TenneT heeft in het eerste halfjaar van 2015 verdere vooruitgang geboekt bij het waarborgen van de leveringszekerheid van elektriciteit en de integratie van de Europese elektriciteitsmarkten. Dat zegt het bedrijf bij de presentatie van de halfjaarcijfers.
Op 27 maart 2015 is er in Nederland voor het eerst in 18 jaar een grote stroomstoring geweest waarbij ongeveer een miljoen huishoudens een aantal uren zonder stroom zaten. Inclusief deze onderbreking heeft TenneT de beschikbaarheid van haar hoogspanningsnet in de eerste helft van 2015 op het niveau van 99,9976 procent weten te houden.
In de eerste helft van 2015 bleef TenneT volop investeren in de versterking van de hoogspanningsinfrastructuur in Nederland en Duitsland, zowel om de hoge beschikbaarheid van haar elektriciteitsnetten te blijven waarborgen als om het snel toenemende aanbod van energie uit hernieuwbare bronnen in te passen. De investeringen in materiële vaste activa zijn met 70 procent gestegen van EUR 703 miljoen in de eerste helft van 2014 tot EUR 1.196 miljoen in de eerste helft van dit jaar.
De omzet en het bedrijfsresultaat (EBIT) zijn hierdoor aanzienlijk toegenomen. De onderliggende omzet is met 22 procent gestegen van 1.146 miljoen euro in 2014 naar 1.395 miljoen in de eerste zes maanden van dit jaar. Het onderliggende bedrijfsresultaat is in dezelfde periode gegroeid van 368 miljoen naar 490 miljoen. Het bedrijfsresultaat werd ook positief beïnvloed door de goede resultaten (20 miljoen) van de BritNed-interconnector tussen Nederland en Groot-Brittannië, waarin TenneT een aandeel van 50 procent heeft, en door een eenmalige boekwinst van EUR 12 miljoen in verband met de fusie van APX (waarin TenneT een meerderheidsaandeel bezat) met de Noordwest-Europese elektriciteitsbeurs (EPEX Spot).
Pagina's
▼
vrijdag 31 juli 2015
Resultaat Alliander licht gestegen
Het resultaat na belastingen van netbeheerder Alliander stijgt van 156 miljoen in de eerste helft van 2014 naar 161 miljoen in dezelfde periode dit jaar. In beide periodes werd het resultaat sterk beïnvloed door belangrijke incidentele baten. Daarnaast was er sprake van verdere daling van de gereguleerde tarieven. Dat blijkt uit de halfjaarcijfers die het bedrijf vandaag presenteert. Verder stond het eerste halfjaar van 2015 in het teken van de voorbereidingen voor de ruilverkaveling van energienetwerken met Enexis.
Het resultaat na belastingen bedraagt 161 miljoen, tegenover 156 miljoen in de eerste helft van 2014 en werd in beide periodes sterk beïnvloed door incidentele baten. In 2014 betrof dit vooral de boekwinst op de verkoop van aandelen in N.V. KEMA en in 2015 betrof het met name de bate voortkomend uit de afwikkeling van een financieel instrument gerelateerd aan cross border lease contracten. Het resultaat na belastingen exclusief bijzondere posten bleef nagenoeg gelijk met 116 miljoen (2014: 114 miljoen). De netto omzet daalt naar 777 miljoen in het eerste halfjaar van 2015 van 786 miljoen in dezelfde periode in 2014. Dit is het gevolg van de daling van de gereguleerde tarieven.
De totale kosten exclusief bijzondere incidentele posten en kosten voor precariobelasting zijn stabiel en bedragen 611 miljoen in de eerste helft van 2015 (2014: 612 miljoen). Alliander blijft naar eigen zeggen werken aan het verhogen van effectiviteit en efficiency en streeft naar het verlagen van de kosten.
De kosten voor precario - de gemeentelijke belasting die Alliander moet betalen voor het gebruik van openbare grond - blijven toenemen: in de eerste helft van 2015 bedroegen de kosten al 46 miljoen (tegenover 6 miljoen in de eerste helft van 2014). Deze kosten worden doorberekend in de tarieven. Dat betekent op jaarbasis een bedrag van ongeveer 30 euro per klant.
De totale uitgaven voor de netwerken dalen met 16 miljoen, vooral door een daling in opdrachten van klanten. De vervangingsinvesteringen bleven licht achter ten opzichte van 2014. Daartegenover stegen de uitgaven voor onderhoud in de netten in de eerste helft van 2015. De investeringen in ICT zijn met Euro 10 miljoen gestegen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2014. Deze investeringen hadden met name betrekking op een aantal grote projecten, onder andere gerelateerd aan de grootschalige aanbieding van slimme meters.
De aandeelhouders van Alliander gingen op 1 juli akkoord met de ruilverkaveling van regionale energienetwerken van Alliander en Enexis. De ruil betreft netwerken van Enexis in Friesland en de Noordoostpolder en netwerken van Alliander in de regio Eindhoven en Zuidoost-Brabant (Endinet).
De koop van de netwerken in Friesland en de Noordoostpolder van Enexis zal Alliander naar verwachting Euro 375 miljoen kosten, terwijl de verkoop van de netwerken in de regio Eindhoven en zuidoost-Brabant (Endinet) Alliander naar verwachting 740 miljoen zal opleveren. De verkooptransactie van de netwerken van Endinet zal voor Alliander in 2016 een boekwinst opleveren.
Door elektriciteits- en gasnetten in de genoemde gebieden in de hand van één netbeheerder te brengen, ontstaat er een situatie die duidelijk is voor klanten en een efficiëntere werkwijze mogelijk maakt. De uit te ruilen netwerken sluiten bovendien uitstekend aan bij de bestaande distributienetwerken van beide partijen.
De uitvalduur elektriciteit blijft gelijk ten opzichte van het eerste halfjaar van 2014 en bedraagt 9,6 minuten in het eerste halfjaar van 2015. In Velsen-Noord raakte in januari een gasleiding beschadigd door werkzaamheden. Ongeveer 1150 huishoudens zaten hierdoor tot 6 dagen zonder gas.
In mei 2015 maakten Vitens en Liander bekend dat ze de komende tijd in Apeldoorn zo'n 46 kilometer water- en gasleiding gaan vervangen. Door tegelijk met de vervanging van de waterleiding ook de gasleidingen te vervangen, worden de gevolgen voor de klant zoveel mogelijk beperkt. De werkzaamheden starten na de zomer en duren tot en met 2017.
De klanttevredenheid bij particuliere klanten van Liander bedraagt 93 procent en daalde daarmee licht ten opzichte van dezelfde periode in 2014 (95 procent). In het zakelijke segment bedraagt de klanttevredenheid 87 procent, gelijk aan dezelfde periode in 2014.
Liander is in april 2015 gestart met het grootschalig aanbieden van slimme meters. In de eerste helft van 2015 zijn 115.000 meters geïnstalleerd bij klanten. Voor het uitlezen van slimme meters gebruikt Liander een mobiel communicatienetwerk dat samen met Stedin wordt beheerd. Het netwerk wordt daarnaast gebruikt voor communicatie met andere (toekomstige) installaties in de energienetten. Inmiddels bestrijkt het netwerk het gehele verzorgingsgebied van Liander.
Het aantal klanten dat zelf duurzame elektriciteit opwekt - voornamelijk met zonnepanelen - blijft stijgen: van ruim 63.000 in het eerste halfjaar van 2014 naar ruim 88.000 in het eerste halfjaar van 2015.
Het resultaat na belastingen bedraagt 161 miljoen, tegenover 156 miljoen in de eerste helft van 2014 en werd in beide periodes sterk beïnvloed door incidentele baten. In 2014 betrof dit vooral de boekwinst op de verkoop van aandelen in N.V. KEMA en in 2015 betrof het met name de bate voortkomend uit de afwikkeling van een financieel instrument gerelateerd aan cross border lease contracten. Het resultaat na belastingen exclusief bijzondere posten bleef nagenoeg gelijk met 116 miljoen (2014: 114 miljoen). De netto omzet daalt naar 777 miljoen in het eerste halfjaar van 2015 van 786 miljoen in dezelfde periode in 2014. Dit is het gevolg van de daling van de gereguleerde tarieven.
De totale kosten exclusief bijzondere incidentele posten en kosten voor precariobelasting zijn stabiel en bedragen 611 miljoen in de eerste helft van 2015 (2014: 612 miljoen). Alliander blijft naar eigen zeggen werken aan het verhogen van effectiviteit en efficiency en streeft naar het verlagen van de kosten.
De kosten voor precario - de gemeentelijke belasting die Alliander moet betalen voor het gebruik van openbare grond - blijven toenemen: in de eerste helft van 2015 bedroegen de kosten al 46 miljoen (tegenover 6 miljoen in de eerste helft van 2014). Deze kosten worden doorberekend in de tarieven. Dat betekent op jaarbasis een bedrag van ongeveer 30 euro per klant.
De totale uitgaven voor de netwerken dalen met 16 miljoen, vooral door een daling in opdrachten van klanten. De vervangingsinvesteringen bleven licht achter ten opzichte van 2014. Daartegenover stegen de uitgaven voor onderhoud in de netten in de eerste helft van 2015. De investeringen in ICT zijn met Euro 10 miljoen gestegen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2014. Deze investeringen hadden met name betrekking op een aantal grote projecten, onder andere gerelateerd aan de grootschalige aanbieding van slimme meters.
De aandeelhouders van Alliander gingen op 1 juli akkoord met de ruilverkaveling van regionale energienetwerken van Alliander en Enexis. De ruil betreft netwerken van Enexis in Friesland en de Noordoostpolder en netwerken van Alliander in de regio Eindhoven en Zuidoost-Brabant (Endinet).
De koop van de netwerken in Friesland en de Noordoostpolder van Enexis zal Alliander naar verwachting Euro 375 miljoen kosten, terwijl de verkoop van de netwerken in de regio Eindhoven en zuidoost-Brabant (Endinet) Alliander naar verwachting 740 miljoen zal opleveren. De verkooptransactie van de netwerken van Endinet zal voor Alliander in 2016 een boekwinst opleveren.
Door elektriciteits- en gasnetten in de genoemde gebieden in de hand van één netbeheerder te brengen, ontstaat er een situatie die duidelijk is voor klanten en een efficiëntere werkwijze mogelijk maakt. De uit te ruilen netwerken sluiten bovendien uitstekend aan bij de bestaande distributienetwerken van beide partijen.
De uitvalduur elektriciteit blijft gelijk ten opzichte van het eerste halfjaar van 2014 en bedraagt 9,6 minuten in het eerste halfjaar van 2015. In Velsen-Noord raakte in januari een gasleiding beschadigd door werkzaamheden. Ongeveer 1150 huishoudens zaten hierdoor tot 6 dagen zonder gas.
In mei 2015 maakten Vitens en Liander bekend dat ze de komende tijd in Apeldoorn zo'n 46 kilometer water- en gasleiding gaan vervangen. Door tegelijk met de vervanging van de waterleiding ook de gasleidingen te vervangen, worden de gevolgen voor de klant zoveel mogelijk beperkt. De werkzaamheden starten na de zomer en duren tot en met 2017.
De klanttevredenheid bij particuliere klanten van Liander bedraagt 93 procent en daalde daarmee licht ten opzichte van dezelfde periode in 2014 (95 procent). In het zakelijke segment bedraagt de klanttevredenheid 87 procent, gelijk aan dezelfde periode in 2014.
Liander is in april 2015 gestart met het grootschalig aanbieden van slimme meters. In de eerste helft van 2015 zijn 115.000 meters geïnstalleerd bij klanten. Voor het uitlezen van slimme meters gebruikt Liander een mobiel communicatienetwerk dat samen met Stedin wordt beheerd. Het netwerk wordt daarnaast gebruikt voor communicatie met andere (toekomstige) installaties in de energienetten. Inmiddels bestrijkt het netwerk het gehele verzorgingsgebied van Liander.
Het aantal klanten dat zelf duurzame elektriciteit opwekt - voornamelijk met zonnepanelen - blijft stijgen: van ruim 63.000 in het eerste halfjaar van 2014 naar ruim 88.000 in het eerste halfjaar van 2015.
Last onder dwangsom voor netbeheerder Delta
Netbeheerder Delta mag niet langer dezelfde naam en hetzelfde beeldmerk hebben als de commerciële onderdelen van het moederbedrijf waartoe Delta behoort. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) geeft Delta een half jaar de tijd om wijziging van naam en beeldmerk door te voeren. Daarna gaat een dwangsom lopen van 100.000 euro per week; met een maximum van 2 miljoen euro.
Delta besloot om vanaf 1 januari 2014 voor alle bedrijfsonderdelen, inclusief netbeheerder, eenzelfde logo te gebruiken. Delta overtreedt daarmee de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Daarover is bij ACM geklaagd. Remko Bos, directeur Energie van ACM: “Consumenten moeten een duidelijk onderscheid kunnen maken tussen de netbeheerder die de wettelijke taken uitvoert zoals transport van elektriciteit en gas, en de bedrijfsonderdelen die de commerciële activiteiten voor hun rekening nemen. Als dat niet gebeurt, kan het commerciële bedrijf profiteren van de naamsbekendheid die de netbeheerder vanwege zijn wettelijke taak al heeft. Dit geeft het commerciële bedrijf dan een voorsprong in vergelijking met concurrenten zonder netbeheerder.” Hoewel netbeheerder Delta gisteren onverwacht haar naam wijzigde, wil ACM er zeker van zijn dat over 6 maanden de wijziging van naam en logo zijn doorgevoerd. De last onder dwangsom dwingt Delta daartoe.
Delta besloot om vanaf 1 januari 2014 voor alle bedrijfsonderdelen, inclusief netbeheerder, eenzelfde logo te gebruiken. Delta overtreedt daarmee de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Daarover is bij ACM geklaagd. Remko Bos, directeur Energie van ACM: “Consumenten moeten een duidelijk onderscheid kunnen maken tussen de netbeheerder die de wettelijke taken uitvoert zoals transport van elektriciteit en gas, en de bedrijfsonderdelen die de commerciële activiteiten voor hun rekening nemen. Als dat niet gebeurt, kan het commerciële bedrijf profiteren van de naamsbekendheid die de netbeheerder vanwege zijn wettelijke taak al heeft. Dit geeft het commerciële bedrijf dan een voorsprong in vergelijking met concurrenten zonder netbeheerder.” Hoewel netbeheerder Delta gisteren onverwacht haar naam wijzigde, wil ACM er zeker van zijn dat over 6 maanden de wijziging van naam en logo zijn doorgevoerd. De last onder dwangsom dwingt Delta daartoe.
Provincie behartigt (klimaat)belangen in Europa
Gedeputeerde Mariëtte Pennarts (Utrecht) behartigt de komende jaren de belangen op het gebied van milieu, klimaatverandering en energie van de Nederlandse provincies als plaatsvervangend lid in de commissie ENVE van het Comité van de Regio’s. Ook is zij gekozen tot voorzitter van Regio Randstad in Brussel. Het beleid van de Europese Unie heeft veel invloed op het beleid en de doelen van de regio Utrecht zoals klimaat, energie, milieu en regionale economie. De EU biedt oplossingen door regelgeving of interessante subsidiemogelijkheden.
Het Comité van de Regio's is het adviesorgaan waar lokale en regionale overheden hun stem laten horen in het besluitvormingsproces van de Europese instellingen. Enkele belangrijke zaken waar de commissie ENVE( Environment climate, change and energy) zich voor inzet zijn luchtkwaliteit, biodiversiteit, energiebesparing, hernieuwbare energie en de verduurzaming van de (circulaire) economie. Met het opstellen van adviezen kan de commissie invloed uitoefenen op de Europese besluitvorming. De officiële benoeming van Mariëtte Pennarts in de ENVE-commissie zal formeel op 8-9 september 2015 in het bestuur van het Interprovinciaal overleg ( IPO) worden vastgesteld.
