De rechtbank Rotterdam heeft op 28 juni 2018 uitspraak gedaan over de boete van 1 miljoen euro die was opgelegd door de ACM aan Oxxio Nederland wegens onjuiste registratie van klantgegevens.
Op grond van de Informatiecode elektriciteit en gas moeten alle leveranciers hierin hun klanten registreren. Uit het onderzoek bleek dat Oxxio bij contracten voor onbepaalde tijd ten onrechte een einddatum had laten registreren. Hierdoor leek het bij het raadplegen van het register dat de klant een contract voor bepaalde tijd had, waardoor de consument moest wachten met overstappen dan wel een vergoeding moest betalen. Andere leveranciers zijn mogelijk hierdoor contracten misgelopen doordat consumenten niet durfden over te stappen. Oxxio is tegen het oordeel van de ACM rechtstreeks in beroep gegaan.
De rechtbank volgt het oordeel van de ACM en heeft vastgesteld dat de overtreding Oxxio volledig te verwijten valt. Bovendien heeft Oxxio toen de fout was ontdekt de onjuiste registratie niet met de benodigde spoed ongedaan gemaakt. De boete acht de rechtbank passend en geboden. Aanleiding voor matiging ziet de rechtbank niet.
Pagina's
▼
vrijdag 29 juni 2018
easyEnergy naar NieuweStroom
easyEnergy is overgenomen door NieuweStoom. Aandeelhouder EasyJet is kennelijk uitgestapt.
easyEnergy is naar eigen zeggen de eerste energieleverancier in Nederland die de inkoopprijs van energie één op één doorbelast aan de consument. Energie wordt voor de laagst mogelijke prijs, namelijk de werkelijke inkoopprijzen voor gas en groene stroom, aangeboden.
Volgens CEO en mede-oprichter Maarten Roelfs is het samengaan met de zakelijke zuster en operationeel partner NieuweStroom een logische vervolgstap in de strategie om easyEnergy verder uit te bouwen.
easyEnergy is naar eigen zeggen de eerste energieleverancier in Nederland die de inkoopprijs van energie één op één doorbelast aan de consument. Energie wordt voor de laagst mogelijke prijs, namelijk de werkelijke inkoopprijzen voor gas en groene stroom, aangeboden.
Volgens CEO en mede-oprichter Maarten Roelfs is het samengaan met de zakelijke zuster en operationeel partner NieuweStroom een logische vervolgstap in de strategie om easyEnergy verder uit te bouwen.
Johan Cruijff Arena wordt superbatterij voor elektriciteitsnet
Het project is het resultaat van de samenwerking tussen Nissan, Eaton, BAM, The Mobility House en de Johan Cruijff ArenA, ondersteund door het Amsterdams Klimaat en Energiefonds (AKEF) en Interreg.
Het 3 megawatt opslagsysteem biedt een meer betrouwbare en efficiëntere energievoorziening en -gebruik voor het stadion, de bezoekers, omwonenden en voor het Nederlandse energienet. Door de combinatie van Eaton power conversion units en batterijen uit 148 Nissan LEAFs maakt het energieopslagsysteem niet alleen een duurzamer energiesysteem mogelijk, het creëert ook een circulaire economie voor batterijen van elektrische voertuigen.
Het energieopslagsysteem speelt een belangrijke rol in het in evenwicht brengen van vraag en aanbod van energie in de Johan Cruijff ArenA. Het opslagsysteem heeft een totale capaciteit van 3 megawatt, genoeg om enkele duizenden huishoudens van stroom te voorzien. Deze capaciteit betekent dat de energie die geproduceerd wordt door de 4200 zonnepanelen op het dak van de ArenA, ook opgeslagen en optimaal benut kan worden. Het energieopslagsysteem zal back-upstroom leveren, het gebruik van dieselgeneratoren verminderen en het energienetwerk ontlasten door de pieken tijdens concerten af te vlakken.
Financiering van de windparken Borssele III en IV rond
De financiering van de windparken Borssele III en IV is rond. Dat meldt het consortium Blauwwind van onder meer Shell en Eneco. De bouw kan reeds in het vierde kwartaal van 2019 beginnen.
Begin 2021 wordt al begonnen met de productie. Jaarlijks moeten de turbines in totaal 3.000 gigawatt uur (GWh) opleveren, het energieverbruik van zo'n 825.000 huishoudens.
De windparken worden in de Noordzee gebouwd, zo'n 22 kilometer uit de kust van Walcheren.
Begin 2021 wordt al begonnen met de productie. Jaarlijks moeten de turbines in totaal 3.000 gigawatt uur (GWh) opleveren, het energieverbruik van zo'n 825.000 huishoudens.
De windparken worden in de Noordzee gebouwd, zo'n 22 kilometer uit de kust van Walcheren.
Holland Solar: ‘Stijging gasprijs hoeft niet tot hogere kosten voor burgers te leiden’
Burgers hoeven zich geen zorgen te maken dat hun energierekening in de komende jaren gaat stijgen door een hogere gasprijs. Door het gebruik van aardgas in de gebouwde omgeving sterk te verlagen en te vervangen door het gebruik van zonnewarmte, kan de gasrekening gelijk blijven. Dit stelt branchevereniging Holland Solar. En dat voorkomt niet alleen een hoge gasrekening: zonneboilers kennen tal van andere voordelen in de energietransitie.
In het concept Klimaatakkoord wordt vrijwel zeker een sterke verhoging van de energiebelasting op gas opgenomen. Diverse media maken op basis van uitgelekte documenten melding van een stijging van 75 procent van de energiebelasting op gas en een verlaging van de energiebelasting op elektriciteit. Voor een gemiddeld gezin zal de gasrekening de komende jaren hierdoor fors stijgen. Door het gebruik van aardgas in de gebouwde omgeving sterk te verlagen en te vervangen door duurzame opwekking van warmte middels zonneboilers, kan de gasrekening echter gelijk blijven of zelfs dalen.
Volgens branchevereniging Holland Solar zal zonne-energie een zeer belangrijke rol spelen in het verduurzamen van de elektriciteit- én warmtevoorziening. Zonnewarmte (zonnecollectoren met zonneboilers voor het opwekken van warmte uit zonlicht) is een ideale vorm van duurzame warmteopwekking voor de energietransitie. Woningeigenaren en woningcorporaties kunnen met een zonnewarmtesysteem het gasverbruik van de woning met wel 35 procent verminderen. Met zonnewarmte wordt de stijging van de gaskosten in de voorstellen van het Klimaatakkoord dus meer dan gecompenseerd.
De technische ontwikkeling staat niet stil: er wordt hard gewerkt aan de warmtebatterij. Deze batterij maakt het mogelijk om woningen volledig en het gehele jaar efficiënt met zonnewarmte te verwarmen. De opgewekte zonnewarmte in de zomer kan dankzij een warmtebatterij in de winter worden gebruikt om de woning of het gebouw te verwarmen.
In de afgelopen jaren is door onderzoeksinstituut TNO met succes zo’n warmtebatterij in een testopstelling gedemonstreerd. De opgewekte zonnewarmte kan zonder verliezen efficiënt worden opgeslagen en worden gebruikt wanneer deze nodig is. Met gerichte investeringen in de doorontwikkeling van de warmtebatterij is het mogelijk om binnen 4 tot 5 jaar een commercieel beschikbare warmtebatterij voor huishoudens te hebben. Een warmtebatterij gecombineerd met een zonnewarmtesysteem kan een woning dan volledig zelfstandig en CO2-neutraal van alle warmte voorzien.
In het concept Klimaatakkoord wordt vrijwel zeker een sterke verhoging van de energiebelasting op gas opgenomen. Diverse media maken op basis van uitgelekte documenten melding van een stijging van 75 procent van de energiebelasting op gas en een verlaging van de energiebelasting op elektriciteit. Voor een gemiddeld gezin zal de gasrekening de komende jaren hierdoor fors stijgen. Door het gebruik van aardgas in de gebouwde omgeving sterk te verlagen en te vervangen door duurzame opwekking van warmte middels zonneboilers, kan de gasrekening echter gelijk blijven of zelfs dalen.
Volgens branchevereniging Holland Solar zal zonne-energie een zeer belangrijke rol spelen in het verduurzamen van de elektriciteit- én warmtevoorziening. Zonnewarmte (zonnecollectoren met zonneboilers voor het opwekken van warmte uit zonlicht) is een ideale vorm van duurzame warmteopwekking voor de energietransitie. Woningeigenaren en woningcorporaties kunnen met een zonnewarmtesysteem het gasverbruik van de woning met wel 35 procent verminderen. Met zonnewarmte wordt de stijging van de gaskosten in de voorstellen van het Klimaatakkoord dus meer dan gecompenseerd.
De technische ontwikkeling staat niet stil: er wordt hard gewerkt aan de warmtebatterij. Deze batterij maakt het mogelijk om woningen volledig en het gehele jaar efficiënt met zonnewarmte te verwarmen. De opgewekte zonnewarmte in de zomer kan dankzij een warmtebatterij in de winter worden gebruikt om de woning of het gebouw te verwarmen.
In de afgelopen jaren is door onderzoeksinstituut TNO met succes zo’n warmtebatterij in een testopstelling gedemonstreerd. De opgewekte zonnewarmte kan zonder verliezen efficiënt worden opgeslagen en worden gebruikt wanneer deze nodig is. Met gerichte investeringen in de doorontwikkeling van de warmtebatterij is het mogelijk om binnen 4 tot 5 jaar een commercieel beschikbare warmtebatterij voor huishoudens te hebben. Een warmtebatterij gecombineerd met een zonnewarmtesysteem kan een woning dan volledig zelfstandig en CO2-neutraal van alle warmte voorzien.
Vattenfall start met aanleg van fossielvrije staalfabriek
Voor het eerst in de geschiedenis van de staalproductie is er kans op een technologieshift. Vattenfall en het Zweedse staalbedrijf SSAB en mijnonderneming LKAB hebben in Zweden de eerste spade in de grond gestoken voor de aanleg van een wereldwijd unieke proeffabriek voor staal op basis van waterstof. De drie bedrijven zijn verenigd in een joint venture onder de naam HYBRIT en investeren gezamenlijk 1.4 miljard Zweedse kronen.
Nu nog worden kolen en cokes gebruikt om ijzererts tot ijzer te reduceren. Het idee achter HYBRIT is om waterstof te gebruiken dat geproduceerd wordt met elektriciteit uit fossielvrije bronnen. De uitstoot bestaat dan uit water in plaats van uit CO2. De proeffabriek komt te staan in Luleå, in het noorden van Zweden.
De eerste fase was een haalbaarheidsstudie die voor een groot deel door het Zweeds Energieagentschap is gefinancierd. Het initiatief kan de totale CO2-uitstoot in Zweden met 10% verlagen. De verlaging in Zweden wordt cruciaal genoemd voor het land om de doelen van de
"Het is bijzonder positief dat we de volgende stap kunnen zetten in het verwezenlijken van deze unieke proeffabriek, zowel voor het project als voor de uitdagingen waar het klimaat ons voor stelt. De elektrificatie van de industrie en klimaatslim waterstof worden cruciale factoren in het bereiken van een lagere uitstoot en het verwezenlijken van een fossielvrije samenleving", aldus Magnus Hall, CEO van Vattenfall.
De doelstelling is om in 2035 een volledig fossielvrij productieproces voor staal te hebben. Het voorbereidende haalbaarheidsonderzoek laat zien dat fossielvrij staal in de toekomst in de markt kan concurreren met traditioneel staal omdat de hoeveelheid elektriciteit uit fossielvrije bronnen zal afnemen terwijl de aan CO2-uitstoot verbonden kosten zullen toenemen.
Staal is in de moderne maatschappij een belangrijk element, en verwacht wordt dat de wereldwijde vraag ernaar zal toenemen. Als er geen nieuw proces voor op erts gebaseerde staalproductie gevonden kan worden, zal de CO2-uitstoot door de staalindustrie in 2050 zowat 25 procent hoger zijn.
Nu nog worden kolen en cokes gebruikt om ijzererts tot ijzer te reduceren. Het idee achter HYBRIT is om waterstof te gebruiken dat geproduceerd wordt met elektriciteit uit fossielvrije bronnen. De uitstoot bestaat dan uit water in plaats van uit CO2. De proeffabriek komt te staan in Luleå, in het noorden van Zweden.
De eerste fase was een haalbaarheidsstudie die voor een groot deel door het Zweeds Energieagentschap is gefinancierd. Het initiatief kan de totale CO2-uitstoot in Zweden met 10% verlagen. De verlaging in Zweden wordt cruciaal genoemd voor het land om de doelen van de
"Het is bijzonder positief dat we de volgende stap kunnen zetten in het verwezenlijken van deze unieke proeffabriek, zowel voor het project als voor de uitdagingen waar het klimaat ons voor stelt. De elektrificatie van de industrie en klimaatslim waterstof worden cruciale factoren in het bereiken van een lagere uitstoot en het verwezenlijken van een fossielvrije samenleving", aldus Magnus Hall, CEO van Vattenfall.
De doelstelling is om in 2035 een volledig fossielvrij productieproces voor staal te hebben. Het voorbereidende haalbaarheidsonderzoek laat zien dat fossielvrij staal in de toekomst in de markt kan concurreren met traditioneel staal omdat de hoeveelheid elektriciteit uit fossielvrije bronnen zal afnemen terwijl de aan CO2-uitstoot verbonden kosten zullen toenemen.
Staal is in de moderne maatschappij een belangrijk element, en verwacht wordt dat de wereldwijde vraag ernaar zal toenemen. Als er geen nieuw proces voor op erts gebaseerde staalproductie gevonden kan worden, zal de CO2-uitstoot door de staalindustrie in 2050 zowat 25 procent hoger zijn.
Stroomonderbreking noordzijde campus Erasmus
Eind juni/medio juli zal de stroom in het noordelijke deel van de campus van de Erasmus Universiteit worden omgezet.
De Erasmus Universiteit Rotterdam wil Tinbergen Building in de nabije toekomst geheel renoveren. Een aantal andere gebouwen of bouwdelen van de campus zijn aangesloten op centrale voorzieningen in het Tinbergen gebouw.
Voorafgaand aan de renovatie worden de huidige hoofdverdelers in Tinbergen op een nieuwe locatie aangesloten. Daardoor kunnen asbest-saneringswerkzaamheden in de onderliggende kruipruimte / souterrain plaatsvinden. Daarnaast worden drie oude transformatoren vervangen.
De Erasmus Universiteit Rotterdam wil Tinbergen Building in de nabije toekomst geheel renoveren. Een aantal andere gebouwen of bouwdelen van de campus zijn aangesloten op centrale voorzieningen in het Tinbergen gebouw.
Voorafgaand aan de renovatie worden de huidige hoofdverdelers in Tinbergen op een nieuwe locatie aangesloten. Daardoor kunnen asbest-saneringswerkzaamheden in de onderliggende kruipruimte / souterrain plaatsvinden. Daarnaast worden drie oude transformatoren vervangen.
donderdag 28 juni 2018
Kwart Nederlanders kent verschil groene en grijze energie niet
26 procent van de Nederlanders is niet op de hoogte van het type stroom dat zij dagelijks in huis halen. Dit blijkt uit het jaarlijkse energieonderzoek van EasySwitch.nl onder 1.015 Nederlandse huishoudens. Daarnaast is van alle ondervraagden meer dan een derde niet bereid om ook maar een cent extra te betalen voor duurzame stroom.
47 procent van de ondervraagden zegt alleen te willen investeren in groene energie wanneer dit maandelijks slechts een ‘klein beetje’ scheelt in de kosten. Slechts een vijfde geeft aan uitsluitend groene stroom te willen, ongeacht het prijskaartje. “De energietransitie is de laatste jaren echt een hot-item geworden”, zegt Willemijn Kuitenbrouwer, woordvoerder van EasySwitch.nl. “Het lijkt er echter op dat, ondanks de grote aandacht vanuit de media, de gemiddelde Nederlander niet bereid is af te stappen van ‘vieze stroom’ wanneer hem dit direct raakt in de portemonnee.”
Een manier waarop de transitie naar schone energie kan worden gerealiseerd, is met behulp van zonnepanelen. Uit het onderzoek blijkt echter dat de Nederlander weinig kennis van zaken heeft als het over zonnepanelen gaat. Zo denkt meer dan een derde van de ondervraagden dat zonnepanelen duurder zijn dan 5.000 euro en maar liefst 12 procent verwacht een kostenplaatje van meer dan 10.000 euro voor een gemiddeld gezin. De werkelijke kosten zijn ‘slechts’ 2.500 tot 3.500 euro.
Ook de tijd waarin zonnepanelen zich terugverdienen wordt flink overschat. Meer dan de helft van de Nederlanders denkt dat dit 10 jaar of langer duurt, waarvan iets minder dan de helft van de mensen 15 jaar of langer denkt. De daadwerkelijke terugverdientijd ligt tussen de 5 en 7 jaar.
