De Autoriteit Consument & Markt (ACM) draagt André De Moor Holding BV op voor 26 april een publieke netbeheerder aan te wijzen voor het beheer van haar elektriciteits- en gasnet. Doet De Moor dit niet, dan moet het bedrijf een dwangsom betalen van 1000 euro per dag met een maximum van 100.000 euro.
De Moor beheert een privaat elektriciteits- en gasnet op een bedrijventerrein in Leeuwarden. Gebruikers van de bedrijfseenheden op dit terrein hebben daardoor geen vrije keuze voor een energieleverancier en de hoogte van de energietransportkosten wordt door De Moor bepaald. Daarnaast is de veiligheid van het net niet gewaarborgd. Gebruikers hadden klachten ingediend bij de ACM.
Privaat beheer van een elektriciteits- of gasnet is alleen toegestaan als de eigenaar daarvoor een ontheffing heeft van de ACM. De ACM verleent zo’n ontheffing alleen als de aangesloten afnemers om technische of veiligheidsredenen met elkaar verbonden moeten zijn of als de energie grotendeels wordt gebruikt door de eigenaar van het net en de partijen die aan hem zijn verbonden.
De ACM had De Moor in mei 2018 gesommeerd om uiterlijk september dat jaar een publieke netbeheerder aan te wijzen. Dit betekent dat De Moor aan een publieke netbeheerder een brief moet sturen, waarin hij aangeeft het net over te willen dragen. Dat heeft hij niet gedaan en daarom krijgt hij nu de last onder dwangsom. Als De Moor een publieke netbeheerder aanwijst, dan kunnen de gebruikers zelf hun energieleverancier kiezen en worden hun energietransporttarieven door de ACM vastgesteld. Daarnaast draagt de aangewezen netbeheerder zorg voor een net dat aan de wettelijke veiligheidsvereisten voldoet
Pagina's
▼
vrijdag 29 maart 2019
Bewoners en partijen gaan meedenken over de netaansluiting van windpark op zee 'Ten Noorden van de Waddeneilanden'
Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) start samen met TenneT de procedure voor het aansluiten van het windpark Ten Noorden van de Waddeneilanden (TNW) op het hoogspanningsnet. Op 7 maart 2019 is de kennisgeving gepubliceerd waarin bewoners en partijen worden uitgenodigd te participeren in de verdere uitwerking.
Het ministerie van EZK en TenneT nodigen bewoners en partijen uit mee te denken over de plannen voor de ondergrondse hoogspanningsverbinding tussen het platform op zee en de aansluiting op een bestaand hoogspanningsstation op land. Op deze manier wordt er in de geest van de toekomstige Omgevingswet gewerkt. Het ministerie en TenneT vinden het belangrijk dat iedereen kan bijdragen aan de uitwerking van de plannen voor dit project. In deze vroege fase van het project hebben bewoners en partijen de kans om invloed te hebben op de keuzes die gemaakt worden. Door nu mee te praten en kennis te delen worden na de zomer de meest kansrijke tracés meegenomen in de onderzoeksfase en zijn mogelijke dilemma’s op voorhand bekend.
Tot en met 18 april 2019 kan worden gereageerd op het voornemen 'Net op zee Ten Noorden van de Waddeneilanden' en het participatievoorstel. Gedurende het gehele project kunnen geïnteresseerden via de website in contact komen met het projectteam en zich aanmelden voor de nieuwsbrief.
In maart 2018 heeft het Kabinet de routekaart windenergie op zee 2030 vastgesteld. Hierin staat dat tussen 2024 en 2030 voor 7 gigawatt (GW) aan windparken op zee wordt gebouwd. De gezamenlijke capaciteit van deze windparken komt overeen met ruim anderhalf keer het jaarlijkse elektriciteitsverbruik van alle Nederlandse huishoudens. De elektriciteit die de windparken produceren, moet aan land worden gebracht.
Ook ten noorden van de Waddeneilanden is een windpark voorzien, in de nabijheid van het al in bedrijf zijnde Gemini-windmolenpark. Het windpark TNW (totaal 70 tot 100 windmolens) krijgt een vermogen van circa 700 megawatt. De aansluiting bestaat uit: een transformatorplatform op zee en een transformatorstation op land, met elkaar verbonden door een 220 kV-kabel. Omdat het gaat om een 220 kilovolt aansluiting, die geen direct onderdeel uitmaakt van het landelijk hoogspanningsnet, is gekozen voor een ondergrondse kabelverbinding. Vanwege de afstand tot de kust zijn er wellicht technische maatregelen op het kabeltracé nodig om de transportcapaciteit van de kabelverbinding ten volle te kunnen benutten.
Het ministerie van EZK en TenneT nodigen bewoners en partijen uit mee te denken over de plannen voor de ondergrondse hoogspanningsverbinding tussen het platform op zee en de aansluiting op een bestaand hoogspanningsstation op land. Op deze manier wordt er in de geest van de toekomstige Omgevingswet gewerkt. Het ministerie en TenneT vinden het belangrijk dat iedereen kan bijdragen aan de uitwerking van de plannen voor dit project. In deze vroege fase van het project hebben bewoners en partijen de kans om invloed te hebben op de keuzes die gemaakt worden. Door nu mee te praten en kennis te delen worden na de zomer de meest kansrijke tracés meegenomen in de onderzoeksfase en zijn mogelijke dilemma’s op voorhand bekend.
Tot en met 18 april 2019 kan worden gereageerd op het voornemen 'Net op zee Ten Noorden van de Waddeneilanden' en het participatievoorstel. Gedurende het gehele project kunnen geïnteresseerden via de website in contact komen met het projectteam en zich aanmelden voor de nieuwsbrief.
In maart 2018 heeft het Kabinet de routekaart windenergie op zee 2030 vastgesteld. Hierin staat dat tussen 2024 en 2030 voor 7 gigawatt (GW) aan windparken op zee wordt gebouwd. De gezamenlijke capaciteit van deze windparken komt overeen met ruim anderhalf keer het jaarlijkse elektriciteitsverbruik van alle Nederlandse huishoudens. De elektriciteit die de windparken produceren, moet aan land worden gebracht.
Ook ten noorden van de Waddeneilanden is een windpark voorzien, in de nabijheid van het al in bedrijf zijnde Gemini-windmolenpark. Het windpark TNW (totaal 70 tot 100 windmolens) krijgt een vermogen van circa 700 megawatt. De aansluiting bestaat uit: een transformatorplatform op zee en een transformatorstation op land, met elkaar verbonden door een 220 kV-kabel. Omdat het gaat om een 220 kilovolt aansluiting, die geen direct onderdeel uitmaakt van het landelijk hoogspanningsnet, is gekozen voor een ondergrondse kabelverbinding. Vanwege de afstand tot de kust zijn er wellicht technische maatregelen op het kabeltracé nodig om de transportcapaciteit van de kabelverbinding ten volle te kunnen benutten.
Stoomnet ECLUSE officieel geopend
Het allereerste grootschalig industrieel stoomnetwerk in de haven van Antwerpen, ECLUSE, is sinds kort operationeel. De Vlaamse ministers Philippe Muyters en Lydia Peeters gaven vanmiddag in aanwezigheid van zo’n 200 genodigden het startschot van de stoomlevering met een symbolische druk op de knop. Vanaf vandaag levert ECLUSE stoom die ontstaat bij de verbranding van afvalstoffen aan een zestal chemische bedrijven in de haven. Zo hoeven die voor hun productieprocessen geen stoom meer aan te maken in eigen stoomketels.
Op jaarbasis betekent dit een vermindering van maar liefst 100.000 ton CO2 - uitstoot. Bovendien levert het project minstens 5 procent van alle groene warmte die in Vlaanderen geproduceerd wordt. Daarmee levert ECLUSE een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de Vlaamse klimaatdoelstellingen. Fluvius is een van de partners in het project en staat in voor de aanleg, het onderhoud en de exploitatie van het stoomnet.
Het ECLUSE-netwerk dat afvalverwerkingsbedrijven Indaver en SLECO samen met Fluvius aanlegden, biedt een duurzaam antwoord op de vraag naar stoom van een aantal chemische bedrijven in de Waaslandhaven, op de linkeroever van de haven van Antwerpen. Het achterliggende idee is eenvoudig. Bij de verbranding van afvalstoffen komt warmte vrij: stoom die de buurbedrijven nodig hebben voor hun productieprocessen. Die stoom vertrekt vanuit de afvalenergiecentrale via geïsoleerde leidingen naar vijf omliggende bedrijven: Ineos Phenol, ADPO, Lanxess België, Monument Chemical en Ashland Specialties Belgium.
Op jaarbasis betekent dit een vermindering van maar liefst 100.000 ton CO2 - uitstoot. Bovendien levert het project minstens 5 procent van alle groene warmte die in Vlaanderen geproduceerd wordt. Daarmee levert ECLUSE een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de Vlaamse klimaatdoelstellingen. Fluvius is een van de partners in het project en staat in voor de aanleg, het onderhoud en de exploitatie van het stoomnet.
Het ECLUSE-netwerk dat afvalverwerkingsbedrijven Indaver en SLECO samen met Fluvius aanlegden, biedt een duurzaam antwoord op de vraag naar stoom van een aantal chemische bedrijven in de Waaslandhaven, op de linkeroever van de haven van Antwerpen. Het achterliggende idee is eenvoudig. Bij de verbranding van afvalstoffen komt warmte vrij: stoom die de buurbedrijven nodig hebben voor hun productieprocessen. Die stoom vertrekt vanuit de afvalenergiecentrale via geïsoleerde leidingen naar vijf omliggende bedrijven: Ineos Phenol, ADPO, Lanxess België, Monument Chemical en Ashland Specialties Belgium.
Eerste waterstofschip maakt tussenstop in Amsterdam
De Energy Observer, het eerste waterstofschip dat rond de wereld vaart onder leiding van kapitein en oprichter Victorien Erussard en expeditieleider Jérôme Delafosse, verlaat op 29 maart de haven van Antwerpen om zijn Odyssee door Noord-Europa voort te zetten.
Van 5 tot en met 14 april 2019 maakt het schip zijn 35ste tussenstop in het hart van Amsterdam, de op een na grootste haven van Nederland en de op vier na grootste haven van Europa.
