmte worden losgekoppeld, maar daar is nieuwe wetgeving voor nodig. ‘Dat duurt te lang’, vindt Rob Mulder van Vereniging Eigen Huis. ‘In de tussentijd gaat de belasting op aardgas namelijk stelselmatig omhoog. Daar kun je consumenten die al helemaal geen aardgas meer gebruiken niet de dupe van laten zijn.’ De kostenstijging voor de warmteleveranciers die aan het warmtenet leveren is door de belastingverhoging bovendien minimaal. Paulus Jansen, directeur van de Woonbond: ‘Warmteleveranciers maken zo gratis winst ten koste van consumenten. Dat kan niet de bedoeling zijn.’
De briefschrijvers willen dat de minister aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de opdracht geeft om het maximumtarief voor warmte te bevriezen. ‘Een lagere prijs mag natuurlijk altijd, maar hoger is wat ons betreft uit den boze’, aldus Marnix Norder, voorzitter van Aedes.
Bedrijven melden interesse voor CO2-opslagproject Porthos
In de afgelopen weken hebben meerdere bedrijven interesse getoond om mee te doen aan het CO2-transport en -opslag project Porthos in Rotterdam.
Het project Porthos is een initiatief van EBN, Gasunie en Havenbedrijf Rotterdam. Doel van het project is om algemeen toegankelijke transport- en opslaginfrastructuur te realiseren waarop meerdere partijen CO2 kunnen aanleveren. Eerder heeft de projectorganisatie Porthos aangegeven te verwachten dat 2 tot 5 miljoen ton CO2 per jaar opgeslagen kan worden in lege gasvelden onder de Noordzee. Om helder te krijgen welke bedrijven hierin geïnteresseerd zijn en wanneer zij hoeveel CO2 zouden willen en kunnen aanleveren heeft Porthos een zogeheten Expression of Interest proces gehouden. Meerdere bedrijven hebben zich gemeld en er is ruim voldoende interesse getoond om door te gaan met de vervolgstudies voor het project. Hoewel de interessepeiling niet juridisch bindend is, ziet Porthos dit als een belangrijk signaal dat er behoefte is aan de aan te leggen CO2-infrastructuur.
In het afgelopen jaar is gewerkt aan het ontwerp van het systeem. De totale investeringskosten hiervoor worden geraamd op € 400 tot 500 miljoen. Daarmee is het een project waarbij voor relatief lage kosten CO2-uitstoot kan worden vermeden in vergelijking met andere reductiemaatregelen. Een beslissing over realisatie van Porthos zal naar verwachting eind 2020 genomen worden en hangt in belangrijke mate af van de plaats die CCS krijgt in het Klimaatakkoord.
Om alle (ruimtelijke) belangen van het project zichtbaar te maken en onderling af te wegen wordt voor Porthos een milieueffectrapportage gemaakt. Ter voorbereiding daarop lag in de afgelopen twee maanden de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau (c-NRD) ter inzage. Daarover werden twee publieksavonden gehouden in Rozenburg en Oostvoorne waarbij in totaal 41 bezoekers zich lieten informeren over het project. De c-NRD gaat vooraf aan het maken van het Milieueffectrapport, dat nodig is voor het aanvragen van vergunningen voor het project.
Vanuit de Europese Unie is grote belangstelling voor het project omdat afvang, gebruik en opslag van CO2 (CCUS) gezien wordt als een belangrijke maatregel om klimaatverandering tegen te gaan. Porthos is een uniek project omdat het een gemeenschappelijke infrastructuur ontwikkelt waar verschillende bedrijven op kunnen aansluiten. Door de EU is het project erkend als een Project of Common Interest (PCI) en daarom heeft de Europese Commissie recentelijk € 6,5 miljoen subsidie beschikbaar gesteld voor vervolgstudies. Ook voor de komende projectfase is opnieuw de zogenoemde PCI-status aangevraagd.
Het project Porthos is een initiatief van EBN, Gasunie en Havenbedrijf Rotterdam. Doel van het project is om algemeen toegankelijke transport- en opslaginfrastructuur te realiseren waarop meerdere partijen CO2 kunnen aanleveren. Eerder heeft de projectorganisatie Porthos aangegeven te verwachten dat 2 tot 5 miljoen ton CO2 per jaar opgeslagen kan worden in lege gasvelden onder de Noordzee. Om helder te krijgen welke bedrijven hierin geïnteresseerd zijn en wanneer zij hoeveel CO2 zouden willen en kunnen aanleveren heeft Porthos een zogeheten Expression of Interest proces gehouden. Meerdere bedrijven hebben zich gemeld en er is ruim voldoende interesse getoond om door te gaan met de vervolgstudies voor het project. Hoewel de interessepeiling niet juridisch bindend is, ziet Porthos dit als een belangrijk signaal dat er behoefte is aan de aan te leggen CO2-infrastructuur.
In het afgelopen jaar is gewerkt aan het ontwerp van het systeem. De totale investeringskosten hiervoor worden geraamd op € 400 tot 500 miljoen. Daarmee is het een project waarbij voor relatief lage kosten CO2-uitstoot kan worden vermeden in vergelijking met andere reductiemaatregelen. Een beslissing over realisatie van Porthos zal naar verwachting eind 2020 genomen worden en hangt in belangrijke mate af van de plaats die CCS krijgt in het Klimaatakkoord.
Om alle (ruimtelijke) belangen van het project zichtbaar te maken en onderling af te wegen wordt voor Porthos een milieueffectrapportage gemaakt. Ter voorbereiding daarop lag in de afgelopen twee maanden de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau (c-NRD) ter inzage. Daarover werden twee publieksavonden gehouden in Rozenburg en Oostvoorne waarbij in totaal 41 bezoekers zich lieten informeren over het project. De c-NRD gaat vooraf aan het maken van het Milieueffectrapport, dat nodig is voor het aanvragen van vergunningen voor het project.