Het Comité van de Regio's is het adviesorgaan waar lokale en regionale overheden hun stem laten horen in het besluitvormingsproces van de Europese instellingen. Enkele belangrijke zaken waar de commissie ENVE( Environment climate, change and energy) zich voor inzet zijn luchtkwaliteit, biodiversiteit, energiebesparing, hernieuwbare energie en de verduurzaming van de (circulaire) economie. Met het opstellen van adviezen kan de commissie invloed uitoefenen op de Europese besluitvorming. De officiële benoeming van Mariëtte Pennarts in de ENVE-commissie zal formeel op 8-9 september 2015 in het bestuur van het Interprovinciaal overleg ( IPO) worden vastgesteld.
RUG en Energy Academy Europe lanceren MOOC over energietransitie
De Rijksuniversiteit Groningen en Energy Academy Europe lanceren in de herfst een Massive Online Open Course (MOOC) over energietransitie. Het oplossen van de energiepuzzel vereist een multidisciplinaire aanpak. De gratis online cursus voorziet in een uniek perspectief op de energietransitie, door gebruik te maken van de grote verscheidenheid aan wetenschappelijke disciplines binnen de RUG. De cursus is zowel op studenten als op professionals gericht.
Energie speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de mensheid. De wereld heeft te maken met grote uitdagingen op mondiaal niveau: klimaatverandering, economische en sociale ontwikkeling, armoedebestrijding, voedselproductie, gezondheid, en het behoud van bedreigde ecosystemen, vrede en veiligheid. Om deze uitdagingen aan te gaan, is grootschalige verandering nodig: de energietransitie. Maar, de energietransitie is geen simpele kwestie met eenvoudige oplossingen. De Energie-MOOC toont de unieke multidisciplinaire aanpak die de energietransitie nodig heeft, door technologische, juridische, economische, ruimtelijke en sociale aspecten van de energietransitie te behandelen.
Energie speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de mensheid. De wereld heeft te maken met grote uitdagingen op mondiaal niveau: klimaatverandering, economische en sociale ontwikkeling, armoedebestrijding, voedselproductie, gezondheid, en het behoud van bedreigde ecosystemen, vrede en veiligheid. Om deze uitdagingen aan te gaan, is grootschalige verandering nodig: de energietransitie. Maar, de energietransitie is geen simpele kwestie met eenvoudige oplossingen. De Energie-MOOC toont de unieke multidisciplinaire aanpak die de energietransitie nodig heeft, door technologische, juridische, economische, ruimtelijke en sociale aspecten van de energietransitie te behandelen.
Enexis en Alliander tekenen overeenkomst ruil regionale netwerken
Netwerkbedrijven Enexis en Alliander hebben een koop- en verkoopovereenkomst ondertekend voor de ruil van regionale netwerken. Deze ruil betreft de energienetwerken van Enexis in Friesland en de Noordoostpolder en die van Alliander in de regio Eindhoven en zuidoost Brabant (Endinet) per 1 januari 2016.
Na een boekenonderzoek en afstemming met de medezeggenschap is de transactie voorgelegd aan de aandeelhouders van beide bedrijven. De aandeelhouderscommissie van Enexis heeft op 18 juni vastgesteld dat de uitruil past binnen het strategisch plan. De aandeelhouders van Alliander stemden op 1 juli in met de ruil. Vandaag werd de overeenkomst ondertekend door Peter Molengraaf, CEO van Alliander en Maarten Blacquière, CFO van Enexis.
Door elektriciteits- en gasnetten in deze gebieden in één hand te brengen, ontstaat een situatie die duidelijk is voor klanten en een efficiëntere werkwijze mogelijk maakt. De uit te ruilen netwerken sluiten bovendien uitstekend aan bij de bestaande distributienetwerken van beide partijen. Bij Enexis gaat het om 51.000 elektriciteits- en 196.000 gasaansluitingen in Friesland en 28.000 elektriciteits- en 27.000 gasaansluitingen in de Noordoostpolder. Bij Alliander gaat het om het Endinetgebied, respectievelijk 108.000 elektriciteits- en 398.000 gasaansluitingen. De ruil past binnen het beleid van de overheid om het werkterrein van de netbeheerders langs provinciale grenzen te organiseren.
In het kader van het overeen te komen overgangsprotocol zal nog afstemming plaatsvinden met de vakbonden. Klanten die een andere netbeheerder krijgen worden op een later moment geïnformeerd.
Na een boekenonderzoek en afstemming met de medezeggenschap is de transactie voorgelegd aan de aandeelhouders van beide bedrijven. De aandeelhouderscommissie van Enexis heeft op 18 juni vastgesteld dat de uitruil past binnen het strategisch plan. De aandeelhouders van Alliander stemden op 1 juli in met de ruil. Vandaag werd de overeenkomst ondertekend door Peter Molengraaf, CEO van Alliander en Maarten Blacquière, CFO van Enexis.
Door elektriciteits- en gasnetten in deze gebieden in één hand te brengen, ontstaat een situatie die duidelijk is voor klanten en een efficiëntere werkwijze mogelijk maakt. De uit te ruilen netwerken sluiten bovendien uitstekend aan bij de bestaande distributienetwerken van beide partijen. Bij Enexis gaat het om 51.000 elektriciteits- en 196.000 gasaansluitingen in Friesland en 28.000 elektriciteits- en 27.000 gasaansluitingen in de Noordoostpolder. Bij Alliander gaat het om het Endinetgebied, respectievelijk 108.000 elektriciteits- en 398.000 gasaansluitingen. De ruil past binnen het beleid van de overheid om het werkterrein van de netbeheerders langs provinciale grenzen te organiseren.
In het kader van het overeen te komen overgangsprotocol zal nog afstemming plaatsvinden met de vakbonden. Klanten die een andere netbeheerder krijgen worden op een later moment geïnformeerd.
donderdag 30 juli 2015
6500 banen weg bij Shell
Olie- en gasconcern Shell gaat dit jaar circa 6500 banen schrappen. Door de lage olieprijzen vallen de bedrijfsresultaten tegen. Hoeveel banen er in Nederland gaan verdwijnen is niet bekend.
De winst over het tweede kwartaal bedroeg 3,4 miljard vergeleken met 5,1 miljard een jaar terug. De productie van olie en gas liep het afgelopen kwartaal met 11 procent terug tot het equivalent van 2,73 miljoen vaten per dag. De winst per aandeel, waarbij gerekend lag 37 procent lager dan het tweede kwartaal van 2014.
Shell kondigde aan dit jaar de kapitaalinvesteringen met 20 procent te verlagen naar 30 miljard dollar in vergelijking met vorig jaar.
Analisten gingen er al van uit dat Shell 45 procent minder winst had geboekt in vergelijking met 2014, vooral door de prijsval van olie.
De winst over het tweede kwartaal bedroeg 3,4 miljard vergeleken met 5,1 miljard een jaar terug. De productie van olie en gas liep het afgelopen kwartaal met 11 procent terug tot het equivalent van 2,73 miljoen vaten per dag. De winst per aandeel, waarbij gerekend lag 37 procent lager dan het tweede kwartaal van 2014.
Shell kondigde aan dit jaar de kapitaalinvesteringen met 20 procent te verlagen naar 30 miljard dollar in vergelijking met vorig jaar.
Analisten gingen er al van uit dat Shell 45 procent minder winst had geboekt in vergelijking met 2014, vooral door de prijsval van olie.
DELTA Netwerkbedrijf start met aanbieden slimme meters in Reimerswaal
Netbeheerder DELTA Netwerkbedrijf (DNWB) start medio juli 2015 met het grootschalig aanbieden van slimme meters in delen van de gemeente Reimerswaal. De slimme meter is de nieuwe generatie energiemeter en biedt de mogelijkheid om zelf nauwkeurig het energieverbruik te volgen. Hierdoor is het makkelijker om energie te besparen. Tot en met december 2015 vervangt DNWB bij circa 18.000 huishoudens en klein zakelijke klanten de traditionele meters door slimme meters.
Medio juli start DNWB in de gemeente Reimerswaal (Rilland, Krabbendijke, Waarde, Oostdijk en Kruiningen). Vanaf september gaat DNWB ook slimme meters aanbieden in delen van de gemeentes Veere, Hulst en Tholen.
Alle Nederlandse huishoudens krijgen voor 2020 een slimme meter aangeboden. De meter wordt per postcodegebied aangeboden. Als een huishouden aan de beurt is, verwisselt DELTA Netwerkbedrijf de huidige elektriciteits- en gasmeters voor slimme meters. Dat is voor de klant geheel kosteloos.
Ongeveer tien dagen voordat de monteur langskomt, ontvangt de klant een brief met daarin een voorstel voor een afspraak. Ook wordt uitgelegd hoe de klant de afspraak desgewenst kan verzetten.
Medio juli start DNWB in de gemeente Reimerswaal (Rilland, Krabbendijke, Waarde, Oostdijk en Kruiningen). Vanaf september gaat DNWB ook slimme meters aanbieden in delen van de gemeentes Veere, Hulst en Tholen.
Alle Nederlandse huishoudens krijgen voor 2020 een slimme meter aangeboden. De meter wordt per postcodegebied aangeboden. Als een huishouden aan de beurt is, verwisselt DELTA Netwerkbedrijf de huidige elektriciteits- en gasmeters voor slimme meters. Dat is voor de klant geheel kosteloos.
Ongeveer tien dagen voordat de monteur langskomt, ontvangt de klant een brief met daarin een voorstel voor een afspraak. Ook wordt uitgelegd hoe de klant de afspraak desgewenst kan verzetten.
RUG-onderzoekers presenteren resultaat pilot Kennisplatform Windenergie
De hinder die omwonenden ervaren van windturbines hangt niet alleen af van de daadwerkelijke geluidsproductie, maar ook van verschillende psychologische factoren, bijvoorbeeld de mate waarin omwonenden inspraak hebben en serieus worden genomen. Het is daarom belangrijk om belanghebbenden in een vroeg stadium te betrekken bij het plannen van een windturbine(park). Dat kan leiden tot een beter besluitvormingsproces, omdat er rekening wordt gehouden met verschillende meningen en zorgen over windenergie-ontwikkelingen. Dat inzicht volgt uit een pilot van het Kennisplatform Windenergie waaraan RUG-onderzoekers dr. Goda Perlaviciute en prof.dr. Linda Steg hebben meegewerkt. Het resultaat van de pilot wordt aangeboden aan de Tweede kamer en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
De onderzoekers van de faculteit Gedrags- en Maatschappij Wetenschappen werkten in de pilot samen met Aarten Wind Solutions, Energie Onderzoek Centrum Nederland, GGD-GHOR Nederland en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. De pilot had tot doel wetenschappelijke kennis over de mogelijke (gezondheids-)effecten van het geluid door windturbines in kaart te brengen. Samen met de partners werd een dialoog gestart met vertegenwoordigers van relevante belanghebbenden, zoals omwonenden, bedrijven, overheid en onderzoek- en onderwijsinstellingen, om te garanderen dat de weergave van de beschikbare kennis breed gedragen werd. Perlaviciute en Steg richtten zich daarbij vooral op het verzamelen van kennis over de mogelijke hinder door de windmolens.
De onderzoekers van de faculteit Gedrags- en Maatschappij Wetenschappen werkten in de pilot samen met Aarten Wind Solutions, Energie Onderzoek Centrum Nederland, GGD-GHOR Nederland en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. De pilot had tot doel wetenschappelijke kennis over de mogelijke (gezondheids-)effecten van het geluid door windturbines in kaart te brengen. Samen met de partners werd een dialoog gestart met vertegenwoordigers van relevante belanghebbenden, zoals omwonenden, bedrijven, overheid en onderzoek- en onderwijsinstellingen, om te garanderen dat de weergave van de beschikbare kennis breed gedragen werd. Perlaviciute en Steg richtten zich daarbij vooral op het verzamelen van kennis over de mogelijke hinder door de windmolens.
woensdag 29 juli 2015
Coöperatief zonne-energieproject op dak MARIN
Vandaag ondertekenden MARIN en Coöperatie Wageningen op Zon de overeenkomst tot realisatie van een collectief zonne-energiesysteem op het grote dak van de diepwatertank van het Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN). MARIN stelt het dak van de maritieme testfaciliteit gratis ter beschikking en inwoners verenigd in Coöperatie Wageningen op Zon investeren in de zonnepanelen. Burgemeester Van Rumund was erbij aanwezig en toonde zich zeer verheugd over het initiatief: "Dit project past zeer goed bij Wageningen als stad van zonne-energie. Prachtig om te zien dat door nauwe samenwerking tussen het Wagenings bedrijfsleven en inwoners een dergelijk grootschalig zonne-energieproject van de grond komt."
Het nieuwe zonnestroomsysteem van 722 zonnepanelen heeft een totaalvermogen van 200 kWp en gaat naar schatting ruim 170.000 kWh zonnestroom per jaar opbrengen, hetgeen overeenkomt met het gemiddelde jaarverbruik van 50 huishoudens. Het zonnestroomsysteem van Wageningen op Zon is het tweede bij MARIN, na het zonnestroomsysteem op het dak van de binnenvaarttank dat MARIN eind 2013 in gebruik nam. Onder toeziend oog van burgemeester Van Rumund ondertekenden Bas Buchner, directeur MARIN, en Frank Zegers, Coöperatie Wageningen op Zon, de samenwerkingsovereenkomst tijdens een feestelijke bijeenkomst bij het MARIN. Tevens werd de overeenkomst met Solarcentury voor levering van het zonnestroomsysteem ondertekend.
In Coöperatie Wageningen op Zon zijn 78 deelnemers verenigd die samen de investering opbrengen voor de 722 zonnepanelen. De coöperatie verkoopt de zonnestroom aan energieleverancier Qurrent en de opbrengst wordt jaarlijks uitgekeerd aan de leden. Coöperatie Wageningen op Zon heeft hiermee de primeur van het eerste coöperatieve zonnestroomsysteem van Wageningen. Cruciaal in de totstandkoming van het project is de medewerking van MARIN. Stephan Brinkmann, controller MARIN en bestuurslid van Stichting Zonne-energie Wageningen, licht toe: "Eind 2013 heeft MARIN een zonnestroomsysteem van 320 kWp gerealiseerd op het dak van de binnenvaarttank. Dit systeem is nu anderhalf jaar in bedrijf en presteert geheel naar verwachtingen. De zonnestroom gebruikt MARIN om een deel van onze elektriciteitsbehoefte zelf duurzaam op te wekken. We hebben nu besloten om, naast ons eigen zonnestroomsysteem, het dak van de diepwatertank gratis ter beschikking te stellen aan Coöperatie Wageningen op Zon, zodat ook omwonenden en inwoners van Wageningen kunnen investeren in zonnepanelen."
De ontwikkeling van het coöperatieve zonne-energieproject is mede mogelijk gemaakt door Stichting Zonne-energie Wageningen. De zonnepanelen zullen deze zomer worden geplaatst door het bedrijf Solarcentury, dat ook het bestaande zonne-energiesysteem op de binnenvaarttank van MARIN heeft gerealiseerd.
Het nieuwe zonnestroomsysteem van 722 zonnepanelen heeft een totaalvermogen van 200 kWp en gaat naar schatting ruim 170.000 kWh zonnestroom per jaar opbrengen, hetgeen overeenkomt met het gemiddelde jaarverbruik van 50 huishoudens. Het zonnestroomsysteem van Wageningen op Zon is het tweede bij MARIN, na het zonnestroomsysteem op het dak van de binnenvaarttank dat MARIN eind 2013 in gebruik nam. Onder toeziend oog van burgemeester Van Rumund ondertekenden Bas Buchner, directeur MARIN, en Frank Zegers, Coöperatie Wageningen op Zon, de samenwerkingsovereenkomst tijdens een feestelijke bijeenkomst bij het MARIN. Tevens werd de overeenkomst met Solarcentury voor levering van het zonnestroomsysteem ondertekend.