Volgens de Sociaal Economische Raad (SER) telt Nederland op dit moment meer dan 12 miljoen zonnepanelen. Samen voorzien zij in 2 procent van de totale Nederlandse energiebehoefte. Gemiddeld hebben Nederlanders met zonnepanelen er 12 op hun dak liggen. Deze dekken samen 80 procent van het stroomverbruik. In 2017 nam de hoeveelheid in Nederland opgewekte zonne-energie met 40 procent toe, terwijl het totaal aan windenergie met 30 procent steeg. In 2023 wil de Rijksoverheid dat het percentage duurzame energie 16 procent van de totale Nederlandse energieproductie bedraagt.
47 procent van de ondervraagden zegt alleen te willen investeren in groene energie wanneer dit maandelijks slechts een ‘klein beetje’ scheelt in de kosten. Slechts een vijfde geeft aan uitsluitend groene stroom te willen, ongeacht het prijskaartje. “De energietransitie is de laatste jaren echt een hot-item geworden”, zegt Willemijn Kuitenbrouwer, woordvoerder van EasySwitch.nl. “Het lijkt er echter op dat, ondanks de grote aandacht vanuit de media, de gemiddelde Nederlander niet bereid is af te stappen van ‘vieze stroom’ wanneer hem dit direct raakt in de portemonnee.”
Een manier waarop de transitie naar schone energie kan worden gerealiseerd, is met behulp van zonnepanelen. Uit het onderzoek blijkt echter dat de Nederlander weinig kennis van zaken heeft als het over zonnepanelen gaat. Zo denkt meer dan een derde van de ondervraagden dat zonnepanelen duurder zijn dan 5.000 euro en maar liefst 12 procent verwacht een kostenplaatje van meer dan 10.000 euro voor een gemiddeld gezin. De werkelijke kosten zijn ‘slechts’ 2.500 tot 3.500 euro.
Ook de tijd waarin zonnepanelen zich terugverdienen wordt flink overschat. Meer dan de helft van de Nederlanders denkt dat dit 10 jaar of langer duurt, waarvan iets minder dan de helft van de mensen 15 jaar of langer denkt. De daadwerkelijke terugverdientijd ligt tussen de 5 en 7 jaar.
Volgens de Sociaal Economische Raad (SER) telt Nederland op dit moment meer dan 12 miljoen zonnepanelen. Samen voorzien zij in 2 procent van de totale Nederlandse energiebehoefte. Gemiddeld hebben Nederlanders met zonnepanelen er 12 op hun dak liggen. Deze dekken samen 80 procent van het stroomverbruik. In 2017 nam de hoeveelheid in Nederland opgewekte zonne-energie met 40 procent toe, terwijl het totaal aan windenergie met 30 procent steeg. In 2023 wil de Rijksoverheid dat het percentage duurzame energie 16 procent van de totale Nederlandse energieproductie bedraagt.
Hoe je met plasma CO2 splitst voor zonnebrandstof
Een veelbelovende manier om zonne-energie op te slaan is in de vorm van een brandstof. De belangrijkste stap hierbij – het omzetten van CO2 naar CO – kun je met een plasma zeer efficiënt doen. Maar hoe werkt dit precies? Fysicus Bart Klarenaar (TU/e) ontrafelde het proces in groot detail en promoveerde gisteren cum laude op zijn onderzoek.
Zonne-energie wordt overdag opgewekt, terwijl de meeste vraag naar elektriciteit toch vooral ’s avonds en ’s nachts is. Zo’n energieoverschot zou je kunnen opslaan in een brandstof. Daarbij wordt zonne-energie gebruikt om CO2 te reduceren naar CO, wat daarna wordt omgezet naar koolwaterstoffen. Bij het ontbranden van deze ‘zonnebrandstof’ komt de opgeslagen energie dan weer vrij.
Voor een succesvolle toepassing van deze methode is het van belang de omzetting van CO2 naar CO te optimaliseren, deze stap kost de meeste energie. Een relatief nieuwe manier is om dit in een plasma te doen - een gas met geladen deeltjes – waarin de CO2-moleculen door botsingen met elektronen, en met elkaar, aan het trillen worden gebracht. Dat is in theorie veel energiezuiniger dan het alternatief, waarbij je het hele gas verwarmt.
Om deze splitsing van CO2 met plasma te optimaliseren is een gedetailleerd, fundamenteel inzicht in dit proces nodig. Tijdens zijn promotieonderzoek heeft Bart Klarenaar daar een aantal belangrijke stappen in gezet. Met verschillende spectroscopische technieken legde hij in detail de karakteristiek bloot van de trillingen en rotaties van de CO2-moleculen tijdens de opwarming door het plasma. Hiermee kunnen andere onderzoekers, zoals bijvoorbeeld bij DIFFER, de plasma’s optimaler laten functioneren.
Volgens zijn eerste promotor, dr. Richard Engeln, en tweede promotor prof.dr.ir. Richard van de Sanden verdient het werk van Klarenaar het predicaat ‘cum laude’ vanwege de grote verbeteringen die hij behaalde, zowel in het begrip van de plasma’s als de technieken die hij gebruikte. Ook roemen ze zijn onafhankelijkheid: hij kwam eigenhandig tot zijn resultaten en zette samenwerkingen op met groepen uit Lissabon en Parijs.
Klarenaar deed iets langer over zijn promotieonderzoek dan de gebruikelijke vier jaar, maar daar kon hij zelf niets aan doen: door een brand in zijn lab – buiten zijn schuld – werd zijn onderzoeksopstelling compleet verwoest. Maar hij gebruikte slim de periode tot zijn nieuwe apparatuur geleverd voor de buitenlandstage van drie maanden die iedere promovendus kan doen. Zo wist hij de vertraging te minimaliseren tot slechts twee maanden.
Zonne-energie wordt overdag opgewekt, terwijl de meeste vraag naar elektriciteit toch vooral ’s avonds en ’s nachts is. Zo’n energieoverschot zou je kunnen opslaan in een brandstof. Daarbij wordt zonne-energie gebruikt om CO2 te reduceren naar CO, wat daarna wordt omgezet naar koolwaterstoffen. Bij het ontbranden van deze ‘zonnebrandstof’ komt de opgeslagen energie dan weer vrij.
Voor een succesvolle toepassing van deze methode is het van belang de omzetting van CO2 naar CO te optimaliseren, deze stap kost de meeste energie. Een relatief nieuwe manier is om dit in een plasma te doen - een gas met geladen deeltjes – waarin de CO2-moleculen door botsingen met elektronen, en met elkaar, aan het trillen worden gebracht. Dat is in theorie veel energiezuiniger dan het alternatief, waarbij je het hele gas verwarmt.
Om deze splitsing van CO2 met plasma te optimaliseren is een gedetailleerd, fundamenteel inzicht in dit proces nodig. Tijdens zijn promotieonderzoek heeft Bart Klarenaar daar een aantal belangrijke stappen in gezet. Met verschillende spectroscopische technieken legde hij in detail de karakteristiek bloot van de trillingen en rotaties van de CO2-moleculen tijdens de opwarming door het plasma. Hiermee kunnen andere onderzoekers, zoals bijvoorbeeld bij DIFFER, de plasma’s optimaler laten functioneren.
Volgens zijn eerste promotor, dr. Richard Engeln, en tweede promotor prof.dr.ir. Richard van de Sanden verdient het werk van Klarenaar het predicaat ‘cum laude’ vanwege de grote verbeteringen die hij behaalde, zowel in het begrip van de plasma’s als de technieken die hij gebruikte. Ook roemen ze zijn onafhankelijkheid: hij kwam eigenhandig tot zijn resultaten en zette samenwerkingen op met groepen uit Lissabon en Parijs.
Klarenaar deed iets langer over zijn promotieonderzoek dan de gebruikelijke vier jaar, maar daar kon hij zelf niets aan doen: door een brand in zijn lab – buiten zijn schuld – werd zijn onderzoeksopstelling compleet verwoest. Maar hij gebruikte slim de periode tot zijn nieuwe apparatuur geleverd voor de buitenlandstage van drie maanden die iedere promovendus kan doen. Zo wist hij de vertraging te minimaliseren tot slechts twee maanden.
REScoopNL en Eneco gaan samenwerking aan
REScoopNL, dat 135 lokale energiecoöperaties vertegenwoordigt, en Eneco zijn een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met als doel meer lokale duurzame energieprojecten te ontwikkelen. Het gaat daarbij niet alleen om duurzame energie van wind- of zonneprojecten, maar ook om besparing, levering, warmte, mobiliteit en opslag.
Beide partijen delen de visie dat de energietransitie sneller en effectiever verloopt als nieuwe duurzame energieprojecten hun oorsprong hebben in een lokale gemeenschap met een grote betrokkenheid van de lokale omgeving. De afgelopen jaren is de ‘lokale beweging’ gegroeid en heeft een blijvende plek in het energielandschap ingenomen. Felix Olthuis, voorzitter REScoopNL: "Coöperaties kunnen, waar wij Eneco lokaal ontmoeten, samen met Eneco prachtige projecten realiseren. Ieder kan de eigen sterkte inbrengen op basis van gelijkheid. Een voorbeeld dat navolging verdient”.
Beide partijen delen de visie dat de energietransitie sneller en effectiever verloopt als nieuwe duurzame energieprojecten hun oorsprong hebben in een lokale gemeenschap met een grote betrokkenheid van de lokale omgeving. De afgelopen jaren is de ‘lokale beweging’ gegroeid en heeft een blijvende plek in het energielandschap ingenomen. Felix Olthuis, voorzitter REScoopNL: "Coöperaties kunnen, waar wij Eneco lokaal ontmoeten, samen met Eneco prachtige projecten realiseren. Ieder kan de eigen sterkte inbrengen op basis van gelijkheid. Een voorbeeld dat navolging verdient”.
De Groene Club: Al 10.000 euro bespaard met quick wins
Tien sportclubs die deelnemen aan de verduurzamingspilot van de Groene Club besparen gezamenlijk nu al ruim €10.000 per jaar. Begin dit jaar ontvingen alle 30 clubs een energieadvies op maat.
De clubs, waaronder ook 10 Zuid-Hollandse sportclubs, zijn direct na het advies met de quick wins gestart. Zo vervingen een aantal clubs hun binnenverlichting voor LED, pasten waar mogelijk tijdschakelaars en bewegingssensoren toe op energieverbruikers en plaatsten strokengordijnen in de koelcel. 2 clubs hebben ook al direct de veld- of baanverlichting door LED vervangen.
De Groene Club is eind 2017 een pilot gestart om twintig voetbal-, 5 hockey- en 5 tennisclubs te helpen bij het verduurzamen van hun sportaccommodatie. Uit de energieadviezen blijkt dat zij gemiddeld 7.000 euro (42.000 kWh elektriciteit en 2.600 m3 gas) per jaar kunnen besparen met duurzame maatregelen. Sommige van die maatregelen bestaan uit de genoemde quick wins, andere maatregelen zijn ingrijpender.
Op dit moment is de Groene Club bezig met het creëren van inkoopmogelijkheden om de grotere duurzaamheidsmaatregelen voor verenigingen te realiseren, zoals LED veld- en baanverlichting, zonnepanelen en zonneboilers. De Groene Club laat diverse installateurs een aanbieding doen die voldoet aan de eisen: best-value in de markt en een gezamenlijk inkoopvoordeel waarbij kwaliteit, garanties en onderhoud zijn gewaarborgd. Deelnemende clubs kunnen vervolgens gebruik maken van dit aanbod.
De clubs, waaronder ook 10 Zuid-Hollandse sportclubs, zijn direct na het advies met de quick wins gestart. Zo vervingen een aantal clubs hun binnenverlichting voor LED, pasten waar mogelijk tijdschakelaars en bewegingssensoren toe op energieverbruikers en plaatsten strokengordijnen in de koelcel. 2 clubs hebben ook al direct de veld- of baanverlichting door LED vervangen.
De Groene Club is eind 2017 een pilot gestart om twintig voetbal-, 5 hockey- en 5 tennisclubs te helpen bij het verduurzamen van hun sportaccommodatie. Uit de energieadviezen blijkt dat zij gemiddeld 7.000 euro (42.000 kWh elektriciteit en 2.600 m3 gas) per jaar kunnen besparen met duurzame maatregelen. Sommige van die maatregelen bestaan uit de genoemde quick wins, andere maatregelen zijn ingrijpender.
Op dit moment is de Groene Club bezig met het creëren van inkoopmogelijkheden om de grotere duurzaamheidsmaatregelen voor verenigingen te realiseren, zoals LED veld- en baanverlichting, zonnepanelen en zonneboilers. De Groene Club laat diverse installateurs een aanbieding doen die voldoet aan de eisen: best-value in de markt en een gezamenlijk inkoopvoordeel waarbij kwaliteit, garanties en onderhoud zijn gewaarborgd. Deelnemende clubs kunnen vervolgens gebruik maken van dit aanbod.
woensdag 27 juni 2018
Zeven fracties akkoord met Klimaatwet
Vandaag presenteerden GroenLinks, PvdA, SP, D66, ChristenUnie, VVD en CDA de Klimaatwet. De klimaatwet legt klimaatdoelstellingen wettelijk vast en introduceert een mechanisme dat ervoor zorgt dat overheid die klimaatdoelen ook moet halen. De vierde donderdag van oktober is voortaan Klimaatdag. Op die dag rapporteert het kabinet over de CO2-reductie en presenteert ze, indien noodzakelijk, extra maatregelen om de klimaatdoelen te halen.
De Klimaatwet bevat drie doelstellingen:
•Een vermindering van de broeikasgasuitstoot tot een niveau dat 95% lager ligt in 2050 dan in 1990
•Streven naar een reductie van 49% van de broeikasgasuitstoot in 2030 (t.o.v. 1990)
•100% CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050
De doelstelling voor 2030 is aangepast van 55 procent CO2-reductie naar 49 procent CO2-reductie om deze doelstelling in lijn te brengen met het regeerakkoord. In de Klimaatwet is bovendien een doelstelling opgenomen van 95 procent CO2-reductie in 2050.
Eens in de vijf jaar schrijft het kabinet een Klimaatplan. Het klimaatplan bevat de hoofdzaken van het klimaatbeleid voor de komende jaren. Er staat in welke maatregelen worden getroffen om de doelen uit de Klimaatwet te halen. Iedere twee jaar wordt het klimaatplan geëvalueerd en zo nodig aangepast.
Naast Prinsjesdag kent de Tweede Kamer voortaan Klimaatdag op de 4e donderdag in oktober. Op die dag wordt bekeken of Nederland nog op koers ligt om de klimaatdoelen te halen en wordt bekend of, en zo ja welk aanvullend beleid noodzakelijk is.
Dit werkt zoals de begrotingscyclus. Op Prinsjesdag presenteert het Centraal Planbureau (CPB) de Marco-Economische Verkenningen (MEV) en reageert het kabinet daarop met de Miljoenennota. Op Klimaatdag presenteert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de Klimaat- en Energieverkenningen (KEV) en reageert het kabinet daarop met de Klimaatnota.
In de Klimaatnota geeft het kabinet aan welke aanvullende maatregelen eventueel nodig zijn en wanneer deze ingaan. De Raad van State geeft een onafhankelijk oordeel over de vraag of het Klimaatplan en de jaarlijkse Klimaatnota voldoende zijn om de doelen uit de Klimaatwet te halen.
De Klimaatwet wordt ingediend door Klaver (GroenLinks), Asscher (PvdA), Beckerman (SP), Jetten (D66), Dik-Faber (ChristenUnie), Agnes Mulder (CDA) en Yesilgöz (VVD). Zoals gebruikelijk bij een omvangrijke nota van wijziging vragen de indieners de Raad van State om opnieuw advies uit te brengen over de Klimaatwet. De parlementaire behandeling kan dan naar verwachting na het zomerreces starten.
De Klimaatwet bevat drie doelstellingen:
•Een vermindering van de broeikasgasuitstoot tot een niveau dat 95% lager ligt in 2050 dan in 1990
•Streven naar een reductie van 49% van de broeikasgasuitstoot in 2030 (t.o.v. 1990)
•100% CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050
De doelstelling voor 2030 is aangepast van 55 procent CO2-reductie naar 49 procent CO2-reductie om deze doelstelling in lijn te brengen met het regeerakkoord. In de Klimaatwet is bovendien een doelstelling opgenomen van 95 procent CO2-reductie in 2050.
Eens in de vijf jaar schrijft het kabinet een Klimaatplan. Het klimaatplan bevat de hoofdzaken van het klimaatbeleid voor de komende jaren. Er staat in welke maatregelen worden getroffen om de doelen uit de Klimaatwet te halen. Iedere twee jaar wordt het klimaatplan geëvalueerd en zo nodig aangepast.