Vanuit de Europese Unie is grote belangstelling voor het project omdat afvang, gebruik en opslag van CO2 (CCUS) gezien wordt als een belangrijke maatregel om klimaatverandering tegen te gaan. Porthos is een uniek project omdat het een gemeenschappelijke infrastructuur ontwikkelt waar verschillende bedrijven op kunnen aansluiten. Door de EU is het project erkend als een Project of Common Interest (PCI) en daarom heeft de Europese Commissie recentelijk € 6,5 miljoen subsidie beschikbaar gesteld voor vervolgstudies. Ook voor de komende projectfase is opnieuw de zogenoemde PCI-status aangevraagd.
'Flinke CO2 besparing door verlaging temperatuur aardgas'
In bijna 200 gasontvangststations van netbeheerder Liander wordt de temperatuur van het gas komende maanden met twee graden verlaagd. Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan de jaarlijkse CO2-besparing van 5,4 kiloton gerealiseerd. Dit is besloten na een succesvolle proef in Gorredijk en de eerste praktijktoepassing op Terschelling.
Bij de gasontvangststations komt het aardgas via het landelijke netwerk van netbeheerder Gasunie aan bij het regionale netwerk van Liander, om vervolgens verder gedistribueerd te worden. Op dit moment wordt het gas in die stations nog verwarmd tot 5 graden. Afgelopen periode hebben Liander en Gasunie onderzocht of de temperatuur kan worden verlaagd, zodat de verwarmingsketels minder hoeven te stoken.
Na succesvolle testen bij het gasstation in Gorredijk en de eerste toepassing in de praktijk op Terschelling is besloten om bijna 200 stations dit door te voeren en de temperatuur van het gas te verlagen naar 3 graden. De gasbuizen kunnen de verlaging aan en het heeft geen effect op klanten. Naar verwachting kan met deze aanpassing 3 miljoen m3 gas en 5,4 kiloton CO2 per jaar worden bespaard.
Komende periode wordt bij de gasstations in het Liander-verzorgingsgebied de temperatuur op deze manier verlaagd. De handeling wordt uitgevoerd door monteurs van Gasunie tijdens regulier onderhoud. Naar verwachting is dit in de zomer afgerond. Ook bij de andere netbeheerders wordt gekeken naar een soortgelijke aanpassing.
Bij de gasontvangststations komt het aardgas via het landelijke netwerk van netbeheerder Gasunie aan bij het regionale netwerk van Liander, om vervolgens verder gedistribueerd te worden. Op dit moment wordt het gas in die stations nog verwarmd tot 5 graden. Afgelopen periode hebben Liander en Gasunie onderzocht of de temperatuur kan worden verlaagd, zodat de verwarmingsketels minder hoeven te stoken.
Na succesvolle testen bij het gasstation in Gorredijk en de eerste toepassing in de praktijk op Terschelling is besloten om bijna 200 stations dit door te voeren en de temperatuur van het gas te verlagen naar 3 graden. De gasbuizen kunnen de verlaging aan en het heeft geen effect op klanten. Naar verwachting kan met deze aanpassing 3 miljoen m3 gas en 5,4 kiloton CO2 per jaar worden bespaard.
Komende periode wordt bij de gasstations in het Liander-verzorgingsgebied de temperatuur op deze manier verlaagd. De handeling wordt uitgevoerd door monteurs van Gasunie tijdens regulier onderhoud. Naar verwachting is dit in de zomer afgerond. Ook bij de andere netbeheerders wordt gekeken naar een soortgelijke aanpassing.
MRA-Elektrisch geeft elektrisch rijden grote ‘laadimpuls’
De provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht krijgen in 2019 tussen de 1500 en 2000 nieuwe publieke laadpunten. Daarmee groeit het totaal aantal laadpunten naar zo’n 5000 en krijgt het laadnetwerk in de regio van MRA-Elektrisch een enorme impuls.
Met de nieuwe laadpunten wordt tegemoetgekomen aan de groeiende vraag van elektrische rijders.
De provincie Noord-Holland wil het gebruik van elektrisch vervoer verder stimuleren. Op dit moment rijden er ongeveer 145.000 elektrische voertuigen in Nederland en dit aantal groeit hard. Om de groei van het elektrisch rijden bij te houden en de auto’s te kunnen opladen moeten er vanaf 2020 elk jaar 500 extra openbare laadpalen worden geplaatst.
Gedeputeerde Elisabeth Post (Mobiliteit): “Belangrijke voorwaarde voor het succes van elektrisch rijden is een goede publieke laadinfrastructuur, want ongeveer 70% van de elektrische rijders in Nederland zal op straat moeten laden. Met de realisatie van deze nieuwe publieke laadpunten bieden wij binnen de 3 provincies de elektrische rijders meer mogelijkheden om te kunnen opladen. Elektrisch rijden wordt hiermee niet alleen gestimuleerd, maar ook echt mogelijk gemaakt.”
Met de toename van elektrisch vervoer en vraag naar laadpalen staat het nieuwe werkprogramma 2019 van MRA-Elektrisch (MRA-E) in het teken van een flinke opschaling. In 2018 zijn daartoe al de nodige stappen gezet met onder andere het halveren van de gemiddelde doorlooptijd tussen aanvraag en plaatsing: van 8 maanden in 2017 naar 4 maanden in 2018.
Ook het elektrische autodelen, het laden met lokaal opgewekte energie en het ‘slim laden’ kregen in 2018 voet aan de grond en worden komend jaar uitgebreid. Zo worden ontwikkelingen in de markt ondersteund en landelijke doelen rond luchtkwaliteit en klimaat verder gerealiseerd.