In Coöperatie Wageningen op Zon zijn 78 deelnemers verenigd die samen de investering opbrengen voor de 722 zonnepanelen. De coöperatie verkoopt de zonnestroom aan energieleverancier Qurrent en de opbrengst wordt jaarlijks uitgekeerd aan de leden. Coöperatie Wageningen op Zon heeft hiermee de primeur van het eerste coöperatieve zonnestroomsysteem van Wageningen. Cruciaal in de totstandkoming van het project is de medewerking van MARIN. Stephan Brinkmann, controller MARIN en bestuurslid van Stichting Zonne-energie Wageningen, licht toe: "Eind 2013 heeft MARIN een zonnestroomsysteem van 320 kWp gerealiseerd op het dak van de binnenvaarttank. Dit systeem is nu anderhalf jaar in bedrijf en presteert geheel naar verwachtingen. De zonnestroom gebruikt MARIN om een deel van onze elektriciteitsbehoefte zelf duurzaam op te wekken. We hebben nu besloten om, naast ons eigen zonnestroomsysteem, het dak van de diepwatertank gratis ter beschikking te stellen aan Coöperatie Wageningen op Zon, zodat ook omwonenden en inwoners van Wageningen kunnen investeren in zonnepanelen."
De ontwikkeling van het coöperatieve zonne-energieproject is mede mogelijk gemaakt door Stichting Zonne-energie Wageningen. De zonnepanelen zullen deze zomer worden geplaatst door het bedrijf Solarcentury, dat ook het bestaande zonne-energiesysteem op de binnenvaarttank van MARIN heeft gerealiseerd.
Schneider Electric is meest duurzame organisatie
Enjeux les Echos en Institut RSE hebben Schneider Electric voor het tweede achtereenvolgende jaar als de meest duurzame organisatie uitgeroepen. Hiermee laat het bedrijf 39 andere belangrijke bedrijven op de Franse aandelenbeurs achter zich.
Schneider Electric past duurzaamheid al geruime tijd toe in de gehele organisatie - bij zowel het maken van beslissingen als in de uitvoering van werkzaamheden. Het concern zet zich op deze manier actief in om klimaatverandering tegen te gaan.
Organisaties werden voor de mate van duurzaamheid op drie criteria beoordeeld: betrokkenheid (630 punten te behalen), resultaten (300 punten te behalen) en best practices (70 punten te behalen). Met een rating van 840/1000 zijn de programma's van Schneider Electric op het gebied van ethiek, mensenrechten, bedrijfsintegriteit, energiebesparingen en verantwoordelijke leveranciersrelaties erkend als meest innovatief en volledig.
Schneider Electric past duurzaamheid al geruime tijd toe in de gehele organisatie - bij zowel het maken van beslissingen als in de uitvoering van werkzaamheden. Het concern zet zich op deze manier actief in om klimaatverandering tegen te gaan.
Organisaties werden voor de mate van duurzaamheid op drie criteria beoordeeld: betrokkenheid (630 punten te behalen), resultaten (300 punten te behalen) en best practices (70 punten te behalen). Met een rating van 840/1000 zijn de programma's van Schneider Electric op het gebied van ethiek, mensenrechten, bedrijfsintegriteit, energiebesparingen en verantwoordelijke leveranciersrelaties erkend als meest innovatief en volledig.
SPIE zorgt voor duurzaam randje bij Neste Netherlands
SPIE heeft, naast het reeds bestaande Engineeringscontract, nu ook officieel de opdracht gekregen voor het leveren van onderhoudsdiensten op het gebied van E&I en Mechanical voor Neste Netherlands. De raffinaderij op de Maasvlakte is de grootste raffinaderij voor hernieuwbare brandstoffen in Europa. Door dit drie jaar durende multi-t contract is SPIE een belangrijke multitechnische strategische partner geworden voor Neste en draagt SPIE bij aan de 'Green Economy' door het continue verbeteren van de beschikbaarheid, betrouwbaarheid, en efficiency.
Joop Hekkelaan, Business Unit Manager SPIE Nederland divisie Industry: "Neste heeft voor SPIE gekozen omdat wij als multitechnische dienstverlener pro-actief meedenken, verantwoordelijkheid nemen en veiligheid een van onze kernwaarden is. Daarom zijn we blij met het verwerven van dit contract waarin we werken in een relatief nieuwe fabriek waarbij duurzaamheid, ná veiligheid, een van de hoofdrollen speelt".
Joop Hekkelaan, Business Unit Manager SPIE Nederland divisie Industry: "Neste heeft voor SPIE gekozen omdat wij als multitechnische dienstverlener pro-actief meedenken, verantwoordelijkheid nemen en veiligheid een van onze kernwaarden is. Daarom zijn we blij met het verwerven van dit contract waarin we werken in een relatief nieuwe fabriek waarbij duurzaamheid, ná veiligheid, een van de hoofdrollen speelt".
Lagere stroomrekening door Europese normen
88 procent van de Nederlandse consumenten is blij met Europese wetgeving die het energieverbruik van huishoudelijke apparaten verlaagt. 76 procent van hen staat zelfs positief tegenover strengere wetgeving. Dit blijkt uit onderzoek van Panelwizard in opdracht van Natuur & Milieu. Dankzij EU energieverbruiksnormen bespaart een huishouden in 2020 al gemiddeld 350 euro op de energierekening ten opzichte van 2010. Met een nieuw beleidspakket zal de besparing nog verder oplopen. Deze energiebesparing is ook hard nodig om de Nederlandse klimaatdoelstellingen te behalen.
Aanleiding voor het onderzoek is het nieuwe beleidspakket dat de Europese Commissie voorbereidt om energieverbruik bij huishoudelijke apparaten te verlagen. Afgelopen woensdag 15 juli kwam al een voorstel voor de vervanging van het energielabelingssysteem naar buiten. Hiermee wordt het voor de consument veel inzichtelijker hoeveel energie een elektrisch apparaat verbruikt. Het is echter nog onduidelijk of de Europese Commissie ook de normeringseisen voor het energieverbruik van apparaten (de Ecodesign richtlijn) voldoende gaat aanscherpen. Deze richtlijn bespaart de consument al 350 euro per jaar, maar hier valt nog veel meer te realiseren. De Nederlandse consument is dan ook positief over Europese wetgeving die tot verdere besparing leidt.
Uit het onderzoek blijkt dat maar liefst 93 procent van de Nederlandse consumenten het belangrijk vindt dat producenten hun apparaten zo energiezuinig mogelijk maken. Daarnaast vindt een overgrote meerderheid (87 procent) het ook belangrijk dat er duidelijke informatievoorziening beschikbaar is in (web)winkels over het energieverbruik, en geeft 41% aan dat dit verbruik één van de hoofdoverwegingen was in de keuze voor hun meest recent aangeschafte apparaat.
Nederland kan zijn voordeel doen met een Europese stimulans. De uitstoot van CO2 in Nederland moet in 2020 minstens 25 procent minder zijn dan in 1990, zo volgt uit de recente rechterlijke uitspraak in de Klimaatzaak van Urgenda. De huidige overheidsmaatregelen zijn echter nog niet toereikend om deze doelstelling te behalen. De Europese wetgeving voor zuiniger apparatuur, zowel het stellen van minimum energienormen als het voeren van duidelijke energielabels, is dan ook een van de belangrijkste maatregelen die verder bijdraagt aan de CO2-reductie in Nederland en de EU.
Van 1 januari tot 1 juli 2016 is Nederland voorzitter van de EU. Eurocommissaris Frans Timmermans heeft een duurzame, innovatieve economie tot speerpunt benoemd tijdens deze periode. "De voorstellen rondom de energielabels zijn een positieve eerste stap in die richting," aldus Geertje van Hooijdonk, hoofd Energie bij Natuur & Milieu, "we roepen Timmermans op om zich in te zetten voor verdere besparing voor de consument en zich daarom tijdens het Nederlandse voorzitterschap hard te maken voor een aanscherping en uitbreiding van de Ecodesign richtlijn."
Aanleiding voor het onderzoek is het nieuwe beleidspakket dat de Europese Commissie voorbereidt om energieverbruik bij huishoudelijke apparaten te verlagen. Afgelopen woensdag 15 juli kwam al een voorstel voor de vervanging van het energielabelingssysteem naar buiten. Hiermee wordt het voor de consument veel inzichtelijker hoeveel energie een elektrisch apparaat verbruikt. Het is echter nog onduidelijk of de Europese Commissie ook de normeringseisen voor het energieverbruik van apparaten (de Ecodesign richtlijn) voldoende gaat aanscherpen. Deze richtlijn bespaart de consument al 350 euro per jaar, maar hier valt nog veel meer te realiseren. De Nederlandse consument is dan ook positief over Europese wetgeving die tot verdere besparing leidt.
Uit het onderzoek blijkt dat maar liefst 93 procent van de Nederlandse consumenten het belangrijk vindt dat producenten hun apparaten zo energiezuinig mogelijk maken. Daarnaast vindt een overgrote meerderheid (87 procent) het ook belangrijk dat er duidelijke informatievoorziening beschikbaar is in (web)winkels over het energieverbruik, en geeft 41% aan dat dit verbruik één van de hoofdoverwegingen was in de keuze voor hun meest recent aangeschafte apparaat.
Nederland kan zijn voordeel doen met een Europese stimulans. De uitstoot van CO2 in Nederland moet in 2020 minstens 25 procent minder zijn dan in 1990, zo volgt uit de recente rechterlijke uitspraak in de Klimaatzaak van Urgenda. De huidige overheidsmaatregelen zijn echter nog niet toereikend om deze doelstelling te behalen. De Europese wetgeving voor zuiniger apparatuur, zowel het stellen van minimum energienormen als het voeren van duidelijke energielabels, is dan ook een van de belangrijkste maatregelen die verder bijdraagt aan de CO2-reductie in Nederland en de EU.
Van 1 januari tot 1 juli 2016 is Nederland voorzitter van de EU. Eurocommissaris Frans Timmermans heeft een duurzame, innovatieve economie tot speerpunt benoemd tijdens deze periode. "De voorstellen rondom de energielabels zijn een positieve eerste stap in die richting," aldus Geertje van Hooijdonk, hoofd Energie bij Natuur & Milieu, "we roepen Timmermans op om zich in te zetten voor verdere besparing voor de consument en zich daarom tijdens het Nederlandse voorzitterschap hard te maken voor een aanscherping en uitbreiding van de Ecodesign richtlijn."
dinsdag 28 juli 2015
FNV Metaal staakt woensdag opnieuw bij Brand Energy
Leden van FNV Metaal houden woensdag opnieuw een 24-uursstaking bij Brand Energy, regio Noord-Oost voor een fatsoenlijk sociaal plan. Ze doen om 7 uur de deur op slot tot de volgende ochtend bij vestigingen Klazienaveen, Kootstertille en Farmsum.
.
Na drie eerdere stakingsdagen is de directie van Brand Energy Services BV nog steeds niet bereid een fatsoenlijk sociaal plan af te sluiten met FNV Metaal. Op 7 juli heeft FNV Metaal een ultimatum uitgebracht aan Brand Energy in Vlaardingen. Hier is het Nederlandse hoofdkantoor gevestigd.
In het ultimatum eiste FNV Metaal een goed sociaal plan, met een goede 'van werk naar werk-regeling' en een fatsoenlijke ontslagvergoeding. Het sociaal plan dient een looptijd te hebben tot 1 mei 2019, alsmede een garantie voor onverkorte nakoming ervan gedurende de looptijd door de moedermaatschappij van Brand Energy. Het ultimatum verliep op 9 juli. De directie blijft bij haar laatste eindbod, wat vrijwel gelijk is aan het eerste bod van begin mei. Op vrijdag 10 juli, woensdag 15 juli en vrijdag 17 juli werd er ook al gestaakt.
Sinds eind april wordt onderhandeld over een fatsoenlijk sociaal plan voor de in eerste instantie ruim 25 werknemers die getroffen worden door de voorgenomen reorganisatie. Deze reorganisatie betreft de regio Noord-Oost, met vestigingen in Klazienaveen, Kootstertille, Farmsum en Heteren. Brand Energy Noord Oost ( voormalig Harsco) is onder andere actief in de isolatiemarkt. In de regio Noord Oost zijn in totaal 136 werknemers werkzaam. Klazienaveen is de grootste vestiging, met ongeveer 80 werknemers. Veel leden vragen zich verder af wat het toekomstperspectief wordt nu veel vakmensen worden ontslagen.
FNV Metaal bestuurder Johan Weijenberg: "Vanaf dag één onderhandelt deze werkgever met het slot op de deur. In de eerste onderhandelingsronde werd er al een 'slikken of stikken'-aanbod neergelegd. Onze leden hebben aangegeven dat ze het schamele bod van de werkgevers naar de prullenbak verwijzen. Ze willen een sociaal plan met een langere looptijd, een goede 'van werk naar werk regeling' en een fatsoenlijke ontslagvergoeding. De leden zijn het zat. Ze komen daarom opnieuw in staking en mocht dat nodig zijn telkens opnieuw, net zolang tot er een fatsoenlijk sociaal plan ligt. Deze directie luistert niet. Daarom doen de leden morgen het slot op de deur in Klazienaveen.''
Woensdag 29 juli vanaf 07.00 uur schrijven stakers zich in aan de poort bij de vestiging Klazienaveen aan de Industriestraat 26. En doen vervolgens het slot op de deur.
.
Na drie eerdere stakingsdagen is de directie van Brand Energy Services BV nog steeds niet bereid een fatsoenlijk sociaal plan af te sluiten met FNV Metaal. Op 7 juli heeft FNV Metaal een ultimatum uitgebracht aan Brand Energy in Vlaardingen. Hier is het Nederlandse hoofdkantoor gevestigd.
In het ultimatum eiste FNV Metaal een goed sociaal plan, met een goede 'van werk naar werk-regeling' en een fatsoenlijke ontslagvergoeding. Het sociaal plan dient een looptijd te hebben tot 1 mei 2019, alsmede een garantie voor onverkorte nakoming ervan gedurende de looptijd door de moedermaatschappij van Brand Energy. Het ultimatum verliep op 9 juli. De directie blijft bij haar laatste eindbod, wat vrijwel gelijk is aan het eerste bod van begin mei. Op vrijdag 10 juli, woensdag 15 juli en vrijdag 17 juli werd er ook al gestaakt.
Sinds eind april wordt onderhandeld over een fatsoenlijk sociaal plan voor de in eerste instantie ruim 25 werknemers die getroffen worden door de voorgenomen reorganisatie. Deze reorganisatie betreft de regio Noord-Oost, met vestigingen in Klazienaveen, Kootstertille, Farmsum en Heteren. Brand Energy Noord Oost ( voormalig Harsco) is onder andere actief in de isolatiemarkt. In de regio Noord Oost zijn in totaal 136 werknemers werkzaam. Klazienaveen is de grootste vestiging, met ongeveer 80 werknemers. Veel leden vragen zich verder af wat het toekomstperspectief wordt nu veel vakmensen worden ontslagen.
FNV Metaal bestuurder Johan Weijenberg: "Vanaf dag één onderhandelt deze werkgever met het slot op de deur. In de eerste onderhandelingsronde werd er al een 'slikken of stikken'-aanbod neergelegd. Onze leden hebben aangegeven dat ze het schamele bod van de werkgevers naar de prullenbak verwijzen. Ze willen een sociaal plan met een langere looptijd, een goede 'van werk naar werk regeling' en een fatsoenlijke ontslagvergoeding. De leden zijn het zat. Ze komen daarom opnieuw in staking en mocht dat nodig zijn telkens opnieuw, net zolang tot er een fatsoenlijk sociaal plan ligt. Deze directie luistert niet. Daarom doen de leden morgen het slot op de deur in Klazienaveen.''
Woensdag 29 juli vanaf 07.00 uur schrijven stakers zich in aan de poort bij de vestiging Klazienaveen aan de Industriestraat 26. En doen vervolgens het slot op de deur.
Lage olieprijs raakt winst BP
Het Britse olie- en gasconcern BP heeft in het tweede kwartaal op een fors lagere winst geboekt door de lagere olieprijzen. Deze bedroeg 1,3 miljard dollar (bijna 1,2 miljard euro), tegen 3,6 miljard dollar een jaar eerder.
Als de kosten voor de schikking die begin juli werd aangekondigd voor de olieramp in de Golf van Mexico in 2010 ook nog worden meegerekend, staat er een verlies 6,3 miljard dollar.
Topman Bob Dudley noemt de markten uitdagend. Om die reden snijdt BP fors in de investeringen.
