Het aantal elektrische (deel)auto’s in de stad utrecht neemt toe. Naar verwachting rijden in 2025 ongeveer 25.000 elektrische auto’s in de stad. Om elektrisch vervoer goed te kunnen faciliteren, komt de gemeente met een nieuw plan voor het uitbreiden van het aantal laadpunten: ‘Utrecht laadt op voor 2030’. Op dit moment telt de stad 800 laadpunten. De gemeente Utrecht verwacht het aantal elektrische laadpunten te verdubbelen naar 1600 in 2020.
Een deel van de rijders van elektrische auto’s heeft geen eigen oprit en is afhankelijk van publieke laadpunten. Voor het laden van 25.000 elektrische auto’s heeft de stad in 2025 minimaal 5000 publieke laadpunten nodig. In 2030 is dat naar verwachting zelfs minimaal 10.000.
Vanaf 2020 hoeven bestuurders geen aanvraag meer in te dienen voor een laadpunt. Het aantal laadpunten wordt uitgebreid op het moment dat de bestaande laadpunten te vaak bezet zijn. Door te kijken naar hoeveel een laadpunt wordt gebruikt, is het mogelijk om te voorspellen wanneer een nieuw laadpunt nodig is. De gemeente wil ook de laadpunten zoveel mogelijk plaatsen in parkeergarages, zodat er minder laadpunten op straat nodig zijn. Per wijk wordt er een plan gemaakt waar de palen geplaatst worden. Bewoners worden uitgenodigd om hierover mee te denken. Ook worden laadpunten twee keer zo snel geplaatst als nu.
Pagina's
▼
woensdag 31 oktober 2018
Essent blikt de toekomst in
Technologische ontwikkelingen zullen ervoor zorgen dat onze economie transformeert naar een volledig andere economische structuur. Wat als bijvoorbeeld onze mainports straks functioneren als ‘recycling hubs’, zelfsturende auto’s en drones heel normaal zijn en consumenten worden beloond voor het handelen in energie op een ‘transactive energy’-markt. Hoe zouden we met die wetenschap naar het vraagstuk van CO2-reductie kijken?
Essent heeft Berenschot gevraagd om dit gedachte-experiment gezamenlijk verder uit te werken, waarbij men niet de bestaande economische structuur maar de economie van 2050 als vertrekpunt neemt.
Het resultaat van dit gedachte-experiment is beschreven in de publicatie ’Rethinking the energy transition: new economy, lower emissions’. Hierin schetsen Essent en Berenschot een nieuw economisch perspectief op CO2-reductie richting 2050. Een situatie waarin technologische en maatschappelijke trends zorgen voor een nieuwe economische structuur, die uit zichzelf voor lagere emissies zorgt. Deze trends zorgen voor een vliegwieleffect, waarmee kansen ontstaan voor de versterking van de Nederlandse innovatiepositie.
Dit gedachtenexperiment analyseert de impact van bestaande trends, zoals Internet of Things (IoT), automatisering, circulariteit en de kostendalingen van duurzame energie op onze economische structuur. Uit de publicatie volgen een aantal interessante ‘what-if’ beelden voor 2050, zoals:
De sterke kostenreductie van energietechnologieën zorgt voor gemiddeld lage stroomprijzen, met een sterk fluctuerend karakter; Lage stroomprijzen in combinatie met de aanwezigheid van onze mainports maken van Nederland een interessant vestigingsklimaat;
De groei van de recyclingindustrie zorgt voor een sterke daling in fossiel-gedreven industrie en de mainports transformeren naar ‘circulaire hubs’;
Zelfrijdende elektrische auto’s bepalen het straatbeeld en spelen een belangrijke rol in de balancering van het energiesysteem;
Door digitalisering krijgen consumenten meer invloed op de energiemarkt; ‘transactive energy’ stelt hen in staat te profiteren van fluctuerende energieprijzen.
De resultaten van het gedachte-experiment leiden ook tot interessante inzichten voor het huidige klimaatdebat. Zo legt de verbreding van de reikwijdte van ‘klimaat’ naar ‘klimaat en economie’ nadruk op andere opties voor CO2-reductie, waarin innovatie centraal staat en die kansen creëert voor de versterking van de Nederlandse economie. In het huidige debat vraagt dit om flexibel toepasbare investeringen, die toekomstige ‘lock-outs’ voorkomen. Daarnaast lijkt mobiliteit een belangrijke aanjager te zijn in de nieuwe economische structuur. Veranderingen in het mobiliteitslandschap hebben namelijk effect op tal van sectoren.
Essent heeft Berenschot gevraagd om dit gedachte-experiment gezamenlijk verder uit te werken, waarbij men niet de bestaande economische structuur maar de economie van 2050 als vertrekpunt neemt.
Het resultaat van dit gedachte-experiment is beschreven in de publicatie ’Rethinking the energy transition: new economy, lower emissions’. Hierin schetsen Essent en Berenschot een nieuw economisch perspectief op CO2-reductie richting 2050. Een situatie waarin technologische en maatschappelijke trends zorgen voor een nieuwe economische structuur, die uit zichzelf voor lagere emissies zorgt. Deze trends zorgen voor een vliegwieleffect, waarmee kansen ontstaan voor de versterking van de Nederlandse innovatiepositie.
Dit gedachtenexperiment analyseert de impact van bestaande trends, zoals Internet of Things (IoT), automatisering, circulariteit en de kostendalingen van duurzame energie op onze economische structuur. Uit de publicatie volgen een aantal interessante ‘what-if’ beelden voor 2050, zoals:
De sterke kostenreductie van energietechnologieën zorgt voor gemiddeld lage stroomprijzen, met een sterk fluctuerend karakter; Lage stroomprijzen in combinatie met de aanwezigheid van onze mainports maken van Nederland een interessant vestigingsklimaat;
De groei van de recyclingindustrie zorgt voor een sterke daling in fossiel-gedreven industrie en de mainports transformeren naar ‘circulaire hubs’;
Zelfrijdende elektrische auto’s bepalen het straatbeeld en spelen een belangrijke rol in de balancering van het energiesysteem;
Door digitalisering krijgen consumenten meer invloed op de energiemarkt; ‘transactive energy’ stelt hen in staat te profiteren van fluctuerende energieprijzen.
De resultaten van het gedachte-experiment leiden ook tot interessante inzichten voor het huidige klimaatdebat. Zo legt de verbreding van de reikwijdte van ‘klimaat’ naar ‘klimaat en economie’ nadruk op andere opties voor CO2-reductie, waarin innovatie centraal staat en die kansen creëert voor de versterking van de Nederlandse economie. In het huidige debat vraagt dit om flexibel toepasbare investeringen, die toekomstige ‘lock-outs’ voorkomen. Daarnaast lijkt mobiliteit een belangrijke aanjager te zijn in de nieuwe economische structuur. Veranderingen in het mobiliteitslandschap hebben namelijk effect op tal van sectoren.
dinsdag 30 oktober 2018
Ampyx Power en NLR bundelen krachten voor alternatieve windenergie
Ampyx Power en NLR hebben onlangs van de Topsector Energie-TKI Wind op Zee subsidie ontvangen voor het optimaliseren van het ontwerp van een vliegtuig dat ingezet wordt om op grote hoogte windenergie op te wekken. Met deze subsidie wordt een nieuwe stap gezet om een Airborne Wind Energy Systeem (AWES) op te schalen naar een grootschalig megawatt-systeem.
Een dergeliijk systeem kan gebieden ontsluiten die nu vanwege te hoge kosten of mindere windcondities niet in aanmerking komen voor windenergie, zoals gebieden ver landinwaarts of op diepe zee. Met één zo'n megawatt systeem kunnen in de toekomst 2000 huishoudens worden voorzien van groene stroom. Daarmee kan zo'n systeem naar verwachting een belangrijke bijdrage leveren aan de wereldwijde energietransitie.
Het AWES van windenergietechnologie ontwikkelaar Ampyx Power is een compact systeem dat gebruik maakt van de harde wind boven de 200 meter. Een essentieel onderdeel van dit systeem is een vliegtuig dat met een kabel aan een lier verbonden is die zich op een platform bevindt. Door het vliegtuig autonoom te laten opstijgen en hoog in de lucht patronen te laten vliegen wordt de kabel steeds uitgerold, waardoor de lier gaat draaien en als een dynamo stroom produceert.
Het onderzoek van NLR en Ampyx Power richt zich op de ontwikkeling van het vliegtuig voor AP4, de commerciële opvolger van het prototype AP3 dat momenteel wordt gebouwd door Ampyx Power.
AP4 wordt ontwikkeld voor de vervangingsmarkt van de eerste generatie offshore windturbines in Europa, als deze aan het einde van hun levensduur zijn. De bestaande funderingen kunnen hergebruikt worden om platforms op te plaatsen. Daarvandaan kunnen vliegtuigen met een katapult worden gelanceerd en met behulp van de kabel ook weer landen voor bijvoorbeeld onderhoud of reparatie. Het nieuwe systeem zal effectiever en stiller zijn dan de huidige windturbines en daarnaast goedkoper zijn en minder onderhoud vergen. Omdat het tevens een klein en handzaam systeem is zal het op veel plekken in de wereld ingezet kunnen worden. Dat kan zowel offshore, op bijvoorbeeld drijvende platforms, als onshore.
Een dergeliijk systeem kan gebieden ontsluiten die nu vanwege te hoge kosten of mindere windcondities niet in aanmerking komen voor windenergie, zoals gebieden ver landinwaarts of op diepe zee. Met één zo'n megawatt systeem kunnen in de toekomst 2000 huishoudens worden voorzien van groene stroom. Daarmee kan zo'n systeem naar verwachting een belangrijke bijdrage leveren aan de wereldwijde energietransitie.
Het AWES van windenergietechnologie ontwikkelaar Ampyx Power is een compact systeem dat gebruik maakt van de harde wind boven de 200 meter. Een essentieel onderdeel van dit systeem is een vliegtuig dat met een kabel aan een lier verbonden is die zich op een platform bevindt. Door het vliegtuig autonoom te laten opstijgen en hoog in de lucht patronen te laten vliegen wordt de kabel steeds uitgerold, waardoor de lier gaat draaien en als een dynamo stroom produceert.
Het onderzoek van NLR en Ampyx Power richt zich op de ontwikkeling van het vliegtuig voor AP4, de commerciële opvolger van het prototype AP3 dat momenteel wordt gebouwd door Ampyx Power.
AP4 wordt ontwikkeld voor de vervangingsmarkt van de eerste generatie offshore windturbines in Europa, als deze aan het einde van hun levensduur zijn. De bestaande funderingen kunnen hergebruikt worden om platforms op te plaatsen. Daarvandaan kunnen vliegtuigen met een katapult worden gelanceerd en met behulp van de kabel ook weer landen voor bijvoorbeeld onderhoud of reparatie. Het nieuwe systeem zal effectiever en stiller zijn dan de huidige windturbines en daarnaast goedkoper zijn en minder onderhoud vergen. Omdat het tevens een klein en handzaam systeem is zal het op veel plekken in de wereld ingezet kunnen worden. Dat kan zowel offshore, op bijvoorbeeld drijvende platforms, als onshore.
Vragen over capaciteitsproblemen door zonneparken
Plannen voor zonneparken dreigen in de knel te raken, omdat elektriciteitsmaatschappij Enexis niet alle opgewekte energie kan verwerken. Het elektriciteitsnet kan het niet aan. Daarover heeft CDA-Statenlid van Provinciale Staten Klaas Neutel vragen gesteld aan Gedeputeerde Staten.