Naast Prinsjesdag kent de Tweede Kamer voortaan Klimaatdag op de 4e donderdag in oktober. Op die dag wordt bekeken of Nederland nog op koers ligt om de klimaatdoelen te halen en wordt bekend of, en zo ja welk aanvullend beleid noodzakelijk is.
Dit werkt zoals de begrotingscyclus. Op Prinsjesdag presenteert het Centraal Planbureau (CPB) de Marco-Economische Verkenningen (MEV) en reageert het kabinet daarop met de Miljoenennota. Op Klimaatdag presenteert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de Klimaat- en Energieverkenningen (KEV) en reageert het kabinet daarop met de Klimaatnota.
In de Klimaatnota geeft het kabinet aan welke aanvullende maatregelen eventueel nodig zijn en wanneer deze ingaan. De Raad van State geeft een onafhankelijk oordeel over de vraag of het Klimaatplan en de jaarlijkse Klimaatnota voldoende zijn om de doelen uit de Klimaatwet te halen.
De Klimaatwet wordt ingediend door Klaver (GroenLinks), Asscher (PvdA), Beckerman (SP), Jetten (D66), Dik-Faber (ChristenUnie), Agnes Mulder (CDA) en Yesilgöz (VVD). Zoals gebruikelijk bij een omvangrijke nota van wijziging vragen de indieners de Raad van State om opnieuw advies uit te brengen over de Klimaatwet. De parlementaire behandeling kan dan naar verwachting na het zomerreces starten.
Eerste stap naar duurzame warmte voor Benedenbuurt Wageningen
Wageningen gaat naar een toekomst waar wordt verwarmd met duurzame alternatieven. Op weg daar naar toe is een intentieverklaring getekend (door De Woningstichting, de Coöperatie Benedenbuurt (in oprichting) en de gemeente) voor het project Benedenbuurt Coöperatief naar Duurzame Warmte.
Tegelijkertijd met de rioleringsvervanging kan in een deel van de Benedenbuurt een duurzaam warmtenet aangelegd worden. Het gaat om het gebied tussen de Diedenweg, Geertjesweg, Postjesweg en Ritzema Bosweg. De wijk zou hiermee op termijn van het aardgas af kunnen. Het idee is voortgekomen uit een bewonersinitiatief. In de wijk staan zowel woningen van particulieren als huurwoningen van de Woningstichting.
De gemeente onderzoekt of het mogelijk is het warmtenet en de bron hiervoor in eerste instantie zelf aan te leggen en na aanleg over te dragen aan de bewonerscoöperatie. Om een kostenneutrale overstap voor bewoners mogelijk te maken is naast bemoeienis van de gemeente ook een bijdrage vanuit de Rijksoverheid nodig. Voor het project wordt een subsidie aangevraagd bij het ministerie van Binnenlandse Zaken in het kader van de Proeftuinenregeling Aardgasvrije wijken. Het project sluit aan bij de doelstellingen van de Rijksoverheid om duurzame energie te stimuleren.
Theo de Bruijn, aspirant voorzitter van deze coöperatie; 'Wij onderzoeken gezamenlijk of het overstappen van aardgas naar een duurzaam warmtenet kostenneutraal kan voor bewoners van onze buurt. Als coöperatie zouden we een dergelijk net graag willen beheren om ook op langere termijn grip te hebben op de kosten en eventuele baten ten goede van de wijk in te kunnen zetten'.
Tegelijkertijd met de rioleringsvervanging kan in een deel van de Benedenbuurt een duurzaam warmtenet aangelegd worden. Het gaat om het gebied tussen de Diedenweg, Geertjesweg, Postjesweg en Ritzema Bosweg. De wijk zou hiermee op termijn van het aardgas af kunnen. Het idee is voortgekomen uit een bewonersinitiatief. In de wijk staan zowel woningen van particulieren als huurwoningen van de Woningstichting.
De gemeente onderzoekt of het mogelijk is het warmtenet en de bron hiervoor in eerste instantie zelf aan te leggen en na aanleg over te dragen aan de bewonerscoöperatie. Om een kostenneutrale overstap voor bewoners mogelijk te maken is naast bemoeienis van de gemeente ook een bijdrage vanuit de Rijksoverheid nodig. Voor het project wordt een subsidie aangevraagd bij het ministerie van Binnenlandse Zaken in het kader van de Proeftuinenregeling Aardgasvrije wijken. Het project sluit aan bij de doelstellingen van de Rijksoverheid om duurzame energie te stimuleren.
Theo de Bruijn, aspirant voorzitter van deze coöperatie; 'Wij onderzoeken gezamenlijk of het overstappen van aardgas naar een duurzaam warmtenet kostenneutraal kan voor bewoners van onze buurt. Als coöperatie zouden we een dergelijk net graag willen beheren om ook op langere termijn grip te hebben op de kosten en eventuele baten ten goede van de wijk in te kunnen zetten'.
VUB-ingenieursstudenten rollen zelfgebouwde elektrische bolide uit
Acht VUB-studenten nemen binnenkort in Andorra deel aan Formula Student met een zelfgebouwde elektrische racewagen. Het is de eerste keer dat een team van de Vrije Universiteit Brussel aan de bekende competitie deelneemt. De studenten, waarvan de meesten toekomstig industrieel ingenieur, staken de hele wagen met al zijn onderdelen in amper negen maand in elkaar. Woensdag 27 juni onthullen ze het resultaat van hun harde werk tijdens een roll-out in de U-residence op de Etterbeekse campus van de VUB.
De Formula Student Competition is geen wedstrijd voor groentjes. Aan de competitie nemen tientallen Europese universteitsteams deel. Bedoeling is om in één jaar een zo performant mogelijke racewagen te bouwen. In het begin deden enkel racewagens met verbrandingsmotoren mee aan de competitie. Sinds enige tijd zijn er ook races voor elektrische wagens. Die laten in performantie ondertussen de traditionele racewagens letterlijk en figuurlijk achter zich.
Het VUB Racing project is opgestart door een groep industrieel ingenieursstudenten in het kader van hun bachelor- en masterproeven. Bij de groep van acht zit ook een student uit de toegepaste economische wetenschappen, die een volledig business plan uitwerkte en al onder andere Patronale Life en Melexis als grote sponsors kon strikken. Ook Fablab Brussel, waar de studenten een groot deel van hun wagen in elkaar staken, is een sponsor van VUB Racing,
Met VUB Racing willen de studenten hun passie voor technologie overbrengen op anderen en jongeren warm maken voor een STEM-opleiding (Science, Technology, Engineering and Mathematics). Ze zien VUB Racing dan ook als een project van vele jaren, waarbij telkens nieuwe ingenieursstudenten hun racewagen verder verbeteren en finetunen.
Vooraleer het VUB Racing Team aan Formula Student Andorra deelneemt, testen ze hun bolide uit op EvoDays in Genk van 29 juni tot 1 juli.
De Formula Student Competition is geen wedstrijd voor groentjes. Aan de competitie nemen tientallen Europese universteitsteams deel. Bedoeling is om in één jaar een zo performant mogelijke racewagen te bouwen. In het begin deden enkel racewagens met verbrandingsmotoren mee aan de competitie. Sinds enige tijd zijn er ook races voor elektrische wagens. Die laten in performantie ondertussen de traditionele racewagens letterlijk en figuurlijk achter zich.
Het VUB Racing project is opgestart door een groep industrieel ingenieursstudenten in het kader van hun bachelor- en masterproeven. Bij de groep van acht zit ook een student uit de toegepaste economische wetenschappen, die een volledig business plan uitwerkte en al onder andere Patronale Life en Melexis als grote sponsors kon strikken. Ook Fablab Brussel, waar de studenten een groot deel van hun wagen in elkaar staken, is een sponsor van VUB Racing,
Met VUB Racing willen de studenten hun passie voor technologie overbrengen op anderen en jongeren warm maken voor een STEM-opleiding (Science, Technology, Engineering and Mathematics). Ze zien VUB Racing dan ook als een project van vele jaren, waarbij telkens nieuwe ingenieursstudenten hun racewagen verder verbeteren en finetunen.
Vooraleer het VUB Racing Team aan Formula Student Andorra deelneemt, testen ze hun bolide uit op EvoDays in Genk van 29 juni tot 1 juli.
FD-onderzoek: TenneT is koploper in digitale transformatie
TenneT is één van de Nederlandse koplopers in digitale transformatie, blijkt uit onderzoek van het Financieele Dagblad en Vlerick Business School bij de grootste 200 bedrijven. Samen met negen andere organisaties, waaronder ING, Arcadis en Royal HaskoningDHV, vormt TenneT de voorhoede.
René Kerkmeester, senior manager Digital Transformation: "Dat TenneT hoog scoort is een groot compliment voor het team dat werkt aan digitalisatie. We bereiden onze organisatie én de elektriciteitsmarkt voor op een duurzame toekomst met grotendeels hernieuwbare energiebronnen en dus sterkere variaties in het aanbod van zonne- en windenergie."
De energietransitie houdt een fundamentele verandering in voor de wijze waarop het elektriciteitsnet en de energiemarkt functioneren. TenneT wil innovaties op energiegebied stimuleren en nieuwe inzichten ontwikkelen op basis van data. Hierdoor kan de organisatie tijdig en effectief inspelen op de veranderingen.
TenneT zet bijvoorbeeld innovatieve blockchaintoepassingen in bij pilots in Nederland en Duitsland om flexibele toegang tot decentraal vermogen te faciliteren. Denk aan elektrische auto's die door gebruik te maken van de opslagcapaciteit van de batterijen meehelpen aan het stabiliseren (de balans tussen vraag en aanbod van elektriciteit) van het hoogspanningsnet. Ook onderzoekt TenneT of sensoren in voertuigen kunnen worden gebruikt om voorspellingen van opwekking van zonne-energie te verbeteren. Door gebruik te maken van real time data afkomstig uit de sensoren van auto's kunnen weersomstandigheden zoals mist die zorgen voor een acute afname van zonne-energie direct worden waargenomen. TenneT kan vervolgens snel handelen om vraag en aanbod op het hoogspanningsnet in evenwicht te houden.
René Kerkmeester, senior manager Digital Transformation: "Dat TenneT hoog scoort is een groot compliment voor het team dat werkt aan digitalisatie. We bereiden onze organisatie én de elektriciteitsmarkt voor op een duurzame toekomst met grotendeels hernieuwbare energiebronnen en dus sterkere variaties in het aanbod van zonne- en windenergie."
De energietransitie houdt een fundamentele verandering in voor de wijze waarop het elektriciteitsnet en de energiemarkt functioneren. TenneT wil innovaties op energiegebied stimuleren en nieuwe inzichten ontwikkelen op basis van data. Hierdoor kan de organisatie tijdig en effectief inspelen op de veranderingen.
TenneT zet bijvoorbeeld innovatieve blockchaintoepassingen in bij pilots in Nederland en Duitsland om flexibele toegang tot decentraal vermogen te faciliteren. Denk aan elektrische auto's die door gebruik te maken van de opslagcapaciteit van de batterijen meehelpen aan het stabiliseren (de balans tussen vraag en aanbod van elektriciteit) van het hoogspanningsnet. Ook onderzoekt TenneT of sensoren in voertuigen kunnen worden gebruikt om voorspellingen van opwekking van zonne-energie te verbeteren. Door gebruik te maken van real time data afkomstig uit de sensoren van auto's kunnen weersomstandigheden zoals mist die zorgen voor een acute afname van zonne-energie direct worden waargenomen. TenneT kan vervolgens snel handelen om vraag en aanbod op het hoogspanningsnet in evenwicht te houden.
dinsdag 26 juni 2018
Plan voor zonnepark in Stadskanaal
Bij de gemeente Stadskanaal ligt een aanvraag voor een zonnepark van tweehonderd hectare aan het Tweede Boerendiep. Dat meldt het Dagblad van het Noorden.
Stadskanaal wil graag meer zonneparken. Aan de Van Boekerenweg in Stadskanaal is een zonnepark van honderd hectare in voorbereiding.
De gemeenteraad heeft eerder aangegeven tweehonderd hectare om te beginnen genoeg te vinden.
Stadskanaal wil graag meer zonneparken. Aan de Van Boekerenweg in Stadskanaal is een zonnepark van honderd hectare in voorbereiding.
De gemeenteraad heeft eerder aangegeven tweehonderd hectare om te beginnen genoeg te vinden.
Provincies en gemeenten in Groningen en Drenthe bestellen 1000 laadpalen
De provincies Groningen en Drenthe gaan samen met 30 gemeenten 1000 openbare laadpalen voor elektrische auto's bestellen. Eind vorig jaar tekenden de provincies Groningen, Drenthe en energieorganisatie Enpuls tijdens de Klimaattop Noord-Nederland de Green Deal Laadpalen. Nu sluiten zich hier ook 30 gemeenten in Groningen en Drenthe bij aan. Komende maand ondertekenen alle samenwerkende partijen hiervoor een samenwerkingsovereenkomst. Om dit moment te markeren, onthulden gedeputeerden Nienke Homan en Fleur Gräper-van Koolwijk van de provincie Groningen samen met gedeputeerde Tjisse Stelpstra van de provincie Drenthe, Jan Peters van Enpuls, wethouder Paul de Rook van de gemeente Groningen en wethouder Harmke Vlieg van de gemeente Assen symbolisch een laadpaal bij P+R Hoogkerk.
Het aantal elektrische auto’s groeit en daarmee ook de behoefte aan laadpalen. Daarom willen de provincies Groningen en Drenthe een Europese aanbesteding starten voor het plaatsen, beheren en exploiteren van publiek toegankelijke laadpalen in de openbare ruimte. Voor de financiering hiervan vraagt de provincie Groningen namens alle partijen subsidie aan vanuit de Green Deal ‘Openbaar Toegankelijke Elektrische Laadinfrastructuur’ van het Rijk. Op basis van de samenwerking tussen provincies en gemeenten kunnen in 30 deelnemende gemeenten laadpalen geplaatst worden. Hierbij gaat het om 700 laadpalen in Groningen en 300 laadpalen in Drenthe. Het is de bedoeling dat de palen tussen 2019 en 2022 geplaatst worden.
De provincies Groningen en Drenthe zoeken voortdurend naar innovatieve en duurzame mogelijkheden om de mobiliteit, de infrastructuur en het onderhoud ervan groener en slimmer te maken. Elektrische laadpalen en auto's dragen bij aan het duurzamer maken van het vervoer. Verder speelt innovatie ook een belangrijke rol in de aanbesteding. Voorwaarde voor beide provincies is dat de energie die aan de laadpalen wordt geleverd 100% lokaal duurzaam is opgewekt. Daarnaast onderzoeken provincies en gemeenten of het mogelijk is om meerdere energieleveranciers toegang te geven tot de laadpalen. Dit is innovatief; tot nu toe werden de concessies voor zowel het plaatsen van laadpalen als de energieleverantie voor 10 jaar vastgelegd. In de huidige energiemarkt is dat ongewoon. De uitdaging in deze aanbesteding is dat elke energieleverancier (bijvoorbeeld Grunneger Power of Drentse Kei) stroom kan leveren aan zijn klanten via eigen laadpassen.
Daarmee krijgen elektrische rijders de mogelijkheid stroom te gebruiken van bijvoorbeeld het zonnepark van de lokale coöperatie.
Enpuls is onderdeel van de Enexis Groep en helpt bij de versnelling van de energietransitie, de overgang van fossiele energie naar meer duurzame vormen van energie. Dit doet ze onder andere door gemeenten met elkaar te laten samenwerken, zodat gemeenten van elkaar kennis kunnen profiteren. Samenwerking zorgt ook voor meer snelheid, lagere kosten en een efficiënter aanvraagproces. Daarnaast helpt Enpuls gemeenten met de zogeheten 'EV Prognose-Atlas', een methode die inzicht geeft in de verwachte groei van elektrisch vervoer in een gemeente en de hoeveelheid laadpalen die hiervoor nodig is.
Het aantal elektrische auto’s groeit en daarmee ook de behoefte aan laadpalen. Daarom willen de provincies Groningen en Drenthe een Europese aanbesteding starten voor het plaatsen, beheren en exploiteren van publiek toegankelijke laadpalen in de openbare ruimte. Voor de financiering hiervan vraagt de provincie Groningen namens alle partijen subsidie aan vanuit de Green Deal ‘Openbaar Toegankelijke Elektrische Laadinfrastructuur’ van het Rijk. Op basis van de samenwerking tussen provincies en gemeenten kunnen in 30 deelnemende gemeenten laadpalen geplaatst worden. Hierbij gaat het om 700 laadpalen in Groningen en 300 laadpalen in Drenthe. Het is de bedoeling dat de palen tussen 2019 en 2022 geplaatst worden.