Het schip van de toekomst geeft een beeld van de toekomstige energienetwerken: het wordt elektrisch aangedreven dankzij een mix van hernieuwbare energie en een systeem voor de productie van koolstofvrije waterstof uit zeewater. Het schip stoot geen broeikasgassen en fijnstof uit en zorgt ook niet voor geluidsoverlast.
De tussenstop in Amsterdam is bedoeld als een belangrijk moment van kennisuitwisseling. Een Frans-Nederlandse ontmoeting op alle niveaus: instituties, bedrijven, startups, onderzoekscentra en maatschappelijke organisaties.
Van 5 tot en met 14 april 2019 maakt het schip zijn 35ste tussenstop in het hart van Amsterdam, de op een na grootste haven van Nederland en de op vier na grootste haven van Europa.
Het schip van de toekomst geeft een beeld van de toekomstige energienetwerken: het wordt elektrisch aangedreven dankzij een mix van hernieuwbare energie en een systeem voor de productie van koolstofvrije waterstof uit zeewater. Het schip stoot geen broeikasgassen en fijnstof uit en zorgt ook niet voor geluidsoverlast.
De tussenstop in Amsterdam is bedoeld als een belangrijk moment van kennisuitwisseling. Een Frans-Nederlandse ontmoeting op alle niveaus: instituties, bedrijven, startups, onderzoekscentra en maatschappelijke organisaties.
Dordrecht is groene ringweg rijker
De groene ringweg is geen uitbreiding van de N3, ook staan er geen flitspalen en er staat nooit file. Nee, deze ringweg ligt in de Dordtse ondergrond en dient een ander doel: het leveren van duurzame warmte.
De ring, onderdeel van het warmtenet Dordrecht, is vanaf nu helemaal rond dankzij de laatste – zogenaamde ‘gouden’ - las. De ‘gouden las’ is bijzonder omdat deze niet aan de binnenzijde wordt gecontroleerd. Precies daarom vraagt het aanbrengen ervan om nog meer aandacht en precisie dan anders.
De ‘gouden las’ werd op 28 maart symbolisch bezegeld door wethouder Rik van der Linden. Met de ondergrondse warmtering kan het warmtenet Dordrecht verder groeien. Wethouder Rik van der Linden noemt de ‘gouden las’ een nieuwe mijlpaal voor Dordrecht bij het verduurzamen van de stad.
Het warmtenet is ruim 22 kilometer lang en aangelegd in circa zes jaar tijd. In Dordrecht zijn nu ca. 4.700 woningequivalenten aangesloten op het warmtenet. Eind 2019 zullen dat er ongeveer 6000 zijn.
Dankzij de ring kunnen nog meer woningen en gebouwen in Dordrecht op het warmtenet worden aangesloten, aldus Robert Crabbendam, manager business management bij HVC. 'De nieuwe tracés gaan aftakken van het hoofdnet. In 2019 staat de aanleg van een warmteleiding gepland in Sterrenburg en de Baanhoekweg. Ook onderzoeken we lokale warmtenetten in Sliedrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht en Zwijndrecht.'
De ring, onderdeel van het warmtenet Dordrecht, is vanaf nu helemaal rond dankzij de laatste – zogenaamde ‘gouden’ - las. De ‘gouden las’ is bijzonder omdat deze niet aan de binnenzijde wordt gecontroleerd. Precies daarom vraagt het aanbrengen ervan om nog meer aandacht en precisie dan anders.
De ‘gouden las’ werd op 28 maart symbolisch bezegeld door wethouder Rik van der Linden. Met de ondergrondse warmtering kan het warmtenet Dordrecht verder groeien. Wethouder Rik van der Linden noemt de ‘gouden las’ een nieuwe mijlpaal voor Dordrecht bij het verduurzamen van de stad.
Het warmtenet is ruim 22 kilometer lang en aangelegd in circa zes jaar tijd. In Dordrecht zijn nu ca. 4.700 woningequivalenten aangesloten op het warmtenet. Eind 2019 zullen dat er ongeveer 6000 zijn.
Dankzij de ring kunnen nog meer woningen en gebouwen in Dordrecht op het warmtenet worden aangesloten, aldus Robert Crabbendam, manager business management bij HVC. 'De nieuwe tracés gaan aftakken van het hoofdnet. In 2019 staat de aanleg van een warmteleiding gepland in Sterrenburg en de Baanhoekweg. Ook onderzoeken we lokale warmtenetten in Sliedrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht en Zwijndrecht.'
donderdag 28 maart 2019
Lager veiligheidsrisico door afbouw gaswinning Groningen
Door de afbouw van de gaswinning in Groningen is de kans op aardbevingen afgenomen en daarmee ook het veiligheidsrisico voor gebouwen. Dat stelt het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) naar aanleiding van de jaarlijkse actualisering van de risicoanalyse van de gaswinning in Groningen. Ook concludeert het SodM dat de nieuwe risicoanalyse betere informatie bevat over individuele gebouwen. Dat leidt tot verschuivingen in de risicoprofielen van huizen in het aardbevingsgebied.
De jaarlijkse risicoanalyse (HRA) is uitgevoerd in aanloop naar het zogeheten vaststellingsbesluit waarmee minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat uiterlijk op 1 oktober moet bepalen hoeveel gas NAM het komende gasjaar kan winnen uit het Groningenveld. Daarnaast wordt de HRA op advies van de Mijnraad en SodM ook gebruikt voor de prioritering van de versterkingsopgave. Met de regio is eerder afgesproken dat de HRA daarvoor jaarlijks wordt geactualiseerd op basis van de nieuwste inzichten over de gaswinning, gebouweninformatie en kennis van de ondergrond. Eventuele gebouwen die nieuw in beeld komen, worden in overleg met de regio opgenomen in de planning voor opname en beoordeling.
Op basis van de nieuwe HRA stelt het SodM dat door de dalende gaswinning het totaal aantal gebouwen met een (licht) verhoogd risicoprofiel is afgenomen van circa 7200 naar circa 5500 gebouwen. Tegelijkertijd zorgen de verbeteringen in de gebouwendatabase voor verschuivingen. Van de circa 150.000 gebouwen die zijn geanalyseerd hebben ongeveer 5000 panden een lager risicoprofiel gekregen en ongeveer 3000 gebouwen een hoger risicoprofiel. Van deze laatste 3000 panden hebben een paar honderd gebouwen een verhoogd risicoprofiel. De rest heeft een licht verhoogd risico.
De nieuwe risicoanalyse heeft geen gevolgen voor huizen die al in de lopende versterkingsoperatie zitten. Regio en Rijk hebben eerder afgesproken dat alle huizen die eenmaal zijn opgenomen in de gemeentelijke versterkingsplannen hoe dan ook een opname en beoordeling krijgen. Dat geldt ook voor de panden die volgens de nieuwe HRA nu geen (licht) verhoogd risicoprofiel meer hebben.
Daarnaast is afgesproken dat huizen die nieuw in beeld komen in overleg tussen regio en Rijk worden opgenomen in de werkvoorraad voor opname en beoordeling. Minister Wiebes gaat nog voor de zomer in overleg met de regio over het opnemen van deze gebouwen in de prioritering voor opname en beoordeling.
De jaarlijkse risicoanalyse (HRA) is uitgevoerd in aanloop naar het zogeheten vaststellingsbesluit waarmee minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat uiterlijk op 1 oktober moet bepalen hoeveel gas NAM het komende gasjaar kan winnen uit het Groningenveld. Daarnaast wordt de HRA op advies van de Mijnraad en SodM ook gebruikt voor de prioritering van de versterkingsopgave. Met de regio is eerder afgesproken dat de HRA daarvoor jaarlijks wordt geactualiseerd op basis van de nieuwste inzichten over de gaswinning, gebouweninformatie en kennis van de ondergrond. Eventuele gebouwen die nieuw in beeld komen, worden in overleg met de regio opgenomen in de planning voor opname en beoordeling.
Op basis van de nieuwe HRA stelt het SodM dat door de dalende gaswinning het totaal aantal gebouwen met een (licht) verhoogd risicoprofiel is afgenomen van circa 7200 naar circa 5500 gebouwen. Tegelijkertijd zorgen de verbeteringen in de gebouwendatabase voor verschuivingen. Van de circa 150.000 gebouwen die zijn geanalyseerd hebben ongeveer 5000 panden een lager risicoprofiel gekregen en ongeveer 3000 gebouwen een hoger risicoprofiel. Van deze laatste 3000 panden hebben een paar honderd gebouwen een verhoogd risicoprofiel. De rest heeft een licht verhoogd risico.
De nieuwe risicoanalyse heeft geen gevolgen voor huizen die al in de lopende versterkingsoperatie zitten. Regio en Rijk hebben eerder afgesproken dat alle huizen die eenmaal zijn opgenomen in de gemeentelijke versterkingsplannen hoe dan ook een opname en beoordeling krijgen. Dat geldt ook voor de panden die volgens de nieuwe HRA nu geen (licht) verhoogd risicoprofiel meer hebben.
Daarnaast is afgesproken dat huizen die nieuw in beeld komen in overleg tussen regio en Rijk worden opgenomen in de werkvoorraad voor opname en beoordeling. Minister Wiebes gaat nog voor de zomer in overleg met de regio over het opnemen van deze gebouwen in de prioritering voor opname en beoordeling.
Zonnepark Welschap officieel geopend
Samen lokaal energie opwekken. Dat was de wens van vliegbasis Eindhoven en vijf samenwerkende Brabantse energiecoöperaties. Met de officiële opening van Zonnepark Welschap is die wens in vervulling gegaan. In totaal telt het park op het terrein van de vliegbasis 11.040 zonnepanelen die samen stroom opwekken voor meer dan 900 huishoudens. Daarmee is Zonnepark Welschap het grootste volledig door leden gefinancierde energieproject van Nederland.