In Nieuw-Buinen wil een bedrijf dat 1700 zonnepanelen plaatsen. Maar de energie die hiermee wordt opgewekt, moet deels via het elektriciteitsnet worden teruggeleverd. Enexis kan dat niet bolwerken.
Enexis waarschuwde eerder deze maand gemeenten extra goed op te letten bij het verstrekken van vergunningen voor zonneparken in verband met capaciteitsproblemen.
In Nieuw-Buinen wil een bedrijf dat 1700 zonnepanelen plaatsen. Maar de energie die hiermee wordt opgewekt, moet deels via het elektriciteitsnet worden teruggeleverd. Enexis kan dat niet bolwerken.
Enexis waarschuwde eerder deze maand gemeenten extra goed op te letten bij het verstrekken van vergunningen voor zonneparken in verband met capaciteitsproblemen.
Van der Pekbuurt als eerste aardgasvrij
De Van der Pekbuurt in stadsdeel Noord wordt als eerste Amsterdamse wijk met bestaande bouw aardgasvrij gemaakt. Met behulp van een bijdrage van het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) kunnen ongeveer 2600 woningen en overig vastgoed, zoals scholen en een hotel, van het aardgas af.
De woningen in de Van der Pekbuurt zijn vooral huurwoningen en grotendeels in het bezit van woningcorporatie Ymere. Ymere is al eerder begonnen met het renoveren en aardgasvrij maken van het eerste woonblok met 38 woningen.
Door de bijdrage van het ministerie hebben we de mogelijkheid om bij de overgang naar een duurzame wijk ruime aandacht te schenken aan wat dit voor de bewoners en gebruikers van de wijk gaat betekenen. De gemeente, Ymere en vastgoedpartijen werken samen aan een plan en de eerste bijeenkomst met (vertegenwoordigers van) bewoners hierover staat begin oktober gepland.
In 2050 moet Nederland aardgasvrij zijn. Het college in Amsterdam heeft de ambitie om in 2040 al volledig aardgasvrij te zijn. Er zijn inmiddels duurzame, betaalbare en veilige alternatieven om nieuwbouw en bestaande woningen van warmte en warm tapwater te voorzien. In Amsterdam zijn al rond de 90.000 woningen zonder aardgas. Nieuwbouwwoningen mogen sinds 1 juli 2018 niet meer aangesloten worden op het aardgasnet.
Voor bestaande woningen wordt sinds 2016 gezocht naar alternatieven voor aardgas. Het ministerie van BZK biedt hiervoor nu financiële hulp aan gemeenten.
De woningen in de Van der Pekbuurt zijn vooral huurwoningen en grotendeels in het bezit van woningcorporatie Ymere. Ymere is al eerder begonnen met het renoveren en aardgasvrij maken van het eerste woonblok met 38 woningen.
Door de bijdrage van het ministerie hebben we de mogelijkheid om bij de overgang naar een duurzame wijk ruime aandacht te schenken aan wat dit voor de bewoners en gebruikers van de wijk gaat betekenen. De gemeente, Ymere en vastgoedpartijen werken samen aan een plan en de eerste bijeenkomst met (vertegenwoordigers van) bewoners hierover staat begin oktober gepland.
In 2050 moet Nederland aardgasvrij zijn. Het college in Amsterdam heeft de ambitie om in 2040 al volledig aardgasvrij te zijn. Er zijn inmiddels duurzame, betaalbare en veilige alternatieven om nieuwbouw en bestaande woningen van warmte en warm tapwater te voorzien. In Amsterdam zijn al rond de 90.000 woningen zonder aardgas. Nieuwbouwwoningen mogen sinds 1 juli 2018 niet meer aangesloten worden op het aardgasnet.
Voor bestaande woningen wordt sinds 2016 gezocht naar alternatieven voor aardgas. Het ministerie van BZK biedt hiervoor nu financiële hulp aan gemeenten.
'Ingrijpende veranderingen op de Noordzee door de groei van windparken vragen om meer onderzoek'
De grootschalige bouw van windparken zorgt voor ingrijpende gevolgen voor zowel de natuur als voor de ruimtelijke ordening op de Noordzee. Kwetsbare diersoorten komen hierdoor verder onder druk te staan. Tegelijkertijd bieden windparken op zee kansen om, naast duurzame energie, positief bij te dragen aan de onderwaternatuur. Dit blijkt uit een vorige week verschenen rapport van Stichting De Noordzee, waarin dringend advies wordt gedaan voor uitgebreid onderzoek.
De bouw, het gebruik en de ontmanteling van windturbines op de Noordzee zorgen vanzelfsprekend voor fysieke veranderingen. Vogels en vleermuizen kunnen in aanvaring komen met de turbines en hun habitat verliezen. Ook worden bijvoorbeeld zeezoogdieren, vissen en vislarven ernstig gehinderd tijdens de bouw, vanwege het geluid dat vrijkomt bij het heien. Zo laat onderzoek zien dat maatregelen noodzakelijk zijn om het effect van het onderwatergeluid door de bouw van de tot 2023 geplande windparken op bruinvissen binnen aanvaardbare grenzen te houden.
Het zou kunnen dat de Noordzee in 2050 voor 20 procent uit windparken bestaat. De enorme schaal waarop windparken worden ontwikkeld, zorgt er voor dat de ecologische gevolgen op langere termijn moeilijk te voorspellen zijn.
Naast risico’s bieden de nieuwe windparken ook kansen. Doordat het is verboden om over de bodem vissen na de bouw, is er ruimte voor de ontwikkeling van de zeebodem en -fauna. Op het harde substraat van de turbines kunnen zich allerlei soorten vestigen. Door natuurherstel in de windparken te stimuleren, kunnen in de Noordzee bijvoorbeeld oesterriffen ontstaan die eerder op grote schaal zijn verdwenen.
Directeur Floris van Hest: ‘Onze Noordzee zal door de groei van windparken op zee een steeds grotere rol spelen in onze energievoorziening. Dat is hard nodig om klimaatverandering tegen te gaan maar kan ook flinke risico’s voor de Noordzeenatuur met zich meebrengen. Gelukkig zijn er tegelijkertijd juist mooie kansen de energietransitie ten goede van de Noordzeenatuur te laten komen. Het is belangrijk dat zowel deze kansen als de risico’s de komende tijd voldoende worden geadresseerd.’
De grote veranderingen op de Noordzee bieden een kans om een nieuwe balans te creëren, waarbij natuur en gebruik samengaan. Er zijn echter nog veel vragen te beantwoorden voor een ecologisch verantwoord gebruik van windenergie, en de herinrichting van de Noordzee die daarmee gepaard gaat. Sommige hebben betrekking op de langetermijneffecten van grootschalige windparken, zoals effecten op windpatronen en zeestromingen. Andere kwesties zijn veel acuter en gaan over de bescherming van soorten die nu al onder druk staan.
Integraal beleid is noodzakelijk om deze snelle ontwikkelingen op de Noordzee in goede banen te leiden. Daarvoor moeten tijd en middelen geïnvesteerd worden in kennis en onderzoek. Dit rapport wordt daarom ook aangeboden aan de Tweede Kamercomm
De bouw, het gebruik en de ontmanteling van windturbines op de Noordzee zorgen vanzelfsprekend voor fysieke veranderingen. Vogels en vleermuizen kunnen in aanvaring komen met de turbines en hun habitat verliezen. Ook worden bijvoorbeeld zeezoogdieren, vissen en vislarven ernstig gehinderd tijdens de bouw, vanwege het geluid dat vrijkomt bij het heien. Zo laat onderzoek zien dat maatregelen noodzakelijk zijn om het effect van het onderwatergeluid door de bouw van de tot 2023 geplande windparken op bruinvissen binnen aanvaardbare grenzen te houden.
Het zou kunnen dat de Noordzee in 2050 voor 20 procent uit windparken bestaat. De enorme schaal waarop windparken worden ontwikkeld, zorgt er voor dat de ecologische gevolgen op langere termijn moeilijk te voorspellen zijn.
Naast risico’s bieden de nieuwe windparken ook kansen. Doordat het is verboden om over de bodem vissen na de bouw, is er ruimte voor de ontwikkeling van de zeebodem en -fauna. Op het harde substraat van de turbines kunnen zich allerlei soorten vestigen. Door natuurherstel in de windparken te stimuleren, kunnen in de Noordzee bijvoorbeeld oesterriffen ontstaan die eerder op grote schaal zijn verdwenen.
Directeur Floris van Hest: ‘Onze Noordzee zal door de groei van windparken op zee een steeds grotere rol spelen in onze energievoorziening. Dat is hard nodig om klimaatverandering tegen te gaan maar kan ook flinke risico’s voor de Noordzeenatuur met zich meebrengen. Gelukkig zijn er tegelijkertijd juist mooie kansen de energietransitie ten goede van de Noordzeenatuur te laten komen. Het is belangrijk dat zowel deze kansen als de risico’s de komende tijd voldoende worden geadresseerd.’
De grote veranderingen op de Noordzee bieden een kans om een nieuwe balans te creëren, waarbij natuur en gebruik samengaan. Er zijn echter nog veel vragen te beantwoorden voor een ecologisch verantwoord gebruik van windenergie, en de herinrichting van de Noordzee die daarmee gepaard gaat. Sommige hebben betrekking op de langetermijneffecten van grootschalige windparken, zoals effecten op windpatronen en zeestromingen. Andere kwesties zijn veel acuter en gaan over de bescherming van soorten die nu al onder druk staan.
Integraal beleid is noodzakelijk om deze snelle ontwikkelingen op de Noordzee in goede banen te leiden. Daarvoor moeten tijd en middelen geïnvesteerd worden in kennis en onderzoek. Dit rapport wordt daarom ook aangeboden aan de Tweede Kamercomm
maandag 29 oktober 2018
Eneco wil beheer blokverwarming bij VVE leggen
In Nederland worden ongeveer 550.000 woningen gezamenlijk verwarmd via stadsverwarming of blokverwarming. De bewoners hebben dan geen eigen Cv-ketel voor hun verwarming, maar krijgen het warme water dat meestal afkomstig is van de restwarmte van de industrie – vaak het koelwater van een energiecentrale.
In 2016 stuurde warmteleverancier Eneco aan enkele VVE’s in de wijk Overvecht en één in Oog in Al een brief waarin ze eenzijdig aankondigde af te willen van het beheer en de administratie van de warmtelevering. De VVE moest het maar overnemen. Weigerde de VVE dat, dan zou deze taak worden overgenomen door Ista, een bedrijf dat warmtemetingen verricht en administreert. Dat zou elke bewoner geld kosten, soms tot wel 200 euro per jaar. De bewoners voelden hier niets voor, dan moesten ze meer geld betalen voor exact hetzelfde als ze nu al hebben. En ze begrepen ook niet waarom Eneco dit zo graag wilde.
Het grootste ongemak voor Eneco is het meten van het gebruik. Dat is lastig omdat het hete water onderweg in de flat steeds kouder wordt. Wie aan het einde van de leidingen woont, zet de verwarming hoger en betaalt vaak meer dan een ander, soms wel vier keer zoveel. Ook komen er regelmatig storingen voor en ontstaat de vraag wie verantwoordelijk is voor de reparatie en de kosten. Al met al is er vaak gedoe met de stadsverwarming.