Binnen het project MRA-E werken 80 gemeenten en de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht samen om elektrisch vervoer te stimuleren door onder meer het plaatsen van publieke laadpalen. Door de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en marktpartijen en het delen van kennis en kosten, wordt samen meer bereikt dan op individuele basis. Dankzij deze aanpak via MRA-Elektrisch ontstaat een solide netwerk van laadpunten en kunnen steeds meer duurzame kilometers worden gereden worden.
Met de nieuwe laadpunten wordt tegemoetgekomen aan de groeiende vraag van elektrische rijders.
De provincie Noord-Holland wil het gebruik van elektrisch vervoer verder stimuleren. Op dit moment rijden er ongeveer 145.000 elektrische voertuigen in Nederland en dit aantal groeit hard. Om de groei van het elektrisch rijden bij te houden en de auto’s te kunnen opladen moeten er vanaf 2020 elk jaar 500 extra openbare laadpalen worden geplaatst.
Gedeputeerde Elisabeth Post (Mobiliteit): “Belangrijke voorwaarde voor het succes van elektrisch rijden is een goede publieke laadinfrastructuur, want ongeveer 70% van de elektrische rijders in Nederland zal op straat moeten laden. Met de realisatie van deze nieuwe publieke laadpunten bieden wij binnen de 3 provincies de elektrische rijders meer mogelijkheden om te kunnen opladen. Elektrisch rijden wordt hiermee niet alleen gestimuleerd, maar ook echt mogelijk gemaakt.”
Met de toename van elektrisch vervoer en vraag naar laadpalen staat het nieuwe werkprogramma 2019 van MRA-Elektrisch (MRA-E) in het teken van een flinke opschaling. In 2018 zijn daartoe al de nodige stappen gezet met onder andere het halveren van de gemiddelde doorlooptijd tussen aanvraag en plaatsing: van 8 maanden in 2017 naar 4 maanden in 2018.
Ook het elektrische autodelen, het laden met lokaal opgewekte energie en het ‘slim laden’ kregen in 2018 voet aan de grond en worden komend jaar uitgebreid. Zo worden ontwikkelingen in de markt ondersteund en landelijke doelen rond luchtkwaliteit en klimaat verder gerealiseerd.
Binnen het project MRA-E werken 80 gemeenten en de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht samen om elektrisch vervoer te stimuleren door onder meer het plaatsen van publieke laadpalen. Door de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en marktpartijen en het delen van kennis en kosten, wordt samen meer bereikt dan op individuele basis. Dankzij deze aanpak via MRA-Elektrisch ontstaat een solide netwerk van laadpunten en kunnen steeds meer duurzame kilometers worden gereden worden.
woensdag 17 april 2019
Nieuwe gegadigden voor overname Eneco
Een groep investeerders onder leiding Kees Koolen, oprichter van Booking.com, wil energiebedrijf Eneco kopen. Andere investeerders zijn Gerben Pek, directeur van zonnepaneelgroothandel Gutami, Michiel Rexwinkel, grootaandeelhouder Greenchoice, en Willem Smelik, directeur van investeringsfonds Meewind.
Zij zullen zo'n 3 miljard euro op tafel moeten leggen. Het Groene Consortium zou volgens Nu.nl enkele banken en investeerders uit Australië, Nederland, Denemarken en Noorwegen achter zich hebben staan.
Er zijn meer kapers op de kust. Eerder werd al bekend dat Shell samen met pensioenfonds PGGM zich heeft gemeld om Eneco te kopen. Ook andere partijen zoals het Franse olieconcern Total zouden interesse hebben.
Zij zullen zo'n 3 miljard euro op tafel moeten leggen. Het Groene Consortium zou volgens Nu.nl enkele banken en investeerders uit Australië, Nederland, Denemarken en Noorwegen achter zich hebben staan.
Er zijn meer kapers op de kust. Eerder werd al bekend dat Shell samen met pensioenfonds PGGM zich heeft gemeld om Eneco te kopen. Ook andere partijen zoals het Franse olieconcern Total zouden interesse hebben.
Raad van State wijst herzieningsverzoek windpark Drentse Monden af
Windparkontwikkelaar Raedthuys kan doorgaan met de voorbereidingen en de bouw van windpark De Drentse Monden Oostermoer. Dat heeft de Raad van State woensdag besloten.
Stichting Platform Storm wilde dat de Raad van State een eerdere uitspraak over het plan en een aantal vergunningen voor het energiepark met 45 windturbines opnieuw zou bekijken.
De Raad meent dat het Platform geen nieuwe feiten naar voren heeft gebracht die nog niet bekend waren voor de einduitspraak van vorig jaar februari.
Stichting Platform Storm wilde dat de Raad van State een eerdere uitspraak over het plan en een aantal vergunningen voor het energiepark met 45 windturbines opnieuw zou bekijken.
De Raad meent dat het Platform geen nieuwe feiten naar voren heeft gebracht die nog niet bekend waren voor de einduitspraak van vorig jaar februari.
Nieuwste en grootste turbines voor windpark VattenfallHollandse Kust Zuid
Vattenfall en Siemens Gamesa slaan de handen ineen om de nieuwste 10MW (SG 10.0-193 DD) turbine neer te zetten op de Noordzee. Zo’n 76 super krachtige windturbines zullen geplaatst worden bij het windpark Hollandse Kust Zuid 1&2.
Mocht Vattenfall de mogelijkheid krijgen om ook Hollandse Kust Zuid 3&4 te bouwen, dan zullen daar nog eens 76 offshore windturbines worden neer gezet. Totaal gaat het dan om 152 windmolens.