Zonnepark Welschap is een zogenoemd postcoderoosproject. Het betekent dat alle omwonenden (binnen een aangrenzend postcodegebied) in het zonnepark kunnen deelnemen. Staatssecretaris van Defensie Barbara Visser opende het park: "Wij vinden het belangrijk om goed om te gaan met onze omgeving en ook zichtbaar te zijn. Zonnepark Welschap is een mooi voorbeeld van samenwerking tussen Defensie en omwonenden. Wij stellen ons terrein, vliegbasis Eindhoven, beschikbaar voor energiecoöperaties en de huishoudens profiteren van de opbrengst van hun zonnepanelen."
Normaal gesproken investeert een deelnemer in een postcoderoosproject vooraf in een aantal zonnepanelen. Hij krijgt daar een belastingvoordeel op zijn energierekening voor terug. Uniek bij zonnepark Welschap is dat omwonenden ook kunnen deelnemen zonder vooraf geld in te leggen. Zij ontvangen hetzelfde belastingvoordeel, maar hierop wordt een bijdrage ingehouden. Van die bijdrage wordt de rente en afschrijving van de panelen betaald. Zo kan echt iedereen meedoen.
Greenchoice is partner in het project. Samen met Triodos Bank maakt de groene energieleverancier de deelname zonder inleg vooraf mogelijk.
Verder ondersteunt Greenchoice de coöperatie Zonnepark Welschap bij het uitvoeren van het project en neemt de groene energieleverancier de geproduceerde zonnestroom af. Ook zorgt Greenchoice voor een continue geldstroom naar de coöperatie; voor iedere klant die de coöperatie aanbrengt, krijgt het een vergoeding.
Zonnepark Welschap is een zogenoemd postcoderoosproject. Het betekent dat alle omwonenden (binnen een aangrenzend postcodegebied) in het zonnepark kunnen deelnemen. Staatssecretaris van Defensie Barbara Visser opende het park: "Wij vinden het belangrijk om goed om te gaan met onze omgeving en ook zichtbaar te zijn. Zonnepark Welschap is een mooi voorbeeld van samenwerking tussen Defensie en omwonenden. Wij stellen ons terrein, vliegbasis Eindhoven, beschikbaar voor energiecoöperaties en de huishoudens profiteren van de opbrengst van hun zonnepanelen."
Normaal gesproken investeert een deelnemer in een postcoderoosproject vooraf in een aantal zonnepanelen. Hij krijgt daar een belastingvoordeel op zijn energierekening voor terug. Uniek bij zonnepark Welschap is dat omwonenden ook kunnen deelnemen zonder vooraf geld in te leggen. Zij ontvangen hetzelfde belastingvoordeel, maar hierop wordt een bijdrage ingehouden. Van die bijdrage wordt de rente en afschrijving van de panelen betaald. Zo kan echt iedereen meedoen.
Greenchoice is partner in het project. Samen met Triodos Bank maakt de groene energieleverancier de deelname zonder inleg vooraf mogelijk.
Verder ondersteunt Greenchoice de coöperatie Zonnepark Welschap bij het uitvoeren van het project en neemt de groene energieleverancier de geproduceerde zonnestroom af. Ook zorgt Greenchoice voor een continue geldstroom naar de coöperatie; voor iedere klant die de coöperatie aanbrengt, krijgt het een vergoeding.
Vattenfall neemt Senfal over
Vattenfall heeft 100 procent van de aandelen van het Nederlandse Senfal overgenomen en voegt daarmee nieuwe diensten toe op het gebied van flexibiliteit voor de industrie en optimalisatie van duurzame energieproductie.
Senfal is een Nederlandse start-up die innovatieve software voor de industriële sector, wind- en zonneparken en eigenaren van batterij-installaties aanbiedt.
"Senfal heeft een schat aan ervaring opgedaan en kijkt op een vernieuwende manier naar geautomatiseerde vraagrespons en gerobotiseerde energiehandel", zegt Erik Suichies, Directeur Markets bij Vattenfall en verantwoordelijk voor Vattenfalls Europese groothandelsactiviteiten. "Door hun competentie en oplossingen aan ons bedrijf toe te voegen, versterken we Vattenfalls positie van voorkeursleverancier voor industriële klanten en exploitanten van duurzame energie in Noordwest-Europa."
Senfals geautomatiseerde vraagrespons-diensten richten zich op de flexibiliteit van assets als windparken en koelinstallaties, waarbij de productie zodanig wordt bestuurd en bijgestuurd dat op de meest gunstige momenten wordt op- of afgeschakeld. Hiermee zorgt Senfal ervoor dat de energierekening voor grote industriële klanten substantieel lager uit kan vallen, en dat de meeste omzet gehaald kan worden uit wind- en zonneparken, en batterijen.
Sander ten Kate, Managing Director van Senfal: “Door samen te gaan met Vattenfall kan Senfal zijn technologie aanbieden aan een heel groot klantenbestand, en daardoor impact maken. Dit is voor ons bedrijf een heel logische volgende stap."
Senfal is een Nederlandse start-up die innovatieve software voor de industriële sector, wind- en zonneparken en eigenaren van batterij-installaties aanbiedt.
"Senfal heeft een schat aan ervaring opgedaan en kijkt op een vernieuwende manier naar geautomatiseerde vraagrespons en gerobotiseerde energiehandel", zegt Erik Suichies, Directeur Markets bij Vattenfall en verantwoordelijk voor Vattenfalls Europese groothandelsactiviteiten. "Door hun competentie en oplossingen aan ons bedrijf toe te voegen, versterken we Vattenfalls positie van voorkeursleverancier voor industriële klanten en exploitanten van duurzame energie in Noordwest-Europa."
Senfals geautomatiseerde vraagrespons-diensten richten zich op de flexibiliteit van assets als windparken en koelinstallaties, waarbij de productie zodanig wordt bestuurd en bijgestuurd dat op de meest gunstige momenten wordt op- of afgeschakeld. Hiermee zorgt Senfal ervoor dat de energierekening voor grote industriële klanten substantieel lager uit kan vallen, en dat de meeste omzet gehaald kan worden uit wind- en zonneparken, en batterijen.
Sander ten Kate, Managing Director van Senfal: “Door samen te gaan met Vattenfall kan Senfal zijn technologie aanbieden aan een heel groot klantenbestand, en daardoor impact maken. Dit is voor ons bedrijf een heel logische volgende stap."
woensdag 27 maart 2019
Bouwbedrijf stapt uit windpark na bedreigingen
Wegenbouwbedrijf Avitec infra & milieu uit Nieuw-Buinen stapt uit Windpark De Drentse Monden en Oostermoer. De directeur van het bedrijf is bang voor aanslagen op zijn onderneming en zijn naasten, meldt RTV Drenthe.
De directie ontving een brief met als strekking: 'Dat wat u in 20 jaar zorgvuldig heeft opgebouwd, gaan wij zorgvuldig afbreken en daar nemen wij de tijd voor. Als u uw onderneming voort wilt zetten, stopt u de werkzaamheden voor windboeren en dat binnen één week. Zo niet? Dan is uw onderneming niet meer levensvatbaar.'
Intussen is de politie een Team Grootschalige Opsporing (TGO) gestart om onderzoek te doen naar 'windmolenextremisme' in Drenthe en Groningen. Anderhalf jaar geleden is de politie al begonnen met onderzoek naar strafbare feiten die te maken hebben met de aanleg van windparken in de Veenkoloniën.
De directie ontving een brief met als strekking: 'Dat wat u in 20 jaar zorgvuldig heeft opgebouwd, gaan wij zorgvuldig afbreken en daar nemen wij de tijd voor. Als u uw onderneming voort wilt zetten, stopt u de werkzaamheden voor windboeren en dat binnen één week. Zo niet? Dan is uw onderneming niet meer levensvatbaar.'
Intussen is de politie een Team Grootschalige Opsporing (TGO) gestart om onderzoek te doen naar 'windmolenextremisme' in Drenthe en Groningen. Anderhalf jaar geleden is de politie al begonnen met onderzoek naar strafbare feiten die te maken hebben met de aanleg van windparken in de Veenkoloniën.
Beperkte capaciteit voor nieuwe initiatieven voor duurzame opwek op meerdere locaties
De groei van zonne-energie in Nederland overtreft alle verwachtingen. Nog niet eerder werden er zoveel zonneparken voorbereid of gerealiseerd als het afgelopen jaar. Deze trend zal zich naar verwachting voortzetten.
Voor de zakelijke markt wordt er veel gebruik gemaakt van de SDE+ subsidie. Medio 2017 is er voor het Kwaliteits- en Capaciteitsplan 2017 van TenneT getoetst of de beoogde investeringen de toen gesignaleerde knelpunten zouden oplossen. Dat was het geval. Echter, de ontwikkeling van Zon-PV gaat zo hard dat de huidige prognoses die van het KCD 2017 ver overstijgen.
Dit wil niet zeggen dat alle initiatieven en verkenningen daadwerkelijk leiden tot concrete aanvragen voor een aansluiting en daarmee transportcapaciteit, maar het vraagt wel van TenneT en Enexis Netbeheer om bij nieuwe aanvragen te melden dat er op korte termijn niet altijd direct voldoende capaciteit kan worden geboden.
Voor de zakelijke markt wordt er veel gebruik gemaakt van de SDE+ subsidie. Medio 2017 is er voor het Kwaliteits- en Capaciteitsplan 2017 van TenneT getoetst of de beoogde investeringen de toen gesignaleerde knelpunten zouden oplossen. Dat was het geval. Echter, de ontwikkeling van Zon-PV gaat zo hard dat de huidige prognoses die van het KCD 2017 ver overstijgen.
Dit wil niet zeggen dat alle initiatieven en verkenningen daadwerkelijk leiden tot concrete aanvragen voor een aansluiting en daarmee transportcapaciteit, maar het vraagt wel van TenneT en Enexis Netbeheer om bij nieuwe aanvragen te melden dat er op korte termijn niet altijd direct voldoende capaciteit kan worden geboden.
Hét Duurzame Drentse Bedrijf 2019 bouwt energieneutrale koloniewoningen
Bouwbedrijf Broekman uit Nijensleek is ‘Hét Duurzame Drentse Bedrijf 2019’. Specialist in energiezuinig en energieneutraal bouwen, dat is bouwbedrijf Broekman in Nijensleek. Het bedrijf bouwt al sinds 2011 energieneutrale koloniewoningen in Frederiksoord en Wilhelminaoord en blijft innoveren en verduurzamen. Er zijn inmiddels 34 afgebouwd en er volgen nog 27 koloniewoningen.