Eneco wil af van al deze taak en stelt zich op het standpunt dat haar verantwoordelijkheid eindigt zodra de warmwaterleiding de flat binnengaat. Die flat is eigendom van de gezamenlijke bewoners en hun VVE is vanaf dat moment verantwoordelijk. Niet alleen voor het doorleveren van het water naar de appartementen, maar ook voor het onderhoud en de afrekening met de bewoners.
De VVE’s weigerden echter aan dit dictaat mee te werken, zo werd zaterdag duidelijk bij VARA's Kassa. De onderhandelingen met deze twee VVE’s liepen vast en Eneco werd ongeduldig en ging deadlines stellen. De laatste loopt op 1 november 2018 af. En als de VVE’s niet akkoord gaan, dan dreigen ze de warmtelevering te beëindigen. En zitten de bewoners letterlijk in de kou.
In 2016 stuurde warmteleverancier Eneco aan enkele VVE’s in de wijk Overvecht en één in Oog in Al een brief waarin ze eenzijdig aankondigde af te willen van het beheer en de administratie van de warmtelevering. De VVE moest het maar overnemen. Weigerde de VVE dat, dan zou deze taak worden overgenomen door Ista, een bedrijf dat warmtemetingen verricht en administreert. Dat zou elke bewoner geld kosten, soms tot wel 200 euro per jaar. De bewoners voelden hier niets voor, dan moesten ze meer geld betalen voor exact hetzelfde als ze nu al hebben. En ze begrepen ook niet waarom Eneco dit zo graag wilde.
Het grootste ongemak voor Eneco is het meten van het gebruik. Dat is lastig omdat het hete water onderweg in de flat steeds kouder wordt. Wie aan het einde van de leidingen woont, zet de verwarming hoger en betaalt vaak meer dan een ander, soms wel vier keer zoveel. Ook komen er regelmatig storingen voor en ontstaat de vraag wie verantwoordelijk is voor de reparatie en de kosten. Al met al is er vaak gedoe met de stadsverwarming.
Eneco wil af van al deze taak en stelt zich op het standpunt dat haar verantwoordelijkheid eindigt zodra de warmwaterleiding de flat binnengaat. Die flat is eigendom van de gezamenlijke bewoners en hun VVE is vanaf dat moment verantwoordelijk. Niet alleen voor het doorleveren van het water naar de appartementen, maar ook voor het onderhoud en de afrekening met de bewoners.
De VVE’s weigerden echter aan dit dictaat mee te werken, zo werd zaterdag duidelijk bij VARA's Kassa. De onderhandelingen met deze twee VVE’s liepen vast en Eneco werd ongeduldig en ging deadlines stellen. De laatste loopt op 1 november 2018 af. En als de VVE’s niet akkoord gaan, dan dreigen ze de warmtelevering te beëindigen. En zitten de bewoners letterlijk in de kou.
Innova Energie neemt klanten EnergieFlex over
De curator van EnergieFlex heeft een nieuwe energieleverancier gevonden die de klanten van EnergieFlex overneemt. Dat bedrijf voor prepaid energie ging een dezer dagen failliet.
Vanaf 1 november 2018 worden de EnergieFlex klanten ondergebracht bij Innova Energie en ontvangen zij stroom en gas van Innova. Innova heeft een vergunning voor het leveren van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers.
Tot en met 31 oktober is nog steeds sprake van een overgangsperiode. In deze periode blijven klanten van EnergieFlex stroom en gas ontvangen. Daarnaast kunnen de klanten van EnergieFlex in deze periode niet zelf overstappen. Zodra klanten aan Innova zijn overgedragen, krijgen zij hierover bericht. Zij kunnen dan besluiten om te blijven of om alsnog over te stappen naar een andere leverancier.
Vanaf 1 november 2018 worden de EnergieFlex klanten ondergebracht bij Innova Energie en ontvangen zij stroom en gas van Innova. Innova heeft een vergunning voor het leveren van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers.
Tot en met 31 oktober is nog steeds sprake van een overgangsperiode. In deze periode blijven klanten van EnergieFlex stroom en gas ontvangen. Daarnaast kunnen de klanten van EnergieFlex in deze periode niet zelf overstappen. Zodra klanten aan Innova zijn overgedragen, krijgen zij hierover bericht. Zij kunnen dan besluiten om te blijven of om alsnog over te stappen naar een andere leverancier.
NAM neemt maatregelen na incident op Tankenpark Delfzijl
NAM neemt maatregelen om herhaling van incident op Tankenpark Delfzijl te voorkomen. In de nacht van 2 op 3 oktober is gedurende twee uur in totaal bijna dertig kubieke meter aardgascondensaat via een opvangbak in het hemelwaterriool is terecht gekomen. Een deel daarvan bereikte het oppervlaktewater van het afwateringskanaal.
De directe oorzaak is een samenspel van factoren, waaronder een storing in een pomp, een defecte klep en niet tijdige reactie op signaleringen. NAM gaat door met een grondig onderzoek naar dieperliggende oorzaken en het opstellen van de benodigde verbeteringen. De verwachting is dat dit enkele maanden gaat duren. NAM zal haar onderzoek intern en extern delen om ervoor te zorgen dat het risico op dit soort incidenten in de toekomst zo klein mogelijk is.
NAM heeft sinds het ontdekken op 8 oktober van het incident op het Tankenpark Delfzijl een aantal tijdelijke maatregelen genomen om herhaling te voorkomen. Deels zijn deze direct nadat bekend werd dat de verontreiniging door NAM was veroorzaakt al genomen, deels zijn deze gisteren met Staatstoezicht op de Mijnen overeengekomen. Zo is er een fysieke afsluiting geplaatst tussen de betreffende opvangbak en het hemelwaterriool, zijn een aantal kleppen uit bedrijf genomen of gerepareerd, is de prioriteit van de niveau-waarschuwingen van de betreffende bak aangepast en is er buiten kantooruren ook een operator gestationeerd op het Tankenpark. Op basis van alle interne en externe onderzoeken wordt een definitief pakket aan verbeteringen doorgevoerd.
De directe oorzaak is een samenspel van factoren, waaronder een storing in een pomp, een defecte klep en niet tijdige reactie op signaleringen. NAM gaat door met een grondig onderzoek naar dieperliggende oorzaken en het opstellen van de benodigde verbeteringen. De verwachting is dat dit enkele maanden gaat duren. NAM zal haar onderzoek intern en extern delen om ervoor te zorgen dat het risico op dit soort incidenten in de toekomst zo klein mogelijk is.
NAM heeft sinds het ontdekken op 8 oktober van het incident op het Tankenpark Delfzijl een aantal tijdelijke maatregelen genomen om herhaling te voorkomen. Deels zijn deze direct nadat bekend werd dat de verontreiniging door NAM was veroorzaakt al genomen, deels zijn deze gisteren met Staatstoezicht op de Mijnen overeengekomen. Zo is er een fysieke afsluiting geplaatst tussen de betreffende opvangbak en het hemelwaterriool, zijn een aantal kleppen uit bedrijf genomen of gerepareerd, is de prioriteit van de niveau-waarschuwingen van de betreffende bak aangepast en is er buiten kantooruren ook een operator gestationeerd op het Tankenpark. Op basis van alle interne en externe onderzoeken wordt een definitief pakket aan verbeteringen doorgevoerd.
vrijdag 26 oktober 2018
Zon Offensief Zeeland: 35.000 panelen in 2020
Met het Zon Offensief Zeeland bundelt Zeeuwind verschillende daken in Zeeland tot grootschalige zonne-energieprojecten. Zo organiseren we de SDE+ subsidie en de financiering. Al ruim 50 Zeeuwse bedrijven kiezen op deze manier voor in totaal 35.000 zonnepanelen!
Via het Zon Offensief Zeeland zijn tot nu toe 2.000 zonnepanelen geïnstalleerd. Hierbij ging het om uiteenlopende klanten; van bakkerij, transportbedrijf tot aannemers en vastgoedeigenaren.
In 2019 plaatsr Zon Offensief in voorjaar en aan het einde van de zomer nog eens 18.000 zonnepanelen bij 20 Zeeuwse bedrijven. Voor deze bedrijven is de SDE+ subsidie inmiddels rond en worden de technische studies en businesscases verder uitgewerkt.
Ook de afgelopen maanden zijn er gesprekken geweest met diverse Zeeuwse bedrijven. Vorige week is voor de SDE+ subsidieronde van het najaar van 2018 subsidie aangevraagd voor nog eens 25 bedrijven. Dat zijn in totaal 15.000 panelen.
Via het Zon Offensief Zeeland zijn tot nu toe 2.000 zonnepanelen geïnstalleerd. Hierbij ging het om uiteenlopende klanten; van bakkerij, transportbedrijf tot aannemers en vastgoedeigenaren.
In 2019 plaatsr Zon Offensief in voorjaar en aan het einde van de zomer nog eens 18.000 zonnepanelen bij 20 Zeeuwse bedrijven. Voor deze bedrijven is de SDE+ subsidie inmiddels rond en worden de technische studies en businesscases verder uitgewerkt.
Ook de afgelopen maanden zijn er gesprekken geweest met diverse Zeeuwse bedrijven. Vorige week is voor de SDE+ subsidieronde van het najaar van 2018 subsidie aangevraagd voor nog eens 25 bedrijven. Dat zijn in totaal 15.000 panelen.
Lancering Solar Visuals maakt marktintroductie energieopwekkend design-gevelmateriaal mogelijk
Donderdag werd tijdens de Dutch Design Week de lancering van Solar Visuals aangekondigd. Deze startup introduceert een nieuw revolutionair gevelmateriaal dat maximale energieopwekking combineert met hoogwaardige esthetische kwaliteit. Solar Visuals is een spin-off van TNO, UNSense en TS Visuals. De oprichting van Solar Visuals past in de doelstelling van het Tech Transfer programma van TNO om innovaties sneller naar de markt te brengen.
De toepassing van het nieuwe gevelmateriaal met geïntegreerde zonnecellen maakt het mogelijk om op een grootschalige en fraaie manier energie op te wekken met gevels en oppervlakten van gebouwen. Hierdoor gaan gebouwen fungeren als batterijen, die energie leveren voor eigen gebruik en in de toekomst zelfs voor gebouwen in de omgeving. De innovatieve combinatie van full colour print en hoog rendement zonnecellen maakt dat de Solar Visuals designpanelen tegelijkertijd slim, efficiënt én visueel aantrekkelijk zijn.
Solar Visuals-panelen zijn een belangrijke aanvulling op de bestaande markt van zonnepanelen. Door de doelstellingen uit het Klimaatakkoord van Parijs staat Nederland de komende decennia voor een grote opgave: het energie-neutraal maken van de gebouwde omgeving in 2030. Om dat te bereiken moeten 7 miljoen huizen en 1 miljoen gebouwen verbouwd en gerenoveerd worden om de eigen energie te kunnen opwekken. Dit heeft een enorme visuele impact op de gebouwde omgeving die vraagt om nieuwe, building integrated oplossingen zoals die van Solar Visuals.