De provincies Groningen en Drenthe zoeken voortdurend naar innovatieve en duurzame mogelijkheden om de mobiliteit, de infrastructuur en het onderhoud ervan groener en slimmer te maken. Elektrische laadpalen en auto's dragen bij aan het duurzamer maken van het vervoer. Verder speelt innovatie ook een belangrijke rol in de aanbesteding. Voorwaarde voor beide provincies is dat de energie die aan de laadpalen wordt geleverd 100% lokaal duurzaam is opgewekt. Daarnaast onderzoeken provincies en gemeenten of het mogelijk is om meerdere energieleveranciers toegang te geven tot de laadpalen. Dit is innovatief; tot nu toe werden de concessies voor zowel het plaatsen van laadpalen als de energieleverantie voor 10 jaar vastgelegd. In de huidige energiemarkt is dat ongewoon. De uitdaging in deze aanbesteding is dat elke energieleverancier (bijvoorbeeld Grunneger Power of Drentse Kei) stroom kan leveren aan zijn klanten via eigen laadpassen.
Daarmee krijgen elektrische rijders de mogelijkheid stroom te gebruiken van bijvoorbeeld het zonnepark van de lokale coöperatie.
Enpuls is onderdeel van de Enexis Groep en helpt bij de versnelling van de energietransitie, de overgang van fossiele energie naar meer duurzame vormen van energie. Dit doet ze onder andere door gemeenten met elkaar te laten samenwerken, zodat gemeenten van elkaar kennis kunnen profiteren. Samenwerking zorgt ook voor meer snelheid, lagere kosten en een efficiënter aanvraagproces. Daarnaast helpt Enpuls gemeenten met de zogeheten 'EV Prognose-Atlas', een methode die inzicht geeft in de verwachte groei van elektrisch vervoer in een gemeente en de hoeveelheid laadpalen die hiervoor nodig is.
80.000 basisschoolleerlingen wegwijs in het energielandschap
Op vrijdag 22 juni heeft Enpuls (onderdeel van Enexis Groep) in een feestelijke setting het 80.000ste lespakket Evonturiers uitgereikt aan een aantal leerlingen van de basisschool De Vlieger in Zwolle.
De uitreiking vond plaats in het duurzame Enexis Huis Zwolle en mede initiatiefnemer Missing Chapter Foundation en onlangs aangesloten partner Aldi waren hierbij aanwezig. Met behulp van het gratis lespakket Evonturiers kunnen kinderen op een laagdrempelige, interactieve en speelse manier kennismaken met de energie van nu en in de toekomst. Op jonge leeftijd leren ze manieren om de CO2-uitstoot te verminderen.
Het lespakket is tot stand gekomen door een samenwerking tussen Enpuls, Missing Chapter Foundation en Young Crowds. Enpuls ondersteunt initiatieven die de energietransitie versnellen en de Missing Chapter Foundation streeft naar een duurzame wereld met kinderen als raadgevers. Sinds kort is ook Aldi partner van het educatieve lesprogramma omdat ze gezinnen in Nederland graag aansporen om op een positieve manier aan de slag te gaan met energieverbruik.
De uitreiking vond plaats in het duurzame Enexis Huis Zwolle en mede initiatiefnemer Missing Chapter Foundation en onlangs aangesloten partner Aldi waren hierbij aanwezig. Met behulp van het gratis lespakket Evonturiers kunnen kinderen op een laagdrempelige, interactieve en speelse manier kennismaken met de energie van nu en in de toekomst. Op jonge leeftijd leren ze manieren om de CO2-uitstoot te verminderen.
Het lespakket is tot stand gekomen door een samenwerking tussen Enpuls, Missing Chapter Foundation en Young Crowds. Enpuls ondersteunt initiatieven die de energietransitie versnellen en de Missing Chapter Foundation streeft naar een duurzame wereld met kinderen als raadgevers. Sinds kort is ook Aldi partner van het educatieve lesprogramma omdat ze gezinnen in Nederland graag aansporen om op een positieve manier aan de slag te gaan met energieverbruik.
Energy Manager zorgt voor slimmer gebruik zonne-energie
Nu bekend is geworden dat alle bouwaanvragen vanaf 1 juli 2018 definitief zonder gasaansluiting moeten worden gedaan en de huidige salderingsregeling voor zonne-energie in 2020 wordt omgezet in een terugleversubsidie, is het van belang dat het energieverbruik binnen Nederlandse huishoudens beter wordt geregeld. Vindt het Duitse SOLARWATT, dat een intelligent navigatiesysteem voor regeling en bewaking van energiestromen binnen het huishouden lanceert.
De Energy Manager van SOLARWATT bestaat uit een combinatie van hardware (Energy Manager Pro) en software (Energy Manager Portal). Via het systeem wordt bij een hoge stroomproductie van de zonnepanelen elektrische apparatuur in huis ingeschakeld. Dit is bij voorkeur apparatuur waarvan de werking zich tijdelijk laat verschuiven, zoals een warmtepomp voor warm water, een slimme wasdroger, een stationaire accumulator of de laadpaal van een elektrisch voertuig. Op die manier maken consumenten optimaal gebruik van de door hen opgewekte zonne-energie en wordt zo min mogelijk elektriciteit van het netwerk verbruikt.
De Energy Manager levert realtimedata over de energiestromen in huis, waardoor consumenten direct het verbruik kunnen meten en aangesloten apparaten kunnen in- of uitschakelen. Met de Energy Manager Portal worden de verzamelde gegevens visueel weergegeven, en hebben gebruikers altijd en overal online toegang via hun pc, tablet of smartphone. Gegevens worden beveiligd middels SSL-versleuteling (online-bankingstandaard).
Met het Installer Center, een uitbreiding op de Energy Manager, geven gebruikers aan installateurs van zonnesystemen toegang tot de app voor het beheren, bewaken en configureren van de Energy Manager op afstand. Zo kunnen ook installateurs de status van aangesloten apparaten, zoals omvormers of accu’s, bekijken en klanten sneller helpen.
De Energy Manager van SOLARWATT bestaat uit een combinatie van hardware (Energy Manager Pro) en software (Energy Manager Portal). Via het systeem wordt bij een hoge stroomproductie van de zonnepanelen elektrische apparatuur in huis ingeschakeld. Dit is bij voorkeur apparatuur waarvan de werking zich tijdelijk laat verschuiven, zoals een warmtepomp voor warm water, een slimme wasdroger, een stationaire accumulator of de laadpaal van een elektrisch voertuig. Op die manier maken consumenten optimaal gebruik van de door hen opgewekte zonne-energie en wordt zo min mogelijk elektriciteit van het netwerk verbruikt.
De Energy Manager levert realtimedata over de energiestromen in huis, waardoor consumenten direct het verbruik kunnen meten en aangesloten apparaten kunnen in- of uitschakelen. Met de Energy Manager Portal worden de verzamelde gegevens visueel weergegeven, en hebben gebruikers altijd en overal online toegang via hun pc, tablet of smartphone. Gegevens worden beveiligd middels SSL-versleuteling (online-bankingstandaard).
Met het Installer Center, een uitbreiding op de Energy Manager, geven gebruikers aan installateurs van zonnesystemen toegang tot de app voor het beheren, bewaken en configureren van de Energy Manager op afstand. Zo kunnen ook installateurs de status van aangesloten apparaten, zoals omvormers of accu’s, bekijken en klanten sneller helpen.
maandag 25 juni 2018
Minister Wiebes sluit akkoord met Shell en ExxonMobil over gaswinning Groningen
Minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat heeft vandaag met Shell en ExxonMobil een akkoord op hoofdlijnen gesloten over de gaswinning uit het Groningenveld. Overeengekomen is dat Shell en ExxonMobil afzien van een claim voor het gas dat na beëindiging van de winning achterblijft in de grond. Verder bieden Shell en ExxonMobil garanties dat NAM altijd kan en blijft betalen voor aardbevingsschade en de versterking van gebouwen. Ook levert NAM een bijdrage van 500 miljoen euro voor de versterking van de economie en leefbaarheid in de regio.
In het akkoord staat dat de verdeling van opbrengsten van het Groningenveld wordt aangepast aan de afdrachtenregeling uit de Mijnbouwwet die ook geldt voor de kleine gasvelden in Nederland. Dit betekent dat voortaan 73 procent van de winst uit het Groningenveld toekomt aan de Staat. Het akkoord is erop gericht om de gaswinning uit het Groningenveld zo snel als mogelijk op een verantwoorde wijze af te bouwen naar nul. Met de afspraken trekt de Staat de regie over de gaswinning geheel naar zich toe, terwijl NAM financieel aansprakelijk blijft voor schade en versterking.
In het akkoord is vastgelegd dat Shell en ExxonMobil erop toezien dat NAM over voldoende financiële middelen beschikt zodat de maatschappij ook bij een steeds lagere winning haar betalingsverplichtingen voor de schadeafhandeling, de versterkingsopgave en de opruimkosten na beëindiging van de gaswinning kan blijven nakomen. Afgesproken is dat NAM over de boekjaren 2018 en 2019 geen dividend uitkeert. Daarna zal NAM alleen dividend uitkeren als zij voldoende financieel robuust is. Bovendien geven Shell en ExxonMobil garanties dat NAM haar verplichtingen te allen tijde kan nakomen. Ook na het einde van de gaswinning zullen Shell en ExxonMobil zekerheden stellen voor kosten van schade en versterking.
NAM krijgt een wettelijke verplichting om tot het einde van de gaswinning jaarlijks een door de minister vastgestelde hoeveelheid gas te produceren. Dit is noodzakelijk om de leveringszekerheid te garanderen. Afgesproken is dat Shell en ExxonMobil ervoor zorgen dat NAM over voldoende financiële middelen beschikt om te kunnen blijven produceren ook als de winning steeds minder wordt. Door de dalende gaswinning en de toegenomen kosten voor schade en versterking is de huidige afdrachtenregeling, waarbij de Staat de afgelopen jaren tot 90 procent van de opbrengst uit het Groningenveld heeft ontvangen, niet langer houdbaar. Daarom is afgesproken dat met terugwerkende kracht per 1 januari 2018 de wettelijke afdracht van 73 procent uit de Mijnbouwwet ook van toepassing is op het Groningenveld.
Naar verwachting blijft er na de beëindiging van de winning ongeveer 450 miljard m3 gas in de grond zitten. Bij de huidige gasprijs vertegenwoordigt dit een waarde van ongeveer 70 miljard euro. In het akkoord is overeengekomen dat zowel NAM, de eigenaar van het Groningengas, als Shell en ExxonMobil geen claim zullen indienen voor het gas dat achterblijft in de bodem.
De afspraken in het akkoord sluiten nauw aan bij de inzet van het kabinet en de regio om de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie volledig publiekrechtelijk te organiseren waarbij de rol van NAM is beperkt tot het betalen van de kosten. Het kabinet en de regio werken daarnaast aan een nieuw toekomstperspectief voor Groningen om de economie en leefbaarheid in de regio te versterken. Tijdens de onderhandelingen over het akkoord is afgesproken dat ook Shell en ExxonMobil hieraan een bijdrage zullen leveren. Dit heeft geresulteerd in een bijdrage van NAM van 500 miljoen euro. Het kabinet is voornemens om minimaal eenzelfde bedrag vrij te maken. Dit betekent dat voor het toekomstperspectief voor Groningen in totaal zeker 1 miljard euro beschikbaar komt.
Omdat minister Wiebes streeft naar maximale transparantie, heeft hij het Akkoord op Hoofdlijnen, geschoond van bedrijfsgevoelige informatie, en de Overeenkomst van Samenwerking uit 1963 vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd.
In het akkoord staat dat de verdeling van opbrengsten van het Groningenveld wordt aangepast aan de afdrachtenregeling uit de Mijnbouwwet die ook geldt voor de kleine gasvelden in Nederland. Dit betekent dat voortaan 73 procent van de winst uit het Groningenveld toekomt aan de Staat. Het akkoord is erop gericht om de gaswinning uit het Groningenveld zo snel als mogelijk op een verantwoorde wijze af te bouwen naar nul. Met de afspraken trekt de Staat de regie over de gaswinning geheel naar zich toe, terwijl NAM financieel aansprakelijk blijft voor schade en versterking.
In het akkoord is vastgelegd dat Shell en ExxonMobil erop toezien dat NAM over voldoende financiële middelen beschikt zodat de maatschappij ook bij een steeds lagere winning haar betalingsverplichtingen voor de schadeafhandeling, de versterkingsopgave en de opruimkosten na beëindiging van de gaswinning kan blijven nakomen. Afgesproken is dat NAM over de boekjaren 2018 en 2019 geen dividend uitkeert. Daarna zal NAM alleen dividend uitkeren als zij voldoende financieel robuust is. Bovendien geven Shell en ExxonMobil garanties dat NAM haar verplichtingen te allen tijde kan nakomen. Ook na het einde van de gaswinning zullen Shell en ExxonMobil zekerheden stellen voor kosten van schade en versterking.
NAM krijgt een wettelijke verplichting om tot het einde van de gaswinning jaarlijks een door de minister vastgestelde hoeveelheid gas te produceren. Dit is noodzakelijk om de leveringszekerheid te garanderen. Afgesproken is dat Shell en ExxonMobil ervoor zorgen dat NAM over voldoende financiële middelen beschikt om te kunnen blijven produceren ook als de winning steeds minder wordt. Door de dalende gaswinning en de toegenomen kosten voor schade en versterking is de huidige afdrachtenregeling, waarbij de Staat de afgelopen jaren tot 90 procent van de opbrengst uit het Groningenveld heeft ontvangen, niet langer houdbaar. Daarom is afgesproken dat met terugwerkende kracht per 1 januari 2018 de wettelijke afdracht van 73 procent uit de Mijnbouwwet ook van toepassing is op het Groningenveld.
Naar verwachting blijft er na de beëindiging van de winning ongeveer 450 miljard m3 gas in de grond zitten. Bij de huidige gasprijs vertegenwoordigt dit een waarde van ongeveer 70 miljard euro. In het akkoord is overeengekomen dat zowel NAM, de eigenaar van het Groningengas, als Shell en ExxonMobil geen claim zullen indienen voor het gas dat achterblijft in de bodem.
De afspraken in het akkoord sluiten nauw aan bij de inzet van het kabinet en de regio om de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie volledig publiekrechtelijk te organiseren waarbij de rol van NAM is beperkt tot het betalen van de kosten. Het kabinet en de regio werken daarnaast aan een nieuw toekomstperspectief voor Groningen om de economie en leefbaarheid in de regio te versterken. Tijdens de onderhandelingen over het akkoord is afgesproken dat ook Shell en ExxonMobil hieraan een bijdrage zullen leveren. Dit heeft geresulteerd in een bijdrage van NAM van 500 miljoen euro. Het kabinet is voornemens om minimaal eenzelfde bedrag vrij te maken. Dit betekent dat voor het toekomstperspectief voor Groningen in totaal zeker 1 miljard euro beschikbaar komt.
Omdat minister Wiebes streeft naar maximale transparantie, heeft hij het Akkoord op Hoofdlijnen, geschoond van bedrijfsgevoelige informatie, en de Overeenkomst van Samenwerking uit 1963 vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd.
VoltaChem lanceert groot interregionaal project gericht op versnelling elektrificatie en CO2-conversie

In het 2 zeeën-gebied ontstaat er een steeds sterkere behoefte aan het opvangen van fluctuaties in het elektriciteitsaanbod, die ontstaan door de drastische groei van offshore hernieuwbare energie. Tegelijk staat de zware industrie in dit gebied onder druk om de CO2-uitstoot te verminderen en processen te verduurzamen als gevolg van de nieuwe klimaatdoelstellingen. De combinatie van deze twee uitdagingen en de beschikbaarheid van een hightech kennisintensieve technologische industrie, biedt de unieke kans voor deze Europese regio om wereldleider te worden in een van de belangrijke oplossingsrichtingen: de omzetting van CO2 in nuttige producten met behulp van hernieuwbare energie. Het grensoverschrijdende project E2C heeft tot doel de ontwikkeling van deze unieke positie te versnellen door de pilot fase tussen proof-of-principle en commerciële demonstratie in te vullen. Volgens het Interreg 2 Seas Monitoring Committee: "E2C is een zeer innovatief en relevant project voor het 2 Zeeën-programma. Het gebied kan een strategisch voordeel krijgen en uitgroeien tot een leidende regio in het veld dankzij de toenemende overdracht en acceptatie van Power-to-X-technologieën".