De nieuwe windturbine, momenteel de grootste en krachtigste in zijn soort, is onlangs door Siemens Gamesa onthuld als de nieuwste generatie en verhoogt de opbrengst van windenergie met 30%. Dat betekent een enorme vooruitgang in de ontwikkeling van de offshore wind industrie. De turbine heeft bladen die 94 meter lang zijn, bijna de lengte van een voetbalveld. Met de nieuwe turbines met een capaciteit van 10 MW kan Hollandse Kust Zuid 1&2 elk jaar genoeg stroom opwekken om 1 tot 1.5 miljoen huishoudens van stroom te kunnen voorzien.
Onder voorbehoud van een mogelijke gunning van de tender van Hollandse Kust Zuid 3&4, is ook de productie van de kabels, de fundaties en installatieschepen verzekerd. De partijen voor Hollandse Kust Zuid 3&4 zijn: SIF Group B.V voor de funderingen, Prysmian voor de kabels. De installatie van de funderingen en kabels zal worden uitgevoerd door Seaway Heavy Lift en de installatie van de turbines zal worden uitgevoerd door Swire Blue Ocean.
In september 2018 ontving Vattenfall de onherroepelijke vergunning voor de bouw van Hollandse Kust Zuid 1&2, het eerste subsidieloze windpark in Nederland. De eerste voorbereidingen van Hollandse Kust Zuid 1&2 zijn al gestart. Zo is er al begonnen met het uitvoeren van verschillende onderzoeken op de locatie van het windmolenpark in de Noordzee. Het windpark moet in 2023 gerealiseerd zijn.
Mocht Vattenfall de mogelijkheid krijgen om ook Hollandse Kust Zuid 3&4 te bouwen, dan zullen daar nog eens 76 offshore windturbines worden neer gezet. Totaal gaat het dan om 152 windmolens.
De nieuwe windturbine, momenteel de grootste en krachtigste in zijn soort, is onlangs door Siemens Gamesa onthuld als de nieuwste generatie en verhoogt de opbrengst van windenergie met 30%. Dat betekent een enorme vooruitgang in de ontwikkeling van de offshore wind industrie. De turbine heeft bladen die 94 meter lang zijn, bijna de lengte van een voetbalveld. Met de nieuwe turbines met een capaciteit van 10 MW kan Hollandse Kust Zuid 1&2 elk jaar genoeg stroom opwekken om 1 tot 1.5 miljoen huishoudens van stroom te kunnen voorzien.
Onder voorbehoud van een mogelijke gunning van de tender van Hollandse Kust Zuid 3&4, is ook de productie van de kabels, de fundaties en installatieschepen verzekerd. De partijen voor Hollandse Kust Zuid 3&4 zijn: SIF Group B.V voor de funderingen, Prysmian voor de kabels. De installatie van de funderingen en kabels zal worden uitgevoerd door Seaway Heavy Lift en de installatie van de turbines zal worden uitgevoerd door Swire Blue Ocean.
In september 2018 ontving Vattenfall de onherroepelijke vergunning voor de bouw van Hollandse Kust Zuid 1&2, het eerste subsidieloze windpark in Nederland. De eerste voorbereidingen van Hollandse Kust Zuid 1&2 zijn al gestart. Zo is er al begonnen met het uitvoeren van verschillende onderzoeken op de locatie van het windmolenpark in de Noordzee. Het windpark moet in 2023 gerealiseerd zijn.
Praktische informatie over de elektriciteits- en gasnetten
De netbeheerders hebben een document gemaakt met praktische informatie over de elektriciteits- en gasnetten. Handig bij het opstellen van de verschillende Regionale Energie Strategieën (RES).
Een RES is een uitwerking en vertaling van de nationale afspraken uit het aanstaande Klimaatakkoord voor een specifieke regio. Een instrument om te komen tot regionaal gedragen keuzes voor de opwek van duurzame elektriciteit, de warmtetransitie in de gebouwde omgeving en de daarvoor benodigde opslag en energie-infrastructuur. In 2020 moeten alle provincies en gemeenten hun RES klaar hebben.
Dit vereist een intensieve samenwerking tussen gemeenten, provincies, woningcorporaties, waterschappen, netbeheerders en andere betrokken partijen. Met elkaar zijn we verantwoordelijk om een optimale duurzame energievoorziening per wijk te ontwerpen, zodat we geen onnodige maatschappelijke kosten maken. Bovendien zou de RES de basis moeten vormen voor een planmatige aanpak, zodat iedereen weet wat er wanneer waar moet gebeuren. Het liefst zo ver mogelijk van tevoren, zodat we vergunningstrajecten op tijd kunnen doorlopen en zodat we de schaarse technici van ons, onze aannemers, bouwbedrijven en installateurs daar in kunnen zetten waar ze het hardst nodig zijn.
Een RES is een uitwerking en vertaling van de nationale afspraken uit het aanstaande Klimaatakkoord voor een specifieke regio. Een instrument om te komen tot regionaal gedragen keuzes voor de opwek van duurzame elektriciteit, de warmtetransitie in de gebouwde omgeving en de daarvoor benodigde opslag en energie-infrastructuur. In 2020 moeten alle provincies en gemeenten hun RES klaar hebben.
Dit vereist een intensieve samenwerking tussen gemeenten, provincies, woningcorporaties, waterschappen, netbeheerders en andere betrokken partijen. Met elkaar zijn we verantwoordelijk om een optimale duurzame energievoorziening per wijk te ontwerpen, zodat we geen onnodige maatschappelijke kosten maken. Bovendien zou de RES de basis moeten vormen voor een planmatige aanpak, zodat iedereen weet wat er wanneer waar moet gebeuren. Het liefst zo ver mogelijk van tevoren, zodat we vergunningstrajecten op tijd kunnen doorlopen en zodat we de schaarse technici van ons, onze aannemers, bouwbedrijven en installateurs daar in kunnen zetten waar ze het hardst nodig zijn.