De Solar Visuals-panelen, ook wel bekend onder de naam Dutch Solar Design PV-modules, zijn ontwikkeld door onderzoeksconsortium Dutch Solar Design bestaande uit ECN part of TNO, architectenbureau UNSense, printspecialist TS Visuals, de Design Innovation Group, gevelspecialist Aldowa en de onderzoeksgroep Urban Technology van de Amsterdam University of Applied Sciences (HvA). In januari 2017 bundelden deze zes partners hun innovatiekracht en technologische kennis en ontwerpexpertise om een flexibel, esthetisch, efficiënt en betaalbaar energieopwekkend gevelmateriaal te ontwikkelen.
De toepassing van het nieuwe gevelmateriaal met geïntegreerde zonnecellen maakt het mogelijk om op een grootschalige en fraaie manier energie op te wekken met gevels en oppervlakten van gebouwen. Hierdoor gaan gebouwen fungeren als batterijen, die energie leveren voor eigen gebruik en in de toekomst zelfs voor gebouwen in de omgeving. De innovatieve combinatie van full colour print en hoog rendement zonnecellen maakt dat de Solar Visuals designpanelen tegelijkertijd slim, efficiënt én visueel aantrekkelijk zijn.
Solar Visuals-panelen zijn een belangrijke aanvulling op de bestaande markt van zonnepanelen. Door de doelstellingen uit het Klimaatakkoord van Parijs staat Nederland de komende decennia voor een grote opgave: het energie-neutraal maken van de gebouwde omgeving in 2030. Om dat te bereiken moeten 7 miljoen huizen en 1 miljoen gebouwen verbouwd en gerenoveerd worden om de eigen energie te kunnen opwekken. Dit heeft een enorme visuele impact op de gebouwde omgeving die vraagt om nieuwe, building integrated oplossingen zoals die van Solar Visuals.
De Solar Visuals-panelen, ook wel bekend onder de naam Dutch Solar Design PV-modules, zijn ontwikkeld door onderzoeksconsortium Dutch Solar Design bestaande uit ECN part of TNO, architectenbureau UNSense, printspecialist TS Visuals, de Design Innovation Group, gevelspecialist Aldowa en de onderzoeksgroep Urban Technology van de Amsterdam University of Applied Sciences (HvA). In januari 2017 bundelden deze zes partners hun innovatiekracht en technologische kennis en ontwerpexpertise om een flexibel, esthetisch, efficiënt en betaalbaar energieopwekkend gevelmateriaal te ontwikkelen.
Serious game maakt toekomstige energiemarkt inzichtelijker
Stichting USEF lanceert Balance of Power, een serious game om de uitdagingen en oplossingsrichtingen van de toekomstige energiemarkt beter te doorgronden. De game is gericht op personen die wel (zijdelings) betrokken zijn bij de nieuwe energiemarkt, maar iets verder van het technische domein staan. Zoals politici, lokale overheden en ondernemers. In de vorm van een interactieve documentaire krijgt de speler steeds keuzes voorgelegd op basis waarvan de verhaallijn ontwikkelt. Daarbij wordt feedback gegeven op de kostenefficiëntie, de duurzaamheid en de leveringszekerheid van de samengestelde scenario’s.
De elektriciteitsnetten worden zwaar belast door de verduurzaming van de samenleving, met invoerpieken op dagen met veel zon en wind en vraagpieken door grootschaliger gebruik van elektrische auto’s, warmtepompen en andere elektrische apparaten. Om de betrouwbaarheid van onze elektriciteitsvoorziening op peil te houden, kan verzwaring van de energienetten een oplossing bieden. Maar dat kost veel tijd en geld. Een alternatief is om energievraag en -aanbod beter op elkaar af te stemmen en energiegebruik te verschuiven. Laad bijvoorbeeld de auto niet om zes uur s’avonds op, maar op een moment dat er minder vraag of juist teveel aanbod is. Dit verschuifbaar energieverbruik wordt ‘flexibiliteit’ genoemd.
De Zuid-Hollandse regio Zuidplaspolder is volop in ontwikkeling. De grote hoeveelheid aanvragen voor aansluitingen door tuinders, bedrijven en woningen heeft ertoe geleid dat de capaciteit van het elektriciteitsstation op dit moment vrijwel volledig benut wordt. Daarom zoekt Liander samen met Stedin en TenneT een locatie waar een nieuw elektriciteitsstation kan worden gebouwd. Dit proces duurt enkele jaren. Om op korte termijn toch te kunnen blijven voldoen aan de vraag, werkt Liander aan de innovatieve oplossing van een flexibiliteitsmarkt.
Ook Nijmegen-Noord is een gebied waar de elektriciteitsvraag en het aanbod van duurzame energiebronnen zich sneller ontwikkelt dan verwacht. Om aan de capaciteitsvraag in dit gebied te kunnen voldoen, wordt er een nieuw onderstation gebouwd, deze is waarschijnlijk gereed in 2022. In de tussenliggende periode wordt ook hier gekozen voor een flexibiliteitsmarkt.
De verwachting is dat in de toekomstige energiemarkt niet alleen vraag en aanbod van energie bij elkaar komen, maar dat ook flexibiliteit verhandeld kan worden. Over de contouren en inrichting van die toekomstige energiemarkt wordt zowel op nationaal als Europees niveau al gesproken. Zo’n markt echter, kent vele spelers, nieuw en traditioneel, is ontoegankelijk en technisch complex. Om de totstandkoming van een geïntegreerde markt te versnellen, is breder begrip van de uitdagingen en de mogelijke oplossingen van die markt noodzakelijk.
Stichting USEF (Universal Smart Energy Framework), waar Alliander lid van is, is sinds 2015 actief om de totstandkoming van een duurzame flexibiliteitsmarkt te ondersteunen. USEF beschrijft tot in detail de componenten van deze markt: de processen, de regels, de rollen en de interactie tussen spelers. Het gedachtegoed van USEF heeft inmiddels een plaats gevonden in Europese richtlijnen en in verschillende lokale toepassingen. Om het concept van de flexibiliteitsmarkt meer laagdrempelig toegankelijk te maken en daarmee het draagvlak voor marktvernieuwing te vergroten ontwikkelde USEF de game Balance of Power.
De elektriciteitsnetten worden zwaar belast door de verduurzaming van de samenleving, met invoerpieken op dagen met veel zon en wind en vraagpieken door grootschaliger gebruik van elektrische auto’s, warmtepompen en andere elektrische apparaten. Om de betrouwbaarheid van onze elektriciteitsvoorziening op peil te houden, kan verzwaring van de energienetten een oplossing bieden. Maar dat kost veel tijd en geld. Een alternatief is om energievraag en -aanbod beter op elkaar af te stemmen en energiegebruik te verschuiven. Laad bijvoorbeeld de auto niet om zes uur s’avonds op, maar op een moment dat er minder vraag of juist teveel aanbod is. Dit verschuifbaar energieverbruik wordt ‘flexibiliteit’ genoemd.
De Zuid-Hollandse regio Zuidplaspolder is volop in ontwikkeling. De grote hoeveelheid aanvragen voor aansluitingen door tuinders, bedrijven en woningen heeft ertoe geleid dat de capaciteit van het elektriciteitsstation op dit moment vrijwel volledig benut wordt. Daarom zoekt Liander samen met Stedin en TenneT een locatie waar een nieuw elektriciteitsstation kan worden gebouwd. Dit proces duurt enkele jaren. Om op korte termijn toch te kunnen blijven voldoen aan de vraag, werkt Liander aan de innovatieve oplossing van een flexibiliteitsmarkt.
Ook Nijmegen-Noord is een gebied waar de elektriciteitsvraag en het aanbod van duurzame energiebronnen zich sneller ontwikkelt dan verwacht. Om aan de capaciteitsvraag in dit gebied te kunnen voldoen, wordt er een nieuw onderstation gebouwd, deze is waarschijnlijk gereed in 2022. In de tussenliggende periode wordt ook hier gekozen voor een flexibiliteitsmarkt.
De verwachting is dat in de toekomstige energiemarkt niet alleen vraag en aanbod van energie bij elkaar komen, maar dat ook flexibiliteit verhandeld kan worden. Over de contouren en inrichting van die toekomstige energiemarkt wordt zowel op nationaal als Europees niveau al gesproken. Zo’n markt echter, kent vele spelers, nieuw en traditioneel, is ontoegankelijk en technisch complex. Om de totstandkoming van een geïntegreerde markt te versnellen, is breder begrip van de uitdagingen en de mogelijke oplossingen van die markt noodzakelijk.
Stichting USEF (Universal Smart Energy Framework), waar Alliander lid van is, is sinds 2015 actief om de totstandkoming van een duurzame flexibiliteitsmarkt te ondersteunen. USEF beschrijft tot in detail de componenten van deze markt: de processen, de regels, de rollen en de interactie tussen spelers. Het gedachtegoed van USEF heeft inmiddels een plaats gevonden in Europese richtlijnen en in verschillende lokale toepassingen. Om het concept van de flexibiliteitsmarkt meer laagdrempelig toegankelijk te maken en daarmee het draagvlak voor marktvernieuwing te vergroten ontwikkelde USEF de game Balance of Power.
donderdag 25 oktober 2018
NewMotion, eNovates en PRE Power Developers introduceren nieuwe generatie Vehicle-to-Grid technologie
NewMotion, eNovates en PRE Power Developers hebben de krachten gebundeld om Vehicle-to-Everything (V2X) technologie toegankelijk te maken voor het grote publiek. Met V2X kunnen elektrische auto’s als tijdelijke energieopslag gebruikt worden, door niet alleen stroom van het elektriciteitsnet af te nemen, maar dat ook weer op een later moment terug te leveren.
De drie partijen ontwikkelden een nieuw type service: V2X (Vehicle-to-everything). Door een slimme combinatie van cloud-based control en integrated design, is een connected device ontworpen wat zich fysiek kenmerkt door een combinatie van de kleine omvang, minimaal gewicht en eenvoudige installatie, en in functionaliteit zich kenmerkt door een zeer snel reactievermogen als onderdeel van een connected service. Dit maakt het product zeer geschikt om V2X technologie rechtstreeks thuis of op kantoor toe te passen.
Opslag van energie is één van de fundamenten van internationale klimaat- en energieakkoorden. Er wordt al veel hernieuwbare energie geproduceerd, maar het opslaan ervan gebeurt nog nauwelijks.
De drie partijen ontwikkelden een nieuw type service: V2X (Vehicle-to-everything). Door een slimme combinatie van cloud-based control en integrated design, is een connected device ontworpen wat zich fysiek kenmerkt door een combinatie van de kleine omvang, minimaal gewicht en eenvoudige installatie, en in functionaliteit zich kenmerkt door een zeer snel reactievermogen als onderdeel van een connected service. Dit maakt het product zeer geschikt om V2X technologie rechtstreeks thuis of op kantoor toe te passen.
Opslag van energie is één van de fundamenten van internationale klimaat- en energieakkoorden. Er wordt al veel hernieuwbare energie geproduceerd, maar het opslaan ervan gebeurt nog nauwelijks.
Enermatics: solide fundament onder energieafspraken
Enermatics heeft het Certificaat Energieprestatie Monitoring Norm verkregen. Het bedrijf ontzorgt woningcorporaties, bouwers en installateurs met E-Control, geïntegreerde monitoring voor energiezuinige woningen.
De certificering betekent dat Enermatics een stevig fundament kan aanbrengen onder alle afspraken over energieprestaties tussen huurders, woonconsumenten, woningbouwcorporaties, bouwers en installateurs.