Op dit moment worden 2 koloniewoningen zonder nutsaansluitingen ontwikkeld en geheel zelfvoorzienend. Het hemelwater wordt opgevangen en gezuiverd tot drinkwater, het riool gaat door middel van een IBAsysteem (Individuele Behandeling van Afvalwater) en energie wordt opgeslagen met behulp van waterstof. Door deze pilot verwacht Broekman baanbrekend te kunnen zijn in het energieopslagprobleem.
Dit jaar werden acht duurzame bedrijven uit Drenthe genomineerd voor de publieksprijs. Het publiek kon tijdens het event stemmen. Akkerbouwbedrijf De Jong en Bos uit Odoorn nam de publieksprijs in ontvangst. Dit bedrijf produceert niet alleen op duurzame wijze goed en gezond voedsel maar het staat ook midden in de samenleving. Ze werken zo nauwkeurig mogelijk middels precisielandbouw en stimuleren de leefomgeving van vogels, bijen en vlinders. Ook zijn ze voorloper in zonne-energie en energieopslag.
Op dit moment worden 2 koloniewoningen zonder nutsaansluitingen ontwikkeld en geheel zelfvoorzienend. Het hemelwater wordt opgevangen en gezuiverd tot drinkwater, het riool gaat door middel van een IBAsysteem (Individuele Behandeling van Afvalwater) en energie wordt opgeslagen met behulp van waterstof. Door deze pilot verwacht Broekman baanbrekend te kunnen zijn in het energieopslagprobleem.
Dit jaar werden acht duurzame bedrijven uit Drenthe genomineerd voor de publieksprijs. Het publiek kon tijdens het event stemmen. Akkerbouwbedrijf De Jong en Bos uit Odoorn nam de publieksprijs in ontvangst. Dit bedrijf produceert niet alleen op duurzame wijze goed en gezond voedsel maar het staat ook midden in de samenleving. Ze werken zo nauwkeurig mogelijk middels precisielandbouw en stimuleren de leefomgeving van vogels, bijen en vlinders. Ook zijn ze voorloper in zonne-energie en energieopslag.
Amsterdam heeft eerste ondergrondse gasstation
Netbeheerder Liander heeft voor het eerst een gasinstallatie volledig
ondergronds aangelegd. Het ondergrondse gasstation aan de Keizersgracht
vervangt een kast die normaal op de stoep staat. Komende periode wordt
hier ervaring mee opgedaan en onderzoekt de netbeheerder of dit op
bredere schaal kan worden toegepast.
Steeds meer infrastructuur en installaties in steden worden ondergronds aangelegd. Ook de gemeente Amsterdam heeft al jarenlang de wens uitgesproken om gasinstallaties ondergronds te brengen. Traditionele bovengrondse kasten zijn geregeld doelwit van vandalisme en bekladding en dat kan leiden tot verrommeling. Bovendien is de ruimte in de binnenstad schaars.
Technisch is het echter een uitdaging om gasstations ondergronds aan te leggen, onder meer om bij onderhoud of storing snel en makkelijk werkzaamheden uit te kunnen voeren. Afgelopen jaren heeft Liander gewerkt aan een veilige, ondergrondse variant en die is nu voor het eerst toegepast aan de Keizersgracht.
De gasinstallatie aan de Keizersgracht is volledig ondergronds gebracht. De plek is afgezet met enkele paaltjes om te voorkomen dat er geparkeerd wordt. Komende periode wordt ervaring opgedaan of dit in de toekomst op bredere schaal kan worden toegepast. Onder meer wordt gekeken of onderhoud in de praktijk goed mogelijk is. Als toepassing succesvol is, kunnen op termijn meerdere installaties ondergronds kunnen worden aangelegd.
Steeds meer infrastructuur en installaties in steden worden ondergronds aangelegd. Ook de gemeente Amsterdam heeft al jarenlang de wens uitgesproken om gasinstallaties ondergronds te brengen. Traditionele bovengrondse kasten zijn geregeld doelwit van vandalisme en bekladding en dat kan leiden tot verrommeling. Bovendien is de ruimte in de binnenstad schaars.
Technisch is het echter een uitdaging om gasstations ondergronds aan te leggen, onder meer om bij onderhoud of storing snel en makkelijk werkzaamheden uit te kunnen voeren. Afgelopen jaren heeft Liander gewerkt aan een veilige, ondergrondse variant en die is nu voor het eerst toegepast aan de Keizersgracht.
De gasinstallatie aan de Keizersgracht is volledig ondergronds gebracht. De plek is afgezet met enkele paaltjes om te voorkomen dat er geparkeerd wordt. Komende periode wordt ervaring opgedaan of dit in de toekomst op bredere schaal kan worden toegepast. Onder meer wordt gekeken of onderhoud in de praktijk goed mogelijk is. Als toepassing succesvol is, kunnen op termijn meerdere installaties ondergronds kunnen worden aangelegd.
dinsdag 26 maart 2019
Verduurzaming belangrijkste verkiezingsthema voor huiseigenaren
Verduurzaming van de bestaande woningen is voor huiseigenaren het belangrijkste thema bij de provinciale statenverkiezing, zo blijkt uit onderzoek van Vereniging Eigen Huis.
Op de vraag ‘Wat is voor u het belangrijkste thema voor de leefomgeving in uw provincie’ kiest 28 procent van de huiseigenaren voor ‘verduurzamingsopgave van bestaande woningen’. Van de bestuurders zet slechts 12 procent dit thema bovenaan. Bij zowel bestuurders als huiseigenaren staat 'invloed van bewoners bij grote ruimtelijke veranderingen' op plaats twee. Het woningaanbod is voor een kwart van de bestuurders het derde grote thema, terwijl nog geen 10% van de huiseigenaren dit erg belangrijk vindt.
Bestuurders en huiseigenaren verschillen nauwelijks van mening over de energietransitie. Beiden zijn voorstander van subsidies voor het verduurzamen van woningen en beiden vinden daarbij het draagvlak onder burgers belangrijk.
Van beide groepen vindt driekwart dat provincies het collectief bezit van zonnepanelen en windmolens moeten stimuleren en ruim tweede derde dat mensen met een laag inkomen relatief meer subsidie of andere hulp moeten krijgen bij het verduurzamen van hun woning.
Een meerderheid van zowel bestuurders als huiseigenaren vindt niet dat gemeenten gedwongen moeten worden om (meer) windmolens te plaatsen.
Onder zowel huiseigenaren als bestuurders is 80 procent het eens met de noodzaak om meer woningen te bouwen. En dan niet alleen voor de veelgenoemde starters, ook voor senioren. Maar er mag alleen gebouwd worden als er geen groen verdwijnt, vindt 60 procent van de huiseigenaren en 50 procent van de bestuurders. Beiden vinden dat de provincie geld ter beschikking moet stellen waarmee goedkope woningen kunnen worden gebouwd. Tot slot hebben meer politieke bestuurders (77 procent) dan huiseigenaren (58 procent) aangegeven dat ze voorstander zijn om gemeenten meer zeggenschap te geven over waar gebouwd kan worden.
Bestuurders en huiseigenaren vinden het belangrijk dat bewoners invloed hebben bij grote ruimtelijke veranderingen. Bijna de helft van de huiseigenaren is voorstander van een referendum bij belangrijke beslissingen die invloed hebben op hun leefomgeving. Onder bestuurders is daar beduidend minder steun voor: maar iets meer dan een kwart is enthousiast over dergelijke volksraadplegingen. Tot slot is bijna driekwart van de huiseigenaren van mening dat zij te laat worden betrokken bij grootschalige veranderingen. Opvallend is dat bijna 60 procent van de bestuurders het daar mee eens is.
Op de vraag ‘Wat is voor u het belangrijkste thema voor de leefomgeving in uw provincie’ kiest 28 procent van de huiseigenaren voor ‘verduurzamingsopgave van bestaande woningen’. Van de bestuurders zet slechts 12 procent dit thema bovenaan. Bij zowel bestuurders als huiseigenaren staat 'invloed van bewoners bij grote ruimtelijke veranderingen' op plaats twee. Het woningaanbod is voor een kwart van de bestuurders het derde grote thema, terwijl nog geen 10% van de huiseigenaren dit erg belangrijk vindt.
Bestuurders en huiseigenaren verschillen nauwelijks van mening over de energietransitie. Beiden zijn voorstander van subsidies voor het verduurzamen van woningen en beiden vinden daarbij het draagvlak onder burgers belangrijk.
Van beide groepen vindt driekwart dat provincies het collectief bezit van zonnepanelen en windmolens moeten stimuleren en ruim tweede derde dat mensen met een laag inkomen relatief meer subsidie of andere hulp moeten krijgen bij het verduurzamen van hun woning.
Een meerderheid van zowel bestuurders als huiseigenaren vindt niet dat gemeenten gedwongen moeten worden om (meer) windmolens te plaatsen.
Onder zowel huiseigenaren als bestuurders is 80 procent het eens met de noodzaak om meer woningen te bouwen. En dan niet alleen voor de veelgenoemde starters, ook voor senioren. Maar er mag alleen gebouwd worden als er geen groen verdwijnt, vindt 60 procent van de huiseigenaren en 50 procent van de bestuurders. Beiden vinden dat de provincie geld ter beschikking moet stellen waarmee goedkope woningen kunnen worden gebouwd. Tot slot hebben meer politieke bestuurders (77 procent) dan huiseigenaren (58 procent) aangegeven dat ze voorstander zijn om gemeenten meer zeggenschap te geven over waar gebouwd kan worden.
Bestuurders en huiseigenaren vinden het belangrijk dat bewoners invloed hebben bij grote ruimtelijke veranderingen. Bijna de helft van de huiseigenaren is voorstander van een referendum bij belangrijke beslissingen die invloed hebben op hun leefomgeving. Onder bestuurders is daar beduidend minder steun voor: maar iets meer dan een kwart is enthousiast over dergelijke volksraadplegingen. Tot slot is bijna driekwart van de huiseigenaren van mening dat zij te laat worden betrokken bij grootschalige veranderingen. Opvallend is dat bijna 60 procent van de bestuurders het daar mee eens is.