Het nieuwe consortium bestaat uit acht kernpartners en 29 industriële waarnemers uit Nederland, België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Binnen de kernsamenwerking zullen toegepaste instituten TNO, ECN part of TNO en VITO zich richten op de ontwikkeling van de technologieën naar proefinstallaties in de industrie. De academische partners TU Delft, Universiteit Antwerpen, University of Exeter en University of Lille zullen werken aan gedetailleerd onderzoek en ontwikkeling ter verbetering van de beperkingen van de technologie. De University of Sheffield zal zich richten op communicatie, disseminatie en impact via haar CO2Chem-netwerk samen met VoltaChem. Verder zijn 29 bedrijven uit de high-tech, energie en chemie nauw betrokken bij het project als ‘waarnemers’. Zij zullen technische of marktinput leveren en adviseren over de ontwikkeling van de proefinstallaties. Dit internationale open innovatieplatform, geleid door VoltaChem en CO2Chem, staat open voor additionele industriële partners tijdens en na het project om implementatie nog verder te versnellen.
Het project zal zich richten op het gebruik van hernieuwbare elektriciteit voor de productie van brandstoffen en platformchemicaliën. De kern van de ontwikkeling zal liggen in de indirecte omzetting van CO2 naar brandstoffen via de inzet van groene waterstof en in de directe omzetting van CO2 naar platformchemicaliën door middel van elektrochemische synthese, voortbouwend op resultaten van andere projecten van binnen en buiten het partnerschap. Daarnaast zullen verschillende business cases worden ontwikkeld, op basis van de onderzoeksresultaten, rekening houdend met scenario's van energie- en grondstoffenprijzen en toekomstige ontwikkelingen van internationale energie- en chemiebedrijven.
Voor zowel de indirecte als de directe omzetting van CO2 zal het eindresultaat bestaan uit industriële proefinstallaties die de mogelijkheden van Power-to-X-technologieën demonstreren. En die na het project kunnen worden gebruikt voor demonstratie in industriële clusters. Eén proefinstallatie zal zich richten op de indirecte CO2-omzetting met groene waterstof naar brandstoffen. Deze mobiele eenheid zal worden gebouwd en geëxploiteerd om het potentieel aan te tonen voor het opslaan van pieken in de duurzame elektriciteitsvoorziening in vloeibare brandstoffen. Dit is vooral relevant voor industriële havenclusters in de 2 Zeeën-regio. De andere proefinstallatie zal zich richten op de directe elektrochemische omzetting van CO2 met hernieuwbare elektriciteit naar de platformchemicaliën CO en mierenzuur. Deze flexibele proeffabriek zal een belangrijke R&D-infrastructuur zijn voor het ontwikkelen en opschalen van elektrochemische conversieprocessen in de industrie. Na voltooiing zullen beide pilotinstallaties beschikbaar komen voor open innovatieprojecten in een ‘Centre of Excellence’. Daarmee dragen zij bij tot de verdere ontwikkeling van Power-2-X en zullen industriële investeerders aanmoedigen tot verdere opschaling richting commerciële implementatie.
Grote kansen Biomassa Valorisatie Centrum in Rwanda
TNO onderzoekt de haalbaarheid van een biomassa valorisatie centrum in Rwanda. Deze studie geeft een overzicht van bestaande reststroom volumes, de marktvraag naar bio-based producten en het linken van mogelijke input- en outputs in waarde ketens. Eerste resultaten zien er veelbelovend uit. Samen met marktpartijen wordt nu gekeken naar technologische ontwikkeling en productie van biologisch afbreekbaar plastic en duurzame energie.
De overheid van Rwanda zet sterk in op duurzame ontwikkeling. In ‘Vision 2020’, een ontwikkelprogramma van de overheid in Rwanda, staan de belangrijkste prioriteiten van het land en het streven naar een versnelde duurzame ontwikkeling voor een hoogwaardige industriële en kenniseconomie beschreven. Het meest kenmerkende beleid op dit punt is het verbod op (niet-biologisch afbreekbare) plastic tassen en verpakkingsmaterialen. Voor veel lokale voedselproducenten vormt dit verbod een grote uitdaging om geschikte verpakkingsmaterialen te vinden voor hun producten en te concurreren met importproducten.
Daarnaast is er ook een groeiende behoefte aan de capaciteit van het elektriciteitsnet. Het is belangrijk dat energie duurzaam is en Rwanda voor een groot deel zelfvoorzienend is en niet afhankelijk is van buitenlandse valuta. Het gebruik van biomassa om op grote schaal energie op te wekken en biologisch afbreekbare plastics te produceren zou hiervoor uitkomst kunnen bieden.
Tijdens de studie sprak TNO kleine ondernemers, grote bedrijven en overheidsinstellingen, zowel in Rwanda als in Nederland, om uitdagingen en ambities in relatie tot het verwaarden van biomassa te identificeren. Tevens is een overzicht gemaakt van de voorhanden afval stromen, (technologische) capaciteit omtrent biomassa valorisatie en interesse in bio-based producten.
Een aantal interessante ketens zijn geïdentificeerd. Met name afval van rijst, mais, suikerriet, koffie, thee en reststromen van brouwerijen kunnen gevaloriseerd worden naar bio-based producten waar een markt voor is, bijv. plastic verpakkingsmateriaal, buisjes voor kiemplanten, keukengerei, chemicaliën en energie. Maximale commerciële waarde kan behaald worden wanneer verschillende reststromen gecombineerd kunnen worden tot een veelvoud van producten, wat het belang van een Biomassa Valorisatie Centrum in Rwanda benadrukt. Hier kunnen partners relevante kennis uitwisselen, bewezen technologische concepten in een lokale context testen en zowel de technische als commerciële haalbaarheid analyseren.
In een volgende stap worden samen met Rwandese / Nederlandse bedrijven en instellingen specifieke waarde ketens verder uitgewerkt. Het doel is een gezamenlijk publiek privaat partnerschap te starten om de haalbaarheid van de eerste ketens lokaal te demonstreren en het centrum op te zetten. Met name voor Nederlandse ondernemers en kennisinstellingen liggen hier kansen om te participeren en de haalbaarheid van biomassa conversie technologie te testen in Rwanda.
De overheid van Rwanda zet sterk in op duurzame ontwikkeling. In ‘Vision 2020’, een ontwikkelprogramma van de overheid in Rwanda, staan de belangrijkste prioriteiten van het land en het streven naar een versnelde duurzame ontwikkeling voor een hoogwaardige industriële en kenniseconomie beschreven. Het meest kenmerkende beleid op dit punt is het verbod op (niet-biologisch afbreekbare) plastic tassen en verpakkingsmaterialen. Voor veel lokale voedselproducenten vormt dit verbod een grote uitdaging om geschikte verpakkingsmaterialen te vinden voor hun producten en te concurreren met importproducten.
Daarnaast is er ook een groeiende behoefte aan de capaciteit van het elektriciteitsnet. Het is belangrijk dat energie duurzaam is en Rwanda voor een groot deel zelfvoorzienend is en niet afhankelijk is van buitenlandse valuta. Het gebruik van biomassa om op grote schaal energie op te wekken en biologisch afbreekbare plastics te produceren zou hiervoor uitkomst kunnen bieden.
Tijdens de studie sprak TNO kleine ondernemers, grote bedrijven en overheidsinstellingen, zowel in Rwanda als in Nederland, om uitdagingen en ambities in relatie tot het verwaarden van biomassa te identificeren. Tevens is een overzicht gemaakt van de voorhanden afval stromen, (technologische) capaciteit omtrent biomassa valorisatie en interesse in bio-based producten.
Een aantal interessante ketens zijn geïdentificeerd. Met name afval van rijst, mais, suikerriet, koffie, thee en reststromen van brouwerijen kunnen gevaloriseerd worden naar bio-based producten waar een markt voor is, bijv. plastic verpakkingsmateriaal, buisjes voor kiemplanten, keukengerei, chemicaliën en energie. Maximale commerciële waarde kan behaald worden wanneer verschillende reststromen gecombineerd kunnen worden tot een veelvoud van producten, wat het belang van een Biomassa Valorisatie Centrum in Rwanda benadrukt. Hier kunnen partners relevante kennis uitwisselen, bewezen technologische concepten in een lokale context testen en zowel de technische als commerciële haalbaarheid analyseren.
In een volgende stap worden samen met Rwandese / Nederlandse bedrijven en instellingen specifieke waarde ketens verder uitgewerkt. Het doel is een gezamenlijk publiek privaat partnerschap te starten om de haalbaarheid van de eerste ketens lokaal te demonstreren en het centrum op te zetten. Met name voor Nederlandse ondernemers en kennisinstellingen liggen hier kansen om te participeren en de haalbaarheid van biomassa conversie technologie te testen in Rwanda.
IMSystems ontvangt groeikapitaal voor de doorontwikkeling van technologie in de robotica
Het is een ware revolutie in de robotica: de Delftse startup IMSystems, spin-off van de TU Delft, heeft een alternatief ontwikkeld voor tandwielaandrijving. Met behulp van dit nieuwe transmissiesysteem, de Archimedes Drive, wordt kracht stukken efficiënter overgebracht, in een compacter formaat en tegen lagere kosten. Dat zorgt ervoor dat de bewegingen van robots nauwkeuriger, krachtiger en controleerbaarder worden.
Met deze drive kan een productierobot tot 40 procent meer werk leveren in dezelfde tijd en komen nieuwe toepassingen in zicht o.a. binnen de robotchirurgie.
IMSystems ontvangt nu een investering van InnovationQuarter en Lucros Investment van 600.000 euro om belangrijke stappen te zetten in de productontwikkeling en het naar de markt brengen van deze technologie. De investering is bekendgemaakt op donderdag 21 juni door wethouder van Delft Bas Vollebregt tijdens het Meet the VC’s-event van YES!Delft.
Auto’s, robots en windturbines bewegen met behulp van tandwielaandrijving. Maar dat systeem heeft nadelen. Zo grijpen de tandwielen nooit helemaal precies in elkaar, wat tot krachtverlies en onnauwkeurige bewegingen leidt. Bovendien zijn de tandwielen onderhoudsgevoelig en relatief groot en zwaar.
Het Delftse IMSystems heeft die problemen nu opgelost met een nieuw aandrijfsysteem dat de wereld van de mechanica op zijn grondvesten doet schudden.
De Archimedes Drive is de eerste echte doorbraak in de wereld van transmissies in ruim zestig jaar tijd. In plaats van tandwielen gebruikt IMSystems een gepatenteerd (planetair) vertragingssysteem met gladde holle rollers van hard staal die over elkaar rollen en de krachten op basis van wrijving overbrengen. Hiermee is IMSystems in staat in een kleiner en lichter model meer kracht te leveren dan bestaande alternatieven.
Bovendien zijn de overbrengingen nauwkeuriger door het ontbreken van speling. Daarnaast heeft het systeem geen smering nodig, wat significant in onderhoud scheelt. Met de belofte dat het product qua prestaties en prijs de concurrentie ver achter zich laat, wil IMSystems een revolutie teweeg brengen in de roboticamarkt.
Met deze drive kan een productierobot tot 40 procent meer werk leveren in dezelfde tijd en komen nieuwe toepassingen in zicht o.a. binnen de robotchirurgie.
IMSystems ontvangt nu een investering van InnovationQuarter en Lucros Investment van 600.000 euro om belangrijke stappen te zetten in de productontwikkeling en het naar de markt brengen van deze technologie. De investering is bekendgemaakt op donderdag 21 juni door wethouder van Delft Bas Vollebregt tijdens het Meet the VC’s-event van YES!Delft.
Auto’s, robots en windturbines bewegen met behulp van tandwielaandrijving. Maar dat systeem heeft nadelen. Zo grijpen de tandwielen nooit helemaal precies in elkaar, wat tot krachtverlies en onnauwkeurige bewegingen leidt. Bovendien zijn de tandwielen onderhoudsgevoelig en relatief groot en zwaar.
Het Delftse IMSystems heeft die problemen nu opgelost met een nieuw aandrijfsysteem dat de wereld van de mechanica op zijn grondvesten doet schudden.
De Archimedes Drive is de eerste echte doorbraak in de wereld van transmissies in ruim zestig jaar tijd. In plaats van tandwielen gebruikt IMSystems een gepatenteerd (planetair) vertragingssysteem met gladde holle rollers van hard staal die over elkaar rollen en de krachten op basis van wrijving overbrengen. Hiermee is IMSystems in staat in een kleiner en lichter model meer kracht te leveren dan bestaande alternatieven.
Bovendien zijn de overbrengingen nauwkeuriger door het ontbreken van speling. Daarnaast heeft het systeem geen smering nodig, wat significant in onderhoud scheelt. Met de belofte dat het product qua prestaties en prijs de concurrentie ver achter zich laat, wil IMSystems een revolutie teweeg brengen in de roboticamarkt.
Liander actief in gesprek over aardgasloze nieuwbouwprojecten
Liander gaat actief in gesprek met gemeentes en projectontwikkelaars over de mogelijkheden om nieuwbouwprojecten zonder aardgas te realiseren. Dat heeft de netbeheerder per brief laten weten aan alle betrokken partijen in de 160 gemeenten van het verzorgingsgebied van Liander.
Per 1 juli vervalt de zogenaamde aansluitplicht voor aardgas bij nieuwbouw. Dit is een stap in de transitie naar een duurzamer Nederland. Gemeentes geven vanaf die datum in principe geen nieuwe omgevingsvergunningen meer af voor nieuwbouwwoningen- of wijken met aardgas. Liander sluit woningen die vanaf 1 juli een omgevingsvergunning hebben aangevraagd in principe niet meer aan op het aardgasnet. Voor die projecten zullen alternatieve keuzes moeten worden gemaakt.
Liander heeft deze week een oproep gedaan aan gemeentes, bouwers en projectontwikkelaars om ook bij projecten die nog vallen onder de oude regeling, het aansluiten van gas te heroverwegen. Mascha van Vuuren, directeur Klant & Markt van Liander. “Wij doen een dringend beroep om het perspectief van de energietransitie mee te nemen bij de ontwikkeling van nieuwbouwprojecten.”
Liander is al actief in gesprek met alle betrokken partijen om te kijken naar alternatieve manieren om de energievoorziening aan te leggen. Projectontwikkelaars en woningcorporaties die al aardgasaansluitingen voor nieuwbouwprojecten bij Liander hebben aangevraagd of in opdracht hebben gegeven, krijgen de mogelijkheid om zonder kosten van de aardgasaansluiting af te zien. Daarnaast denkt de netbeheerder vrijblijvend mee over de mogelijkheden om een nieuwbouwproject alsnog zonder aardgas te realiseren.
Per 1 juli vervalt de zogenaamde aansluitplicht voor aardgas bij nieuwbouw. Dit is een stap in de transitie naar een duurzamer Nederland. Gemeentes geven vanaf die datum in principe geen nieuwe omgevingsvergunningen meer af voor nieuwbouwwoningen- of wijken met aardgas. Liander sluit woningen die vanaf 1 juli een omgevingsvergunning hebben aangevraagd in principe niet meer aan op het aardgasnet. Voor die projecten zullen alternatieve keuzes moeten worden gemaakt.
Liander heeft deze week een oproep gedaan aan gemeentes, bouwers en projectontwikkelaars om ook bij projecten die nog vallen onder de oude regeling, het aansluiten van gas te heroverwegen. Mascha van Vuuren, directeur Klant & Markt van Liander. “Wij doen een dringend beroep om het perspectief van de energietransitie mee te nemen bij de ontwikkeling van nieuwbouwprojecten.”
Liander is al actief in gesprek met alle betrokken partijen om te kijken naar alternatieve manieren om de energievoorziening aan te leggen. Projectontwikkelaars en woningcorporaties die al aardgasaansluitingen voor nieuwbouwprojecten bij Liander hebben aangevraagd of in opdracht hebben gegeven, krijgen de mogelijkheid om zonder kosten van de aardgasaansluiting af te zien. Daarnaast denkt de netbeheerder vrijblijvend mee over de mogelijkheden om een nieuwbouwproject alsnog zonder aardgas te realiseren.
zaterdag 23 juni 2018
'Groningers wekken steeds vaker op grote schaal energie op'
Op 23 juni opent energiecoöperatie EIK (Energie-initiatief van Stitswerd, Kantens en Rottum) om haar eerste zonnedak aan de Oosterweg 6 in Kantens. Het dak wordt geopend tijdens het midzomernachtfeest. Wethouder Harrie Sienot en burgemeester Marijke van Beek zijn van de partij om de bewoners die samen hernieuwbare energie opwekken aan te moedigen.
Eerder in juni opende de Hogelandster Energie Coöperatie een zonnedak aan de Hoofdweg 10 in Zuurdijk. Ook worden er voorbereidingen getroffen voor de feestelijkheden rondom de opening van 3 zonnedaken in juli, namelijk in Ten Boer, Onderdendam en Zuidbroek. Het is voor het eerst dat er meerdere openingen in één maand zijn. Volgens de Groninger Energie Koepel is er sprake van een trend: de opwekinstallaties van energiecoöperaties worden steeds groter en de projecten worden ook steeds sneller opgeleverd.