Woningcorporaties kunnen er zeker van zijn dat ze op een uniforme manier de juiste, gevalideerde data binnenhalen. De Energieprestatievergoeding (EPV) kan zonder onzekerheden worden geïncasseerd. Bouwers kunnen nu een genormeerde oplossing voor energieprestatiemeting aanbieden. Installateurs kunnen makkelijker garanties geven over energieprestaties, en bovendien ontstaan er interessante ingangen voor slimmer onderhoud.
Enermatics is zelf een van de partijen die heeft mee-ontwikkeld aan de certificering. Het bedrijf zIt aan de ontwikkeltafels bij De Stroomversnelling, de brede coalitie van marktpartijen die versnelling brengt in de energietransitie.
De certificering betekent dat Enermatics een stevig fundament kan aanbrengen onder alle afspraken over energieprestaties tussen huurders, woonconsumenten, woningbouwcorporaties, bouwers en installateurs.
Woningcorporaties kunnen er zeker van zijn dat ze op een uniforme manier de juiste, gevalideerde data binnenhalen. De Energieprestatievergoeding (EPV) kan zonder onzekerheden worden geïncasseerd. Bouwers kunnen nu een genormeerde oplossing voor energieprestatiemeting aanbieden. Installateurs kunnen makkelijker garanties geven over energieprestaties, en bovendien ontstaan er interessante ingangen voor slimmer onderhoud.
Enermatics is zelf een van de partijen die heeft mee-ontwikkeld aan de certificering. Het bedrijf zIt aan de ontwikkeltafels bij De Stroomversnelling, de brede coalitie van marktpartijen die versnelling brengt in de energietransitie.
'Meeste mensen handelen in huis energiebewust'
Mensen die zeggen dat zij geven om het milieu zijn in hun gedrag meestal ook energiebewust. Zij doen de vaatwasser of de wasmachine bijvoorbeeld pas aan als die helemaal vol zijn. Dit milieubewuste gedrag is echter niet uitsluitend gemotiveerd door milieuoverwegingen, maar vooral ook door kostenoverwegingen. Dit blijkt uit het onderzoek Belevingen van het CBS.
In het onderzoek Belevingen wordt inwoners van Nederland gevraagd naar hun opvattingen over ontwikkelingen in de samenleving, en over hun feitelijke gedrag. In Belevingen 2017 zijn enkele vragen opgenomen over milieubewust gedrag. In totaal zijn de gegevens verkregen van 3 339 respondenten van 18 jaar of ouder.
Bijna 90 procent is naar eigen zeggen bewust bezig met het eigen energiegebruik in en om het huis. Mensen die aangeven dat zij energiebewust handelen, zeggen vaker dan mensen die minder energiebewust zijn dat zij de oplader uit het stopcontact halen zodra de telefoon is opgeladen. Zij trekken ook sneller een warme trui aan alvorens de verwarming hoger te zetten, doen het licht uit in kamers waar niemand aanwezig is en zetten de wasmachine of vaatwasser pas aan als die vol is.
Toch gaat de groep die minder energiebewust meent te zijn ook vaak zuinig om met energie. Ook zij doen, in overgrote meerderheid zelfs, het licht uit als er niemand in de kamer is, sluiten ramen en deuren als de verwarming aanstaat en laten de wasmachine of vaatwasser pas draaien als deze vol is. Energiebewuste mensen doen dat echter net iets vaker.
Het zijn vooral vrouwen die de daad bij het woord voegen: 78 procent van de vrouwen tegen 71 procent van de mannen haalt een apparaat sneller uit het stopcontact. Ook zegt 67 procent van de vrouwen tegen 60 procent van de mannen dat ze zich warmer aankleden voordat ze de verwarming een graadje hoger zetten. Ouderen halen eerder elektronische apparatuur uit het stopcontact, maar zetten ook sneller de verwarming hoger als het thuis koud is.
Wat drijft mensen als ze zeggen dat zij energiebewust zijn? Een ruime meerderheid is vooral energiebewust vanwege de kosten. De oplader uit het stopcontact halen zodra telefoon of tablet opgeladen is doet de helft om kosten te besparen. Nog geen derde van de mensen doet het omdat het beter is voor het milieu, ruim een vijfde doet het om een andere reden. Het licht uitdoen in kamers waar niemand is en het sluiten ramen en deuren in een kamer waar de verwarming aanstaat, doet twee derde van de bevolking om kosten te sparen, en niet in de eerste plaats omdat dit goed is voor het milieu. Ook de wasmachine en de vaatwasser gaan vooral om de kosten pas aan als ze vol zijn.
In het onderzoek Belevingen wordt inwoners van Nederland gevraagd naar hun opvattingen over ontwikkelingen in de samenleving, en over hun feitelijke gedrag. In Belevingen 2017 zijn enkele vragen opgenomen over milieubewust gedrag. In totaal zijn de gegevens verkregen van 3 339 respondenten van 18 jaar of ouder.
Bijna 90 procent is naar eigen zeggen bewust bezig met het eigen energiegebruik in en om het huis. Mensen die aangeven dat zij energiebewust handelen, zeggen vaker dan mensen die minder energiebewust zijn dat zij de oplader uit het stopcontact halen zodra de telefoon is opgeladen. Zij trekken ook sneller een warme trui aan alvorens de verwarming hoger te zetten, doen het licht uit in kamers waar niemand aanwezig is en zetten de wasmachine of vaatwasser pas aan als die vol is.
Toch gaat de groep die minder energiebewust meent te zijn ook vaak zuinig om met energie. Ook zij doen, in overgrote meerderheid zelfs, het licht uit als er niemand in de kamer is, sluiten ramen en deuren als de verwarming aanstaat en laten de wasmachine of vaatwasser pas draaien als deze vol is. Energiebewuste mensen doen dat echter net iets vaker.
Het zijn vooral vrouwen die de daad bij het woord voegen: 78 procent van de vrouwen tegen 71 procent van de mannen haalt een apparaat sneller uit het stopcontact. Ook zegt 67 procent van de vrouwen tegen 60 procent van de mannen dat ze zich warmer aankleden voordat ze de verwarming een graadje hoger zetten. Ouderen halen eerder elektronische apparatuur uit het stopcontact, maar zetten ook sneller de verwarming hoger als het thuis koud is.
Wat drijft mensen als ze zeggen dat zij energiebewust zijn? Een ruime meerderheid is vooral energiebewust vanwege de kosten. De oplader uit het stopcontact halen zodra telefoon of tablet opgeladen is doet de helft om kosten te besparen. Nog geen derde van de mensen doet het omdat het beter is voor het milieu, ruim een vijfde doet het om een andere reden. Het licht uitdoen in kamers waar niemand is en het sluiten ramen en deuren in een kamer waar de verwarming aanstaat, doet twee derde van de bevolking om kosten te sparen, en niet in de eerste plaats omdat dit goed is voor het milieu. Ook de wasmachine en de vaatwasser gaan vooral om de kosten pas aan als ze vol zijn.
woensdag 24 oktober 2018
Versnelling energietransitie mogelijk door classificatie datacenter restwarmte als 'hernieuwbare energie'
Datacenter restwarmte classificeren als 'hernieuwbare energie' kan de energietransitie een enorme stimulans geven. Deze conclusie werd getrokken tijdens het jaarlijkse Datacenter Restwarmte & Innovatie congres van de Dutch Data Center Association (DDA), dat plaatsvond op de Dag van de Duurzaamheid in Amsterdam, met op het programma o.a. Diederik Samsom, voorzitter van de Klimaattafel Gebouwde Omgeving.
Conform de nieuwe BENG-regulering (Bijna Energie Neutrale Gebouwen) dienen woningen en kantoren gebouwd na 1 januari 2020 binnen bepaalde normen te blijven. Zo moet het aandeel hernieuwbare energie dat het gebouw gebruikt minimaal 50% zijn. Warmte vormt een groot deel van de energie die gebruikt wordt door gebouwen en zou -bijvoorbeeld in de vorm van een warmtenet, gevoed met duurzame warmte- dus potentieel een grote bijdrage kunnen leveren aan het halen van deze BENG normering.
Nederlandse datacenters kunnen een enorme hoeveelheid restwarmte leveren aan dergelijke warmtenetten, die bovendien grotendeels is opgewekt uit ‘groene’ stroom. In 2017 bood de Nederlandse datacenter sector, vertegenwoordigd door brancheorganisatie Dutch Data Center Association, haar restwarmte gratis aan in een brief aan de regering. Sindsdien is er een groeiende interesse in haar potentie en wordt er veelvuldig onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om de warmte te hergebruiken.
Echter: de overheid classificeert restwarmte uit de industrie helaas niet als “hernieuwbaar”. Datacentra vallen ook onder “industrie” en helpen gebouwen daarom niet om aan de BENG normering van 50% te voldoen. Het gevolg hiervan is dat als een nieuwbouw gebouw vanaf 1 januari 2020 op datacenter warmte is aangesloten het vaak niet reële hoeveelheden zonnepanelen of opgestelde windturbines moet hebben om toch de 50% hernieuwbare energie te halen. Ook additionele duurzame koude kan een mogelijkheid zijn, als dat dan maar duurzaam is opgewekt, bijvoorbeeld door een WKO, wat de kosten significant verhoogd en de haalbaarheid van een datacenter restwarmte project verkleind, omdat de WKO ook warmte moet leveren om in balans te blijven. En dat is dus warmte die dan niet door het datacentrum geleverd kan worden.
De overheid creëert hiermee in feite een flinke horde voor datacenter restwarmte projecten, die daarmee vele malen lastiger haalbaar worden. Wanneer datacenter warmte wel kan worden geclassificeerd als “duurzaam” zal dit de energietransitie in de gebouwde omgeving een grote stimulans kunnen geven. Met als resultaat dat ruim één miljoen extra huishoudens verwarmd zouden kunnen worden, waarmee we bovendien duizenden Kiloton aan CO2-uitstoot voorkomen die nu nog ontstaat uit fossiele verwarming van de gebouwde omgeving. Daarnaast valt er ontzettend veel op elektriciteit te besparen als restwarmte uit industrie en datacenters mee zou tellen in de BENG normering. Deze elektriciteit moeten nu aangewend worden om wel als duurzaam geclassificeerde warmte op te wekken die niet van de industrie mag komen volgens Haagse wetgeving. De elektriciteit die nodig is voor het produceren van wel duurzame warmte die niet van de industrie mag komen trekt een grote wissel op bijvoorbeeld het toch al onder druk staande Amsterdamse elektriciteitsnet. Het bovenstaande kwam aan de orde omdat tijdens het Datacenter Restwarmte & Innovatie congres bleek dat er inmiddels al veel projecten lopen waarbij datacenters hun restwarmte middels warmtenetten afstaan aan woonwijken en kantoorparken in de directe omgeving. Zo werden er op het congres concrete projecten gepresenteerd in Amsterdam-Zuidoost en Science Park, Schiphol-Rijk, Groningen, Aalsmeer, Eindhoven en diverse andere locaties. Ook buitenlandse projecten kwamen aan de orde, waarbij opviel dat in een stad als Stockholm datacenters betaald krijgen voor hun restwarmte, dit in tegenstelling tot de Nederlandse situatie waarbij datacenters hun restwarmte kosteloos beschikbaar stellen.