Uitgebreid onderzoek naar mogelijkheden aardwarmte MRA
In de Metropoolregio Amsterdam (MRA) start een uitgebreid onderzoek naar de mogelijkheden voor het winnen van aardwarmte. Uit het onderzoek moet blijken op welke locaties warmte uit de grond gehaald kan worden voor het verwarmen van woningen, gebouwen en kassen.
Aardwarmte (geothermie) wordt gezien als een veelbelovende bron van duurzame warmte en kan een alternatief zijn voor het gebruik van aardgas. In Nederland zijn grote delen van de ondergrond in kaart gebracht waardoor duidelijk is waar winning van aardwarmte mogelijk is.
Er zijn ook veel locaties waar nog weinig bekend is over de ondergrond. Deze ‘witte vlekken’ worden onderzocht in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat onder de naam SCAN (Seismische Campagne Aardwarmte Nederland). Dit onderzoek bestaat uit een seismisch onderzoek en waarschijnlijk meerdere proefboringen. De bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening wordt hierbij in acht genomen.
Ook de MRA regio is een ‘witte vlek’ waardoor de aardwarmteprojecten in de MRA nauwelijks van de grond komen. Er zijn al wel projecten in ontwikkeling de gemeenten Haarlem, en Almere/Diemen en bij de Greenport Aalsmeer.De provincies Noord-Holland en Flevoland, ministerie van Economische Zaken en Klimaat Energiebeheer Nederland (EBN) willen de kansen vergroten voor nog meer projecten en hebben nu afspraken gemaakt over een aanvulling op het SCAN- onderzoek.
De MRA wil dat ook de potentiële projectlocaties meegenomen worden zodat nog sneller gestart kan worden met het winnen van aardwarmte. Het onderzoek start binnenkort langs een proeflijn die loopt van de gemeente Utrecht tot in Flevoland.
Aardwarmte (geothermie) wordt gezien als een veelbelovende bron van duurzame warmte en kan een alternatief zijn voor het gebruik van aardgas. In Nederland zijn grote delen van de ondergrond in kaart gebracht waardoor duidelijk is waar winning van aardwarmte mogelijk is.
Er zijn ook veel locaties waar nog weinig bekend is over de ondergrond. Deze ‘witte vlekken’ worden onderzocht in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat onder de naam SCAN (Seismische Campagne Aardwarmte Nederland). Dit onderzoek bestaat uit een seismisch onderzoek en waarschijnlijk meerdere proefboringen. De bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening wordt hierbij in acht genomen.
Ook de MRA regio is een ‘witte vlek’ waardoor de aardwarmteprojecten in de MRA nauwelijks van de grond komen. Er zijn al wel projecten in ontwikkeling de gemeenten Haarlem, en Almere/Diemen en bij de Greenport Aalsmeer.De provincies Noord-Holland en Flevoland, ministerie van Economische Zaken en Klimaat Energiebeheer Nederland (EBN) willen de kansen vergroten voor nog meer projecten en hebben nu afspraken gemaakt over een aanvulling op het SCAN- onderzoek.
De MRA wil dat ook de potentiële projectlocaties meegenomen worden zodat nog sneller gestart kan worden met het winnen van aardwarmte. Het onderzoek start binnenkort langs een proeflijn die loopt van de gemeente Utrecht tot in Flevoland.
Basis voor aardgasvrij Delft
Op dinsdag 12 maart heeft het college van burgemeester & wethouders de notitie 'Delft aardgasvrij' vastgesteld. Hiermee heeft de stad een basis gelegd om Delft aardgasvrij te maken. De energietransitie is een van de vijf opgaven die is uitgewerkt in het bestuursprogramma. De notitie bevat de uitgangspunten en de acties die nodig zijn om te komen tot een warmteplan. Delft begint met een onderzoek naar de kansen en het gesprek voor aardgasvrij in de wijken Voorhof, Buitenhof en Kuyperwijk.
Waar het mogelijk is, sluit de gemeente voor het aardgasvrij maken van wijken aan op bestaande ontwikkelingen en natuurlijke momenten, zoals het vervangen van aardgasleidingen en rioleringen die voor 2030 vervangen moeten worden. Die kansen liggen er in ieder geval in de wijken Voorhof, Buitenhof en Kuyperwijk. Daarom start het onderzoek naar de kansen voor aardgasvrij en de haalbaarheid van de aanleg van een warmtenet in deze wijken. De gemeente is al met een aantal partijen in gesprek.
In 2018 heeft de gemeente inwoners, ondernemers en partners uitgenodigd om mee te praten over een aardgasvrij Delft. Ook via social media en tijdens participatiebijeenkomsten hebben inwoners, ondernemers en organisaties aangegeven wat hun wensen en suggesties zijn. Deze informatie is uiteindelijk verwerkt tot uitgangspunten en de acties die de komende jaren stapsgewijs uitgevoerd worden.
Wethouder Stephan Brandligt: “Zo geeft de gemeente ruimte en ondersteuning aan initiatieven in buurten en wijken om aardgasvrij te worden. Ook komt er een energieloket. Daar kunnen inwoners en ondernemers straks voor onafhankelijk advies terecht over maatregelen die ze nu al kunnen nemen.” Twintig bewoners hebben onlangs het platform Energietransitie Delft opgericht, dat is ontstaan tijdens de participatiebijeenkomsten. Ook in de periode 2019 tot en met 2021 gaat de gemeente - samen met partners - in wijken in gesprek.
Overheden hebben met elkaar afgesproken dat iedere gemeente een warmteplan vaststelt in 2021. Daarin staat onder meer hoe woningen van het aardgas af komen en in welke wijken er kansen liggen om voor 2030 van het gas af te zijn. Onder meer de opbrengsten van de onderzoeken en gesprekken met de stad komen uiteindelijk terecht in het warmteplan. De gemeente werkt hiervoor samen met haar partners in deze wijken: woningcorporaties Vidomes, Vestia, Woonbron, Duwo, het Platform Energietransitie Delft, bewoners, ondernemers, TU-Delft en netbeheerder Stedin.
Kijk voor het participatieverslag en meer informatie op www.delft.nl/aardgasvrij.
Waar het mogelijk is, sluit de gemeente voor het aardgasvrij maken van wijken aan op bestaande ontwikkelingen en natuurlijke momenten, zoals het vervangen van aardgasleidingen en rioleringen die voor 2030 vervangen moeten worden. Die kansen liggen er in ieder geval in de wijken Voorhof, Buitenhof en Kuyperwijk. Daarom start het onderzoek naar de kansen voor aardgasvrij en de haalbaarheid van de aanleg van een warmtenet in deze wijken. De gemeente is al met een aantal partijen in gesprek.
In 2018 heeft de gemeente inwoners, ondernemers en partners uitgenodigd om mee te praten over een aardgasvrij Delft. Ook via social media en tijdens participatiebijeenkomsten hebben inwoners, ondernemers en organisaties aangegeven wat hun wensen en suggesties zijn. Deze informatie is uiteindelijk verwerkt tot uitgangspunten en de acties die de komende jaren stapsgewijs uitgevoerd worden.
Wethouder Stephan Brandligt: “Zo geeft de gemeente ruimte en ondersteuning aan initiatieven in buurten en wijken om aardgasvrij te worden. Ook komt er een energieloket. Daar kunnen inwoners en ondernemers straks voor onafhankelijk advies terecht over maatregelen die ze nu al kunnen nemen.” Twintig bewoners hebben onlangs het platform Energietransitie Delft opgericht, dat is ontstaan tijdens de participatiebijeenkomsten. Ook in de periode 2019 tot en met 2021 gaat de gemeente - samen met partners - in wijken in gesprek.
Overheden hebben met elkaar afgesproken dat iedere gemeente een warmteplan vaststelt in 2021. Daarin staat onder meer hoe woningen van het aardgas af komen en in welke wijken er kansen liggen om voor 2030 van het gas af te zijn. Onder meer de opbrengsten van de onderzoeken en gesprekken met de stad komen uiteindelijk terecht in het warmteplan. De gemeente werkt hiervoor samen met haar partners in deze wijken: woningcorporaties Vidomes, Vestia, Woonbron, Duwo, het Platform Energietransitie Delft, bewoners, ondernemers, TU-Delft en netbeheerder Stedin.
Kijk voor het participatieverslag en meer informatie op www.delft.nl/aardgasvrij.
maandag 25 maart 2019
Techniek Nederland en Holland Solar gaan samenwerken
Techniek Nederland en Holland Solar gaan zich samen inzetten voor de energietransitie. Nu de groei van zonne-energie in ons land razendsnel gaat, vinden beide organisaties dat ze de krachten moeten bundelen.
Met een symbolische ondertekening op de beurs Solar Solutions in Vijfhuizen bekrachtigen de voorzitters Doekle Terpstra van Techniek Nederland en Jaap Baarsma van Holland Solar op 19 maart de afspraak. De brancheorganisaties gaan onder meer samenwerken op het gebied van kwaliteitsverbetering. Een uitgebreidere samenwerkingsagenda wordt de komende maanden opgesteld.
Voorzitter Doekle Terpstra van Techniek Nederland is blij met de voorgenomen samenwerking: ‘Als we ons samen inzetten voor bijvoorbeeld kwaliteit, belangenbehartiging en promotie kan de markt nog veel sneller groeien.’ Terpstra wijst erop dat zonne-energie installateurs het afgelopen jaar maar liefst vijf miljoen zonnepanelen geïnstalleerd. ‘Dat is natuurlijk geweldig nieuws. Tegelijkertijd blijven daken van scholen en bedrijven nog vaak leeg. Als we ook die daken beter benutten, zetten we een flinke stap richting het realiseren van onze klimaatdoelstellingen.’
Voorzitter Jaap Baarsma van Holland Solar: ‘Continuïteit en kwaliteit staan hoog op onze samenwerkingsagenda. Zonne-energie is lang een niche geweest, maar levert nu een volwaardige bijdrage aan de energietransitie. Er wordt vrijwel geen nieuwbouwwoning meer opgeleverd zonder zonnepanelen; tegelijkertijd zien we een doorbraak naar de bestaande bouw. Ook voor installateurs die lid zijn van Techniek Nederland zijn zonnestroom en zonnewarmte een vast onderdeel geworden van hun dienstverlening. Daarom is het belangrijker dan ooit dat Techniek Nederland en Holland Solar intensiever gaan samenwerken.’