Sinds 2015 groeit het aantal energiecoöperaties in Nederland explosief. In Groningen groeit het aantal energiecoöperaties het snelst. De verklaring hiervoor moet gezocht worden in de regionale samenwerkingsstructuur van de coöperaties, die via de Groninger Energie Koepel (GrEK) opgebouwde kennis en ervaring met elkaar delen. Dat heeft ervoor gezorgd dat coöperatieve energieprojecten steeds groter worden. Ook de duur voor de voorbereidingsfase is voor de helft verkort.
Eerder in juni opende de Hogelandster Energie Coöperatie een zonnedak aan de Hoofdweg 10 in Zuurdijk. Ook worden er voorbereidingen getroffen voor de feestelijkheden rondom de opening van 3 zonnedaken in juli, namelijk in Ten Boer, Onderdendam en Zuidbroek. Het is voor het eerst dat er meerdere openingen in één maand zijn. Volgens de Groninger Energie Koepel is er sprake van een trend: de opwekinstallaties van energiecoöperaties worden steeds groter en de projecten worden ook steeds sneller opgeleverd.
Sinds 2015 groeit het aantal energiecoöperaties in Nederland explosief. In Groningen groeit het aantal energiecoöperaties het snelst. De verklaring hiervoor moet gezocht worden in de regionale samenwerkingsstructuur van de coöperaties, die via de Groninger Energie Koepel (GrEK) opgebouwde kennis en ervaring met elkaar delen. Dat heeft ervoor gezorgd dat coöperatieve energieprojecten steeds groter worden. Ook de duur voor de voorbereidingsfase is voor de helft verkort.
vrijdag 22 juni 2018
Warmte uit afvalverbranding in warmtenetten noodzakelijk bij vervanging van aardgas
Nu de komende jaren de gaskraan in Groningen langzaam wordt dichtgedraaid, moet men op zoek naar alternatieve energiebronnen. In het kader van de energietransitie wordt reeds vol op de opwekking van elektriciteit met windmolens en zonnepanelen ingezet. Hoewel deze energiebronnen ook voor het opwekken van elektriciteit hun uitdagingen hebben, met name door hun weersafhankelijkheid, zijn ze voor het opwekken van warmte inefficiënt. Dit terwijl bijna de helft van de Nederlandse energievraag uit warmte bestaat. Bijna 95% van de woningen in Nederland gebruikt nog aardgas voor warmte. Een groot deel van de woningen in Nederland die geen aardgas gebruiken is aangesloten op een warmtenet. Afvalverbranding is daarbij een veelgebruikte warmtebron. Is dit wel een duurzaam alternatief voor het aardgas, of zijn er momenteel betere oplossingen direct inzetbaar?
Van aardgas af
Het vervangen van het aardgas wordt een lastige opgave. Sinds de ontdekking van de aanzienlijke aardgasbel bij Slochteren in 1959 is aardgas zowel een van de belangrijkste energie- als inkomstenbronnen van Nederland geworden. Rond de eeuwwisseling werd ongeveer de helft van alle energie in Nederland met aardgas opgewekt, terwijl daarnaast ook de chemische sector gebruik maakt van het aardgas voor bestanddelen. Het aardgas heeft de Nederlandse schatkist sinds 1959 ruim 280 miljard euro opgeleverd. Eind maart dit jaar is besloten om voor 2030 een eind te maken aan de gaswinning in Groningen, vanwege de grote maatschappelijke gevolgen van de door de winning veroorzaakte aardbevingen. Om de winning vervroegd stop te kunnen zetten wordt nu hard gewerkt aan stikstoffabrieken, om zo buitenlands hoogcalorisch gas geschikt te maken voor de Nederlandse laagcalorische gasinfrastructuur. Zowel om geopolitieke redenen als in het kader van de energietransitie, is het echter onwenselijk om op de lange termijn buitenlands gas te blijven gebruiken. Om die reden mogen er na 1 juli 2018 geen nieuwbouwwoningen met een aardgasaansluiting meer gebouwd worden. Behalve voor nieuwbouw moet ook voor de bestaande bouw een alternatief voor aardgas gevonden worden. Het kabinet heeft de doelstelling dat in 2030 zeker twee miljoen Nederlandse huizen helemaal van het aardgasnet af moeten zijn. Tezamen zorgen deze afspraken ervoor dat er snel een omslag moet plaatsvinden naar andere warmtebronnen.
Warmtenet of warmtepomp
Volledig elektrische warmtepompen worden veelal aangedragen als de duurzaamste alternatieve warmtebron voor in huis, maar hier zijn hoge initiële kosten aan verbonden (€6.500 - €19.500). Bovendien moet de woning van zeer goede isolatie zijn voorzien, die zeker in bestaande bouw vaak nog tegen hoge kosten aangelegd zou moeten worden. Tot slot verbruiken warmtepompen elektriciteit. Het uitrusten van alle huizen met een warmtepomp zou de stroomvraag dusdanig verhogen dat het vervangen van fossiele elektriciteitsbronnen extra wordt bemoeilijkt. Regionale warmtenetten, ook wel bekend als ‘stadsverwarming’, zijn een ander alternatief en bestaan al enkele decennia in Nederland. De warmte, die regionaal wordt opgewekt, wordt als warm water via leidingen bij de aangesloten woningen aangeleverd, waarna het afgekoelde water terug wordt gevoerd naar de bron. Tijdens de oliecrisis in de jaren ’70 heeft men in Denemarken ervoor gekozen om massaal op warmtenetten over te stappen. De hoofdstad Kopenhagen is nu bijvoorbeeld voor 95% aangesloten op een warmtenet. Nu Nederland voor een vergelijkbare keuze staat, kan men dit Deense voorbeeld volgen.
De twee voornaamste bezwaren tegen warmtenetten in Nederland zijn de kosten in vergelijking met aardgas en de duurzaamheid. Als aardgas als optie wegvalt, behoort een warmtenet echter tot de meest betaalbare alternatieven, zeker voor bestaande bouw in de nabijheid van een al aangelegd warmtenet. De duurzaamheid hangt af van de aangesloten warmtebron(nen). De meest voorkomende hoofdwarmtebronnen zijn nu elektriciteitscentrales en afvalverbrandingsinstallaties. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van onder meer biomassa, restwarmte uit de industrie en geothermie. Nu kolencentrales moeten sluiten, zoals de Amercentrale die warmte levert aan het warmtenet bij Tilburg en Breda, wordt afval een nog belangrijkere warmtebron voor warmtenetten. Ook bij het Amernet wordt overwogen om, in plaats van warmte uit een kolencentrale, gebruik te gaan maken van warmte uit lokale afvalverbranding.
Afval als warmtebron
Is een warmtenet wel een verbetering ten opzichte van aardgas, als afval de hoofdwarmtebron is? Bij de verbranding van afval komt ook CO₂ vrij en men streeft naar het recyclen van afval in plaats van verbranding. Uit onderzoek van CE Delft blijkt echter dat warmte uit afvalverbranding even duurzaam is als warmte uit biomassa uit eigen regio, zodat het tot de schoonste warmtebronnen behoort. Zeker ten opzichte van warmte uit gas of kolen, of een biomassacentrale die gebruik maakt van buitenlandse biomassa (zoals de Amercentrale), is warmte uit een afvalverbrandingsinstallatie een vooruitgang. Geothermie is nog onvoldoende uitontwikkeld en pure restwarmte uit industrie is niet warm genoeg voor veel slecht geïsoleerde bestaande bouw, zodat juist afvalverbranding een directe emissiereductie kan opleveren. Het verbranden van afval is nodig omdat anders stort plaatsvindt, met vervuiling en de uitstoot van schadelijke broeikasgassen tot gevolg. In Nederland wordt een steeds groter aandeel van het afval gerecycled, toch blijven er ook bij deze recyclinginstallaties veel resten over die alsnog verbrand moeten worden. Daarnaast vindt in diverse andere Europese landen nog veel vuilstort plaats, dit afval kan in Nederland verwerkt worden. Klimaatverandering door broeikasgassen is een mondiaal probleem, zodat ook het voorkomen van stort in andere landen een belangrijk verschil maakt. Het transport van dit afval zorgt voor vrijwel geen extra uitstoot wanneer dit op schepen wordt vervoerd die anders leeg terug zouden varen na het lossen van een lading.
Directe duurzaamheidswinst zonder verspilling
Nu er met spoed nieuwe warmtebronnen gevonden moeten worden voor zowel bestaande bouw als nieuwbouw, kan men zeker in dichtbebouwde gebieden met veel warmtebronnen in de nabijheid niet om warmtenetten heen. Warmte op deze netten uit fossiele bronnen, zoals kolencentrales, moet binnenkort het veld ruimen. Tegelijkertijd zijn duurzame verbrandingsloze processen zoals geothermie nog niet voldoende uitontwikkeld om als hoofdwarmtebron voor warmtenetten te dienen. Warmte uit afvalverbranding en restwarmte uit lokale industrie zijn dat wel, zodat de inzet van deze aanwezige warmte een voor de hand liggende fase in het gebruik van warmtenetten vormt, waarbij direct veel duurzaamheidswinst wordt geboekt en geen al aanwezige warmte wordt verspild.
Van aardgas af
Het vervangen van het aardgas wordt een lastige opgave. Sinds de ontdekking van de aanzienlijke aardgasbel bij Slochteren in 1959 is aardgas zowel een van de belangrijkste energie- als inkomstenbronnen van Nederland geworden. Rond de eeuwwisseling werd ongeveer de helft van alle energie in Nederland met aardgas opgewekt, terwijl daarnaast ook de chemische sector gebruik maakt van het aardgas voor bestanddelen. Het aardgas heeft de Nederlandse schatkist sinds 1959 ruim 280 miljard euro opgeleverd. Eind maart dit jaar is besloten om voor 2030 een eind te maken aan de gaswinning in Groningen, vanwege de grote maatschappelijke gevolgen van de door de winning veroorzaakte aardbevingen. Om de winning vervroegd stop te kunnen zetten wordt nu hard gewerkt aan stikstoffabrieken, om zo buitenlands hoogcalorisch gas geschikt te maken voor de Nederlandse laagcalorische gasinfrastructuur. Zowel om geopolitieke redenen als in het kader van de energietransitie, is het echter onwenselijk om op de lange termijn buitenlands gas te blijven gebruiken. Om die reden mogen er na 1 juli 2018 geen nieuwbouwwoningen met een aardgasaansluiting meer gebouwd worden. Behalve voor nieuwbouw moet ook voor de bestaande bouw een alternatief voor aardgas gevonden worden. Het kabinet heeft de doelstelling dat in 2030 zeker twee miljoen Nederlandse huizen helemaal van het aardgasnet af moeten zijn. Tezamen zorgen deze afspraken ervoor dat er snel een omslag moet plaatsvinden naar andere warmtebronnen.
Warmtenet of warmtepomp
Volledig elektrische warmtepompen worden veelal aangedragen als de duurzaamste alternatieve warmtebron voor in huis, maar hier zijn hoge initiële kosten aan verbonden (€6.500 - €19.500). Bovendien moet de woning van zeer goede isolatie zijn voorzien, die zeker in bestaande bouw vaak nog tegen hoge kosten aangelegd zou moeten worden. Tot slot verbruiken warmtepompen elektriciteit. Het uitrusten van alle huizen met een warmtepomp zou de stroomvraag dusdanig verhogen dat het vervangen van fossiele elektriciteitsbronnen extra wordt bemoeilijkt. Regionale warmtenetten, ook wel bekend als ‘stadsverwarming’, zijn een ander alternatief en bestaan al enkele decennia in Nederland. De warmte, die regionaal wordt opgewekt, wordt als warm water via leidingen bij de aangesloten woningen aangeleverd, waarna het afgekoelde water terug wordt gevoerd naar de bron. Tijdens de oliecrisis in de jaren ’70 heeft men in Denemarken ervoor gekozen om massaal op warmtenetten over te stappen. De hoofdstad Kopenhagen is nu bijvoorbeeld voor 95% aangesloten op een warmtenet. Nu Nederland voor een vergelijkbare keuze staat, kan men dit Deense voorbeeld volgen.
De twee voornaamste bezwaren tegen warmtenetten in Nederland zijn de kosten in vergelijking met aardgas en de duurzaamheid. Als aardgas als optie wegvalt, behoort een warmtenet echter tot de meest betaalbare alternatieven, zeker voor bestaande bouw in de nabijheid van een al aangelegd warmtenet. De duurzaamheid hangt af van de aangesloten warmtebron(nen). De meest voorkomende hoofdwarmtebronnen zijn nu elektriciteitscentrales en afvalverbrandingsinstallaties. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van onder meer biomassa, restwarmte uit de industrie en geothermie. Nu kolencentrales moeten sluiten, zoals de Amercentrale die warmte levert aan het warmtenet bij Tilburg en Breda, wordt afval een nog belangrijkere warmtebron voor warmtenetten. Ook bij het Amernet wordt overwogen om, in plaats van warmte uit een kolencentrale, gebruik te gaan maken van warmte uit lokale afvalverbranding.
Afval als warmtebron
Is een warmtenet wel een verbetering ten opzichte van aardgas, als afval de hoofdwarmtebron is? Bij de verbranding van afval komt ook CO₂ vrij en men streeft naar het recyclen van afval in plaats van verbranding. Uit onderzoek van CE Delft blijkt echter dat warmte uit afvalverbranding even duurzaam is als warmte uit biomassa uit eigen regio, zodat het tot de schoonste warmtebronnen behoort. Zeker ten opzichte van warmte uit gas of kolen, of een biomassacentrale die gebruik maakt van buitenlandse biomassa (zoals de Amercentrale), is warmte uit een afvalverbrandingsinstallatie een vooruitgang. Geothermie is nog onvoldoende uitontwikkeld en pure restwarmte uit industrie is niet warm genoeg voor veel slecht geïsoleerde bestaande bouw, zodat juist afvalverbranding een directe emissiereductie kan opleveren. Het verbranden van afval is nodig omdat anders stort plaatsvindt, met vervuiling en de uitstoot van schadelijke broeikasgassen tot gevolg. In Nederland wordt een steeds groter aandeel van het afval gerecycled, toch blijven er ook bij deze recyclinginstallaties veel resten over die alsnog verbrand moeten worden. Daarnaast vindt in diverse andere Europese landen nog veel vuilstort plaats, dit afval kan in Nederland verwerkt worden. Klimaatverandering door broeikasgassen is een mondiaal probleem, zodat ook het voorkomen van stort in andere landen een belangrijk verschil maakt. Het transport van dit afval zorgt voor vrijwel geen extra uitstoot wanneer dit op schepen wordt vervoerd die anders leeg terug zouden varen na het lossen van een lading.
Directe duurzaamheidswinst zonder verspilling
Nu er met spoed nieuwe warmtebronnen gevonden moeten worden voor zowel bestaande bouw als nieuwbouw, kan men zeker in dichtbebouwde gebieden met veel warmtebronnen in de nabijheid niet om warmtenetten heen. Warmte op deze netten uit fossiele bronnen, zoals kolencentrales, moet binnenkort het veld ruimen. Tegelijkertijd zijn duurzame verbrandingsloze processen zoals geothermie nog niet voldoende uitontwikkeld om als hoofdwarmtebron voor warmtenetten te dienen. Warmte uit afvalverbranding en restwarmte uit lokale industrie zijn dat wel, zodat de inzet van deze aanwezige warmte een voor de hand liggende fase in het gebruik van warmtenetten vormt, waarbij direct veel duurzaamheidswinst wordt geboekt en geen al aanwezige warmte wordt verspild.
Gedeputeerde bezoekt wooncomplex Windmolenbroek
Op dinsdag 19 juni bracht gedeputeerde Annemieke Traag samen met wethouder Javier Cornelissen van de gemeente Almelo een werkbezoek aan wooncomplex Windmolenbroek in Almelo.
Het complex is al deels aangesloten op de stadsverwarming Almelo, maar gaat nu helemaal over op deze duurzame warmtevoorziening. De stadsverwarming Almelo levert bijna alle warmte uit duurzame bronnen (hout en stortgas). Hierdoor, en door verschillende duurzaamheidsaanpassingen aan het pand, maakt het een labelsprong van D naar A!
Binnenkort wonen de bewoners van de zelfstandige woningen dus nog comfortabeler én zuiniger. De verduurzaming van Windmolenbroek is een project van seniorenwoningcorporatie Woonzorg Nederland en netbeheerder Cogas. Door deze samenwerking hebben Woonzorg Nederland en Cogas mooie resultaten geboekt, waarbij de klant winnaar is: een transitie van label D naar A, die meer duurzaamheid, comfort en besparing oplevert!