TenneT en Natuurmonumenten; duurzaam landschap onder hoogspanning
De hoogspanningsverbindingen van TenneT bevinden zich door heel Nederland en Duitsland en hebben in meer of mindere mate effect op de natuur. TenneT wil een positieve bijdrage leveren aan de natuur. Begin oktober tekenden Natuurmonumenten en TenneT een contract voor het onderhoud van 200 hectare aan natuurgebieden onder hoogspanningsverbindingen van TenneT. Het onderhoud van deze natuurgebieden wordt door Natuurmonumenten uitgevoerd. Natuurmonumenten houdt daarbij rekening met de veiligheidseisen van TenneT en gaat voor maximaal natuurbehoud in het gebied. Ook gaan TenneT en Natuurmonumenten samenwerken in het omvormen van deze natuurgebieden naar gebieden met duurzaam laagblijvende beplanting.
Diverse hoogspanningsverbindingen van TenneT lopen over natuurgebieden van Natuurmonumenten. De bomen in deze gebieden groeien richting de stroom vervoerende geleiders (hoogspanningslijnen) en dat kan gevaarlijke situaties opleveren. Met respect voor de natuur voert TenneT een jaarlijkse schouw uit om in de gaten te houden welke bomen gesnoeid of gekapt moeten worden.
Teo Wams, directeur Natuurbeheer van Natuurmonumenten: “Het daadwerkelijke onderhoud wordt door Natuurmonumenten gedaan, waarbij het beheer en de inrichting zoveel mogelijk aansluiten op de visie voor een veel groter gebied. Zo kan een tracé bijvoorbeeld een open corridor worden voor reptielen en insecten”.
Projectmanager Erik Salari van TenneT is enthousiast over de samenwerking. “Natuurmonumenten voert het onderhoud naar tevredenheid uit. Met oog voor de natuurwaarde van de begroeiing en voor de veiligheid van de hoogspanningsverbindingen. Maar bovenal is Natuurmonumenten onze echte partner daar waar het gaat om duurzaam natuurbehoud.”
In de overeenkomst is geregeld hoe in de loop der jaren het onderhoud zo efficiënt mogelijk en met zo min mogelijk impact voor de natuur kan worden gedaan. De jaarlijkse schouw blijft de verantwoordelijkheid van TenneT.
Daarnaast gaan TenneT en Natuurmonumenten samen opnieuw naar de natuurgebieden onder de hoogspanningsverbindingen kijken. De uitdaging is om deze percelen om te vormen naar gebieden met duurzaam laagblijvende begroeiing en een hoge biodiversiteit. Bij heidegebieden of vegetatie die door begrazing laag blijft komt de veiligheid van de hoogspanningsverbinding niet in het geding. Het omvormen van struweel of bos om naar heide en grasachtige vegetatie is weer goed voor insecten, vogels en reptielen.
Diverse hoogspanningsverbindingen van TenneT lopen over natuurgebieden van Natuurmonumenten. De bomen in deze gebieden groeien richting de stroom vervoerende geleiders (hoogspanningslijnen) en dat kan gevaarlijke situaties opleveren. Met respect voor de natuur voert TenneT een jaarlijkse schouw uit om in de gaten te houden welke bomen gesnoeid of gekapt moeten worden.
Teo Wams, directeur Natuurbeheer van Natuurmonumenten: “Het daadwerkelijke onderhoud wordt door Natuurmonumenten gedaan, waarbij het beheer en de inrichting zoveel mogelijk aansluiten op de visie voor een veel groter gebied. Zo kan een tracé bijvoorbeeld een open corridor worden voor reptielen en insecten”.
Projectmanager Erik Salari van TenneT is enthousiast over de samenwerking. “Natuurmonumenten voert het onderhoud naar tevredenheid uit. Met oog voor de natuurwaarde van de begroeiing en voor de veiligheid van de hoogspanningsverbindingen. Maar bovenal is Natuurmonumenten onze echte partner daar waar het gaat om duurzaam natuurbehoud.”
In de overeenkomst is geregeld hoe in de loop der jaren het onderhoud zo efficiënt mogelijk en met zo min mogelijk impact voor de natuur kan worden gedaan. De jaarlijkse schouw blijft de verantwoordelijkheid van TenneT.
Daarnaast gaan TenneT en Natuurmonumenten samen opnieuw naar de natuurgebieden onder de hoogspanningsverbindingen kijken. De uitdaging is om deze percelen om te vormen naar gebieden met duurzaam laagblijvende begroeiing en een hoge biodiversiteit. Bij heidegebieden of vegetatie die door begrazing laag blijft komt de veiligheid van de hoogspanningsverbinding niet in het geding. Het omvormen van struweel of bos om naar heide en grasachtige vegetatie is weer goed voor insecten, vogels en reptielen.
ABB komt naar Delft
Het Zweeds-Zwitserse elektronicaconcern ABB vestigt zich in Delft op de TU Delft-campus. Het bouwt een hightech, duurzaam pand aan de Heertjeslaan.
In het pand aan de Heertjeslaan worden het hoofdkantoor en de onderzoeksafdeling van de Product Group EV Charging Infrastructure gevestigd. Deze afdeling houdt zich bezig met de ontwikkeling en verkoop van laadsystemen voor elektrische voertuigen en is nu nog gevestigd in Rijswijk. Dat gebouw wordt te klein vanwege de groeiende markt voor elektrisch rijden.
Er is gekozen voor nieuwbouw, omdat het pand aan een aantal specifieke eisen moet voldoen. Zo moet bijvoorbeeld een complete stadsbus naar binnen kunnen rijden voor tests met het laadsysteem. Het nieuwe gebouw zal circa 90 werknemers van ABB huisvesten. In het gebouw komen onder meer simulatoren en klimaatruimtes waarin de laadpalen onder alle weersomstandigheden kunnen worden getest. CFO ABB Benelux Stephan Husi is blij met deze overstap. “ABB investeert in Nederland en erkent deze locatie als het global R&D-centrum. We willen dicht in de buurt zitten van talent en samenwerken met de universiteit. Daarnaast is het een goede locatie, dicht bij de snelweg, in de buurt van de luchthavens Schiphol en Rotterdam The Hague Airport en met goede OV-verbindingen.”
Ook de TU Delft en de gemeente laten weten blij te zijn met de komst van ABB naar Delft. TU Delft-collegelid Nicoly Vermeulen: “We zijn er trots op dat een toonaangevend bedrijf als ABB ervoor kiest om zich op de TU Delft-campus te vestigen. De ambitie die ABB heeft om met hun technologie bij te dragen aan de komst van duurzame mobiliteit, delen wij. De TU Delft ziet veel mogelijkheden om samen te werken, zowel met onze wetenschappers als in de fieldlabs waarin wij nieuwe vormen van elektrisch vervoer testen. Daarnaast is de komst van ABB een verdere versterking van de TU Delft-campus als technologisch ecosysteem waar bedrijven en kennisinstellingen samen werken aan baanbrekende innovaties.”
In het pand aan de Heertjeslaan worden het hoofdkantoor en de onderzoeksafdeling van de Product Group EV Charging Infrastructure gevestigd. Deze afdeling houdt zich bezig met de ontwikkeling en verkoop van laadsystemen voor elektrische voertuigen en is nu nog gevestigd in Rijswijk. Dat gebouw wordt te klein vanwege de groeiende markt voor elektrisch rijden.
Er is gekozen voor nieuwbouw, omdat het pand aan een aantal specifieke eisen moet voldoen. Zo moet bijvoorbeeld een complete stadsbus naar binnen kunnen rijden voor tests met het laadsysteem. Het nieuwe gebouw zal circa 90 werknemers van ABB huisvesten. In het gebouw komen onder meer simulatoren en klimaatruimtes waarin de laadpalen onder alle weersomstandigheden kunnen worden getest. CFO ABB Benelux Stephan Husi is blij met deze overstap. “ABB investeert in Nederland en erkent deze locatie als het global R&D-centrum. We willen dicht in de buurt zitten van talent en samenwerken met de universiteit. Daarnaast is het een goede locatie, dicht bij de snelweg, in de buurt van de luchthavens Schiphol en Rotterdam The Hague Airport en met goede OV-verbindingen.”
Ook de TU Delft en de gemeente laten weten blij te zijn met de komst van ABB naar Delft. TU Delft-collegelid Nicoly Vermeulen: “We zijn er trots op dat een toonaangevend bedrijf als ABB ervoor kiest om zich op de TU Delft-campus te vestigen. De ambitie die ABB heeft om met hun technologie bij te dragen aan de komst van duurzame mobiliteit, delen wij. De TU Delft ziet veel mogelijkheden om samen te werken, zowel met onze wetenschappers als in de fieldlabs waarin wij nieuwe vormen van elektrisch vervoer testen. Daarnaast is de komst van ABB een verdere versterking van de TU Delft-campus als technologisch ecosysteem waar bedrijven en kennisinstellingen samen werken aan baanbrekende innovaties.”
dinsdag 23 oktober 2018
Jedlix rolt internationaal uit
Marktleider Jedlix gaat haar slimme laadoplossingen nu ook internationaal aanbieden. Vandaag tekent Jedlix een overeenkomst met Renault en energieleverancier Total Spring voor de uitrol van ‘Z.E. Smart Charge’ in Frankrijk. In meerdere landen kunnen elektrisch rijders straks profiteren van het automatische laden op de meest gunstige momenten en tegelijkertijd bijdragen aan het rijden op duurzaam opgewekte stroom.
De onafhankelijke Slim laden specialist Jedlix verzorgt sinds 2016 diensten voor elektrische auto’s in Nederland. Rekening houdend met vertrektijden van berijders wordt met behulp van een intelligente app het laden tijdelijk gestopt als er een tekort dreigt te zijn aan energie op het elektriciteitsnet. Bij een overschot – als het hard waait of de zon schijnt – wordt er juist extra veel geladen.
Jedlix communiceert direct met de auto via de zogenaamde 'over-the-air’ technologie en bevordert zo het gebruik van duurzame energie. De service werkt onafhankelijk van laadpunten en levert de berijder een financiële beloning op.
Na Nederland nu ook in Frankrijk met de Renault Z.E. Smart Charge app. Berijders van de Renault Zoe, Frankrijk’s meest verkochte elektrische auto, kunnen gebruik maken van de Slim laden service in combinatie met een groen energiecontract van Total Spring.
Voor de Franse markt zal Jedlix een breder aanbod van services introduceren, ook voor andere automerken. Daarna zullen de slimme laadoplossingen in andere landen met veel elektrische mobiliteit beschikbaar komen.
De onafhankelijke Slim laden specialist Jedlix verzorgt sinds 2016 diensten voor elektrische auto’s in Nederland. Rekening houdend met vertrektijden van berijders wordt met behulp van een intelligente app het laden tijdelijk gestopt als er een tekort dreigt te zijn aan energie op het elektriciteitsnet. Bij een overschot – als het hard waait of de zon schijnt – wordt er juist extra veel geladen.
Jedlix communiceert direct met de auto via de zogenaamde 'over-the-air’ technologie en bevordert zo het gebruik van duurzame energie. De service werkt onafhankelijk van laadpunten en levert de berijder een financiële beloning op.
Na Nederland nu ook in Frankrijk met de Renault Z.E. Smart Charge app. Berijders van de Renault Zoe, Frankrijk’s meest verkochte elektrische auto, kunnen gebruik maken van de Slim laden service in combinatie met een groen energiecontract van Total Spring.