Met een symbolische ondertekening op de beurs Solar Solutions in Vijfhuizen bekrachtigen de voorzitters Doekle Terpstra van Techniek Nederland en Jaap Baarsma van Holland Solar op 19 maart de afspraak. De brancheorganisaties gaan onder meer samenwerken op het gebied van kwaliteitsverbetering. Een uitgebreidere samenwerkingsagenda wordt de komende maanden opgesteld.
Voorzitter Doekle Terpstra van Techniek Nederland is blij met de voorgenomen samenwerking: ‘Als we ons samen inzetten voor bijvoorbeeld kwaliteit, belangenbehartiging en promotie kan de markt nog veel sneller groeien.’ Terpstra wijst erop dat zonne-energie installateurs het afgelopen jaar maar liefst vijf miljoen zonnepanelen geïnstalleerd. ‘Dat is natuurlijk geweldig nieuws. Tegelijkertijd blijven daken van scholen en bedrijven nog vaak leeg. Als we ook die daken beter benutten, zetten we een flinke stap richting het realiseren van onze klimaatdoelstellingen.’
Voorzitter Jaap Baarsma van Holland Solar: ‘Continuïteit en kwaliteit staan hoog op onze samenwerkingsagenda. Zonne-energie is lang een niche geweest, maar levert nu een volwaardige bijdrage aan de energietransitie. Er wordt vrijwel geen nieuwbouwwoning meer opgeleverd zonder zonnepanelen; tegelijkertijd zien we een doorbraak naar de bestaande bouw. Ook voor installateurs die lid zijn van Techniek Nederland zijn zonnestroom en zonnewarmte een vast onderdeel geworden van hun dienstverlening. Daarom is het belangrijker dan ooit dat Techniek Nederland en Holland Solar intensiever gaan samenwerken.’
Greenchoice, Windunie en ABN AMRO kopen windpark Greenport Venlo
Greenchoice, Windunie en het ABN AMRO Energy Transition Fund stappen samen in windpark Greenport Venlo. De aandelen zijn overgenomen van het energieontwikkelbedrijf voor Greenport Venlo, Etriplus. Het is het tweede windpark dat door de samenwerkingscombinatie wordt gerealiseerd. Eind vorig jaar maakten de organisaties bekend een belang te hebben genomen in het windpark De Veenwieken in Overijssel.
Met de koop van windpark Greenport Venlo breidt Greenchoice de eigen opwek van groene stroom verder uit. De verdere ontwikkeling, realisatie en operatie van het windpark nemen Greenchoice, Windunie en financieringspartner ABN AMRO Energy Transition Fund samen voor hun rekening. In totaal gaat het om negen windturbines met een gezamenlijk vermogen voor circa 28.000 huishoudens. Naar verwachting is het windpark eind 2020 operationeel.
De nieuwe eigenaren van het windpark respecteren alle afspraken die eerder zijn gemaakt met de Provincie Limburg en de omgeving. “Wij hechten waarde aan een goede relatie met de omgeving en juichen de rol van de betrokken energiecoöperaties toe”, aldus Michiel Tijmensen van duurzame energieleverancier Greenchoice. “Om de lokale energietransitie te realiseren, vinden we het belangrijk dat de omgeving het project steunt en ervan kan profiteren. We zetten dan ook actief in op lokale participatie en kijken uit naar de samenwerking met energiecoöperaties Samenstroom (Venlo) en Reindonk Energie (Horst aan de Maas)”.
Samenstroom en Reindonk Energie begeleiden de buurtgemeenschappen rond het project bij het opzetten en uitvoeren van een leefbaarheidsfonds, dat - door de omgeving bedachte - projecten moet gaan uitvoeren. Nadat de Raad van State een uitspraak heeft gedaan over de ingediende bezwaren, wordt geïnventariseerd welke ideeën er zijn. Windpark Greenport vult dit fonds. Daarnaast is met de Provincie afgesproken dat de coöperaties de mogelijkheid krijgen om een participatieregeling op te zetten voor maximaal 4 windmolens. Met deze regeling kunnen bewoners en bedrijven van omliggende gemeenten investeren in én profiteren van het windpark. “Daarmee past het windpark ook goed bij Coöperatie Windunie die in opdracht van haar leden, burgercoöperaties en agrariërs, het eigendom van duurzame zonne- en windenergie zoveel mogelijk lokaal en met steun van de omgeving borgt”, aldus Eelco Bots, directeur bij Windunie.
Ook voor Etriplus blijft het belang en de betrokkenheid van de omgeving voorop staan. Hans Breukelman, directeur: “Wij hebben samen met Greenport Venlo altijd voor ogen gehad dat omwonenden en bedrijven met het windpark hun voordeel moeten kunnen doen. De opbrengsten van de verkoop van het windpark vloeien dan ook voor een belangrijk deel weer terug in het gebied en in duurzame energieprojecten in de regio”.
Met de koop van windpark Greenport Venlo breidt Greenchoice de eigen opwek van groene stroom verder uit. De verdere ontwikkeling, realisatie en operatie van het windpark nemen Greenchoice, Windunie en financieringspartner ABN AMRO Energy Transition Fund samen voor hun rekening. In totaal gaat het om negen windturbines met een gezamenlijk vermogen voor circa 28.000 huishoudens. Naar verwachting is het windpark eind 2020 operationeel.
De nieuwe eigenaren van het windpark respecteren alle afspraken die eerder zijn gemaakt met de Provincie Limburg en de omgeving. “Wij hechten waarde aan een goede relatie met de omgeving en juichen de rol van de betrokken energiecoöperaties toe”, aldus Michiel Tijmensen van duurzame energieleverancier Greenchoice. “Om de lokale energietransitie te realiseren, vinden we het belangrijk dat de omgeving het project steunt en ervan kan profiteren. We zetten dan ook actief in op lokale participatie en kijken uit naar de samenwerking met energiecoöperaties Samenstroom (Venlo) en Reindonk Energie (Horst aan de Maas)”.
Samenstroom en Reindonk Energie begeleiden de buurtgemeenschappen rond het project bij het opzetten en uitvoeren van een leefbaarheidsfonds, dat - door de omgeving bedachte - projecten moet gaan uitvoeren. Nadat de Raad van State een uitspraak heeft gedaan over de ingediende bezwaren, wordt geïnventariseerd welke ideeën er zijn. Windpark Greenport vult dit fonds. Daarnaast is met de Provincie afgesproken dat de coöperaties de mogelijkheid krijgen om een participatieregeling op te zetten voor maximaal 4 windmolens. Met deze regeling kunnen bewoners en bedrijven van omliggende gemeenten investeren in én profiteren van het windpark. “Daarmee past het windpark ook goed bij Coöperatie Windunie die in opdracht van haar leden, burgercoöperaties en agrariërs, het eigendom van duurzame zonne- en windenergie zoveel mogelijk lokaal en met steun van de omgeving borgt”, aldus Eelco Bots, directeur bij Windunie.
Ook voor Etriplus blijft het belang en de betrokkenheid van de omgeving voorop staan. Hans Breukelman, directeur: “Wij hebben samen met Greenport Venlo altijd voor ogen gehad dat omwonenden en bedrijven met het windpark hun voordeel moeten kunnen doen. De opbrengsten van de verkoop van het windpark vloeien dan ook voor een belangrijk deel weer terug in het gebied en in duurzame energieprojecten in de regio”.
Vattenfall aan de slag voor Amsterdamse warmte
Vattenfall begint een project om de Amsterdamse warmtenetten nog verder te optimaliseren en met elkaar te verbinden. Dit is een belangrijke stap in het verduurzamen en toekomstbestendig maken van de warmtenetten. Hiermee wil de organisatie de transitie van aardgas loze stad door middel van stadswarmte versnellen. Dit project maakt onderdeel uit van een voorlopige gezamenlijke investeringsagenda (Vattenfall en AEB Amsterdam werken samen in Westpoort Warmte) van 400 miljoen euro voor stadswarmte in Amsterdam tot 2022.
De Amsterdammers ontvangen nu hun stadswarmte vanuit twee verschillende bronnen. De warmte van Amsterdam Zuid Oost komt vanuit de Diemen centrale en de warmte in Noord West vanuit de centrale) van AEB Amsterdam. De gebieden Nieuw West en Zuideramstel zullen met elkaar verbonden worden door een 3.8 kilometer lange pijplijn. Voor beide gebieden is tot 2025 een groei voorzien van totaal zo’n 20.000 woningen. En dat betekent ook meer vraag voor stadswarmte.
Niet alleen de netten zullen aan elkaar gekoppeld worden, ook komt er langs de A10 in de bocht bij de A4 een warmtebuffer waar 3600 kubieke meter warm water in opgeslagen kan worden. Dit is een kleinere versie van de warmtebuffer, die Vattenfall al enige jaren bij de Diemen centrale heeft staan. Hierdoor kan er meer warmte vanuit het AEB Amsterdam naar het bestaande net in Zuid Oost Amsterdam worden gevoerd. Ten slotte komt op dezelfde locatie een hulpwarmtecentrale (HWC) voor de aller koudste dagen van het jaar en voor een nog meer betrouwbare stadsverwarming.
Vattenfall heeft voor de uitvoering van de werkzaamheden gekozen voor de bedrijven: ENGIE Services West B.V. (verantwoordelijk voor de aanleg van de hulpwarmtecentrale en de buffer) en Denys Engineers & Contractors B.V., aannemer voor het leggen van de warmteleiding. Vanaf maart 2019 begint de aanleg van de leiding en vanaf juli 2019 de bouw van de hulpwarmtecentrale en de buffer.
De Amsterdammers ontvangen nu hun stadswarmte vanuit twee verschillende bronnen. De warmte van Amsterdam Zuid Oost komt vanuit de Diemen centrale en de warmte in Noord West vanuit de centrale) van AEB Amsterdam. De gebieden Nieuw West en Zuideramstel zullen met elkaar verbonden worden door een 3.8 kilometer lange pijplijn. Voor beide gebieden is tot 2025 een groei voorzien van totaal zo’n 20.000 woningen. En dat betekent ook meer vraag voor stadswarmte.