Als de kosten voor de schikking die begin juli werd aangekondigd voor de olieramp in de Golf van Mexico in 2010 ook nog worden meegerekend, staat er een verlies 6,3 miljard dollar.
Topman Bob Dudley noemt de markten uitdagend. Om die reden snijdt BP fors in de investeringen.
Nederlandse Klimaatcoalitie luidt de beursgong
De Nederlandse Klimaatcoalitie luidde maandag de beursgong om aandacht te vragen voor een klimaatneutrale toekomst. Centraal staat de oproep aan bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties om zich aan te sluiten bij de Klimaatcoalitie. Deelnemers die zich voor 21 september aanmelden, maken kans op een volledige Climate Makeover voor hun organisatie.
De Nederlandse Klimaatcoalitie is een initiatief van MVO Nederland, Natuur & Milieu, Klimaatverbond Nederland en het ministerie van IenM. Doel van de Klimaatcoalitie is om, samen met andere organisaties, versneld werk te maken van een klimaatneutrale samenleving. Sinds de start hebben al circa 250 organisaties, instellingen, overheden, NGO's zich aangesloten en toegezegd uiterlijk voor 2050 een klimaatneutrale bedrijfsvoering te realiseren.
De Nederlandse Klimaatcoalitie groeit snel, maar zoekt nog meer deelnemers. Want hoe groter de coalitie, hoe groter de impact. Onder alle deelnemers die zich aanmelden voor 21 september, bieden MVO Nederland en het Klimaatplein vier Climate Makeovers aan. Organisaties krijgen inzicht in hun klimaat-impact en worden geholpen om in één jaar klimaatneutraal te worden. Winnaars van de Climate Makeover mogen mee op de Groene Top Trein die op 27 november door Nederland reist, voorafgaande aan de VN Klimaattop in Parijs.
Deelnemers aan de Nederlandse Klimaatcoalitie krijgen toegang tot een netwerk waarin kennis, ondersteuning en ervaring wordt gedeeld. Daarnaast worden gezamenlijke evenementen georganiseerd. Om deel te nemen aan de Klimaatcoalitie dient een bedrijf te beloven om uiterlijk voor 2050 klimaatneutraal te ondernemen en hiervoor al op korte termijn (2020) concrete acties te ondernemen. De Nederlandse Klimaatcoalitie ondersteunt hierbij door een nulmeting (Klimaatbarometer) aan te bieden die inzicht geeft in de besparingskansen.
Een klimaatneutrale bedrijfsvoering levert veel op: de eerste stap van klimaatneutraal ondernemen is immers besparen. Maar het maatschappelijk effect is nog veel groter: juist bedrijven en organisaties kunnen vaak grote slagen maken in het aanpakken van hun klimaat-impact. Door de krachten te bundelen, komt een klimaatneutrale toekomst sneller in zicht. Zo zetten Klimaatcoalitie-deelnemers als de ASN Bank, NS en de provincie Gelderland al grote stappen en laten daarmee zien: klimaatneutraal ondernemen is haalbaar én rendabel.
De Nederlandse Klimaatcoalitie is een initiatief van MVO Nederland, Natuur & Milieu, Klimaatverbond Nederland en het ministerie van IenM. Doel van de Klimaatcoalitie is om, samen met andere organisaties, versneld werk te maken van een klimaatneutrale samenleving. Sinds de start hebben al circa 250 organisaties, instellingen, overheden, NGO's zich aangesloten en toegezegd uiterlijk voor 2050 een klimaatneutrale bedrijfsvoering te realiseren.
De Nederlandse Klimaatcoalitie groeit snel, maar zoekt nog meer deelnemers. Want hoe groter de coalitie, hoe groter de impact. Onder alle deelnemers die zich aanmelden voor 21 september, bieden MVO Nederland en het Klimaatplein vier Climate Makeovers aan. Organisaties krijgen inzicht in hun klimaat-impact en worden geholpen om in één jaar klimaatneutraal te worden. Winnaars van de Climate Makeover mogen mee op de Groene Top Trein die op 27 november door Nederland reist, voorafgaande aan de VN Klimaattop in Parijs.
Deelnemers aan de Nederlandse Klimaatcoalitie krijgen toegang tot een netwerk waarin kennis, ondersteuning en ervaring wordt gedeeld. Daarnaast worden gezamenlijke evenementen georganiseerd. Om deel te nemen aan de Klimaatcoalitie dient een bedrijf te beloven om uiterlijk voor 2050 klimaatneutraal te ondernemen en hiervoor al op korte termijn (2020) concrete acties te ondernemen. De Nederlandse Klimaatcoalitie ondersteunt hierbij door een nulmeting (Klimaatbarometer) aan te bieden die inzicht geeft in de besparingskansen.
Een klimaatneutrale bedrijfsvoering levert veel op: de eerste stap van klimaatneutraal ondernemen is immers besparen. Maar het maatschappelijk effect is nog veel groter: juist bedrijven en organisaties kunnen vaak grote slagen maken in het aanpakken van hun klimaat-impact. Door de krachten te bundelen, komt een klimaatneutrale toekomst sneller in zicht. Zo zetten Klimaatcoalitie-deelnemers als de ASN Bank, NS en de provincie Gelderland al grote stappen en laten daarmee zien: klimaatneutraal ondernemen is haalbaar én rendabel.
Energie-app levert elektrisch rijder geld op
Dankzij een slimme koppeling tussen het laadmoment van elektrische voertuigen en de actuele energieprijzen besparen e-rijders tot 15 procent op hun maandelijkse stroomkosten. Dat blijkt uit de pilot met 40 Tesla-rijders die Eneco de afgelopen vier maanden hield.
In het voorjaar lanceerde Eneco de app SlimLaden. Hiermee laden Tesla-rijders hun auto op met groene stroom op het moment dat de marktprijs het meest gunstig is. Bijvoorbeeld als het ’s nachts stevig waait en windmolens een overschot aan duurzame stroom leveren. Dat levert zowel de klant als het elektriciteitsnetwerk voordeel op: doordat de app vraag en aanbod van duurzame stroom optimaal op elkaar afstemt, wordt het elektriciteitsnet minder belast.
Jorg van Heesbeen van het Eneco SlimLaden-projectteam: ‘Met een toenemende hoeveelheid duurzaam opgewekte stroom wordt slimme vraag- en aanbodkoppeling steeds belangrijker. Elektrische auto’s zijn uitermate geschikt om flexibel aan te sturen, omdat ze relatief veel stroom verbruiken en vaak ’s nachts opgeladen worden. We verwachten dat andere grotere particuliere stroomverbruikers, zoals warmtepompen en airco’s, in de toekomst op dezelfde manier aangestuurd kunnen worden.’
Pilotdeelnemer Henk Kippersluis is enthousiast: ‘Ik ken weinig apps die geld besparen zonder dat je daar moeite voor hoeft te doen. Ik voer alleen in op welk tijdstip de auto opgeladen moet zijn, de app doet de rest. In vier maanden heb ik al 45 euro bespaard.’ Gemiddeld bespaarden de pilotdeelnemers maandelijks tussen de 10 en 15 procent op hun oplaadkosten.
Eneco verwacht de dienst in het najaar ook voor andere automerken aan te kunnen bieden. Ook wil het duurzame energiebedrijf de dienst, die nu nog gekoppeld is aan een energiecontract van Eneco, op termijn aanbieden aan klanten van andere energiemaatschappijen en in het buitenland.
In het voorjaar lanceerde Eneco de app SlimLaden. Hiermee laden Tesla-rijders hun auto op met groene stroom op het moment dat de marktprijs het meest gunstig is. Bijvoorbeeld als het ’s nachts stevig waait en windmolens een overschot aan duurzame stroom leveren. Dat levert zowel de klant als het elektriciteitsnetwerk voordeel op: doordat de app vraag en aanbod van duurzame stroom optimaal op elkaar afstemt, wordt het elektriciteitsnet minder belast.
Jorg van Heesbeen van het Eneco SlimLaden-projectteam: ‘Met een toenemende hoeveelheid duurzaam opgewekte stroom wordt slimme vraag- en aanbodkoppeling steeds belangrijker. Elektrische auto’s zijn uitermate geschikt om flexibel aan te sturen, omdat ze relatief veel stroom verbruiken en vaak ’s nachts opgeladen worden. We verwachten dat andere grotere particuliere stroomverbruikers, zoals warmtepompen en airco’s, in de toekomst op dezelfde manier aangestuurd kunnen worden.’
Pilotdeelnemer Henk Kippersluis is enthousiast: ‘Ik ken weinig apps die geld besparen zonder dat je daar moeite voor hoeft te doen. Ik voer alleen in op welk tijdstip de auto opgeladen moet zijn, de app doet de rest. In vier maanden heb ik al 45 euro bespaard.’ Gemiddeld bespaarden de pilotdeelnemers maandelijks tussen de 10 en 15 procent op hun oplaadkosten.
Eneco verwacht de dienst in het najaar ook voor andere automerken aan te kunnen bieden. Ook wil het duurzame energiebedrijf de dienst, die nu nog gekoppeld is aan een energiecontract van Eneco, op termijn aanbieden aan klanten van andere energiemaatschappijen en in het buitenland.
Aantal zonnepanelen op elektriciteitsnetten Stedin in twee jaar ruim verdubbeld
Netbeheerder Stedin ziet dat de groei van het aantal geregistreerde zonnepanelen ten opzichte van voorgaande jaren stevig doorzet. Na een stijging van vijftig procent in 2014 hebben de afgelopen twaalf maanden wederom anderhalf keer zoveel klanten zonnepanelen aangeschaft en geregistreerd. Alleen al in het netgebied van Stedin, onder andere de provincies Zuid-Holland en Utrecht, wordt nu op bijna 53.000 locaties zo’n 150 MegaWatt elektriciteit uit zon opgewekt. Dat staat gelijk aan het energieverbruik van ongeveer 45.000 huishoudens.
In de provincies Zuid Holland en Utrecht heeft Den Haag met 3688 huishoudens de meeste geregistreerde zonnepanelen. Op de voet gevolg door Utrecht waar 3455 adressen van de stad zonnepanelen hebben. Op een derde plaats Amersfoort met 2279 adressen. Ook in Nederland is het aantal adressen met zonnepanelen gestegen. Van ongeveer 185.000 naar 250.000 adressen, een stijging van 35%.
Behalve een sterke stijging in het aantal geregistreerde adressen met zonnepanelen, neemt ook het vermogen per adres toe. Huishoudens kiezen ervoor om meer panelen aan te schaffen en de opwekcapaciteit van de panelen is in de loop van de jaren verbeterd. Door zelf energie te produceren besparen consumenten of bedrijven op de energierekening en wordt bijgedragen aan een beter milieu. Totaal wordt er in Nederland ongeveer 1 GigaWatt vermogen opgewekt, wat gelijk staat aan het energieverbruik van ongeveer 300.000 huishoudens.
Door het registreren van kleinschalige duurzame initiatieven kunnen Stedin en de andere Nederlandse netbeheerders het elektriciteitsnet optimaal beheren en de effecten van duurzame energieopwekking op de energienetten monitoren. Koole: ,,Niet alleen kan Stedin zo vraag en aanbod van energie op elkaar afstemmen. Ook is het essentieel bij het oplossen van storingen, werkzaamheden of calamiteiten.’’
Op de website www.energieleveren.nl kunnen consumenten en bedrijven installaties voor duurzame teruglevering, zoals zonnepanelen, HR-e ketel of een windmolen, registreren. Deze cijfers worden geregistreerd in het Product Installatie Register (PIR), een initiatief van de gezamenlijke netbeheerders en EDSN.
In de provincies Zuid Holland en Utrecht heeft Den Haag met 3688 huishoudens de meeste geregistreerde zonnepanelen. Op de voet gevolg door Utrecht waar 3455 adressen van de stad zonnepanelen hebben. Op een derde plaats Amersfoort met 2279 adressen. Ook in Nederland is het aantal adressen met zonnepanelen gestegen. Van ongeveer 185.000 naar 250.000 adressen, een stijging van 35%.
Behalve een sterke stijging in het aantal geregistreerde adressen met zonnepanelen, neemt ook het vermogen per adres toe. Huishoudens kiezen ervoor om meer panelen aan te schaffen en de opwekcapaciteit van de panelen is in de loop van de jaren verbeterd. Door zelf energie te produceren besparen consumenten of bedrijven op de energierekening en wordt bijgedragen aan een beter milieu. Totaal wordt er in Nederland ongeveer 1 GigaWatt vermogen opgewekt, wat gelijk staat aan het energieverbruik van ongeveer 300.000 huishoudens.
Door het registreren van kleinschalige duurzame initiatieven kunnen Stedin en de andere Nederlandse netbeheerders het elektriciteitsnet optimaal beheren en de effecten van duurzame energieopwekking op de energienetten monitoren. Koole: ,,Niet alleen kan Stedin zo vraag en aanbod van energie op elkaar afstemmen. Ook is het essentieel bij het oplossen van storingen, werkzaamheden of calamiteiten.’’
Op de website www.energieleveren.nl kunnen consumenten en bedrijven installaties voor duurzame teruglevering, zoals zonnepanelen, HR-e ketel of een windmolen, registreren. Deze cijfers worden geregistreerd in het Product Installatie Register (PIR), een initiatief van de gezamenlijke netbeheerders en EDSN.
maandag 27 juli 2015
Brussel gaat akkoord met Nederlands plan voor elektrische auto's
Het Nederlandse plan om de infrastructuur voor het opladen van elektrische auto's te verbeteren heeft de goedkeuring van Brussel. De overheid wil bijna 33 miljoen euro uittrekken voor de plaatsing en exploitatie van laadpalen.
De Europese Commissie heeft bekeken of voorstel in overeenstemming is met de Europese regels voor staatssteun. De concurrentie op de Europese markt wordt hierdoor niet 'al te zeer' verstoord.
Elektrische auto's kunnen echte voordelen voor de maatschappij opleveren dankzij een vermindering van de CO2-uitstoot, luchtvervuiling en geluidshinder, zegt de commissie.
De Europese Commissie heeft bekeken of voorstel in overeenstemming is met de Europese regels voor staatssteun. De concurrentie op de Europese markt wordt hierdoor niet 'al te zeer' verstoord.
Elektrische auto's kunnen echte voordelen voor de maatschappij opleveren dankzij een vermindering van de CO2-uitstoot, luchtvervuiling en geluidshinder, zegt de commissie.
Solide eerste halfjaar voor Gasunie
Gasunie heeft een solide eerste halfjaar achter de rug. De opbrengsten van 876 miljoen euro zijn in lijn met eerste halfjaar 2014. Het getransporteerd volume gas was echter lager ten opzichte van de eerste zes maanden van 2014 door verminderde productie van gas uit het Groningenveld. De geboekte capaciteit is op hetzelfde niveau gebleven.
Het bedrijfsresultaat is verder gedaald met 38 miljoen, grotendeels door hogere operationele kosten vanwege het meerjarig onderhouds- en vervangingsprogramma. Daarnaast zijn als gevolg van de verlaagde gasproductie uit het Groningenveld de benodigde kosten voor het op het gewenste kwaliteitsniveau brengen van gas uit andere bronnen gestegen.
Onze Nederlandse netbeheerder GTS speelt een rol in het opvangen van de gevolgen van de verlaagde gasproductie uit Groningen. Dit gebeurt door gas uit andere bronnen via kwaliteitsconversie geschikt te maken voor gebruik in de laagcalorische G-gasmarkt (huishoudens). Om dit ook voor de langere termijn te kunnen blijven doen, bereiden de Gasunie de uitbreiding van de bestaande stikstofcapaciteit voor. 'Hierdoor kunnen we de leveringszekerheid in Nederland en omringende landen op het gewenste hoge niveau houden.'
Het bedrijfsresultaat is verder gedaald met 38 miljoen, grotendeels door hogere operationele kosten vanwege het meerjarig onderhouds- en vervangingsprogramma. Daarnaast zijn als gevolg van de verlaagde gasproductie uit het Groningenveld de benodigde kosten voor het op het gewenste kwaliteitsniveau brengen van gas uit andere bronnen gestegen.