Voor de Franse markt zal Jedlix een breder aanbod van services introduceren, ook voor andere automerken. Daarna zullen de slimme laadoplossingen in andere landen met veel elektrische mobiliteit beschikbaar komen.
Nieuwe katalysator maakt CO2-afvang mogelijk in ‘coal to liquids’
Volgens de energieconsumptievoorspellingen blijft steenkool de komende tientallen jaren één van ’s werelds belangrijkste energiebronnen. Een groeiend deel ervan zal worden gebruikt om vloeibare brandstoffen te maken, via ‘coal-to-liquids’ (CTL). Onderzoekers uit China en van de TU Eindhoven hebben ijzerkatalysatoren ontwikkeld die de CTL-kosten drukken en het mogelijk maken om de grote hoeveelheden CO2 die erbij vrij komen, af te vangen. De onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Science Advances.
Om de vinding te kunnen plaatsen, is wat kennis van CTL nodig. De eerste stap ervan is de omzetting van kolen naar syngas, een mengsel van koolmonoxide (CO) en waterstof (H2). Daarna wordt een deel van de CO eruit gehaald door middel van ‘water-gas shift’. Het doel hiervan is de juiste verhouding te bereiken tussen de CO en H2. In de volgende stap wordt het mengsel middels het zogenaamde Fischer-Tropsch-proces omgezet naar de gewenste vloeibare brandstoffen, zoals benzine of diesel.
De Chinese en Eindhovense onderzoekers wisten een belangrijk probleem op te lossen in de Fischer-Tropsch reactor. Zoals bij de meeste chemische productieprocessen, zijn ook hier katalysatoren nodig om de reacties mogelijk te maken. CTL-katalysatoren zijn in het algemeen gebaseerd op ijzer. Ze hebben echter als nadeel dat ze ongeveer dertig procent van het CO omzetten in ongewenst CO2, in plaats van in brandstof. Het CO2 is in deze processtap moeilijk af te vangen, en komt daardoor veelal in de atmosfeer terecht. Bovendien neemt het een hoop energie op, die daardoor verloren gaat.
Uit het onderzoek blijkt nu dat de dertig procent CO2 ontstaat doordat de ijzerkatalysatoren niet puur zijn, maar bestaan uit meerdere componenten. De onderzoekers wisten een pure vorm van een specifieke katalysator te maken, genaamd epsilon-ijzercarbide, die een zeer lage CO2-selectiviteit heeft. Met andere woorden: deze katalysator genereert vrijwel geen kooldioxide. Het bestaan van deze katalysator was al langer bekend, maar hij stond te boek als te instabiel voor de hoge druk en temperatuur van het Fischer-Tropsch-proces. Die instabiliteit werd veroorzaakt door de verontreinigingen van de katalysator, ontdekte het onderzoeksteam. Hun pure epsilon-ijzercarbide daarentegen blijft stabiel werken onder typische industriële procescondities van 2500C en 23 bar.
De nieuwe katalysator zorgt ervoor dat er geen CO2 meer vrijkomt in de Fischer-Tropsch reactor. Daardoor daalt het energieverbruik, wat bij een typische CTL-fabriek 25 miljoen euro per jaar kan schelen. De CO2 die voorheen vrijkwam in deze processtap, kan nu worden verwijderd in de voorafgaande ‘water-gas -shift’ stap. Dat is goed nieuws, want in die stap is de kooldioxide veel eenvoudiger af te vangen. De technologie die dit afvangen mogelijk moet gaan maken heet CCUS (carbon capture, utilization and storage), en wordt ontwikkeld door andere partijen. CCUS wordt momenteel toegepast in meerdere proeffabrieken.
Het omzetten van kolen naar vloeibare brandstoffen is vooral belangrijk in landen die zelf veel kolen hebben maar weinig olie, zoals China en de VS. “We zijn ons ervan bewust dat onze nieuwe technologie bijdraagt aan het gebruik van fossiele brandstoffen die zijn gebaseerd op kolen”, vertelt hoofdonderzoeker hoogleraar Emiel Hensen van de TU Eindhoven. “Maar het is zeer waarschijnlijk dat landen met veel kolen hun kolenvoorraden zullen blijven benutten in de komende decennia. We willen ze helpen om dit zo duurzaam mogelijk te doen.”
De onderzoeksresultaten zullen waarschijnlijk ook een rem zetten op de pogingen om CTL-katalysatoren te ontwikkelen gebaseerd op kobalt. Kobaltkatalysatoren hebben weliswaar niet het CO2-probleem, maar ze zijn duur en kobalt wordt in rap tempo schaars door het toegenomen gebruik in batterijen.
Hensen verwacht dat epsilon-ijzercarbide ook een belangrijke rol gaat spelen in de toekomstige energievoorziening en basischemie. De bronnen zijn dan geen fossiele brandstoffen meer, maar afval en biomassa. Bij de omzetting hiervan ontstaat in eerste instantie ook syngas, en dat kan dus heel goed worden omgezet met behulp van epsilon-ijzercarbide.
Foto: Bart van Overbeeke.
Om de vinding te kunnen plaatsen, is wat kennis van CTL nodig. De eerste stap ervan is de omzetting van kolen naar syngas, een mengsel van koolmonoxide (CO) en waterstof (H2). Daarna wordt een deel van de CO eruit gehaald door middel van ‘water-gas shift’. Het doel hiervan is de juiste verhouding te bereiken tussen de CO en H2. In de volgende stap wordt het mengsel middels het zogenaamde Fischer-Tropsch-proces omgezet naar de gewenste vloeibare brandstoffen, zoals benzine of diesel.
De Chinese en Eindhovense onderzoekers wisten een belangrijk probleem op te lossen in de Fischer-Tropsch reactor. Zoals bij de meeste chemische productieprocessen, zijn ook hier katalysatoren nodig om de reacties mogelijk te maken. CTL-katalysatoren zijn in het algemeen gebaseerd op ijzer. Ze hebben echter als nadeel dat ze ongeveer dertig procent van het CO omzetten in ongewenst CO2, in plaats van in brandstof. Het CO2 is in deze processtap moeilijk af te vangen, en komt daardoor veelal in de atmosfeer terecht. Bovendien neemt het een hoop energie op, die daardoor verloren gaat.
Uit het onderzoek blijkt nu dat de dertig procent CO2 ontstaat doordat de ijzerkatalysatoren niet puur zijn, maar bestaan uit meerdere componenten. De onderzoekers wisten een pure vorm van een specifieke katalysator te maken, genaamd epsilon-ijzercarbide, die een zeer lage CO2-selectiviteit heeft. Met andere woorden: deze katalysator genereert vrijwel geen kooldioxide. Het bestaan van deze katalysator was al langer bekend, maar hij stond te boek als te instabiel voor de hoge druk en temperatuur van het Fischer-Tropsch-proces. Die instabiliteit werd veroorzaakt door de verontreinigingen van de katalysator, ontdekte het onderzoeksteam. Hun pure epsilon-ijzercarbide daarentegen blijft stabiel werken onder typische industriële procescondities van 2500C en 23 bar.
De nieuwe katalysator zorgt ervoor dat er geen CO2 meer vrijkomt in de Fischer-Tropsch reactor. Daardoor daalt het energieverbruik, wat bij een typische CTL-fabriek 25 miljoen euro per jaar kan schelen. De CO2 die voorheen vrijkwam in deze processtap, kan nu worden verwijderd in de voorafgaande ‘water-gas -shift’ stap. Dat is goed nieuws, want in die stap is de kooldioxide veel eenvoudiger af te vangen. De technologie die dit afvangen mogelijk moet gaan maken heet CCUS (carbon capture, utilization and storage), en wordt ontwikkeld door andere partijen. CCUS wordt momenteel toegepast in meerdere proeffabrieken.
Het omzetten van kolen naar vloeibare brandstoffen is vooral belangrijk in landen die zelf veel kolen hebben maar weinig olie, zoals China en de VS. “We zijn ons ervan bewust dat onze nieuwe technologie bijdraagt aan het gebruik van fossiele brandstoffen die zijn gebaseerd op kolen”, vertelt hoofdonderzoeker hoogleraar Emiel Hensen van de TU Eindhoven. “Maar het is zeer waarschijnlijk dat landen met veel kolen hun kolenvoorraden zullen blijven benutten in de komende decennia. We willen ze helpen om dit zo duurzaam mogelijk te doen.”
De onderzoeksresultaten zullen waarschijnlijk ook een rem zetten op de pogingen om CTL-katalysatoren te ontwikkelen gebaseerd op kobalt. Kobaltkatalysatoren hebben weliswaar niet het CO2-probleem, maar ze zijn duur en kobalt wordt in rap tempo schaars door het toegenomen gebruik in batterijen.
Hensen verwacht dat epsilon-ijzercarbide ook een belangrijke rol gaat spelen in de toekomstige energievoorziening en basischemie. De bronnen zijn dan geen fossiele brandstoffen meer, maar afval en biomassa. Bij de omzetting hiervan ontstaat in eerste instantie ook syngas, en dat kan dus heel goed worden omgezet met behulp van epsilon-ijzercarbide.
Foto: Bart van Overbeeke.
Startsein voor bouw warmtekrachtinstallatie in Duiven
Sparkling Biomass start binnenkort met de bouw van een warmtekrachtinstallatie in Duiven. Deze installatie levert elektriciteit en warmte op van houtresten uit de gemeente Duiven en omgeving. Voor de financiering hiervan werken BNG Bank, Oost NL, het Nationaal Groenfonds en installatiebouwer HoSt samen.
Op het bedrijventerrein Innofase in Duiven komen ondernemingen samen die actief zijn op het gebied van energie- en milieutechnologie. Sparkling Biomassis een van die bedrijven. Zij starten binnenkort met de bouw van een 15 MWth biomassa gestookte warmtekrachtinstallatie. Deze installatie wordt gestookt op houtresten uit de gemeente Duiven en omgeving. De installatie kan uiteindelijk jaarlijks 12.500 MWh elektriciteit en 87.600 MWh warmte produceren. Dit komt overeen met het elektriciteits- en aardgasverbruik van bijna 4.000 respectievelijk 7.000 huishoudens. De aansluitingen om op termijn het stadswarmtenet van Arnhem, Duiven en Westervoort aan te laten haken zijn ook al voorbereid.
De grote uitdaging was om financiering te vinden voor deze complexe installatie, die voor een deel gebruik gaat maken van nieuwe technologie. Uiteindelijk vond Sparkling Biomass financiering in de combinatie van een aantal partijen: BNG Bank, het Innovatie- en Energiefonds Gelderland - beheerd door Oost NL -, het Nationaal Groenfonds en HoSt. Mede dankzij het meefinancieren door de voormalig locatie eigenaar Gebr. Hermsen B.V. kwam het plaatje rond.
De afgelopen weken zijn alle benodigde contracten getekend en per 1 oktober is gestart met de voorbereidingen voor de bouw van de installatie. Naar verwachting zal de warmtekrachtinstallatie begin 2020 de eerste elektriciteit en warmte leveren.
________________________________________________
Op het bedrijventerrein Innofase in Duiven komen ondernemingen samen die actief zijn op het gebied van energie- en milieutechnologie. Sparkling Biomassis een van die bedrijven. Zij starten binnenkort met de bouw van een 15 MWth biomassa gestookte warmtekrachtinstallatie. Deze installatie wordt gestookt op houtresten uit de gemeente Duiven en omgeving. De installatie kan uiteindelijk jaarlijks 12.500 MWh elektriciteit en 87.600 MWh warmte produceren. Dit komt overeen met het elektriciteits- en aardgasverbruik van bijna 4.000 respectievelijk 7.000 huishoudens. De aansluitingen om op termijn het stadswarmtenet van Arnhem, Duiven en Westervoort aan te laten haken zijn ook al voorbereid.