Niet alleen de netten zullen aan elkaar gekoppeld worden, ook komt er langs de A10 in de bocht bij de A4 een warmtebuffer waar 3600 kubieke meter warm water in opgeslagen kan worden. Dit is een kleinere versie van de warmtebuffer, die Vattenfall al enige jaren bij de Diemen centrale heeft staan. Hierdoor kan er meer warmte vanuit het AEB Amsterdam naar het bestaande net in Zuid Oost Amsterdam worden gevoerd. Ten slotte komt op dezelfde locatie een hulpwarmtecentrale (HWC) voor de aller koudste dagen van het jaar en voor een nog meer betrouwbare stadsverwarming.
Vattenfall heeft voor de uitvoering van de werkzaamheden gekozen voor de bedrijven: ENGIE Services West B.V. (verantwoordelijk voor de aanleg van de hulpwarmtecentrale en de buffer) en Denys Engineers & Contractors B.V., aannemer voor het leggen van de warmteleiding. Vanaf maart 2019 begint de aanleg van de leiding en vanaf juli 2019 de bouw van de hulpwarmtecentrale en de buffer.
vrijdag 22 maart 2019
Intentieverklaring duurzaam koelen en verwarmen voor Assen
De gemeente Assen is samen met de provincie Drenthe aanjager om samen met acht andere private partijen te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om panden duurzaam te gaan koelen en verwarmen.
Daarvoor hebben de partijen begin maart een intentieverklaring ondertekend. Het idee is om de panden aan te sluiten op een netwerk voor duurzame verwarming, zodat ze uiteindelijk van het aardgas af kunnen. De panden worden dan duurzaam gekoeld en verwarmd via een slimme combinatie van ondergrondse warmte- en koude opslag (WKO), warmtepompen en het gebruik van oppervlaktewater van het Anreeperdiep. Daarmee kan de ondergrondse opslag opgewarmd worden.
Daarvoor hebben de partijen begin maart een intentieverklaring ondertekend. Het idee is om de panden aan te sluiten op een netwerk voor duurzame verwarming, zodat ze uiteindelijk van het aardgas af kunnen. De panden worden dan duurzaam gekoeld en verwarmd via een slimme combinatie van ondergrondse warmte- en koude opslag (WKO), warmtepompen en het gebruik van oppervlaktewater van het Anreeperdiep. Daarmee kan de ondergrondse opslag opgewarmd worden.
Tonen van energielabels bij stofzuigers verboden
De verplichting om een energielabel op een stofzuiger te voeren is per 18 januari 2019 vervallen. Dit is het gevolg van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie in een zaak die is aangekaart door Dyson. Voor webshops betekent dit onder andere dat zij de energielabels die zij in hun webwinkel tonen bij stofzuigers binnen afzienbare tijd moeten verwijderen.
Volgens Europese wetgeving (Verordening 665/2013) waren leveranciers en handelaren van stofzuigers vanaf 1 september 2014 verplicht stofzuigers te voorzien van een energielabel volgens specifieke, in de wetgeving omschreven eisen. Daarnaast moest elke stofzuiger vergezeld gaan van een productkaart en moest in advertenties en technisch promotiemateriaal de energie-efficiëntieklasse worden vermeld.
Volgens Europese wetgeving (Verordening 665/2013) waren leveranciers en handelaren van stofzuigers vanaf 1 september 2014 verplicht stofzuigers te voorzien van een energielabel volgens specifieke, in de wetgeving omschreven eisen. Daarnaast moest elke stofzuiger vergezeld gaan van een productkaart en moest in advertenties en technisch promotiemateriaal de energie-efficiëntieklasse worden vermeld.
donderdag 21 maart 2019
Minimumprijs CO2-uitstoot in Klimaatakkoord verlaagd wegens risico’s leveringszekerheid
Op 13 maart maakte het
Planbureau voor de Leefomgeving bekend dat het onzeker is of de plannen in
het huidige Klimaatakkoord
zullen leiden tot de gewenste emissiereductie. Niet overal lijkt echter ruimte
voor aanpassingen te zijn, zo werd een maatregel uit het akkoord vlak voor
publicatie in december 2018 nog afgezwakt wegens gevaar voor de
leveringszekerheid. Het gaat om de in te voeren minimumprijs voor CO2-uitstoot
bij het opwekken van elektriciteit, een maatregel die ook al in het
regeerakkoord was opgenomen. Dit moet elektriciteitsproducenten een extra
prikkel geven om uitstoot te reduceren. De minimumprijs die in het akkoord is
opgenomen ligt lager dan de overheid aanvankelijk wenste, omdat verschillende
partijen aan de klimaattafels waarschuwden voor de negatieve effecten voor de
leveringszekerheid van elektriciteit. Dit werd onder meer bevestigd door onafhankelijk
onderzoek in opdracht van de overheid. Wat houdt de minimumprijs voor CO2
precies in, wat zijn de mogelijke effecten en hoe is men tot het huidige plan
gekomen?
Minimumprijs voor
CO2: ingreep op de markt
Op dit moment geldt al een prijs voor het uitstoten van CO2
binnen de EU, onder het Europese
emissiehandelssysteem (Emissions Trading System, ETS). Binnen dit systeem
is een maximum hoeveelheid toegestane CO2-uitstoot binnen bepaalde sectoren
(waaronder elektriciteitsproductie en industrie) vastgesteld. De rechten om een
bepaalde hoeveelheid van dit maximum te mogen uitstoten dienen aangekocht te
worden, en kunnen onderling verhandeld worden. De markt (vraag en aanbod)
bepaalt vervolgens de prijs van deze emissierechten. Het is aan de
marktpartijen om de afweging te maken of men wil betalen voor meer uitstoot, of
dat men minder wil gaan uitstoten.
Als gevolg van onder andere de economische crisis was de
vraag naar Europese emissierechten lange tijd lager dan ingeschat, zodat er een
overschot aan emissierechten ontstond, resulterend in een lage ETS-prijs.
Inmiddels neemt de
EU verschillende maatregelen om het aantal emissierechten op de markt te
verlagen, waardoor de ETS-prijs sterk is gestegen. Desondanks wil men in
Nederland nu, bovenop de ETS-prijs, een aanvullende prijs heffen per ton
uitgestoten CO2 voor elektriciteitsproducenten. Dit moet het uitstoten van CO2
financieel extra onaantrekkelijk maken.
Het verschil tussen de ETS prijs en de minimumprijs moeten
de uitstoters van CO2 als extra belasting afdragen. Als de ETS prijs hoger is
dan de minimumprijs hoeft er geen extra belasting te worden betaald.
Verplaatsing van
uitstoot, afname leveringszekerheid
Verschillende partijen waarschuwen voor de nadelige gevolgen
van een nationale minimumprijs. Omdat de minimumprijs alleen in Nederland
geldt, wordt produceren van elektriciteit in Nederland duurder dan in het
buitenland, dit kan slechts tot een verplaatsing van de uitstoot naar het
buitenland leiden. Terwijl het effect op emissies internationaal dus gering is,
heeft het mogelijk wel schadelijke gevolgen voor de Nederlandse
leveringszekerheid en economie. Onderzoek
van Frontier Economics in opdracht van de overheid komt in juli 2018 tot
dezelfde conclusies: de combinatie van een verbod op elektriciteitsproductie
met kolen (nu gepland voor 2030) en een minimum CO2-prijs leidt tot een hogere
emissie dan alleen een kolenstop, terwijl de elektriciteitsprijs twee keer zo
hard stijgt. Bovendien wordt Nederland vanaf 2025 afhankelijk van geïmporteerde
stroom om de leveringszekerheid te kunnen blijven garanderen, omdat de
Nederlandse gascentrales de concurrentiestrijd tegen de buitenlandse centrales
verliezen en uiteindelijk zullen sluiten (in jargon: in de mottenballen
geplaatst).
Proces overeenkomst
minimumprijs
Over de invoering van een nationale minimumprijs is lang
onderhandeld aan de sectortafel
elektriciteit. In het regeerakkoord van eind 2017 werd door de overheid een
minimumprijs-plan voorgesteld met een heffing van €18 per ton CO2 in 2020
oplopend tot €43 in 2030. Ook na de uitkomsten van het Frontier
Economics-onderzoek in de zomer van 2018 werd toch vastgehouden aan een
minimumprijs, maar werd aan experts aan de klimaattafel gevraagd om met
voorstellen voor een alternatief prijspad te komen. In november 2018 lagen er
de volgende opties:
1 1, Begin met een lage minimumprijs (€10.9 in 2020)
en vervolg vanaf 2024 het oorspronkelijke prijspad.
2 2,
Stel de eerste 350 gram CO2 per kWh vrij van de
minimum CO2-prijs, om zo efficiënte gascentrales te ontzien.
3 3, Begin met een lage minimumprijs en bekijk
jaarlijks met hoeveel men de prijs kan verhogen zonder negatieve effecten op de
leveringszekerheid te hebben.
De eerste optie werd voorgesteld na een ambtelijke
verkenning door het ministerie van Economische Zaken & Klimaat en had
daarmee de voorkeur van de overheid. Omdat de risico’s voor de
leveringszekerheid met name zullen gelden na 2025, nam dit voorstel volgens
deskundigen de
bezwaren onvoldoende weg. Zij stelden gedurende de maand verschillende
alternatieve (lagere) prijspaden voor, maar vanuit de politiek wilde men vanaf
2024 vasthouden aan het oorspronkelijke prijspad. Vlak voor de presentatie van
het ontwerpakkoord wordt toch nog een gewijzigd prijspad overeengekomen: een
heffing van €12.3 per ton CO2 in 2020 oplopend tot €31.9 in 2030. Zo ligt de
minimumprijs een kwart lager dan in het regeerakkoord aanvankelijk werd
voorgesteld. Ook blijft de minimumprijs met een redelijke marge onder het door
het PBL voorspelde prijspad voor ETS: €20.5 in 2020 tot €46.3 in 2030, een
voorwaarde die het PBL voorstelde om de leveringszekerheid te beschermen.