Onze Nederlandse netbeheerder GTS speelt een rol in het opvangen van de gevolgen van de verlaagde gasproductie uit Groningen. Dit gebeurt door gas uit andere bronnen via kwaliteitsconversie geschikt te maken voor gebruik in de laagcalorische G-gasmarkt (huishoudens). Om dit ook voor de langere termijn te kunnen blijven doen, bereiden de Gasunie de uitbreiding van de bestaande stikstofcapaciteit voor. 'Hierdoor kunnen we de leveringszekerheid in Nederland en omringende landen op het gewenste hoge niveau houden.'
Afschaffen ‘maandag wasdag’ noodzakelijk voor betaalbare duurzame energie
“Nooit meer maandag wasdag. Dat is het gevolg van de omschakeling naar betaalbare duurzame energie in de nabije toekomst”, zegt Henk Don, bestuurslid van de Autoriteit Consument & Markt. “Er moet fors geïnvesteerd worden in windmolens, zonnepanelen, huisbatterijen en ons elektriciteitsnetwerk. Dat kost geld. Doordat consumenten straks hun wasmachine laten draaien op die momenten dat de elektriciteitsprijs laag is, blijft stroom betaalbaar. Door pieken en dalen in vraag en aanbod van elektriciteit kost stroom het ene moment namelijk meer dan het andere moment. Bedrijven kunnen handige apps ontwikkelen waardoor consumenten slim met stroom om kunnen gaan. Netbeheerders moeten hun netwerk klaar maken voor de toekomst.” ACM reageert hiermee op de plannen van de Europese Commissie voor een nieuwe energiemarkt.
Het mogelijk maken van duurzame energie vraagt om forse inspanningen van netbeheerders, bedrijven en consumenten. Bedrijven plaatsen windmolens en consumenten schaffen zonnepanelen aan. Om bijvoorbeeld de elektriciteit van wind op zee aan land te krijgen moeten netbeheerders fors investeren in kabels en hoogspanningsleidingen. De investeringen van netbeheerders worden betaald via de transporttarieven. Deze tarieven worden doorberekend aan consumenten en bedrijven. ACM ziet erop toe dat de investeringen van netbeheerders zo efficiënt mogelijk worden uitgevoerd zodat consumenten en bedrijven niet meer gaan betalen dan strikt nodig is.
Daarnaast zullen steeds meer (groepen) consumenten zelf stroom produceren door het plaatsen van zonnepanelen of windmolens. Ook die stroom kan opgeslagen worden en ingezet worden als de prijs hoog is. Netbeheerders moeten zich voorbereiden op heel andere patronen van vraag en aanbod. Dat geldt ook voor aanbieders van energie. Henk Don: “Dat biedt kansen voor leveranciers of bedrijven die flexibele prijzen kunnen bieden. Prijzen kunnen dan per uur wijzigen; je betaalt of ontvangt de prijs die op dat moment geldt.”
Het mogelijk maken van duurzame energie vraagt om forse inspanningen van netbeheerders, bedrijven en consumenten. Bedrijven plaatsen windmolens en consumenten schaffen zonnepanelen aan. Om bijvoorbeeld de elektriciteit van wind op zee aan land te krijgen moeten netbeheerders fors investeren in kabels en hoogspanningsleidingen. De investeringen van netbeheerders worden betaald via de transporttarieven. Deze tarieven worden doorberekend aan consumenten en bedrijven. ACM ziet erop toe dat de investeringen van netbeheerders zo efficiënt mogelijk worden uitgevoerd zodat consumenten en bedrijven niet meer gaan betalen dan strikt nodig is.
Energiebesparing kan de productie van elektriciteit omlaag brengen. Hoeveel productie- en transportcapaciteit nodig is, wordt bepaald door de piekmomenten in de vraag naar stroom. Hoe lager de pieken, hoe minder productie en transportcapaciteit er nodig is. Henk Don: “Consumenten kunnen hun verbruik minderen. Maar ze kunnen ook handig stroom inkopen of opslaan in een batterij die thuis op zolder hangt. Die handige inkoop kunnen ze uitbesteden aan bedrijven of ze kunnen het zelf regelen via allerlei apps. Ik verwacht dat deze markt van innovatieve bedrijven flink zal groeien. Zij zullen tal van nieuwe diensten gaan aanbieden. Bijvoorbeeld een dienst waarbij de wasmachine vanzelf gaat draaien wanneer de elektriciteitsprijs gunstig is. Maandag wasdag behoort dan tot het verleden.”
Daarnaast zullen steeds meer (groepen) consumenten zelf stroom produceren door het plaatsen van zonnepanelen of windmolens. Ook die stroom kan opgeslagen worden en ingezet worden als de prijs hoog is. Netbeheerders moeten zich voorbereiden op heel andere patronen van vraag en aanbod. Dat geldt ook voor aanbieders van energie. Henk Don: “Dat biedt kansen voor leveranciers of bedrijven die flexibele prijzen kunnen bieden. Prijzen kunnen dan per uur wijzigen; je betaalt of ontvangt de prijs die op dat moment geldt.”
Netbeheerder RENDO blikt terug op jaarcijfers
Afgelopen week zijn de jaarcijfers 2014 door de Aandeelhouders van netbeheerder RENDO besproken. Het resultaat ligt in de lijn van de begroting en komt uit op 10,4 miljoen euro positief. Over 2014 wordt een dividend uitgekeerd van 7,5 miljoen. Het restant resultaat wordt toegevoegd aan de reserves. RENDO heeft negen aandeelhoudende gemeenten in Drenthe en Overijssel.
RENDO had een positief resultaat begroot over 2014 van 10.9 miljoen. Het verschil heeft te maken met het saldo van bijzondere baten en lasten. In 2012 is een omvangrijke fraude bij RENDO aan het licht gekomen. De totale schade voor het Netwerkbedrijf bedraagt circa 38 miljoen. In 2014 moest verder afgeboekt worden op een centrale in Steenwijk en op enkele projecten buiten het werkgebied.
Eind 2014 kreeg RENDO een boete van Autoriteit Consument & Markt (ACM) in verband met het niet voldoen aan wet- en regelgeving in het verleden. Ook deze boete (1,6 miljoen) is ten laste gebracht van het resultaat in 2014. RENDO maakt overigens bezwaar tegen de hoogte van de boete. Deze procedure loopt nog.
De omvangrijke schade door de fraude heeft ertoe geleid dat RENDO nog beperkte buffers heeft ten opzichte van de gestelde ratio’s en voorschriften van ACM. RENDO is inmiddels weer volop bezig met de toekomst en het inspelen op de energietransitie en op de wet STROOM. Beoordeeld wordt of projecten buiten het werkgebied in Overijssel en Drenthe nog van toegevoegde waarde zijn. Hiernaast wil RENDO, in overleg met haar aandeelhoudende gemeenten, beoordelen hoe zo goed mogelijk kan worden ingespeeld op lokale en regionale initiatieven op het gebied van de toekomstige energievoorziening. In het najaar presenteert RENDO haar plannen voor de komende jaren.
RENDO had een positief resultaat begroot over 2014 van 10.9 miljoen. Het verschil heeft te maken met het saldo van bijzondere baten en lasten. In 2012 is een omvangrijke fraude bij RENDO aan het licht gekomen. De totale schade voor het Netwerkbedrijf bedraagt circa 38 miljoen. In 2014 moest verder afgeboekt worden op een centrale in Steenwijk en op enkele projecten buiten het werkgebied.
Eind 2014 kreeg RENDO een boete van Autoriteit Consument & Markt (ACM) in verband met het niet voldoen aan wet- en regelgeving in het verleden. Ook deze boete (1,6 miljoen) is ten laste gebracht van het resultaat in 2014. RENDO maakt overigens bezwaar tegen de hoogte van de boete. Deze procedure loopt nog.
De omvangrijke schade door de fraude heeft ertoe geleid dat RENDO nog beperkte buffers heeft ten opzichte van de gestelde ratio’s en voorschriften van ACM. RENDO is inmiddels weer volop bezig met de toekomst en het inspelen op de energietransitie en op de wet STROOM. Beoordeeld wordt of projecten buiten het werkgebied in Overijssel en Drenthe nog van toegevoegde waarde zijn. Hiernaast wil RENDO, in overleg met haar aandeelhoudende gemeenten, beoordelen hoe zo goed mogelijk kan worden ingespeeld op lokale en regionale initiatieven op het gebied van de toekomstige energievoorziening. In het najaar presenteert RENDO haar plannen voor de komende jaren.
Laatste kans voor BioSpares Nistelrode
De provincie Noord-Brabant heeft het bedrijf BioSpares in Nistelrode (het voormalige Biogas) de wacht aangezegd. Als de biovergistingsinstallatie niet snel gaat werken conform de veiligheids en milieuwet- en regelgeving, trekken GS de omgevingsvergunning van het bedrijf in.
Dat zou stopzetting van alle bedrijfsactiviteiten betekenen. In een brief aan de directie van BioSpares geeft de Omgevingsdienst Brabant Noord, die optreedt namens de provincie, een overzicht van alle overtredingen die het bedrijf het afgelopen jaar heeft gepleegd en van de handhavingsacties die de omgevingsdienst heeft uitgevoerd. ‘Wij merken u aan als een notoire overtreder. Het is absoluut onaanvaardbaar dat uw onderneming op deze weg voortgaat’, aldus GS in de brief.
De omgevingsdienst heeft de indruk dat BioSpares geen noodzakelijk onderhoud meer verricht aan de biovergistingsinstallatie waardoor die aftakelt. Daardoor zou een gevaarlijke situatie kunnen ontstaan voor de werkgevers en mogelijk zelfs voor de omgeving.
Ook andere handhavingsinstanties, waaronder het waterschap Aa en Maas en de NVWA, hebben het afgelopen jaar overtredingen geconstateerd die hebben geleid tot boetes en heffingen. Een aantal overtredingen is strafrechtelijk opgepakt.
Dat zou stopzetting van alle bedrijfsactiviteiten betekenen. In een brief aan de directie van BioSpares geeft de Omgevingsdienst Brabant Noord, die optreedt namens de provincie, een overzicht van alle overtredingen die het bedrijf het afgelopen jaar heeft gepleegd en van de handhavingsacties die de omgevingsdienst heeft uitgevoerd. ‘Wij merken u aan als een notoire overtreder. Het is absoluut onaanvaardbaar dat uw onderneming op deze weg voortgaat’, aldus GS in de brief.
De omgevingsdienst heeft de indruk dat BioSpares geen noodzakelijk onderhoud meer verricht aan de biovergistingsinstallatie waardoor die aftakelt. Daardoor zou een gevaarlijke situatie kunnen ontstaan voor de werkgevers en mogelijk zelfs voor de omgeving.
Ook andere handhavingsinstanties, waaronder het waterschap Aa en Maas en de NVWA, hebben het afgelopen jaar overtredingen geconstateerd die hebben geleid tot boetes en heffingen. Een aantal overtredingen is strafrechtelijk opgepakt.
vrijdag 24 juli 2015
TenneT wil andere veilingregels langetermijncontracten transport elektriciteit
TenneT heeft een verzoek ingediend bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM) voor het goedkeuren van gewijzigde congestiebeheersprocedures. Het wijzigen van deze procedures moet uitmonden in het aanpassen van de veilingregels voor langetermijncontracten bij het grensoverschrijdend transport van elektriciteit. Met het verzoek worden de regels gewijzigd over het veilen en gebruiken van landsgrensoverschrijdende capaciteit voor jaar- en maandtransporten, de zogenaamde langetermijncontracten.
De wijzigingen vloeien voort uit overleg tussen de verschillende transmissienetbeheerders in Europa. Zij hebben gezamenlijk regels voor toewijzing van transportcapaciteit voor de jaar- en maandtransporten vastgesteld (harmonised allocation rules, EU HAR). De transmissienetbeheerders lopen daarmee vooruit op de inwerkingtreding van de Europese Verordening Forward Capacity Allocation (FCA).
Op dit moment bestaan in de EU nationale en regionale verschillen in veilingregels voor lange termijn contracten van grenscapaciteit. Het doel van de EU HAR is om nationale en regionale regels te harmoniseren. Dit leidt tot uniforme regelgeving, meer transparantie en daardoor lagere drempels voor marktpartijen om binnen de EU deel te nemen aan veilingen.
De veilingregels stellen marktpartijen in staat om ook met buitenlandse marktpartijen langetermijncontracten af te sluiten. Hierbij is het van belang dat het niveau van financiële zekerheid (“firmness”) zodanig is dat een langetermijncontract met een buitenlandse marktpartij een volwaardige alternatief vormt voor een langetermijncontract met een binnenlandse marktpartij.
Langetermijncontracten zijn voor marktpartijen van belang omdat zij voorspelbare inkomsten en kosten op de lange termijn bevorderen. Producenten kunnen hierdoor investeren in productiecapaciteit. Afnemers, zoals grootverbruikers, hebben meer inzicht in hun toekomstige kosten. Een goed werkende lange termijnmarkt is ook van belang voor consumenten. Indien daar namelijk geen sprake van zou zijn dan zouden de prijzen voor consumenten kunnen stijgen.
Een belangrijke aspect in het voorstel van de EU HAR is de overstap naar financiële transmissierechten op de Nederlands-Belgische grens. Op dit moment worden fysieke transmissierechten op deze grens aangeboden. Dit zal na een introductie van financiële transmissierechten niet meer het geval zijn.Voor een marktpartij betekent een overgang naar financiële transmissierechten dat capaciteit voor gebruik op de grensverbinding niet meer kan worden genomineerd. In plaats daarvan ontvangt de marktpartij het prijsverschil tussen de dag-vooruit markten.
De wijzigingen vloeien voort uit overleg tussen de verschillende transmissienetbeheerders in Europa. Zij hebben gezamenlijk regels voor toewijzing van transportcapaciteit voor de jaar- en maandtransporten vastgesteld (harmonised allocation rules, EU HAR). De transmissienetbeheerders lopen daarmee vooruit op de inwerkingtreding van de Europese Verordening Forward Capacity Allocation (FCA).
Op dit moment bestaan in de EU nationale en regionale verschillen in veilingregels voor lange termijn contracten van grenscapaciteit. Het doel van de EU HAR is om nationale en regionale regels te harmoniseren. Dit leidt tot uniforme regelgeving, meer transparantie en daardoor lagere drempels voor marktpartijen om binnen de EU deel te nemen aan veilingen.
De veilingregels stellen marktpartijen in staat om ook met buitenlandse marktpartijen langetermijncontracten af te sluiten. Hierbij is het van belang dat het niveau van financiële zekerheid (“firmness”) zodanig is dat een langetermijncontract met een buitenlandse marktpartij een volwaardige alternatief vormt voor een langetermijncontract met een binnenlandse marktpartij.
Langetermijncontracten zijn voor marktpartijen van belang omdat zij voorspelbare inkomsten en kosten op de lange termijn bevorderen. Producenten kunnen hierdoor investeren in productiecapaciteit. Afnemers, zoals grootverbruikers, hebben meer inzicht in hun toekomstige kosten. Een goed werkende lange termijnmarkt is ook van belang voor consumenten. Indien daar namelijk geen sprake van zou zijn dan zouden de prijzen voor consumenten kunnen stijgen.
Een belangrijke aspect in het voorstel van de EU HAR is de overstap naar financiële transmissierechten op de Nederlands-Belgische grens. Op dit moment worden fysieke transmissierechten op deze grens aangeboden. Dit zal na een introductie van financiële transmissierechten niet meer het geval zijn.Voor een marktpartij betekent een overgang naar financiële transmissierechten dat capaciteit voor gebruik op de grensverbinding niet meer kan worden genomineerd. In plaats daarvan ontvangt de marktpartij het prijsverschil tussen de dag-vooruit markten.
Gemeente Almere wekt energie op
De gemeente Almere is hard aan de werk om het maatschappelijk vastgoed binnen Almere te verduurzamen. Dit past binnen de doelstelling van de gemeente Almere om in 2022 energieneutraal te zijn. Er wordt in de aankomende tijd op 27 gemeentelijke panden zonnepanelen geplaatst. In het verleden zijn er al eens eerder 14 daken voorzien van zonnepanelen. Dat komt neer op een totaal van 41 installaties op gemeentelijke daken.