Afsluiten oude gasput Monster afgerond
NAM’s werkzaamheden aan de oude gasput in Monster zijn een dezer dagen afgerond. Nadat de NAM op 21 maart de laatste afsluitende cementplug heeft aangebracht, is inmiddels de boortoren afgebouwd en ook de geluidswand verwijderd.
Op het terrein aan de Molenslag bevindt zich nu alleen nog een asfaltvloer met goten en met meetapparatuur op de afdichtingsplug. Het terrein wordt schoongemaakt: vanaf dinsdag 16 april gaat een reinigingsbedrijf aan de slag met een zoab-reiniger, een hogedruk-/vacuümreiniger en een zuiger. De schoonmaak neemt een paar dagen in beslag.
Tijdens een informatieavond voor omwonenden zijn de afrondende werkzaamheden toegelicht. Om er zeker van te zijn dat de afsluiting goed is verlopen, gaat de NAM de locatie nog drie maanden monitoren met de aanwezige meetapparatuur. Als blijkt dat er inderdaad geen gas meer lekt uit de oude put, ruimt de NAM de locatie helemaal op en draagt hem over aan de gemeente Westland.
Tot eind jaren negentig was het terrein aan de Molenslag in Monster van de NAM, die daar olie en aardgas won. Na het beëindigen van de winning sloot de NAM de putten af volgens de toen geldende procedure. In 2017 werd tijdens een onderzoek echter een kleine hoeveelheid methaangas aangetroffen. De NAM heeft toen met de gemeente en Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) afgesproken de put te herstellen.
Foto: Anefo
Op het terrein aan de Molenslag bevindt zich nu alleen nog een asfaltvloer met goten en met meetapparatuur op de afdichtingsplug. Het terrein wordt schoongemaakt: vanaf dinsdag 16 april gaat een reinigingsbedrijf aan de slag met een zoab-reiniger, een hogedruk-/vacuümreiniger en een zuiger. De schoonmaak neemt een paar dagen in beslag.
Tijdens een informatieavond voor omwonenden zijn de afrondende werkzaamheden toegelicht. Om er zeker van te zijn dat de afsluiting goed is verlopen, gaat de NAM de locatie nog drie maanden monitoren met de aanwezige meetapparatuur. Als blijkt dat er inderdaad geen gas meer lekt uit de oude put, ruimt de NAM de locatie helemaal op en draagt hem over aan de gemeente Westland.
Tot eind jaren negentig was het terrein aan de Molenslag in Monster van de NAM, die daar olie en aardgas won. Na het beëindigen van de winning sloot de NAM de putten af volgens de toen geldende procedure. In 2017 werd tijdens een onderzoek echter een kleine hoeveelheid methaangas aangetroffen. De NAM heeft toen met de gemeente en Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) afgesproken de put te herstellen.
Foto: Anefo
Energieverbruik gedaald in 2018
Het energieverbruik in Nederland was 3 100 petajoule in 2018, ongeveer 50 petajoule minder dan een jaar eerder. Er werd vooral minder steenkool verbruikt, 40 petajoule minder dan in 2017. Het verbruik van andere energiedragers bleef ongeveer gelijk. Er werd vorig jaar voor het eerst meer aardgas in- dan uitgevoerd. Dat meldt het CBS op basis van de laatste cijfers.
In 2018 was het totale energieverbruik in Nederland ongeveer 1,5 procent lager dan in 2017. Aardgas is de laatste jaren goed voor ruim 40 procent van het energieverbruik, aardolie voor een kleine 40 procent. De bijdrage van steenkool is in 2018 gedaald naar 11 procent. Gezamenlijk waren de drie fossiele bronnen vorig jaar goed voor 90 procent van het energieverbruik, 2 procent minder dan in 2017.
De overige energiebronnen zijn hernieuwbare energie, kernenergie, afval en netto invoer van elektriciteit.
Voor het derde achtereenvolgende jaar daalde het verbruik van steenkool voor de productie van elektriciteit. Het totale steenkoolverbruik daalde van 380 petajoule in 2017 naar 340 petajoule een jaar later. Deze daling is vooral het gevolg van het stilzetten van oude kolencentrales in het kader van het Energieakkoord uit 2013. In de periode 2013 tot en met 2015 steeg het kolenverbruik juist hard door ingebruikname van nieuwe kolencentrales.
Het steenkoolverbruik in 2018 is ongeveer gelijk aan het gemiddelde van 2000 tot 2013, de periode voor de ingebruikname van nieuwe kolencentrales.
In 2016 en 2017 ging de teruglopende productie van elektriciteit uit steenkool gepaard met meer binnenlandse elektriciteitsproductie uit andere energiebronnen, vooral uit aardgas. In 2018 daarentegen werd de daling gecompenseerd door meer import van stroom. De netto import steeg van 3 procent van het elektriciteitsverbruik naar 7 procent, in totaal 29 petajoule. Er werd vorig jaar in ons land voor 435 petajoule aan elektriciteit verbruikt.
De productie, import en export van stroom is afhankelijk van technische, weers- en marktomstandigheden in binnen- en buitenland. De productie en het invoersaldo van elektriciteit variëren gedurende de laatste tien jaar dan ook veel meer dan het verbruik.
In 2018 daalde de winning van aardgas met ruim 200 petajoule naar 1 160 petajoule, een afname van 16 procent. Dit was het vijfde opeenvolgende jaar met een daling. Dat de laatste jaren minder aardgas wordt gewonnen is het gevolg van de productiebeperkingen na aardbevingen in Groningen. De totale winning in Nederland is nu minder dan de helft dan in de jaren voor 2014.