De grote uitdaging was om financiering te vinden voor deze complexe installatie, die voor een deel gebruik gaat maken van nieuwe technologie. Uiteindelijk vond Sparkling Biomass financiering in de combinatie van een aantal partijen: BNG Bank, het Innovatie- en Energiefonds Gelderland - beheerd door Oost NL -, het Nationaal Groenfonds en HoSt. Mede dankzij het meefinancieren door de voormalig locatie eigenaar Gebr. Hermsen B.V. kwam het plaatje rond.
De afgelopen weken zijn alle benodigde contracten getekend en per 1 oktober is gestart met de voorbereidingen voor de bouw van de installatie. Naar verwachting zal de warmtekrachtinstallatie begin 2020 de eerste elektriciteit en warmte leveren.
________________________________________________
maandag 22 oktober 2018
Veertig procent van de leaserijders wil binnen 3 jaar over op elektrisch rijden
Van de leaserijders verwacht 65 procent op een elektrische auto over te stappen. En 40 procent verwacht die overstap al binnen nu en drie jaar te maken. Dit blijkt onder andere uit onderzoek van ALD Automotive onder ruim 750 leaserijders naar de toekomst van het elektrisch rijden. Het terugdringen van de CO2-uitstoot speelt een belangrijke rol bij de keuze voor elektrisch rijden. Het merendeel van de werkgevers stimuleert duurzame mobiliteit middels een groen mobiliteitsbeleid.
Nog maar vier procent van de respondenten rijdt een elektrische auto, toch verwacht een grote groep binnen drie jaar de overstap te maken naar elektrisch. Meer dan de helft (53 procent) van de leaserijders staat positief tot zeer positief tegenover elektrisch autorijden. Duurzaamheid – het verminderen van CO2-uitstoot – is een belangrijke overweging om voor deze vorm van vervoer te kiezen (42 procent). Het fiscale voordeel (23 procent) en het feit dat elektrisch vervoer goedkoper is in het gebruik (16 procent) komen op respectievelijk een tweede en derde plek.
De helft van de leaserijders die aan het onderzoek meededen geeft aan dat de werkgever een duurzaam mobiliteitsbeleid hoog op de agenda heeft staan. Maar liefst 65 procent van de werkgevers stimuleert groene mobiliteitsoplossingen. Kruisweg: “Dit zijn hele mooie percentages, maar het geeft ook aan dat er nog veel winsten te boeken zijn. En daar is een grote rol weggelegd voor leasemaatschappijen om bedrijven daarin te informeren en te ondersteunen.”
Leaserijders vinden dat er ook ondersteuning vanuit de overheid moet zijn om het elektrisch rijden te promoten. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat 58 procent van mening is dat de overheid een groter laadpalennetwerk moet stimuleren. Maar ook een financiële tegemoetkoming in de vorm van subsidies voor alle rijders en specifiek zakelijke rijders zijn veel genoemde opties.
Als geld geen rol speelt, en er geen belemmeringen zijn om een elektrische auto aan te schaffen, dan is de luxe variant het meest favoriet. De Tesla Model S staat met 18% bovenaan en op een tweede plek en derde plek komen respectievelijk de Jaguar I-pace (13%) en de Tesla Model X (12%).
Nog maar vier procent van de respondenten rijdt een elektrische auto, toch verwacht een grote groep binnen drie jaar de overstap te maken naar elektrisch. Meer dan de helft (53 procent) van de leaserijders staat positief tot zeer positief tegenover elektrisch autorijden. Duurzaamheid – het verminderen van CO2-uitstoot – is een belangrijke overweging om voor deze vorm van vervoer te kiezen (42 procent). Het fiscale voordeel (23 procent) en het feit dat elektrisch vervoer goedkoper is in het gebruik (16 procent) komen op respectievelijk een tweede en derde plek.
De helft van de leaserijders die aan het onderzoek meededen geeft aan dat de werkgever een duurzaam mobiliteitsbeleid hoog op de agenda heeft staan. Maar liefst 65 procent van de werkgevers stimuleert groene mobiliteitsoplossingen. Kruisweg: “Dit zijn hele mooie percentages, maar het geeft ook aan dat er nog veel winsten te boeken zijn. En daar is een grote rol weggelegd voor leasemaatschappijen om bedrijven daarin te informeren en te ondersteunen.”
Leaserijders vinden dat er ook ondersteuning vanuit de overheid moet zijn om het elektrisch rijden te promoten. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat 58 procent van mening is dat de overheid een groter laadpalennetwerk moet stimuleren. Maar ook een financiële tegemoetkoming in de vorm van subsidies voor alle rijders en specifiek zakelijke rijders zijn veel genoemde opties.
Als geld geen rol speelt, en er geen belemmeringen zijn om een elektrische auto aan te schaffen, dan is de luxe variant het meest favoriet. De Tesla Model S staat met 18% bovenaan en op een tweede plek en derde plek komen respectievelijk de Jaguar I-pace (13%) en de Tesla Model X (12%).
2018 droomjaar voor zonnepaneel-eigenaren
De gemiddelde opbrengst van zonne-energie ligt tot nu toe aanzienlijk hoger dan het gemiddelde van de afgelopen jaren. En nog hoger vergeleken met het langjarig gemiddelde van 1981 tot 2010. Dat blijkt uit afzonderlijke berekeningen van voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal en de Universiteit Utrecht, op verzoek van de NOS.
In de periode januari tot en met midden oktober brachten zonnepanelen vergeleken met het langjarig gemiddelde zo'n tien tot vijftien procent meer op, afhankelijk van waar je woont in Nederland.
De meeropbrengst van dit jaar lijkt vooral te danken aan een opvallend hoge opbrengst in de maanden mei en juli. In juni, augustus en september was de opbrengst gemiddeld. Ook in februari was de opbrengst opvallend hoog.
Naar schatting liggen er inmiddels ruim 12 miljoen zonnepanelen in Nederland. Verspreid over huizen, in weilanden etc. Het aantal huishoudens met zonnepanelen is in een paar jaar tijd flink gestegen en wordt inmiddels geschat op bijna 700.000, zo'n tien procent van het totaal aantal huishoudens.
In de periode januari tot en met midden oktober brachten zonnepanelen vergeleken met het langjarig gemiddelde zo'n tien tot vijftien procent meer op, afhankelijk van waar je woont in Nederland.
De meeropbrengst van dit jaar lijkt vooral te danken aan een opvallend hoge opbrengst in de maanden mei en juli. In juni, augustus en september was de opbrengst gemiddeld. Ook in februari was de opbrengst opvallend hoog.
Naar schatting liggen er inmiddels ruim 12 miljoen zonnepanelen in Nederland. Verspreid over huizen, in weilanden etc. Het aantal huishoudens met zonnepanelen is in een paar jaar tijd flink gestegen en wordt inmiddels geschat op bijna 700.000, zo'n tien procent van het totaal aantal huishoudens.
Sneller volle accu door flexibele laadsnelheid
Laadpalen voor elektrische auto’s worden beter benut als ze zich aanpassen aan de beschikbare stroom op het energienet. Ruim 86 procent van de bezitters met een volledig elektrische auto kon profiteren van een hoger laadvermogen en laadde daardoor meer energie in dezelfde tijd. Dat blijkt uit onderzoek dat afgelopen jaar is uitgevoerd door de gemeente Amsterdam, Nuon/Vattenfall, netbeheerder Liander en stichting ElaadNL.
Er worden steeds meer elektrische auto’s opgeladen. Het stroomnet moet dat aan kunnen. Door variabel te laden wordt het bestaande stroomnet beter benut. Honderd laadpunten in Amsterdam werden afgelopen jaar voorzien van speciale software. Die regelde de laadsnelheid van aangesloten elektrische auto’s. Tijdens een groot deel van de dag werden de auto’s sneller geladen, en tijdens de piekuren van het stroomnet (tussen 07.00 uur en 09.00 uur ’s ochtends en tussen 17.00 uur en 20.00 uur ’s avonds) werden de auto’s langzamer geladen.
De meeste Amsterdammers laden hun elektrische auto overdag of in de nacht. In die uren is er voldoende stroomaanbod op het net om de accu’s sneller te laden dan normaal gesproken gebeurt. 86,5% van de volledig elektrische auto’s kon profiteren van een hoger laadvermogen en laadde daardoor meer energie in dezelfde tijd. De laadsnelheid steeg daarbij met 45% van gemiddeld 4,05 kilowatt naar 5,86 kilowatt. Slechts 13% van de elektrische auto’s laadde minder energie. Dat wordt voornamelijk veroorzaakt door korte laadsessies tijdens de avondpiek. 0,5% van de elektrische auto’s laadde precies evenveel energie.
De proef laat zien dat door slim laden het gebruik van het bestaande stroomnet verbeterd kan worden, zonder dat er dure uitbreidingen in aansluitingen of kabels nodig zijn. Met de komst van steeds meer elektrische auto’s is flexibiliteit in het net een belangrijke sleutel om de duurzame toekomst goed te kunnen faciliteren. De gezamenlijke partijen onderzoeken nu of de proef verder kan worden uitgebreid in de stad. Amsterdam heeft een uniek en uitgebreid openbaar netwerk van circa 3000 laadpunten.
Er worden steeds meer elektrische auto’s opgeladen. Het stroomnet moet dat aan kunnen. Door variabel te laden wordt het bestaande stroomnet beter benut. Honderd laadpunten in Amsterdam werden afgelopen jaar voorzien van speciale software. Die regelde de laadsnelheid van aangesloten elektrische auto’s. Tijdens een groot deel van de dag werden de auto’s sneller geladen, en tijdens de piekuren van het stroomnet (tussen 07.00 uur en 09.00 uur ’s ochtends en tussen 17.00 uur en 20.00 uur ’s avonds) werden de auto’s langzamer geladen.
De meeste Amsterdammers laden hun elektrische auto overdag of in de nacht. In die uren is er voldoende stroomaanbod op het net om de accu’s sneller te laden dan normaal gesproken gebeurt. 86,5% van de volledig elektrische auto’s kon profiteren van een hoger laadvermogen en laadde daardoor meer energie in dezelfde tijd. De laadsnelheid steeg daarbij met 45% van gemiddeld 4,05 kilowatt naar 5,86 kilowatt. Slechts 13% van de elektrische auto’s laadde minder energie. Dat wordt voornamelijk veroorzaakt door korte laadsessies tijdens de avondpiek. 0,5% van de elektrische auto’s laadde precies evenveel energie.
De proef laat zien dat door slim laden het gebruik van het bestaande stroomnet verbeterd kan worden, zonder dat er dure uitbreidingen in aansluitingen of kabels nodig zijn. Met de komst van steeds meer elektrische auto’s is flexibiliteit in het net een belangrijke sleutel om de duurzame toekomst goed te kunnen faciliteren. De gezamenlijke partijen onderzoeken nu of de proef verder kan worden uitgebreid in de stad. Amsterdam heeft een uniek en uitgebreid openbaar netwerk van circa 3000 laadpunten.