De 27 daken die zonnepanelen krijgen zijn o.a. de sporthallen, sportzalen, zwembaden en buurcentra. Inmiddels heeft de gemeente al zes daken gereed en levert eind augustus de overige 21 daken op.
De stroom die hiermee wordt opgewekt komt volledig ten goede aan het pand waar de panelen op liggen. Er wordt niet meer stroom opgewekt dan er verbruikt wordt. Het voordeel met het plaatsen van de zonnepanelen is dat voor een groot aantal panden de stroomrekening straks nihil is.
De 27 daken die zonnepanelen krijgen zijn o.a. de sporthallen, sportzalen, zwembaden en buurcentra. Inmiddels heeft de gemeente al zes daken gereed en levert eind augustus de overige 21 daken op.
De stroom die hiermee wordt opgewekt komt volledig ten goede aan het pand waar de panelen op liggen. Er wordt niet meer stroom opgewekt dan er verbruikt wordt. Het voordeel met het plaatsen van de zonnepanelen is dat voor een groot aantal panden de stroomrekening straks nihil is.
donderdag 23 juli 2015
Schitterende zonnepanelen in Zwolle leiden tot rechtzaak
De rechter moet bemiddelen in het conflict over de zonnepanelen in de Zwolse wijk Pierik. Vier bewoners strijden al jaren tegen de panelen op de huizen van de achterburen. Overleg met corporatie Openbaar Belang is tot nu toe vruchteloos, weet De Stentor.
De bewoners stellen Openbaar Belang en hun eigen verhuurder SWZ nu aansprakelijk. Ze willen de panelen weg hebben en eisen een vergoeding voor aanpassingen die ze hebben moeten doen aan hun huis en in de tuin om de overlast van de schittering te verminderen.
De bewoners stellen Openbaar Belang en hun eigen verhuurder SWZ nu aansprakelijk. Ze willen de panelen weg hebben en eisen een vergoeding voor aanpassingen die ze hebben moeten doen aan hun huis en in de tuin om de overlast van de schittering te verminderen.
Nanodraadjes maken tien keer efficiëntere ‘zonnebrandstofcel’
Een zonnecel die niet elektriciteit, maar een brandstof oplevert. Onderzoekers van de TU/e en Stichting FOM presenteren vandaag in het tijdschrift Nature Communications een veelbelovend prototype hiervan. Met als basismateriaal galliumfosfide is hun zonnecel in staat om uit vloeibaar water de schone brandstof waterstofgas te vormen. Nieuw is dat ze het galliumfosfide in de vorm van piepkleine nanodraden verwerkten. Daarmee krikten ze het rendement met een factor tien omhoog. En dat met tienduizend keer zo weinig kostbaar materiaal.
De elektriciteit die een zonnecel oplevert, kun je gebruiken om chemische reacties in gang te zetten. Als dit een brandstof oplevert, spreekt men van zonnebrandstoffen – een grote belofte als vervanger van vervuilende brandstoffen. Eén van de mogelijkheden is om met de opgewekte elektriciteit vloeibaar water te splitsen (elektrolyse). Dat levert onder meer waterstofgas op, dat als schone brandstof in de chemische industrie kan dienen of in brandstofcellen – in bijvoorbeeld auto’s – verbrand kan worden om motoren mee aan te drijven.
Een bestaande siliciumzonnecel aan een batterij koppelen die het water splitst, is nu weliswaar de meest efficiënte oplossing, maar ook erg duur. Veel onderzoekers richten zich daarom op het vinden van een halfgeleidermateriaal dat in staat is om in één klap zowel het zonlicht om te zetten in elektrische lading als het water kan splitsen; een soort ‘zonnebrandstofcel’. De onderzoekers van TU/e en FOM zien hun gedroomde kandidaat in galliumfosfide (GaP), een samenstelling van gallium en fosfide die ook als basis dient voor bepaalde kleuren leds.
GaP heeft gunstige elektrische eigenschappen, maar het nadeel is dat het moeite heeft om licht op te nemen als het de vorm heeft van een groot, plat oppervlak zoals het gebruik was in GaP-zonnecellen. De onderzoekers verhielpen dit probleem door een rooster te maken van piepkleine nanodraadjes GaP, van vijfhonderd nanometer (een miljoenste millimeter) lang en negentig nanometer dik. Het rendement waarmee het waterstof werd gewonnen schoot plots een factor tien omhoog, naar 2,9 procent. Een record voor GaP-cellen, ook al is dat nog enigszins verwijderd van de vijftien procent die siliciumzonnecellen gekoppeld aan een batterij behalen.
Volgens onderzoeksleider en TU/e-hoogleraar Erik Bakkers gaat het echter niet alleen om het rendement – waar overigens nog veel ruimte tot verbetering zit: “Voor de nanodraadjes hadden we tienduizend keer minder van het kostbare GaP nodig dan in cellen met een plat oppervlak. Dat maakt dit soort cellen in potentie vele malen goedkoper”, zegt Bakkers. “Daarnaast is GaP ook in staat om zuurstof uit het water te onttrekken – dan heb je feitelijk een brandstofcel waar je zonne-energie tijdelijk in kunt opslaan. Kortom, voor een toekomst met zonnebrandstoffen kunnen we denk ik niet meer om galliumfosfide heen.”
De elektriciteit die een zonnecel oplevert, kun je gebruiken om chemische reacties in gang te zetten. Als dit een brandstof oplevert, spreekt men van zonnebrandstoffen – een grote belofte als vervanger van vervuilende brandstoffen. Eén van de mogelijkheden is om met de opgewekte elektriciteit vloeibaar water te splitsen (elektrolyse). Dat levert onder meer waterstofgas op, dat als schone brandstof in de chemische industrie kan dienen of in brandstofcellen – in bijvoorbeeld auto’s – verbrand kan worden om motoren mee aan te drijven.
Een bestaande siliciumzonnecel aan een batterij koppelen die het water splitst, is nu weliswaar de meest efficiënte oplossing, maar ook erg duur. Veel onderzoekers richten zich daarom op het vinden van een halfgeleidermateriaal dat in staat is om in één klap zowel het zonlicht om te zetten in elektrische lading als het water kan splitsen; een soort ‘zonnebrandstofcel’. De onderzoekers van TU/e en FOM zien hun gedroomde kandidaat in galliumfosfide (GaP), een samenstelling van gallium en fosfide die ook als basis dient voor bepaalde kleuren leds.
GaP heeft gunstige elektrische eigenschappen, maar het nadeel is dat het moeite heeft om licht op te nemen als het de vorm heeft van een groot, plat oppervlak zoals het gebruik was in GaP-zonnecellen. De onderzoekers verhielpen dit probleem door een rooster te maken van piepkleine nanodraadjes GaP, van vijfhonderd nanometer (een miljoenste millimeter) lang en negentig nanometer dik. Het rendement waarmee het waterstof werd gewonnen schoot plots een factor tien omhoog, naar 2,9 procent. Een record voor GaP-cellen, ook al is dat nog enigszins verwijderd van de vijftien procent die siliciumzonnecellen gekoppeld aan een batterij behalen.
Volgens onderzoeksleider en TU/e-hoogleraar Erik Bakkers gaat het echter niet alleen om het rendement – waar overigens nog veel ruimte tot verbetering zit: “Voor de nanodraadjes hadden we tienduizend keer minder van het kostbare GaP nodig dan in cellen met een plat oppervlak. Dat maakt dit soort cellen in potentie vele malen goedkoper”, zegt Bakkers. “Daarnaast is GaP ook in staat om zuurstof uit het water te onttrekken – dan heb je feitelijk een brandstofcel waar je zonne-energie tijdelijk in kunt opslaan. Kortom, voor een toekomst met zonnebrandstoffen kunnen we denk ik niet meer om galliumfosfide heen.”
ECN roept zware industrie op om energiegebruik aan te pakken
Recentelijk hebben de overheid en de zware industrie een raamwerk voor nieuwe één-op- één afspraken gemaakt om te komen tot energiebesparing. De industrie is verantwoordelijk voor meer dan een kwart van de Nederlandse CO2 uitstoot en energievraag. Minder dan 1 procent daarvan is hernieuwbare opgewekte energie. Voor deze energie-intensieve industrie is verduurzaming nog ver weg. Een omslag is daarom nodig in het energiegebruik van de zware industrie, zegt onderzoeksinstituut ECN. De huidige afspraken en convenanten zijn echter ontoereikend.
Het is hoog tijd dat overheid en zware industrie stappen zetten naar verdere verduurzaming, in de sector die nu het meeste achter loopt. Daar zijn risico’s aan verbonden. Maar vasthouden aan de huidige technologie en het huidige beleid is mogelijk riskanter omdat de wereldwijde concurrentie snel groeit en innoveert. Er ligt nu een kans voor de energie-intensieve industrie om de impasse te doorbreken, een technologische voorsprong te nemen en duurzaam te groeien.
Het is hoog tijd dat overheid en zware industrie stappen zetten naar verdere verduurzaming, in de sector die nu het meeste achter loopt. Daar zijn risico’s aan verbonden. Maar vasthouden aan de huidige technologie en het huidige beleid is mogelijk riskanter omdat de wereldwijde concurrentie snel groeit en innoveert. Er ligt nu een kans voor de energie-intensieve industrie om de impasse te doorbreken, een technologische voorsprong te nemen en duurzaam te groeien.
woensdag 22 juli 2015
Veel relevante maar nog onbekende marktsegmenten voor algenproducenten
Als onderdeel van het EU-project Energetic Algae Project heeft Wageningen UR met de Universiteit Gent een studie uitgevoerd naar het marktpotentieel en de marktontwikkelingen van algenproducten. De studie benoemt een aantal relevante markten voor business cases op basis van algen en de resultaten zijn gepubliceerd in het Engelstalige rapport 'Macro-economics of algae products'.
In de studie is onderzoek gedaan naar verschillende marktsegmenten. Per marktsegment zijn marktomvang, concurrerende alternatieven, marktontwikkelingen en prijzen in beeld gebracht.
Gebaseerd op de marktkenmerken wordt per marktonderdeel een conclusie getrokken over het potentieel van de markt voor algenproducten. Marcel van der Voort, één van de auteurs van het rapport: “Door de kansen per marktsegment te beschrijven, hopen we ondernemers die algen produceren te inspireren om nieuwe marktsegmenten te verkennen waarin de algensoort die zij produceren van toegevoegde waarde kan zijn, maar waar ze nog niet bekend mee zijn”. Daarnaast biedt de studie ook informatie voor ondernemers die nadenken over het type alg dat ze willen produceren en de manier van productie die past bij de regelgeving rond het marktsegment.
Het doel van het Energetic Algae project is bijdragen aan reducering van de CO2-emissies en de afhankelijkheid van fossiele energie in Noordwest-Europa. Het project wil dit bereiken door de ontwikkeling van duurzame technieken voor de productie van algenbiomassa, bio-energie opwekking en vastlegging van broeikasgassen te stimuleren. Daarom wordt er gewerkt aan het ontwikkelen van praktijkgerichte pilot installaties en op de markt afgestemde producten, processen en diensten door het bundelen van technische kennis, financiële middelen en politieke steun.
In de studie is onderzoek gedaan naar verschillende marktsegmenten. Per marktsegment zijn marktomvang, concurrerende alternatieven, marktontwikkelingen en prijzen in beeld gebracht.
Gebaseerd op de marktkenmerken wordt per marktonderdeel een conclusie getrokken over het potentieel van de markt voor algenproducten. Marcel van der Voort, één van de auteurs van het rapport: “Door de kansen per marktsegment te beschrijven, hopen we ondernemers die algen produceren te inspireren om nieuwe marktsegmenten te verkennen waarin de algensoort die zij produceren van toegevoegde waarde kan zijn, maar waar ze nog niet bekend mee zijn”. Daarnaast biedt de studie ook informatie voor ondernemers die nadenken over het type alg dat ze willen produceren en de manier van productie die past bij de regelgeving rond het marktsegment.
Het doel van het Energetic Algae project is bijdragen aan reducering van de CO2-emissies en de afhankelijkheid van fossiele energie in Noordwest-Europa. Het project wil dit bereiken door de ontwikkeling van duurzame technieken voor de productie van algenbiomassa, bio-energie opwekking en vastlegging van broeikasgassen te stimuleren. Daarom wordt er gewerkt aan het ontwikkelen van praktijkgerichte pilot installaties en op de markt afgestemde producten, processen en diensten door het bundelen van technische kennis, financiële middelen en politieke steun.
Algen als energiebron: kosten (nog) te hoog
Binnen het EnAlgae project heeft Wageningen UR bio-economische modellen ontwikkeld, waarmee onder andere de kostprijs van micro-algen onder verschillende omstandigheden kan worden bepaald. Voor de vervaardiging van diesel, ethanol en methaan op basis van algen zijn er vervolgens downstream-procesmodellen gemaakt. Een daarna uitgevoerde modelstudie geeft inzicht in de economische haalbaarheid van algen als energiebron en de belangrijkste variabelen die hierop van invloed zijn. De kosten voor de verwerking van de energieproducten uit algen blijken nu nog vele malen hoger dan de huidige verkoopprijzen in de markt te zijn.e
Er zijn drie soorten micro-algen productiesystemen bestudeerd namelijk open vijvers, tubular en flat panel fotobioreactoren (PBR’s). De jaarlijkse algenbiomassa productie in een open vijver van 1.000 m2 in Lelystad is volgens het model 1,538 kg droge stof, dat is 15 ton droge stof per hectare. Biomassaopbrengsten per oppervlakte zijn bij een tubular PBR tweemaal en bij een flat panel PBR meer dan drie keer zo hoog als in een open vijver.
De kostprijs voor algenbiomassa geproduceerd op een oppervlak van 1.000 m2 is bij PBR’s veel lager dan bij open vijvers, vooral vanwege de lagere kosten voor kapitaalgoederen en arbeid. Alleen de stroomkosten zijn hoger met PBR’s. Een flat panel PBR heeft de laagste algen kostprijs.
Voor het vervaardigen van energiedragers uit algen zijn grote algenproductievolumes nodig. Om ongeveer 1.500 ton droge algen biomassa te produceren (het minimum algen volume voor een vergister) is een oppervlakte van 100 ha open vijvers, 50 ha tubular PBR’s of 30 ha flat panel PBR’s nodig. Bij deze hoge productievolumes worden de kosten per kg biomassa voor de drie systemen vergelijkbaar (ongeveer € 5 per kg droge massa), waarbij het grootste deel bestaat uit stroomkosten.
De kosten voor de algen vormen het grootste aandeel van de kostprijs. Maar zelfs als algen vrij beschikbaar zouden zijn, zijn de downstream-proceskosten nog steeds hoger dan de verkoopprijs. Voor het gebruik van algen als energiebron is dus nog een belangrijke vermindering van de productie- en verwerkingskosten nodig.
EnAlgae brengt 19 partners en 14 waarnemers uit zeven lidstaten van de EU samen. Het project ontwikkelt duurzame technologieën voor de productie van algen biomassa, bio-energie en de beperking van broeikasgasemissies, van pilot-faciliteiten tot aan marktbare producten en diensten. Het project valt binnen het INTERREG IVB NWE-programma en liep van 2011 tot en met 2015.
Er zijn drie soorten micro-algen productiesystemen bestudeerd namelijk open vijvers, tubular en flat panel fotobioreactoren (PBR’s). De jaarlijkse algenbiomassa productie in een open vijver van 1.000 m2 in Lelystad is volgens het model 1,538 kg droge stof, dat is 15 ton droge stof per hectare. Biomassaopbrengsten per oppervlakte zijn bij een tubular PBR tweemaal en bij een flat panel PBR meer dan drie keer zo hoog als in een open vijver.
De kostprijs voor algenbiomassa geproduceerd op een oppervlak van 1.000 m2 is bij PBR’s veel lager dan bij open vijvers, vooral vanwege de lagere kosten voor kapitaalgoederen en arbeid. Alleen de stroomkosten zijn hoger met PBR’s. Een flat panel PBR heeft de laagste algen kostprijs.