De dalende winning wordt vooral gecompenseerd door aardgas te kopen in het buitenland. Vanaf 2012 stijgt de import van aardgas ieder jaar en in 2018 werd voor het eerst meer ingevoerd (1 770 petajoule) dan uitgevoerd (1 580 petajoule). Ook de export vertoont een dalende trend sinds 2013.
In 2018 was het totale energieverbruik in Nederland ongeveer 1,5 procent lager dan in 2017. Aardgas is de laatste jaren goed voor ruim 40 procent van het energieverbruik, aardolie voor een kleine 40 procent. De bijdrage van steenkool is in 2018 gedaald naar 11 procent. Gezamenlijk waren de drie fossiele bronnen vorig jaar goed voor 90 procent van het energieverbruik, 2 procent minder dan in 2017.
De overige energiebronnen zijn hernieuwbare energie, kernenergie, afval en netto invoer van elektriciteit.
Voor het derde achtereenvolgende jaar daalde het verbruik van steenkool voor de productie van elektriciteit. Het totale steenkoolverbruik daalde van 380 petajoule in 2017 naar 340 petajoule een jaar later. Deze daling is vooral het gevolg van het stilzetten van oude kolencentrales in het kader van het Energieakkoord uit 2013. In de periode 2013 tot en met 2015 steeg het kolenverbruik juist hard door ingebruikname van nieuwe kolencentrales.
Het steenkoolverbruik in 2018 is ongeveer gelijk aan het gemiddelde van 2000 tot 2013, de periode voor de ingebruikname van nieuwe kolencentrales.
In 2016 en 2017 ging de teruglopende productie van elektriciteit uit steenkool gepaard met meer binnenlandse elektriciteitsproductie uit andere energiebronnen, vooral uit aardgas. In 2018 daarentegen werd de daling gecompenseerd door meer import van stroom. De netto import steeg van 3 procent van het elektriciteitsverbruik naar 7 procent, in totaal 29 petajoule. Er werd vorig jaar in ons land voor 435 petajoule aan elektriciteit verbruikt.
De productie, import en export van stroom is afhankelijk van technische, weers- en marktomstandigheden in binnen- en buitenland. De productie en het invoersaldo van elektriciteit variëren gedurende de laatste tien jaar dan ook veel meer dan het verbruik.
In 2018 daalde de winning van aardgas met ruim 200 petajoule naar 1 160 petajoule, een afname van 16 procent. Dit was het vijfde opeenvolgende jaar met een daling. Dat de laatste jaren minder aardgas wordt gewonnen is het gevolg van de productiebeperkingen na aardbevingen in Groningen. De totale winning in Nederland is nu minder dan de helft dan in de jaren voor 2014.
De dalende winning wordt vooral gecompenseerd door aardgas te kopen in het buitenland. Vanaf 2012 stijgt de import van aardgas ieder jaar en in 2018 werd voor het eerst meer ingevoerd (1 770 petajoule) dan uitgevoerd (1 580 petajoule). Ook de export vertoont een dalende trend sinds 2013.
dinsdag 16 april 2019
Waterstofauto als stroombron in duurzaam energiesysteem
Waterstofauto’s kunnen als buffer fungeren in een duurzaam energiesysteem. Dit ‘Car as Power Plant’ is een concept van Behalve de benodigde technologie vraagt dat onder meer ook om incentives voor autobezitters om daaraan mee te doen. Esther Park Lee onderzocht verschillende contractvormen hiervoor. Op 15 april promoveerde zij op dit onderwerp aan de TU Delft.
‘We gebruiken onze auto’s gemiddeld maar zo’n zeven procent van de tijd om erin te rijden, de overige tijd staan ze geparkeerd,’ vertelt Esther Park Lee, onderzoeker bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM). ‘Een brandstofcelauto zet waterstof om in elektriciteit, warmte en schoon water. De stilstaande waterstofauto kan de elektriciteit ook aan het stroomnet leveren en op deze wijze als buffer fungeren in een duurzaam energiesysteem, want de levering van energie uit hernieuwbare bronnen als wind en zon, fluctueert.’
In een duurzaam energiesysteem veranderen de traditionele rollen van consumenten en leveranciers. Dat zie je nu al bij huishoudens die de overtollige energie van hun zonnepanelen aan het stroomnet leveren; zij zijn zogenaamde prosumers geworden: ze gebruiken én produceren energie. Ook leidt dit tot de opkomst van nieuwe dienstverlening, zoals door aggregators: partijen die namens groepen huishoudens of bedrijven bemiddelen tussen de flexibele vraag en aanbod van elektriciteit. Esther Park Lee onderzocht de interacties tussen zulke prosumers en aggregators in een systeem waarin brandstofcelauto’s elektriciteit leveren aan het net, het zogenaamde vehicle-to-grid-systeem.
Op basis van realistische mobiliteitsgegevens ontwierp Esther Park Lee simulatie-experimenten voor verschillende situaties. ‘Net als de energievraag vertoont de beschikbaarheid van de auto voor het energiesysteem fluctuaties’, vertelt ze. Ze bekeek hoe verschillende contractvormen konden worden ingezet om het aanbod van vehicle-to-grid-energie, en dus de betrouwbaarheid van het systeem, te vergroten. Zulke contracten kunnen bijvoorbeeld uitgaan van een minimumprijs waartegen de bestuurder diens auto beschikbaar stelt voor het leveren van vehicle-to-grid-energie, of van een bepaalde hoeveelheid energie die beschikbaar moet blijven voor de autobezitter gedurende een bepaald tijdsinterval. De resultaten van het onderzoek geven inzicht in hoe het potentieel van brandstofcelauto’s benut kan worden met behulp van contracten die de regels voor beschikbaarheid en grensvoorwaarden definiëren.