Gedeputeerde Annemieke Traag kreeg de ervaringen en leerpunten van het gezamenlijke traject tot nu toe aangeboden door Gerald de Haan, directeur van Cogas.
Direct vanaf het eerste moment zijn alle bewoners actief betrokken bij de voorbereidingen voor het verduurzamen van Wooncomplex Windmolenbroek. Tijdens informatiebijeenkomsten konden zij in een proefwoning met eigen ogen zien wat nodig is om het complex duurzamer te maken en wat dit dan betekent voor hun woning en portemonnee. “Door alle maatregelen wordt mijn huis comfortabeler en ga ik hoogstwaarschijnlijk energie besparen. Dat levert een voordeeltje op. De huur blijft gelijk, dus dat is ook mooi!” vertelt een bewoner aan de gedeputeerde.
Het complex is al deels aangesloten op de stadsverwarming Almelo, maar gaat nu helemaal over op deze duurzame warmtevoorziening. De stadsverwarming Almelo levert bijna alle warmte uit duurzame bronnen (hout en stortgas). Hierdoor, en door verschillende duurzaamheidsaanpassingen aan het pand, maakt het een labelsprong van D naar A!
Binnenkort wonen de bewoners van de zelfstandige woningen dus nog comfortabeler én zuiniger. De verduurzaming van Windmolenbroek is een project van seniorenwoningcorporatie Woonzorg Nederland en netbeheerder Cogas. Door deze samenwerking hebben Woonzorg Nederland en Cogas mooie resultaten geboekt, waarbij de klant winnaar is: een transitie van label D naar A, die meer duurzaamheid, comfort en besparing oplevert!
Gedeputeerde Annemieke Traag kreeg de ervaringen en leerpunten van het gezamenlijke traject tot nu toe aangeboden door Gerald de Haan, directeur van Cogas.
Direct vanaf het eerste moment zijn alle bewoners actief betrokken bij de voorbereidingen voor het verduurzamen van Wooncomplex Windmolenbroek. Tijdens informatiebijeenkomsten konden zij in een proefwoning met eigen ogen zien wat nodig is om het complex duurzamer te maken en wat dit dan betekent voor hun woning en portemonnee. “Door alle maatregelen wordt mijn huis comfortabeler en ga ik hoogstwaarschijnlijk energie besparen. Dat levert een voordeeltje op. De huur blijft gelijk, dus dat is ook mooi!” vertelt een bewoner aan de gedeputeerde.
Glastuinbouw kan verdere substantiële reductie CO2-emissie realiseren
Uitgaande van drie economische toekomscenario's, loopt de prognose voor de CO2-emissie van de glastuinbouw in 2030 uiteen van 2,7 tot 3,3 Mton. Dit blijkt uit onderzoek van Wageningen Economic Research op verzoek van het Programma Kas als Energiebron. Deze emissies liggen substantieel lager dan de CO2-emissie van 2015 (5,8 Mton). Om de prognoses te realiseren is forse beleidsmatige inzet nodig van zowel overheid als bedrijfsleven.
In het optimistische scenario groeit de economie het sterkst en ontwikkelt de glastuinbouwsector ook het sterkst met veel nieuwe kassen, belichting, energiebesparing en energievoorzieningsopties zonder CO2-emissie. Zowel de energievraag als de CO2-emissie op sectorniveau is in het optimistische scenario groter dan in het pessimistische scenario, al is in het optimistische scenario de CO2-emissie per m2 kas het laagst. In het optimistische scenario is de extra CO2-emissie relatief beperkt doordat meer energievoorzieningsopties worden gebruikt die geen CO2-emissie met zich mee brengen.
De absolute warmtevraag op sectorniveau en het gemiddelde per m2 is in 2030 in alle scenario's lager dan in 2015. In het optimistische scenario is de vermindering op sectorniveau het kleinst, maar per m2 het grootst. Dit komt door het grotere areaal en de grotere warmtebesparing per m2 in het optimistische scenario. De gemiddelde elektriciteitsvraag per m2 ligt in alle drie scenario's boven dat van 2015. Dit komt door de toename van het areaal belichting. De vraag naar groeilicht per m2 kas neemt ook toe, maar als dit gepaard gaat met ledlicht leidt dit niet tot een grotere elektriciteitsvraag per m2 kas.
In alle drie scenario's worden op bedrijven zonder belichting in 2030 geen warmtekrachtkoppelingen (wkk) op aardgas meer gebruikt. Op bedrijven met belichting worden wel aardgas wkk's gebruikt maar deze produceren minder elektriciteit door afname van de warmtevraag. De verkoop van elektriciteit uit wkk's op aardgas neemt zeer sterk af. In het pessimistische scenario ligt dit op 12% en in het optimistische scenario op 22% van de verkoop van 2015. Het totaal van inkoop elektriciteit en productie van duurzame elektriciteit voor eigen gebruik neemt in alle drie scenario's toe. Het aandeel van de aardgas wkk's in de warmtevraag loopt in de scenario's uiteen van 30 en 37%. Dit is ruim een halvering ten opzichte van 2015.
Voor 2030 is er voor de glastuinbouw een technisch potentieel van warmtevoorzieningsopties zonder CO2-emissie dat uiteenloopt van zo'n 300 tot 1.400 miljoen m3 aardgasequivalent. Dit betreft duurzame warmte, inkoop warmte en inkoop elektriciteit voor verwarmen. Duurzame warmte omvat geothermie, biobrandstof, herwinning zonnewarmte en inkoop duurzaam gas.
De praktische toepassing is lager verondersteld dan het technisch potentieel en loopt in de scenario's uiteen van ruim 400 tot ruim 600 miljoen m3 aardgasequivalent; 28% en 35% van de totale warmtevraag. De praktische toepassing zit vooral bij geothermie (bijna 50%) en inkoop warmte (circa 30%). De resterende warmtevoorziening komt vanuit de aardgasketels en loopt uiteen van 28 tot 42% van de warmtevraag. Dit ligt 29 tot 11% onder die van 2015.
In elk scenario is forse inzet nodig door overheid en bedrijfsleven, gericht op energiebesparing en energievoorziening zonder CO2-emissie. Bij energiebesparing is continuering nodig van de beleidsmatige inzet gericht op de toepassing van Het Nieuwe Telen (HNT) op bedrijven zonder belichting. Voor bedrijven met belichting is extra beleid nodig gericht op de kennisontwikkeling over warmtebenutting en ledlicht, oftewel HNT op bedrijven met belichting en de toepassing daarvan.
Bij de energievoorziening zonder CO2-emissie is extra beleidsmatige inzet nodig. Dit geldt vooral voor de ontwikkeling en verbetering van geothermie, infrastructuur voor inkoop warmte, elektriciteit en CO2, beschikbaarheid van biobrandstof, realisatie van duurzame energieprojecten en projecten inkoop warmte. Hierbij zijn concurrerende en stimulerende tariefstructuren en voorwaarden voor inkoop warmte en inkoop elektriciteit, aanbod externe CO2, het verlagen van de winterpiek in de warmtevraag en het ontwikkelen van een economisch haalbare piekvoorziening voor de warmtevraag van belang. Bij dit alles is de externe CO2-voorziening de achilleshiel en voor al deze aspecten is samenwerking met partijen buiten de glastuinbouw noodzakelijk.
In het optimistische scenario groeit de economie het sterkst en ontwikkelt de glastuinbouwsector ook het sterkst met veel nieuwe kassen, belichting, energiebesparing en energievoorzieningsopties zonder CO2-emissie. Zowel de energievraag als de CO2-emissie op sectorniveau is in het optimistische scenario groter dan in het pessimistische scenario, al is in het optimistische scenario de CO2-emissie per m2 kas het laagst. In het optimistische scenario is de extra CO2-emissie relatief beperkt doordat meer energievoorzieningsopties worden gebruikt die geen CO2-emissie met zich mee brengen.
De absolute warmtevraag op sectorniveau en het gemiddelde per m2 is in 2030 in alle scenario's lager dan in 2015. In het optimistische scenario is de vermindering op sectorniveau het kleinst, maar per m2 het grootst. Dit komt door het grotere areaal en de grotere warmtebesparing per m2 in het optimistische scenario. De gemiddelde elektriciteitsvraag per m2 ligt in alle drie scenario's boven dat van 2015. Dit komt door de toename van het areaal belichting. De vraag naar groeilicht per m2 kas neemt ook toe, maar als dit gepaard gaat met ledlicht leidt dit niet tot een grotere elektriciteitsvraag per m2 kas.
In alle drie scenario's worden op bedrijven zonder belichting in 2030 geen warmtekrachtkoppelingen (wkk) op aardgas meer gebruikt. Op bedrijven met belichting worden wel aardgas wkk's gebruikt maar deze produceren minder elektriciteit door afname van de warmtevraag. De verkoop van elektriciteit uit wkk's op aardgas neemt zeer sterk af. In het pessimistische scenario ligt dit op 12% en in het optimistische scenario op 22% van de verkoop van 2015. Het totaal van inkoop elektriciteit en productie van duurzame elektriciteit voor eigen gebruik neemt in alle drie scenario's toe. Het aandeel van de aardgas wkk's in de warmtevraag loopt in de scenario's uiteen van 30 en 37%. Dit is ruim een halvering ten opzichte van 2015.
Voor 2030 is er voor de glastuinbouw een technisch potentieel van warmtevoorzieningsopties zonder CO2-emissie dat uiteenloopt van zo'n 300 tot 1.400 miljoen m3 aardgasequivalent. Dit betreft duurzame warmte, inkoop warmte en inkoop elektriciteit voor verwarmen. Duurzame warmte omvat geothermie, biobrandstof, herwinning zonnewarmte en inkoop duurzaam gas.
De praktische toepassing is lager verondersteld dan het technisch potentieel en loopt in de scenario's uiteen van ruim 400 tot ruim 600 miljoen m3 aardgasequivalent; 28% en 35% van de totale warmtevraag. De praktische toepassing zit vooral bij geothermie (bijna 50%) en inkoop warmte (circa 30%). De resterende warmtevoorziening komt vanuit de aardgasketels en loopt uiteen van 28 tot 42% van de warmtevraag. Dit ligt 29 tot 11% onder die van 2015.
In elk scenario is forse inzet nodig door overheid en bedrijfsleven, gericht op energiebesparing en energievoorziening zonder CO2-emissie. Bij energiebesparing is continuering nodig van de beleidsmatige inzet gericht op de toepassing van Het Nieuwe Telen (HNT) op bedrijven zonder belichting. Voor bedrijven met belichting is extra beleid nodig gericht op de kennisontwikkeling over warmtebenutting en ledlicht, oftewel HNT op bedrijven met belichting en de toepassing daarvan.
Bij de energievoorziening zonder CO2-emissie is extra beleidsmatige inzet nodig. Dit geldt vooral voor de ontwikkeling en verbetering van geothermie, infrastructuur voor inkoop warmte, elektriciteit en CO2, beschikbaarheid van biobrandstof, realisatie van duurzame energieprojecten en projecten inkoop warmte. Hierbij zijn concurrerende en stimulerende tariefstructuren en voorwaarden voor inkoop warmte en inkoop elektriciteit, aanbod externe CO2, het verlagen van de winterpiek in de warmtevraag en het ontwikkelen van een economisch haalbare piekvoorziening voor de warmtevraag van belang. Bij dit alles is de externe CO2-voorziening de achilleshiel en voor al deze aspecten is samenwerking met partijen buiten de glastuinbouw noodzakelijk.
Stichting Nationale Energiebespaarfonds ontvangt extra subsidie
Gedeputeerde Staten van Drenthe stellen Provinciale Staten voor om een subsidie van 500.000 euro te verlenen aan de Stichting Nationale Energiebespaarfonds (NEF). De subsidie komt ten goede aan het toepassen van de rentekorting die in Drenthe op de Energiebespaarlening wordt gegeven.
In 2017 heeft het college een subsidiebedrag van € 720.828 toegekend. Door de toenemende populariteit blijkt dit niet toereikend. Met het verlenen van de extra subsidie aan de Stichting Nationale Energiebespaarfonds verwacht de provincie tot eind 2018 over voldoende middelen te beschikken om honderden woningeigenaren en VvE’s te kunnen laten profiteren van de lage rente. Door de provinciale korting op de rente van de Nationale Energiebespaarlening is het voor bijna 500 woningeigenaren al mogelijk geweest om te investeren in verduurzaming van de eigen woning.
Energiebespaarlening met korting
Met de Energiebespaarlening van het Nationaal Energiebespaarfonds kunnen inwoners van Drenthe energiebesparende maatregelen voor de eigen woning financieren. In Drenthe kent de lening een extra korting waardoor het nog aantrekkelijker is om ook daadwerkelijk te investeren in het verduurzamen van de eigen woning. Voor Vereniging van Eigenaren is er de speciale VvE Energiebespaarlening.
In 2017 heeft het college een subsidiebedrag van € 720.828 toegekend. Door de toenemende populariteit blijkt dit niet toereikend. Met het verlenen van de extra subsidie aan de Stichting Nationale Energiebespaarfonds verwacht de provincie tot eind 2018 over voldoende middelen te beschikken om honderden woningeigenaren en VvE’s te kunnen laten profiteren van de lage rente. Door de provinciale korting op de rente van de Nationale Energiebespaarlening is het voor bijna 500 woningeigenaren al mogelijk geweest om te investeren in verduurzaming van de eigen woning.
Energiebespaarlening met korting
Met de Energiebespaarlening van het Nationaal Energiebespaarfonds kunnen inwoners van Drenthe energiebesparende maatregelen voor de eigen woning financieren. In Drenthe kent de lening een extra korting waardoor het nog aantrekkelijker is om ook daadwerkelijk te investeren in het verduurzamen van de eigen woning. Voor Vereniging van Eigenaren is er de speciale VvE Energiebespaarlening.
donderdag 21 juni 2018
Friesland vreest schadeclaim bij uitstel besluit over windpark
Friesland krijgt mogelijk een schadeclaim bij uitstel van de besluitvorming over windpark Nij Hiddum-Houw.
In een brief aan provinciale staten waarschuwt het college van het gedeputeerde staten daarvoor, meldt de Leeuwarder Courant. Door uitstel kunnen de initiatiefnemers 7,5 miljoen euro mislopen.
Met het windpark van negen megamolens bij Zurich, Cornwerd en Wons wil de provincie 36 megawatt aan opwekkingsvermogen toestaan.
In een brief aan provinciale staten waarschuwt het college van het gedeputeerde staten daarvoor, meldt de Leeuwarder Courant. Door uitstel kunnen de initiatiefnemers 7,5 miljoen euro mislopen.
Met het windpark van negen megamolens bij Zurich, Cornwerd en Wons wil de provincie 36 megawatt aan opwekkingsvermogen toestaan.
'Geef ruimte aan storage in het belang van een duurzame en flexibele energiemarkt'
Energie-Nederland, Engie, Fortum, Statkraft en Verbund hebben een coalitie gevormd met als doel het bevorderen van de ontwikkeling van flexibiliteitsdiensten en het creëren van een efficiënte en effectieve opslag van energie.
In een gezamenlijke verklaring roepen zij beleidsmakers op om voldoende aandacht te hebben voor de eigenaren van storage zodanig dat zij samen met energiebedrijven en energieverenigingen in staat zijn om een duurzame en flexibele markt te ontwikkelen in dienst van de eindgebruiker.
In een gezamenlijke verklaring roepen zij beleidsmakers op om voldoende aandacht te hebben voor de eigenaren van storage zodanig dat zij samen met energiebedrijven en energieverenigingen in staat zijn om een duurzame en flexibele markt te ontwikkelen in dienst van de eindgebruiker.
Miljoenen voor ‘made in Holland’ zonnepanelen Exasun
Exasun, de Nederlandse fabrikant van state-of-the-art zonnepanelen, kan haar productie vervijfvoudigen dankzij een miljoeneninvestering van ING Sustainable Investments en het energie-innovatiefonds van Zuid-Holland ENERGIIQ, aangevuld door een financiering van ABN Amro.
Het in 2012 opgerichte Exasun startte na vier jaar onderzoek en ontwikkeling in 2016 met de productie van Back-Contact-on-Glass zonnepanelen in Den Haag. Omdat de productie van haar kleinere zonnepanelen is geautomatiseerd, is het mogelijk in Nederland te produceren en zo aan transport gerelateerde CO2-uitstoot te minimaliseren.
Het bedrijf verwerkt haar technologie in twee kant-en-klare systemen voor schuine daken: het Black Roof systeem waarmee dakpannen helemaal overbodig worden en de X-Tile zonnedakpannen die tussen bestaande dakpannen passen. Exasun's egaal zwarte of gekleurde zonnepanelen worden steeds vaker toegepast als gevelbeplating, bijvoorbeeld het duurzame CIRCL paviljoen van ABN Amro.