Voor het vervaardigen van energiedragers uit algen zijn grote algenproductievolumes nodig. Om ongeveer 1.500 ton droge algen biomassa te produceren (het minimum algen volume voor een vergister) is een oppervlakte van 100 ha open vijvers, 50 ha tubular PBR’s of 30 ha flat panel PBR’s nodig. Bij deze hoge productievolumes worden de kosten per kg biomassa voor de drie systemen vergelijkbaar (ongeveer € 5 per kg droge massa), waarbij het grootste deel bestaat uit stroomkosten.
De kosten voor de algen vormen het grootste aandeel van de kostprijs. Maar zelfs als algen vrij beschikbaar zouden zijn, zijn de downstream-proceskosten nog steeds hoger dan de verkoopprijs. Voor het gebruik van algen als energiebron is dus nog een belangrijke vermindering van de productie- en verwerkingskosten nodig.
EnAlgae brengt 19 partners en 14 waarnemers uit zeven lidstaten van de EU samen. Het project ontwikkelt duurzame technologieën voor de productie van algen biomassa, bio-energie en de beperking van broeikasgasemissies, van pilot-faciliteiten tot aan marktbare producten en diensten. Het project valt binnen het INTERREG IVB NWE-programma en liep van 2011 tot en met 2015.
Shell breidt R&D-vestiging Amsterdam uit met labruimte
Shell Technology Centre Amsterdam (STCA), één van de drie belangrijkste R&D-centra van Shell wereldwijd, breidt uit met de bouw van een nieuwe vleugel voor onderzoek en versterkt hiermee de onderzoeksactiviteiten in Nederland. De extra labruimte biedt plaats aan onderzoek naar de interactie tussen vloeistoffen en gesteente. Naar verwachting wordt de nieuwe vleugel in 2017 opgeleverd.
In de nieuwe vleugel gaan ongeveer tachtig R&D-experts proeven uitvoeren, waarbij ze condities nabootsen die op kilometers diepte voorkomen. Dit onderzoek moet inzichten opleveren in de wisselwerking tussen vloeistof en gesteente.
.
Met deze onderzoeksactiviteiten in de nieuwe vleugel van STCA worden verschillende specialismen bijeengebracht op één locatie. Dit bevordert de samenwerking en kennisuitwisseling; de wetenschap die aan deze gebieden ten grondslag ligt is namelijk sterk overeenkomstig. Samenwerking is de sleutel om sneller en efficiënter tot technologische innovatie te komen. Door de uitbreiding wordt tevens de positie van STCA in Shell’s mondiale R&D-netwerk versterkt.
“Innovatie is essentieel om energie ook in de toekomst beschikbaar en betaalbaar te houden en tegelijk duurzamer te maken. Daarom investeren wij in verschillende innovatieprogramma’s zowel met externe partijen als op Shell R&D-locaties. Bijvoorbeeld in onze onderzoekcentra in Amsterdam, Houston en Bangalore”, zegt Chief Technology Officer Yuri Sebregts, verantwoordelijk voor R&D binnen Shell. “Deze locaties zijn dusdanig opgezet dat zij toegang geven tot de beste innovatie ter wereld en toptalent aantrekken om dit in stand te houden.”
De oplevering van de nieuwe laboratoriumvleugel van 8.500 m² wordt in 2017 verwacht. Momenteel heeft STCA 80.000 m² oppervlakte aan laboratoria, testhallen, werkplaatsen en kantoren, zoveel als elf voetbalvelden.
.
Shell investeert wereldwijd op jaarbasis ruim een miljard dollar in R&D en innovatie. In Nederland wordt door Shell op jaarbasis een paar honderd miljoen dollar geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling. STCA behoort tot de top voor wat betreft private onderzoeksuitgaven in Nederland.
Binnenshuis maar ook buitenshuis wordt geïnvesteerd in samenwerking en open innovatie. Shell werkt intensief samen met universiteiten, kennisinstellingen en andere partners in diverse landen, ook buiten de grenzen van de eigen sector.
In de nieuwe vleugel gaan ongeveer tachtig R&D-experts proeven uitvoeren, waarbij ze condities nabootsen die op kilometers diepte voorkomen. Dit onderzoek moet inzichten opleveren in de wisselwerking tussen vloeistof en gesteente.
.
Met deze onderzoeksactiviteiten in de nieuwe vleugel van STCA worden verschillende specialismen bijeengebracht op één locatie. Dit bevordert de samenwerking en kennisuitwisseling; de wetenschap die aan deze gebieden ten grondslag ligt is namelijk sterk overeenkomstig. Samenwerking is de sleutel om sneller en efficiënter tot technologische innovatie te komen. Door de uitbreiding wordt tevens de positie van STCA in Shell’s mondiale R&D-netwerk versterkt.
“Innovatie is essentieel om energie ook in de toekomst beschikbaar en betaalbaar te houden en tegelijk duurzamer te maken. Daarom investeren wij in verschillende innovatieprogramma’s zowel met externe partijen als op Shell R&D-locaties. Bijvoorbeeld in onze onderzoekcentra in Amsterdam, Houston en Bangalore”, zegt Chief Technology Officer Yuri Sebregts, verantwoordelijk voor R&D binnen Shell. “Deze locaties zijn dusdanig opgezet dat zij toegang geven tot de beste innovatie ter wereld en toptalent aantrekken om dit in stand te houden.”
De oplevering van de nieuwe laboratoriumvleugel van 8.500 m² wordt in 2017 verwacht. Momenteel heeft STCA 80.000 m² oppervlakte aan laboratoria, testhallen, werkplaatsen en kantoren, zoveel als elf voetbalvelden.
.
Shell investeert wereldwijd op jaarbasis ruim een miljard dollar in R&D en innovatie. In Nederland wordt door Shell op jaarbasis een paar honderd miljoen dollar geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling. STCA behoort tot de top voor wat betreft private onderzoeksuitgaven in Nederland.
Binnenshuis maar ook buitenshuis wordt geïnvesteerd in samenwerking en open innovatie. Shell werkt intensief samen met universiteiten, kennisinstellingen en andere partners in diverse landen, ook buiten de grenzen van de eigen sector.
dinsdag 21 juli 2015
Vattenfall schrijft weer rode cijfers
Vattenfall, het moederbedrijf van Nuon, schrijft wederom rode cijfers. Het verlies bedroeg 28,8 miljard kroon (3,1 miljard euro), deels door afboekingen van in totaal 30 miljard kroon. Volgens het FD is alleen al 5,7 miljard euro afgeschreven op Nuon. De omzet nam ook af tot 36,1 miljard kroon. Vattenfall lijdt onder aanhoudende dalingen van de elektriciteitsprijzen en kondigde in april ontslagen aan.
ECN gastredacteur special energie en klimaat van TPEdigitaal
Paul Koutstaal van ECN Beleidsstudies is samen met Pieter Boot van PBL gastredacteur van een themanummer over energie en klimaat van het economische vaktijdschrift TPEdigitaal. Het speciale nummer van TPEdigitaal, dat uitkomt in juli, gaat in op de vraag hoe we een duurzame energievoorziening tot stand kunnen brengen en met welke randvoorwaarden rekening gehouden moet worden.
Er vinden namelijk de nodige veranderingen plaats in de energiewereld, veranderingen die in toenemende mate hun weerslag zullen hebben op onze energiehuishouding. Energie uit hernieuwbare bronnen zoals biomassa, zon en wind wordt steeds belangrijker in de energievoorziening in veel landen. Dit heeft grote gevolgen, niet alleen voor de energiemarkten zelf maar ook voor de rest van de economie.
In 11 bijdragen worden de veranderingen in de energievoorziening uiteengezet en wat dit betekent voor beleid en economie.
Auteurs van ECN gaan in op de gevolgen voor de elektriciteitsmarkt van meer wind- en zonne-energie (Paul Koutstaal en Jos Sijm) en op de rol van gas in de Nederlandse energiehuishouding (Jeroen de Joode).
Er vinden namelijk de nodige veranderingen plaats in de energiewereld, veranderingen die in toenemende mate hun weerslag zullen hebben op onze energiehuishouding. Energie uit hernieuwbare bronnen zoals biomassa, zon en wind wordt steeds belangrijker in de energievoorziening in veel landen. Dit heeft grote gevolgen, niet alleen voor de energiemarkten zelf maar ook voor de rest van de economie.
In 11 bijdragen worden de veranderingen in de energievoorziening uiteengezet en wat dit betekent voor beleid en economie.
Auteurs van ECN gaan in op de gevolgen voor de elektriciteitsmarkt van meer wind- en zonne-energie (Paul Koutstaal en Jos Sijm) en op de rol van gas in de Nederlandse energiehuishouding (Jeroen de Joode).
Massaal elektrisch rijden gaat niet vanzelf
In 2050 moeten alle personenauto’s in Europa aangedreven worden door een elektromotor, waarbij de elektriciteit komt uit batterijen of waterstof-brandstofcellen. Dat lijkt cruciaal om de Europese CO2 reductiedoelstelling voor transport te halen. Maar hoe zorgen landen ervoor dat er genoeg laadpalen zijn? Dat elektriciteitsnetten niet overbelast raken? En dat waterstoftankstations beschikbaar zijn? Beleidsmakers moeten nu in actie komen, vindt onderzoeker Hein de Wilde van ECN. “De transitie naar elektrisch vervoer gaat niet vanzelf.”
Hard duwen en vooral samenwerken. Dat is wat beleidsmakers op lokaal, landelijk en Europees niveau de komende jaren moeten doen om Europeanen massaal te laten overstappen op ‘zero emissie’-voertuigen.
Als we de EU-doelstelling voor de transportsector willen halen, is er een revolutie nodig in de transportsector. Ten opzichte van vandaag moet er een CO2-reductie van maar liefst 70 procent zijn gerealiseerd in 2050. Dat houdt in dat verbrandingsmotoren en benzinepompen in de komende decennia plaats moeten maken voor accu’s, brandstofcellen, laadpalen en waterstoftankstations. Vanaf 2035 mogen er alleen nieuwe personenauto’s verkocht worden die in staat zijn om emissievrij te rijden, omdat het simpelweg vijftien jaar duurt voordat het hele wagenpark vervangen is. En omdat biobrandstoffen tegen die tijd zijn gereserveerd voor langeafstand transport, zullen nieuwe personenauto’s een elektrische aandrijving nodig hebben. Bovendien resteert dan nog de uitstoot van zwaardere vrachtwagens vliegtuigen, schepen en treinen, die deels nog fossiele brandstoffen zullen gebruiken.
In het Europese Green eMotion project onderzochten we wat er nodig is voor een grootschalige uitrol van batterij-elektrische auto’s. Mijn collega’s en ik hebben een aantal topprioriteiten geïdentificeerd. Zo moet er vanaf 2035 een infrastructuur zijn waarbij auto’s overal in Europa kunnen laden. Het elektriciteitsnet moet het aankunnen, mensen moeten een elektrische auto willen kopen en de beleidsmakers moeten dezelfde doelen nastreven. De transitie naar elektrisch vervoer gaat nu eenmaal niet vanzelf. Daarom pleiten wij voor subsidies die investeerders over de streep trekken en voor oplaadpunten op slimme locaties, zoals benzinestations of winkelcentra. Daarnaast moeten ontwikkelaars bij nieuwbouw nu al rekening houden met elektrisch rijden, bijvoorbeeld door de aanleg van leidingen of aansluitingen voor laadpunten in parkeergarages bij wooncomplexen. Afwachten is geen optie meer.
Hard duwen en vooral samenwerken. Dat is wat beleidsmakers op lokaal, landelijk en Europees niveau de komende jaren moeten doen om Europeanen massaal te laten overstappen op ‘zero emissie’-voertuigen.
Als we de EU-doelstelling voor de transportsector willen halen, is er een revolutie nodig in de transportsector. Ten opzichte van vandaag moet er een CO2-reductie van maar liefst 70 procent zijn gerealiseerd in 2050. Dat houdt in dat verbrandingsmotoren en benzinepompen in de komende decennia plaats moeten maken voor accu’s, brandstofcellen, laadpalen en waterstoftankstations. Vanaf 2035 mogen er alleen nieuwe personenauto’s verkocht worden die in staat zijn om emissievrij te rijden, omdat het simpelweg vijftien jaar duurt voordat het hele wagenpark vervangen is. En omdat biobrandstoffen tegen die tijd zijn gereserveerd voor langeafstand transport, zullen nieuwe personenauto’s een elektrische aandrijving nodig hebben. Bovendien resteert dan nog de uitstoot van zwaardere vrachtwagens vliegtuigen, schepen en treinen, die deels nog fossiele brandstoffen zullen gebruiken.
In het Europese Green eMotion project onderzochten we wat er nodig is voor een grootschalige uitrol van batterij-elektrische auto’s. Mijn collega’s en ik hebben een aantal topprioriteiten geïdentificeerd. Zo moet er vanaf 2035 een infrastructuur zijn waarbij auto’s overal in Europa kunnen laden. Het elektriciteitsnet moet het aankunnen, mensen moeten een elektrische auto willen kopen en de beleidsmakers moeten dezelfde doelen nastreven. De transitie naar elektrisch vervoer gaat nu eenmaal niet vanzelf. Daarom pleiten wij voor subsidies die investeerders over de streep trekken en voor oplaadpunten op slimme locaties, zoals benzinestations of winkelcentra. Daarnaast moeten ontwikkelaars bij nieuwbouw nu al rekening houden met elektrisch rijden, bijvoorbeeld door de aanleg van leidingen of aansluitingen voor laadpunten in parkeergarages bij wooncomplexen. Afwachten is geen optie meer.
Parkeerservice voordeligste oplossing voor tekort aan elektrische laadpunten
Een parkeerservice voor elektrische auto’s in openbare garages en bedrijven. Met deze aanpak kan worden voorkomen dat een laadpunt onnodig bezet blijft door een auto die opgeladen is. Deze unieke oplossing is financieel op dit moment het meest voordeligst én duurzaamst om het tekort aan laadpalen voor elektrische auto’s in bijvoorbeeld parkeergarages aan te pakken. Dat blijkt uit onderzoek van studenten van de Rotterdam School of Management, Erasmus University (RSM).
"Een parkeerservice is de eerste, logische stap op weg naar efficiënter en slimmer laden’’, aldus de studenten Brent Bodenhorst Meyer, Rowan Siskens en Kristinka Wilmink. De drie studenten hebben zich onder begeleiding van netbeheerder Stedin, kenniscentrum ElaadNL en EY verdiept in deze problematiek. Ze presenteerden de resultaten van hun onderzoek op woensdag 15 juli aan diverse bestuurders zoals Pex Langenberg (wethouder duurzaamheid, Rotterdam), Jan Peter Balkenende (partner bij EY, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit), Marko Kruithof (manager duurzaamheid Stedin) en Onoph Caron (directeur ElaadNL).
De afgelopen jaren is het aantal volledig en semi-elektrische auto’s in Nederland explosief gegroeid. Gemeenten, bedrijven en andere partijen zoals EVnetNL hebben ook volop geïnvesteerd in infrastructuur om voertuigen op te laden. Desondanks zijn er te weinig oplaadpunten op parkeerlocaties van bedrijven en in openbare garages. Het bijplaatsen van laadpunten op deze locaties is kostbaar. Het elektriciteitsnet moet verzwaard worden en de aanvragers gaan elke maand honderden euro’s meer betalen voor hun aansluiting .
Jan Peter Balkenende: "Het wagenpark verandert in hoog tempo. Meer elektrische auto's en meer plug-in hybrid's. De keerzijde is echter dat de laadpalen niet efficiënt worden gebruikt. Auto's staan te lang aan de stekker. Andere auto's kunnen daardoor niet worden opgeladen met alle nadelige gevolgen van dien. Kortom, voor dit probleem van inefficiënt gebruik van de laadpalen moet een oplossing worden gevonden."
Ook de Rotterdamse wethouder Pex Langenberg zoekt oplossingen: "Rotterdam is een innovatieve stad die duurzaamheid en mobiliteit slim probeert te combineren. Deze oplossing van de studenten vind ik zeer sympathiek. We staan open voor een gesprek met EY om te bekijken hoe we dit in onze Boompjes garage zouden kunnen verwezenlijken. We kijken zelf ook naar oplossingen, dus een combinatie zou prachtig zijn."