Het onderzoek van Esther Park Lee maakt deel uit van ‘Car as Power Plant’-project (CaPP) waarbinnen alle aspecten van een vehicle-to-grid-energiesysteem worden onderzocht. Ook wordt aan de TU Delft onderzoek gedaan naar de rol van waterstof binnen de energietransitie als geheel. ‘Waterstof kan als drager van energie afkomstig van zon en wind kan niet alleen een wezenlijke bijdrage aan deze transitie leveren, maar ook aan het decarboniseren van de energiesector, mobiliteit en transport en van de procesindustrie ’, aldus Zofia Lukszo, hoogleraar Smart Energy Systems en promotor van Esther Park Lee. Recent werd ook in The Green Village, de proeftuin voor duurzame innovaties op de campus van TU Delft, een speciale Waterstofstraat geopend om te onderzoeken onder welke omstandigheden het traditionele gasnetwerk gebruikt kan worden voor het transport van groen waterstofgas om uiteindelijk waterstof via het bestaande aardgasleidingnet snel en goedkoop naar bijna elke plek in Nederland te kunnen vervoeren.
‘We gebruiken onze auto’s gemiddeld maar zo’n zeven procent van de tijd om erin te rijden, de overige tijd staan ze geparkeerd,’ vertelt Esther Park Lee, onderzoeker bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM). ‘Een brandstofcelauto zet waterstof om in elektriciteit, warmte en schoon water. De stilstaande waterstofauto kan de elektriciteit ook aan het stroomnet leveren en op deze wijze als buffer fungeren in een duurzaam energiesysteem, want de levering van energie uit hernieuwbare bronnen als wind en zon, fluctueert.’
In een duurzaam energiesysteem veranderen de traditionele rollen van consumenten en leveranciers. Dat zie je nu al bij huishoudens die de overtollige energie van hun zonnepanelen aan het stroomnet leveren; zij zijn zogenaamde prosumers geworden: ze gebruiken én produceren energie. Ook leidt dit tot de opkomst van nieuwe dienstverlening, zoals door aggregators: partijen die namens groepen huishoudens of bedrijven bemiddelen tussen de flexibele vraag en aanbod van elektriciteit. Esther Park Lee onderzocht de interacties tussen zulke prosumers en aggregators in een systeem waarin brandstofcelauto’s elektriciteit leveren aan het net, het zogenaamde vehicle-to-grid-systeem.
Op basis van realistische mobiliteitsgegevens ontwierp Esther Park Lee simulatie-experimenten voor verschillende situaties. ‘Net als de energievraag vertoont de beschikbaarheid van de auto voor het energiesysteem fluctuaties’, vertelt ze. Ze bekeek hoe verschillende contractvormen konden worden ingezet om het aanbod van vehicle-to-grid-energie, en dus de betrouwbaarheid van het systeem, te vergroten. Zulke contracten kunnen bijvoorbeeld uitgaan van een minimumprijs waartegen de bestuurder diens auto beschikbaar stelt voor het leveren van vehicle-to-grid-energie, of van een bepaalde hoeveelheid energie die beschikbaar moet blijven voor de autobezitter gedurende een bepaald tijdsinterval. De resultaten van het onderzoek geven inzicht in hoe het potentieel van brandstofcelauto’s benut kan worden met behulp van contracten die de regels voor beschikbaarheid en grensvoorwaarden definiëren.
Het onderzoek van Esther Park Lee maakt deel uit van ‘Car as Power Plant’-project (CaPP) waarbinnen alle aspecten van een vehicle-to-grid-energiesysteem worden onderzocht. Ook wordt aan de TU Delft onderzoek gedaan naar de rol van waterstof binnen de energietransitie als geheel. ‘Waterstof kan als drager van energie afkomstig van zon en wind kan niet alleen een wezenlijke bijdrage aan deze transitie leveren, maar ook aan het decarboniseren van de energiesector, mobiliteit en transport en van de procesindustrie ’, aldus Zofia Lukszo, hoogleraar Smart Energy Systems en promotor van Esther Park Lee. Recent werd ook in The Green Village, de proeftuin voor duurzame innovaties op de campus van TU Delft, een speciale Waterstofstraat geopend om te onderzoeken onder welke omstandigheden het traditionele gasnetwerk gebruikt kan worden voor het transport van groen waterstofgas om uiteindelijk waterstof via het bestaande aardgasleidingnet snel en goedkoop naar bijna elke plek in Nederland te kunnen vervoeren.
Aanleg warmtenet in Groningen begonnen
In de stad Groningen is maandag het startsein gegeven voor de aanleg van 1,8 kilometer aan leidingen. Door die leidingen moet duurzame energie gaan stromen, die woningen, bedrijven en instellingen gaat voorzien van duurzame energie.
Het is de bedoeling dat er uiteindelijk 50.000 woningen in de stad op het warmtenet worden aangesloten, meldt RTV Noord.
Aanvankelijk zou men geothermie gebruiken als alternatief voor aardgas, maar de techniek bleek aardbevingen te kunnen veroorzaken.
Men is nog op zoek naar warmtebronnen die geschikt zijn als alternatief voor geothermie.
Het is de bedoeling dat er uiteindelijk 50.000 woningen in de stad op het warmtenet worden aangesloten, meldt RTV Noord.
Aanvankelijk zou men geothermie gebruiken als alternatief voor aardgas, maar de techniek bleek aardbevingen te kunnen veroorzaken.
Men is nog op zoek naar warmtebronnen die geschikt zijn als alternatief voor geothermie.
Verbeteren samenwerking rondom kabels en leidingen
Liander heeft samen met de provincie Zuid-Holland en andere netbeheerders afspraken gemaakt om de verlegging van kabels en leidingen soepeler te laten verlopen. De partijen hebben hiervoor samen het Uitvoeringsprotocol Kabels en Leidingen Provincie Zuid-Holland 2019 ondertekend tijdens het ‘Flexival’ op 12 april in het Museum voor Communicatie in Den Haag.