Het Black Roof systeem wordt erg positief ontvangen bij nieuwbouwprojecten en renovatie van sociale woningbouw vanwege de zeer snelle montage en de esthetiek. Exasun's zonnepanelen worden eveneens gebruikt voor platte daken en drijvende zonneparken.
Het in 2012 opgerichte Exasun startte na vier jaar onderzoek en ontwikkeling in 2016 met de productie van Back-Contact-on-Glass zonnepanelen in Den Haag. Omdat de productie van haar kleinere zonnepanelen is geautomatiseerd, is het mogelijk in Nederland te produceren en zo aan transport gerelateerde CO2-uitstoot te minimaliseren.
Het bedrijf verwerkt haar technologie in twee kant-en-klare systemen voor schuine daken: het Black Roof systeem waarmee dakpannen helemaal overbodig worden en de X-Tile zonnedakpannen die tussen bestaande dakpannen passen. Exasun's egaal zwarte of gekleurde zonnepanelen worden steeds vaker toegepast als gevelbeplating, bijvoorbeeld het duurzame CIRCL paviljoen van ABN Amro.
Het Black Roof systeem wordt erg positief ontvangen bij nieuwbouwprojecten en renovatie van sociale woningbouw vanwege de zeer snelle montage en de esthetiek. Exasun's zonnepanelen worden eveneens gebruikt voor platte daken en drijvende zonneparken.
19 miljoen schone kilometers in 2017
In 2017 werden bij de publieke oplaadpalen in de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht aanzienlijk meer elektrische kilometers geladen dan een jaar eerder. In totaal werd er 3,8 miljoen kWh ofwel 16% meer geladen dan in het jaar ervoor, zo blijkt uit analyse van de laaddata door de Hogeschool van Amsterdam (HvA).
De circa 3,8 miljoen kWh die in 2017 op de openbare laadpalen in de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht werden geladen, komen overeen met zo’n 19 miljoen schone kilometers. In de MRA-E regio zijn circa 2.300 laadpunten beschikbaar, waarvan 400 punten geplaatst en geëxploiteerd door Nuon. Dat is een flinke bijdrage aan een schonere lucht en een beter klimaat. Het aantal unieke gebruikers groeide in 2017 met bijna 10%. MRA-Elektrisch laat de laaddata door HvA bundelen en analyseren omdat dit een solide basis geeft om het elektrisch rijden nog effectiever aan te jagen. Vanaf nu zijn de cijfers ook te vinden op de pagina Feiten & Cijfers op de website van MRA-Elektrisch.
“Dankzij de uitgebreide data-analyse weten we precies hoe intensief de afzonderlijke laadpalen gebruikt worden”, aldus Pieter Looijestijn, projectleider laadinfrastructuur bij MRA-Elektrisch. “Daardoor kunnen we nu bijvoorbeeld bij het gemeentehuis in Amstelveen op tijd een laadpaal bijplaatsen, zodat elektrische rijders daar goed gefaciliteerd blijven.”
In 2017 kwamen er via MRA-Elektrisch in de drie provincies 668 nieuwe laadpunten bij. Voor 2018 is de inzet 1000. De verwachting is dat het aantal verzoeken voor nieuwe laadpalen sterk toeneemt.
De circa 3,8 miljoen kWh die in 2017 op de openbare laadpalen in de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht werden geladen, komen overeen met zo’n 19 miljoen schone kilometers. In de MRA-E regio zijn circa 2.300 laadpunten beschikbaar, waarvan 400 punten geplaatst en geëxploiteerd door Nuon. Dat is een flinke bijdrage aan een schonere lucht en een beter klimaat. Het aantal unieke gebruikers groeide in 2017 met bijna 10%. MRA-Elektrisch laat de laaddata door HvA bundelen en analyseren omdat dit een solide basis geeft om het elektrisch rijden nog effectiever aan te jagen. Vanaf nu zijn de cijfers ook te vinden op de pagina Feiten & Cijfers op de website van MRA-Elektrisch.
“Dankzij de uitgebreide data-analyse weten we precies hoe intensief de afzonderlijke laadpalen gebruikt worden”, aldus Pieter Looijestijn, projectleider laadinfrastructuur bij MRA-Elektrisch. “Daardoor kunnen we nu bijvoorbeeld bij het gemeentehuis in Amstelveen op tijd een laadpaal bijplaatsen, zodat elektrische rijders daar goed gefaciliteerd blijven.”
In 2017 kwamen er via MRA-Elektrisch in de drie provincies 668 nieuwe laadpunten bij. Voor 2018 is de inzet 1000. De verwachting is dat het aantal verzoeken voor nieuwe laadpalen sterk toeneemt.
woensdag 20 juni 2018
Veerkrachttechnologie voor stabiele samenleving
Grote energiestoringen of zware stormen maken duidelijk hoe kwetsbaar onze infrastructuur is. De vier technische universiteiten van Nederland (Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven, Universiteit Twente en Wageningen Universiteit en Research) bundelen hun krachten op het gebied van Resilience Engineering (veerkrachttechnologie). De plannen van het 4TU Resilience Engineering Centrum werden toegelicht tijdens een internationaal launchevent in Rotterdam.
Resilience engineering is het vakgebied dat zich richt op het ‘veerkrachtiger maken’ van complexe technologische systemen (bijvoorbeeld energienetwerken). Managing director van het 4TU Resilience Engineering Centrum dr ir Marjolein Dohmen-Janssen: 'Allerlei technologische systemen zijn steeds meer met elkaar verbonden en/of afhankelijk. Dat gegeven in combinatie met ontwikkelingen als klimaatverandering en groei van de wereldbevolking, maakt samenlevingen kwetsbaar.'
'Met ons kenniscentrum combineren we expertise van wetenschappers en ingenieurs op verschillende gebieden om de grote uitdagingen van vandaag en morgen aan te gaan. Om veerkrachtige samenlevingen te bouwen waarmee we de impact van incidenten, rampen en langdurige stress verminderen of absorberen.'
De 4TU Federatie investeert de komende jaren 4,5 miljoen euro in het versterken van onderzoek en onderzoekscapaciteit op het terrein van veerkrachttechnologie. Daarvoor is het programma DeSIRE (Designing Systems for Informed Resilience Engineering) opgezet. Naast een bestaande groep van ruim veertig wetenschappers werven de universiteiten zestien nieuwe jonge talentvolle wetenschappers op het gebied van veerkrachttechnologie.
Programmaleider professor Tatiana Filatova: 'Met DeSIRE willen we inzichten in veerkrachttechnologie benutten om de maatschappelijke veerkracht te versterken. We ontwikkelen nieuwe trainingsprogramma's voor wetenschappers en professionals in de praktijk. Met de Resilience Academy gaan we een nieuwe generatie ingenieurs opleiden. Voor de feitelijke toepassing van de kennis hebben we tal van partnerschappen opgezet. Met onder meer Watergezant Henk Ovink, Ministerie van Infrastructuur en Watermanagement en NG Infra (Schiphol Group, Havenbedrijf Rotterdam, Rijkswaterstaat, ProRail, Alliander, Vitens ).'
=
Tevens is vandaag tijdens de jaarlijkse Resilient Rotterdam-conferentie een intentieverklaring ondertekend tussen het 4TU RE Centrum en de gemeenten Rotterdam en Den Haag. Dat betekent de start van een samenwerking die moet leiden tot de ontwikkeling van nieuwe kennis en toepasbare oplossingen voor urgente uitdagingen waar steden mee worden geconfronteerd. Denk aan klimaatverandering, digitalisering en de overgang naar gebruik van nieuwe energiebronnen.
Rotterdam en Den Haag zijn de twee Nederlandse steden die deel uitmaken van het wereldwijde 100 Resilient Cities-netwerk, dat is geïnitieerd door de Rockefeller Foundation. Chief Resilience Officer van Rotterdam Arnoud Molenaar: 'Met de bundeling van krachten gaan we het begrip ‘veerkracht van de stad’ concreet maken. De universiteiten brengen ‘state-of-the-art’ wetenschappelijke inzichten in en de steden ervaringen en vragen uit de praktijk van het ‘stadmaken’. Het ontwerpen en uitvoeren van technische infrastructuur wordt zo naar een nieuw niveau gebracht en geeft daarmee invulling aan de resilience strategieën van Rotterdam en Den Haag.'
Resilience engineering is het vakgebied dat zich richt op het ‘veerkrachtiger maken’ van complexe technologische systemen (bijvoorbeeld energienetwerken). Managing director van het 4TU Resilience Engineering Centrum dr ir Marjolein Dohmen-Janssen: 'Allerlei technologische systemen zijn steeds meer met elkaar verbonden en/of afhankelijk. Dat gegeven in combinatie met ontwikkelingen als klimaatverandering en groei van de wereldbevolking, maakt samenlevingen kwetsbaar.'
'Met ons kenniscentrum combineren we expertise van wetenschappers en ingenieurs op verschillende gebieden om de grote uitdagingen van vandaag en morgen aan te gaan. Om veerkrachtige samenlevingen te bouwen waarmee we de impact van incidenten, rampen en langdurige stress verminderen of absorberen.'
De 4TU Federatie investeert de komende jaren 4,5 miljoen euro in het versterken van onderzoek en onderzoekscapaciteit op het terrein van veerkrachttechnologie. Daarvoor is het programma DeSIRE (Designing Systems for Informed Resilience Engineering) opgezet. Naast een bestaande groep van ruim veertig wetenschappers werven de universiteiten zestien nieuwe jonge talentvolle wetenschappers op het gebied van veerkrachttechnologie.
Programmaleider professor Tatiana Filatova: 'Met DeSIRE willen we inzichten in veerkrachttechnologie benutten om de maatschappelijke veerkracht te versterken. We ontwikkelen nieuwe trainingsprogramma's voor wetenschappers en professionals in de praktijk. Met de Resilience Academy gaan we een nieuwe generatie ingenieurs opleiden. Voor de feitelijke toepassing van de kennis hebben we tal van partnerschappen opgezet. Met onder meer Watergezant Henk Ovink, Ministerie van Infrastructuur en Watermanagement en NG Infra (Schiphol Group, Havenbedrijf Rotterdam, Rijkswaterstaat, ProRail, Alliander, Vitens ).'
=
Tevens is vandaag tijdens de jaarlijkse Resilient Rotterdam-conferentie een intentieverklaring ondertekend tussen het 4TU RE Centrum en de gemeenten Rotterdam en Den Haag. Dat betekent de start van een samenwerking die moet leiden tot de ontwikkeling van nieuwe kennis en toepasbare oplossingen voor urgente uitdagingen waar steden mee worden geconfronteerd. Denk aan klimaatverandering, digitalisering en de overgang naar gebruik van nieuwe energiebronnen.
Rotterdam en Den Haag zijn de twee Nederlandse steden die deel uitmaken van het wereldwijde 100 Resilient Cities-netwerk, dat is geïnitieerd door de Rockefeller Foundation. Chief Resilience Officer van Rotterdam Arnoud Molenaar: 'Met de bundeling van krachten gaan we het begrip ‘veerkracht van de stad’ concreet maken. De universiteiten brengen ‘state-of-the-art’ wetenschappelijke inzichten in en de steden ervaringen en vragen uit de praktijk van het ‘stadmaken’. Het ontwerpen en uitvoeren van technische infrastructuur wordt zo naar een nieuw niveau gebracht en geeft daarmee invulling aan de resilience strategieën van Rotterdam en Den Haag.'
Holland Solar over invoering terugleversubsidie: ‘Wiebes maakt juiste keuze voor eigenaren van zonnepanelen’
Holland Solar is blij met het besluit van minister Wiebes om te kiezen voor de invoering van een terugleversubsidie als opvolger van de salderingsregeling voor zonnepanelen. ‘Met deze keuze biedt de minister de consument en andere eindgebruikers de gewenste investeringszekerheid. In de komende periode zullen wij ons hard maken dat de minister ook voldoende budget reserveert voor de invoering van de terugleversubsidie’, aldus Peter Desmet, bestuurslid bij branchevereniging Holland Solar.
Minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat heeft deze week de Tweede Kamer geïnformeerd dat de terugleversubsidie in 2020 ingevoerd moet worden. Daarbij heeft de minister toegezegd te streven naar een stabiele terugverdientijd voor zonnepanelen van circa 7 jaar. ‘Met de brief van de minister is er definitief een einde gekomen aan de sluimerende onzekerheid over het stopzetten van de salderingsregeling’, stelt Desmet die binnen Holland Solar voorzitter is van de commissie PV Klein (red. deze commissie is binnen de branchevereniging houder van het salderingsdossier). ‘Alle seinen staan nu op groen voor consumenten en andere eindgebruikers die gebruik maken van de salderingsregeling om te investeren in zonnepanelen. In 2020 is er een fluwelen overgang naar de nieuwe regeling mogelijk waardoor de markt zich in de komende jaren stabiel en snel kan doorontwikkelen.’
De voorganger van minister Wiebes, minister Henk Kamp, maakte in de zomer van 2017 na een evaluatie melding dat de salderingsregeling vervangen zou gaan worden door een teruglever- of investeringssubsidie. In het regeerakkoord dat afgelopen oktober bij het aantreden van het nieuwe kabinet gepresenteerd werd, formuleerde de regering daarbij de wens om te kiezen voor de terugleversubsidie. Holland Solar heeft zich sindsdien samen met haar partners via een intensieve lobby hardgemaakt voor deze keuze voor een terugleversubsidie.
Volgens Desmet is het besluit van minister Wiebes dan ook een resultaat waar Holland Solar trots op is. ‘Sinds het moment dat Wiebes voorganger Kamp aankondigde dat de salderingsregeling vervangen zou worden door een nieuwe regeling, hebben wij samen met diverse partners – waaronder de NVDE – een pleidooi gehouden voor de invoering van een terugleversubsidie. Dat de minister nu definitief deze oplossing kiest, en daarmee ook het alternatief van een eenmalige investeringssubsidie van tafel is, stemt tot tevredenheid. Tegelijkertijd kunnen we nog niet op onze lauweren rusten. We gaan met vertrouwen en op constructieve wijze met de minister en zijn ambtenaren in gesprek om te zorgen dat er voldoende budget voor de terugleversubsidie beschikbaar komt. We willen voor de markt te allen tijde een stop-and-go-effect voorkomen doordat het budget vroegtijdig uitgeput raakt. We hebben er alle vertrouwen in dat het kabinet en de Tweede Kamer ditzelfde doel nastreven.’
Minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat heeft deze week de Tweede Kamer geïnformeerd dat de terugleversubsidie in 2020 ingevoerd moet worden. Daarbij heeft de minister toegezegd te streven naar een stabiele terugverdientijd voor zonnepanelen van circa 7 jaar. ‘Met de brief van de minister is er definitief een einde gekomen aan de sluimerende onzekerheid over het stopzetten van de salderingsregeling’, stelt Desmet die binnen Holland Solar voorzitter is van de commissie PV Klein (red. deze commissie is binnen de branchevereniging houder van het salderingsdossier). ‘Alle seinen staan nu op groen voor consumenten en andere eindgebruikers die gebruik maken van de salderingsregeling om te investeren in zonnepanelen. In 2020 is er een fluwelen overgang naar de nieuwe regeling mogelijk waardoor de markt zich in de komende jaren stabiel en snel kan doorontwikkelen.’
De voorganger van minister Wiebes, minister Henk Kamp, maakte in de zomer van 2017 na een evaluatie melding dat de salderingsregeling vervangen zou gaan worden door een teruglever- of investeringssubsidie. In het regeerakkoord dat afgelopen oktober bij het aantreden van het nieuwe kabinet gepresenteerd werd, formuleerde de regering daarbij de wens om te kiezen voor de terugleversubsidie. Holland Solar heeft zich sindsdien samen met haar partners via een intensieve lobby hardgemaakt voor deze keuze voor een terugleversubsidie.
Volgens Desmet is het besluit van minister Wiebes dan ook een resultaat waar Holland Solar trots op is. ‘Sinds het moment dat Wiebes voorganger Kamp aankondigde dat de salderingsregeling vervangen zou worden door een nieuwe regeling, hebben wij samen met diverse partners – waaronder de NVDE – een pleidooi gehouden voor de invoering van een terugleversubsidie. Dat de minister nu definitief deze oplossing kiest, en daarmee ook het alternatief van een eenmalige investeringssubsidie van tafel is, stemt tot tevredenheid. Tegelijkertijd kunnen we nog niet op onze lauweren rusten. We gaan met vertrouwen en op constructieve wijze met de minister en zijn ambtenaren in gesprek om te zorgen dat er voldoende budget voor de terugleversubsidie beschikbaar komt. We willen voor de markt te allen tijde een stop-and-go-effect voorkomen doordat het budget vroegtijdig uitgeput raakt. We hebben er alle vertrouwen in dat het kabinet en de Tweede Kamer ditzelfde doel nastreven.’