Overige afspraken
Het afgesproken prijspad kan verlaagd worden, als uit de
jaarlijkse monitoring voor leveringszekerheid van netbeheerder TenneT blijkt
dat de leveringszekerheid in het geding is. Andersom zou de minimumprijs ook
verhoogd kunnen worden als hier mogelijkheden voor worden gezien, mits dit vijf
jaar van tevoren wordt aangekondigd. Daarnaast probeert Nederland de buurlanden
(in ieder geval Duitsland, Frankrijk en België) over te halen een regionaal
gedeelde minimumprijs in te stellen. Een regionale minimumprijs zou veel van de
mogelijk negatieve effecten van een nationale minimumprijs verminderen en de
effectiviteit verhogen.
TU Delft, Shell en overheid investeren 5 miljoen euro in duurzame doorbraak voor chemie
TU Delft, Shell en diverse Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) investeren samen 5 miljoen euro in de ontwikkeling van elektrochemische technologie voor verduurzaming van de petrochemische industrie. Zij werken onder meer aan een doorbraaktechnologie om CO2 en water via duurzame elektriciteit om te zetten in koolwaterstoffen. Dat maakt het Delftse e-Refinery consortium bekend.
Met de investering in het project ‘Towards large-scale electro-conversion systems (TOeLS)’ dragen Shell en de Topsectoren Chemie, HTSM, en Energie (Bio Based Economy and Urban Energy) bij aan de doelstellingen van TU Delft e-Refinery. Dit Delftse overkoepelende programma werkt aan de doorbraaktechnologie waarmee CO2 en water met behulp van duurzame elektriciteit direct worden omgezet in koolwaterstoffen, zoals etheen. Deze koolwaterstoffen kunnen vervolgens worden ingezet als duurzame grondstoffen, brandstoffen en als opslagmedium voor duurzame elektrische energie.
In het concept klimaatakkoord staat dat de CO2-uitstoot in 2030 49 procent en in 2050 95 procent lager moet zijn dan in 1990. De industrie moet met 14 miljoen ton een groot deel van deze besparing op zich nemen. De chemie als onderdeel van de industrie is daar één vanen heeft diverse opties om te verduurzamen, zoals via energie-efficiëntie en inzet van biomassa als grondstof.
Daarnaast ontwikkelt e-Refinery een elektrolysetechniek om chemische bouwstenen te produceren, direct uit CO2 en water. Doordat in de toekomst wind- en zonne-energie op grote schaal beschikbaar zijn en CO2 bespaard moet worden, biedt deze technologie veel kansen. Het unieke aan e-Refinery is dat het project de hele ontwikkeling omvat: van een basisontwerp tot over vijf jaar een compleet 100 kW-systeem. De productie van etheen is bovendien later uit te breiden naar andere bouwstenen, zoals methaan, methanol, koolmonoxide en ammoniak.
Met de investering in het project ‘Towards large-scale electro-conversion systems (TOeLS)’ dragen Shell en de Topsectoren Chemie, HTSM, en Energie (Bio Based Economy and Urban Energy) bij aan de doelstellingen van TU Delft e-Refinery. Dit Delftse overkoepelende programma werkt aan de doorbraaktechnologie waarmee CO2 en water met behulp van duurzame elektriciteit direct worden omgezet in koolwaterstoffen, zoals etheen. Deze koolwaterstoffen kunnen vervolgens worden ingezet als duurzame grondstoffen, brandstoffen en als opslagmedium voor duurzame elektrische energie.
In het concept klimaatakkoord staat dat de CO2-uitstoot in 2030 49 procent en in 2050 95 procent lager moet zijn dan in 1990. De industrie moet met 14 miljoen ton een groot deel van deze besparing op zich nemen. De chemie als onderdeel van de industrie is daar één vanen heeft diverse opties om te verduurzamen, zoals via energie-efficiëntie en inzet van biomassa als grondstof.
Daarnaast ontwikkelt e-Refinery een elektrolysetechniek om chemische bouwstenen te produceren, direct uit CO2 en water. Doordat in de toekomst wind- en zonne-energie op grote schaal beschikbaar zijn en CO2 bespaard moet worden, biedt deze technologie veel kansen. Het unieke aan e-Refinery is dat het project de hele ontwikkeling omvat: van een basisontwerp tot over vijf jaar een compleet 100 kW-systeem. De productie van etheen is bovendien later uit te breiden naar andere bouwstenen, zoals methaan, methanol, koolmonoxide en ammoniak.
Ander type zonnecel voor nieuwe zonneauto Solar Team Twente
Solar Team Twente heeft in hangar 10 op Vliegveld Twente het ontwerp van de nieuwe zonneauto ‘RED E’ onthuld. Het team neemt in oktober weer deel aan de tweejaarlijkse World Solar Challenge in Australië. De nieuwe zonneauto wordt uitgerust met een ander type zonnecel en wordt mede daardoor de kleinste Twentse zonneauto ooit. Ook lanceerde het team een Massive Online Open Course (MOOC) over het bouwen van een zonneauto. Bovendien kondigde het team aan een bijdrage te gaan leveren aan het oplossen van de braindrain in Twente.
“De nieuwe zonneauto RED E wordt de kleinste in de historie van Solar Team Twente. Dit komt doordat we deze editie kiezen voor een zonnepaneel van Gallium-Arsenide (GaAs) in plaats van silicium,” vertelt Sybren Wubs, technisch manager van Solar Team Twente. “Dit type zonnecel is op dit moment het meest efficiënt, dus erg geschikt voor onze zonneauto. We kennen dit type niet uit ons dagelijks leven, maar wel uit bijvoorbeeld de ruimtevaart.” De laatste keer dat Solar Team Twente koos voor GaAs, in 2009, had het paneel nog een oppervlakte van 6 m2. Volgens de reglementen van de Bridgestone World Solar Challenge 2019 mag er 2,64 m2 aan GaAs-cellen op de zonneauto liggen, voor silicium is dit 4 m2.
Doordat de oppervlakte van de zonnecellen op de nieuwe zonneauto dus kleiner wordt dan de laatste jaren, wordt de zonneauto een stuk kleiner dan haar voorgangers. De zonneauto wordt daardoor aerodynamisch beter, maar de keuze zorgt tegelijkertijd voor grote uitdagingen in de auto zelf. “We ontwikkelen onze mechanische en elektronische onderdelen van de auto elke twee jaar verder, maar dit jaar moeten de onderdelen dus ook nog eens een stuk kleiner zijn. In eerste instantie leek dat een bijna onmogelijke opgave. Maar uiteindelijk hebben we toch een ontwerp gerealiseerd waarbij dit gelukt is. Daar zijn we trots op”, vertelt mechanicus Evert van der Hoek. Teamleden Rob en Koen vertelden op het podium over de ontwerpkeuzes en de compromis tussen energie-inkomsten en -uitgaven.
Solar Team Twente focust deze editie meer dan ooit op transparantie en educatie. Door meer kennis te delen en meer samen te werken, hoopt het team een nog grotere bijdrage te leveren aan een duurzame toekomst. Het team onthulde tijdens de ontwerppresentatie de plannen voor een Massive Online Open Course (MOOC), waarin de technieken en werkprocessen van The Red One (zonneauto van editie 2015) gedeeld worden met de buitenwereld. Teamlid Merel Oldenburg gaf tijdens de presentatie toelichting en vertelde dat het team zoveel mogelijk wil delen zonder zichzelf daarbij in de vingers te snijden. Het is de eerste keer dat een topteam een zonneauto op technisch vlak volledig ‘open gooit’. De cursus, genaamd ‘How to build a solar car’, is vanaf de zomer te volgen via het platform FutureLearn.
“De nieuwe zonneauto RED E wordt de kleinste in de historie van Solar Team Twente. Dit komt doordat we deze editie kiezen voor een zonnepaneel van Gallium-Arsenide (GaAs) in plaats van silicium,” vertelt Sybren Wubs, technisch manager van Solar Team Twente. “Dit type zonnecel is op dit moment het meest efficiënt, dus erg geschikt voor onze zonneauto. We kennen dit type niet uit ons dagelijks leven, maar wel uit bijvoorbeeld de ruimtevaart.” De laatste keer dat Solar Team Twente koos voor GaAs, in 2009, had het paneel nog een oppervlakte van 6 m2. Volgens de reglementen van de Bridgestone World Solar Challenge 2019 mag er 2,64 m2 aan GaAs-cellen op de zonneauto liggen, voor silicium is dit 4 m2.
Doordat de oppervlakte van de zonnecellen op de nieuwe zonneauto dus kleiner wordt dan de laatste jaren, wordt de zonneauto een stuk kleiner dan haar voorgangers. De zonneauto wordt daardoor aerodynamisch beter, maar de keuze zorgt tegelijkertijd voor grote uitdagingen in de auto zelf. “We ontwikkelen onze mechanische en elektronische onderdelen van de auto elke twee jaar verder, maar dit jaar moeten de onderdelen dus ook nog eens een stuk kleiner zijn. In eerste instantie leek dat een bijna onmogelijke opgave. Maar uiteindelijk hebben we toch een ontwerp gerealiseerd waarbij dit gelukt is. Daar zijn we trots op”, vertelt mechanicus Evert van der Hoek. Teamleden Rob en Koen vertelden op het podium over de ontwerpkeuzes en de compromis tussen energie-inkomsten en -uitgaven.
Solar Team Twente focust deze editie meer dan ooit op transparantie en educatie. Door meer kennis te delen en meer samen te werken, hoopt het team een nog grotere bijdrage te leveren aan een duurzame toekomst. Het team onthulde tijdens de ontwerppresentatie de plannen voor een Massive Online Open Course (MOOC), waarin de technieken en werkprocessen van The Red One (zonneauto van editie 2015) gedeeld worden met de buitenwereld. Teamlid Merel Oldenburg gaf tijdens de presentatie toelichting en vertelde dat het team zoveel mogelijk wil delen zonder zichzelf daarbij in de vingers te snijden. Het is de eerste keer dat een topteam een zonneauto op technisch vlak volledig ‘open gooit’. De cursus, genaamd ‘How to build a solar car’, is vanaf de zomer te volgen via het platform FutureLearn.