Vanwege bevolkingsgroei, veranderingen in energiegebruik en nieuwbouw, is het steeds vaker noodzakelijk om kabels en leidingen in de ondergrond te verleggen. Om dit verleggingsproces te versoepelen en mogelijke risico’s rond uitval van nutsvoorzieningen te beperken, hebben de provincie Zuid-Holland en de directies van Dunea, Evides, Oasen, Stedin, Velin, Liander en Westland Infra (proces)afspraken met elkaar gemaakt. Elke fase van het proces wordt in het Uitvoeringsprotocol Kabels en Leidingen Provincie Zuid-Holland 2019 zorgvuldig beschreven en doorlopen. Van goed voorbereid vooroverleg tot het voorkomen van geschillen. En zo mogelijk het voorkomen van verleggingen van (bijzondere) leidingen.
“Het is een intensief samenwerkingstraject geweest tussen provincie en netbeheerders, begeleid door een onafhankelijke procesbegeleider. Dit heeft geleid tot twee mooie eindproducten. Allereerst het Uitvoeringsprotocol, daarnaast heeft de provincie haar regeling voor nadeelcompensatie bij verlegging van kabels en leidingen aan de hand van een evaluatie met de netbeheerders herzien. Een mijlpaal. Natuurlijk zijn we daar trots op”, aldus gedeputeerde Floor Vermeulen.
Vanwege bevolkingsgroei, veranderingen in energiegebruik en nieuwbouw, is het steeds vaker noodzakelijk om kabels en leidingen in de ondergrond te verleggen. Om dit verleggingsproces te versoepelen en mogelijke risico’s rond uitval van nutsvoorzieningen te beperken, hebben de provincie Zuid-Holland en de directies van Dunea, Evides, Oasen, Stedin, Velin, Liander en Westland Infra (proces)afspraken met elkaar gemaakt. Elke fase van het proces wordt in het Uitvoeringsprotocol Kabels en Leidingen Provincie Zuid-Holland 2019 zorgvuldig beschreven en doorlopen. Van goed voorbereid vooroverleg tot het voorkomen van geschillen. En zo mogelijk het voorkomen van verleggingen van (bijzondere) leidingen.
“Het is een intensief samenwerkingstraject geweest tussen provincie en netbeheerders, begeleid door een onafhankelijke procesbegeleider. Dit heeft geleid tot twee mooie eindproducten. Allereerst het Uitvoeringsprotocol, daarnaast heeft de provincie haar regeling voor nadeelcompensatie bij verlegging van kabels en leidingen aan de hand van een evaluatie met de netbeheerders herzien. Een mijlpaal. Natuurlijk zijn we daar trots op”, aldus gedeputeerde Floor Vermeulen.
maandag 15 april 2019
DOEN investeert in eerste batterijopslagsysteem voor hoogbouw dat piekbelasting afvlakt
Dankzij een investering van DOEN Participaties breidt het Utrechtse bedrijf iwell haar batterijsopslagsysteem voor duurzame energie uit over heel Nederland. Met Cube, het eerste volledig herbruikbare batterijsysteem dat piekbelasting afvlakt voor hoogbouw, besparen appartementencomplexen jaarlijks duizenden euro’s op hun netbeheerkosten. Hierdoor profiteren zowel sociale huurders als woningbouwcorporaties van de energietransitie.
iwell richt zich op een groep die vaak vergeten wordt als het om de verduurzaming van Nederland gaat, de mensen met een kleinere beurs. Uit berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) blijkt dat mensen uit de lagere inkomensklassen relatief veel bijdragen aan de energietransitie.
Waar het bij de plaatsing van zonnepanelen op een appartementencomplex doorgaans een behoorlijke tijd duurt voordat de voorgeschreven 70 procent van de huurders ermee instemt om zonnestroom terug te leveren aan het netwerk, omzeilt Cube dit probleem. Door Cube in de centrale voorzieningen van het appartementencomplex te plaatsen, blijft de woningbouwcorporatie eigenaar en hoeft er niet eerst eindeloos vergaderd te worden.
BNG Bank maakt het mogelijk om Cube ook te leasen. Op dit moment gebruiken woningcorporaties in Eindhoven, Amersfoort, Amsterdam, Oudorp, Alphen aan den Rijn en Veenendaal het systeem al. Binnenkort volgen corporaties uit Apeldoorn, Waddinxveen en Nijmegen én een grote Amsterdamse vastgoedbelegger.
iwell richt zich op een groep die vaak vergeten wordt als het om de verduurzaming van Nederland gaat, de mensen met een kleinere beurs. Uit berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) blijkt dat mensen uit de lagere inkomensklassen relatief veel bijdragen aan de energietransitie.
Waar het bij de plaatsing van zonnepanelen op een appartementencomplex doorgaans een behoorlijke tijd duurt voordat de voorgeschreven 70 procent van de huurders ermee instemt om zonnestroom terug te leveren aan het netwerk, omzeilt Cube dit probleem. Door Cube in de centrale voorzieningen van het appartementencomplex te plaatsen, blijft de woningbouwcorporatie eigenaar en hoeft er niet eerst eindeloos vergaderd te worden.
BNG Bank maakt het mogelijk om Cube ook te leasen. Op dit moment gebruiken woningcorporaties in Eindhoven, Amersfoort, Amsterdam, Oudorp, Alphen aan den Rijn en Veenendaal het systeem al. Binnenkort volgen corporaties uit Apeldoorn, Waddinxveen en Nijmegen én een grote Amsterdamse vastgoedbelegger.