"Een parkeerservice is de eerste, logische stap op weg naar efficiënter en slimmer laden’’, aldus de studenten Brent Bodenhorst Meyer, Rowan Siskens en Kristinka Wilmink. De drie studenten hebben zich onder begeleiding van netbeheerder Stedin, kenniscentrum ElaadNL en EY verdiept in deze problematiek. Ze presenteerden de resultaten van hun onderzoek op woensdag 15 juli aan diverse bestuurders zoals Pex Langenberg (wethouder duurzaamheid, Rotterdam), Jan Peter Balkenende (partner bij EY, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit), Marko Kruithof (manager duurzaamheid Stedin) en Onoph Caron (directeur ElaadNL).
De afgelopen jaren is het aantal volledig en semi-elektrische auto’s in Nederland explosief gegroeid. Gemeenten, bedrijven en andere partijen zoals EVnetNL hebben ook volop geïnvesteerd in infrastructuur om voertuigen op te laden. Desondanks zijn er te weinig oplaadpunten op parkeerlocaties van bedrijven en in openbare garages. Het bijplaatsen van laadpunten op deze locaties is kostbaar. Het elektriciteitsnet moet verzwaard worden en de aanvragers gaan elke maand honderden euro’s meer betalen voor hun aansluiting .
Jan Peter Balkenende: "Het wagenpark verandert in hoog tempo. Meer elektrische auto's en meer plug-in hybrid's. De keerzijde is echter dat de laadpalen niet efficiënt worden gebruikt. Auto's staan te lang aan de stekker. Andere auto's kunnen daardoor niet worden opgeladen met alle nadelige gevolgen van dien. Kortom, voor dit probleem van inefficiënt gebruik van de laadpalen moet een oplossing worden gevonden."
Ook de Rotterdamse wethouder Pex Langenberg zoekt oplossingen: "Rotterdam is een innovatieve stad die duurzaamheid en mobiliteit slim probeert te combineren. Deze oplossing van de studenten vind ik zeer sympathiek. We staan open voor een gesprek met EY om te bekijken hoe we dit in onze Boompjes garage zouden kunnen verwezenlijken. We kijken zelf ook naar oplossingen, dus een combinatie zou prachtig zijn."
maandag 20 juli 2015
TU/e en Gemeente Eindhoven sluiten convenant voor slimme stad
Bestuursvoorzitter Jan Mengelers (TU/e) en wethouder Mary-Ann Schreurs (Gemeente Eindhoven) hebben een convenant getekend tot een strategische samenwerking tussen universiteit en gemeente waarbij technologie, design en innovatie verbonden worden aan maatschappelijke uitdagingen. Het akkoord tilt de samenwerking naar een volgend niveau; het zorgt voor structurele (strategische) afstemming in concrete gezamenlijke proeftuinen en onderzoeks- en valorisatieprogramma’s. Het convenant is de uitkomst van jarenlange samenwerking in de regio Eindhoven.
De stedelijke omgeving wordt anno 2015 geconfronteerd met een aantal grote veranderingen die vragen om nieuwe en innovatieve oplossingen. Klimaatverandering waarbij extreme hitte en regen zich afwisselen; een vergrijzende bevolking die langer zelfstandig woont; transitie van fossiele naar duurzame energie en vervoersopgaven waarbij we optimaal willen bewegen zonder files of vervuiling.
De gemeente Eindhoven verwacht met het convenant de woon- en werkkwaliteit in Eindhoven te verbeteren. Dit zal onder andere gebeuren met zogenaamde Living Labs, waarbij de universiteit en de gemeente gezamenlijk in proefprojecten vernieuwende toepassingen beproeven.
De uitwerking zal plaatsvinden aan de hand van een aantal van de grootste maatschappelijke thema’s voor beide partijen; mobiliteit, energie, gezondheid, educatie, licht en de openbare ruimte. Vanuit haar bijdrage aan de maatschappij zoekt de universiteit naar maatschappelijke relevante toepassingen voor technologische ontwikkelingen. Living Labs zijn voor TU/e bij uitstek een platform daarvoor.
Toegepaste data, modellen, robotica en nieuwe vormen van samenwerking brengen uiteenlopende en onverwachte oplossingen dichterbij. De strategic areas aan de TU/e (Energy, Health en Smart Mobility) leverde al eerder een clustering op van het universitair onderzoek. Met het convenant wil de TU/e haar onderzoeksprogramma’s koppelen aan de maatschappelijke uitdagingen in de gemeente Eindhoven. Door het open karakter wordt het convenant in co-creatie uitgewerkt en uitgevoerd met diverse andere partijen.
De stedelijke omgeving wordt anno 2015 geconfronteerd met een aantal grote veranderingen die vragen om nieuwe en innovatieve oplossingen. Klimaatverandering waarbij extreme hitte en regen zich afwisselen; een vergrijzende bevolking die langer zelfstandig woont; transitie van fossiele naar duurzame energie en vervoersopgaven waarbij we optimaal willen bewegen zonder files of vervuiling.
De gemeente Eindhoven verwacht met het convenant de woon- en werkkwaliteit in Eindhoven te verbeteren. Dit zal onder andere gebeuren met zogenaamde Living Labs, waarbij de universiteit en de gemeente gezamenlijk in proefprojecten vernieuwende toepassingen beproeven.
De uitwerking zal plaatsvinden aan de hand van een aantal van de grootste maatschappelijke thema’s voor beide partijen; mobiliteit, energie, gezondheid, educatie, licht en de openbare ruimte. Vanuit haar bijdrage aan de maatschappij zoekt de universiteit naar maatschappelijke relevante toepassingen voor technologische ontwikkelingen. Living Labs zijn voor TU/e bij uitstek een platform daarvoor.
Toegepaste data, modellen, robotica en nieuwe vormen van samenwerking brengen uiteenlopende en onverwachte oplossingen dichterbij. De strategic areas aan de TU/e (Energy, Health en Smart Mobility) leverde al eerder een clustering op van het universitair onderzoek. Met het convenant wil de TU/e haar onderzoeksprogramma’s koppelen aan de maatschappelijke uitdagingen in de gemeente Eindhoven. Door het open karakter wordt het convenant in co-creatie uitgewerkt en uitgevoerd met diverse andere partijen.
Wind op Land: Noord-Holland komt afspraken Rijk na
De provincie Noord-Holland ligt op koers om de opgave van 685,5 megawatt “Wind op Land” die het Rijk de provincie heeft opgelegd te realiseren. Stond de teller in december 2014 nog op 105,5 te leveren megawatt om de Rijksverplichting van 685,5 megawatt te halen, zoals het zich nu laat aanzien is de resterende opgave inmiddels teruggebracht tot ongeveer 70 megawatt. Dit blijkt uit de voortgangsrapportage Herstructurering Wind op Land die door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en naar Provinciale Staten (PS) is gestuurd.
Door de bouw van windpark Burgerveen-Oost en windpark Wagendorp is in 2014 / begin 2015 opnieuw een groot deel van de opgave ingevuld. Ook is inmiddels een deel van de bestaande windturbines vervangen door turbines met vergelijkbare afmetingen, maar met een groter vermogen. Verder kan de opbrengst van het windpark Wieringermeer, dat naar verwachting 250 megawatt gaat produceren, meegeteld worden voor de provinciale taakstelling (download hieronder het overzicht).
PS hebben 9 herstructureringsgebieden aangewezen als locatie waar windparken - die voldoen aan alle vereisten - gebouwd kunnen worden. Voor 4 van deze gebieden zijn principe-aanvragen ingediend: Noordzeekanaalgebied Amsterdam, Spuisluis, Waardpolder, West-Friesland.
Met de aanvragers en betrokken gemeenten vinden gesprekken plaats. Wanneer een principe-aanvraag aan de eisen lijkt te kunnen voldoen, wordt er in overleg met de betrokken gemeente en aanvrager door de provincie een gebiedsatelier georganiseerd. Omwonenden in een straal van 1500 meter van een windturbine kunnen dan in gesprek met de aanvrager over de ingediende plannen, geluid, slagschaduw, externe veiligheid, ruimtelijke kwaliteit en de mogelijkheden voor (financiële) participatie.
Op 19 mei vond het eerste gebiedsatelier plaats over de principe-aanvraag Waardpolder (gemeente Hollands Kroon). In september en oktober worden voor de overige principe-aanvragen die aan de eisen lijken te kunnen voldoen gebiedsateliers georganiseerd. Definitieve aanvragen kunnen vanaf 15 januari 2016 worden ingediend.
Door de bouw van windpark Burgerveen-Oost en windpark Wagendorp is in 2014 / begin 2015 opnieuw een groot deel van de opgave ingevuld. Ook is inmiddels een deel van de bestaande windturbines vervangen door turbines met vergelijkbare afmetingen, maar met een groter vermogen. Verder kan de opbrengst van het windpark Wieringermeer, dat naar verwachting 250 megawatt gaat produceren, meegeteld worden voor de provinciale taakstelling (download hieronder het overzicht).
PS hebben 9 herstructureringsgebieden aangewezen als locatie waar windparken - die voldoen aan alle vereisten - gebouwd kunnen worden. Voor 4 van deze gebieden zijn principe-aanvragen ingediend: Noordzeekanaalgebied Amsterdam, Spuisluis, Waardpolder, West-Friesland.
Met de aanvragers en betrokken gemeenten vinden gesprekken plaats. Wanneer een principe-aanvraag aan de eisen lijkt te kunnen voldoen, wordt er in overleg met de betrokken gemeente en aanvrager door de provincie een gebiedsatelier georganiseerd. Omwonenden in een straal van 1500 meter van een windturbine kunnen dan in gesprek met de aanvrager over de ingediende plannen, geluid, slagschaduw, externe veiligheid, ruimtelijke kwaliteit en de mogelijkheden voor (financiële) participatie.
Op 19 mei vond het eerste gebiedsatelier plaats over de principe-aanvraag Waardpolder (gemeente Hollands Kroon). In september en oktober worden voor de overige principe-aanvragen die aan de eisen lijken te kunnen voldoen gebiedsateliers georganiseerd. Definitieve aanvragen kunnen vanaf 15 januari 2016 worden ingediend.
vrijdag 17 juli 2015
Provincie tegen bouw nieuwe windturbine in Sint Maartensbrug
Provincie Noord-Holland heeft bezwaar ingediend tegen de door de gemeente Schagen afgegeven omgevingsvergunning voor het bouwen van een windturbine aan de Grote Sloot 158 in Sint Maartensbrug.
Gedeputeerde Joke Geldhof: “Het gaat hier om de bouw van een nieuwe turbine en niet om de vervanging van een bestaande turbine. Dit is dan ook de reden waarom wij tegen de ontwerp omgevingsvergunning bezwaar maken.”
Het college van Burgemeester & Wethouders (B&W) van de gemeente Schagen heeft op 4 juni 2015 een nieuwe omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een grotere windturbine op de oorspronkelijk vergunde locatie Grote Sloot 158. De huidige windturbine staat hier 17 meter vandaan. Volgens de provincie gaat het daarom ook niet om het vervangen van een bestaande turbine op de in de nieuwe vergunning genoemde plek, maar om nieuwbouw.
Op 14 januari 2015 gaf de Raad van State de provincie Noord-Holland gelijk dat zij geweigerd heeft om een verklaring van geen bezwaar af te geven voor de plaatsing van de windturbine Grote Sloot 158 te Sint Maartensbrug op de plaats waar de huidige turbine staat. De provincie heeft daarnaast begin dit jaar beroep aangetekend tegen het besluit van B&W van de gemeente Schagen om een bouwvergunning voor de bestaande windturbine af te geven en zo de turbine te legaliseren. De rechtbank Noord-Holland heeft dit beroep gegrond verklaard en de bouwvergunning vernietigd.
Gedeputeerde Joke Geldhof: “Het gaat hier om de bouw van een nieuwe turbine en niet om de vervanging van een bestaande turbine. Dit is dan ook de reden waarom wij tegen de ontwerp omgevingsvergunning bezwaar maken.”
Het college van Burgemeester & Wethouders (B&W) van de gemeente Schagen heeft op 4 juni 2015 een nieuwe omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een grotere windturbine op de oorspronkelijk vergunde locatie Grote Sloot 158. De huidige windturbine staat hier 17 meter vandaan. Volgens de provincie gaat het daarom ook niet om het vervangen van een bestaande turbine op de in de nieuwe vergunning genoemde plek, maar om nieuwbouw.
Op 14 januari 2015 gaf de Raad van State de provincie Noord-Holland gelijk dat zij geweigerd heeft om een verklaring van geen bezwaar af te geven voor de plaatsing van de windturbine Grote Sloot 158 te Sint Maartensbrug op de plaats waar de huidige turbine staat. De provincie heeft daarnaast begin dit jaar beroep aangetekend tegen het besluit van B&W van de gemeente Schagen om een bouwvergunning voor de bestaande windturbine af te geven en zo de turbine te legaliseren. De rechtbank Noord-Holland heeft dit beroep gegrond verklaard en de bouwvergunning vernietigd.
Onderhoudscontract voor schakelstation van Duits windpark-op-zee naar Nederlands bedrijf
RWE heeft het Nederlandse bedrijf Fabricom Offshore Services BV opdracht verleend voor het onderhoud van het schakelstation van het windpark-op-zee Nordsee Ost. Onder het contract vallen de inspectie en het structurele en mechanische onderhoud van de hulpsystemen en het onderhoud van de staalconstructie. De onderhoudswerkzaamheden starten vanaf augustus 2015 en de looptijd van het contract is 5 jaar.
"Het transformatorstation is het zenuwcentrum van het windpark en dus een essentieel onderdeel. De krachten waarmee de componenten op zee te maken krijgen, zijn aanzienlijk sterker dan aan land. Door wind, golven en zout water is meer onderhoud vereist dan normaal nodig", aldus Florian Würtz, hoofd Operationeel Management Centraal-Europa bij RWE. Wij zijn blij met Fabricom als competente partner. We werken al sinds afgelopen jaar succesvol samen bij het onderhoud van de funderingen."
Volgens de planning voert het Nederlandse bedrijf het onderhoud jaarlijks gedurende een aantal weken uit. Met de onderhoudswerkzaamheden wordt dit jaar ruim voor aanvang van de winter begonnen zodat het werk zo soepel mogelijk uitgevoerd kan worden. Want de perioden waarin enig onderhoud mogelijk is, worden krapper naarmate het winterseizoen nadert. De ervaring heeft bijvoorbeeld geleerd dat de toegankelijkheid van het schakelstation vanuit statistisch oogpunt al vanaf oktober aanzienlijk beperkter is (slechts 40%). In de zomermaanden bedraagt het toegankelijkheidspercentage doorgaans 70%. Het is de bedoeling om het onderhoud voortaan tijdens de zomermaanden uit te voeren. Voor onderhoudsopdrachten worden per keer al met al tien medewerkers ingezet.
Onder de gesloten overeenkomst valt het onderhoud van de noodstroom-dieselsystemen, het brandbestrijdingssysteem, de kranen, het bunkeringssysteem, de staalcontructie en overige kleine hulpsystemen. Voor het onderhoud van de primaire systemen voor het energietransport is voornamelijk het eigen personeel van RWE verantwoordelijk.
In het schakelstation wordt de door de 48 windturbines opgewekte energie van een middenspanning van 33 kV getransformeerd naar een transportspanning van 155 kV. Vervolgens wordt de elektriciteit via twee onderzeese hoogspanningskabels getransporteerd naar het omvormingsplatform HelWin alpha van de transportnetbeheerder.
Hier wordt de wisselspanning omgezet in 250 kV gelijkspanning en naar het onshore netwerk-toegangspunt in Büttel getransporteerd. Vanaf hier wordt de op zee opgewekte elektriciteit aan de eindverbruikers verdeeld. Met een geïnstalleerd vermogen van 295 megawatt voorziet het windpark-op-zee Nordsee Ost jaarlijks zo'n 320.00 huishoudens van milieuvriendelijke elektriciteit.
"Het transformatorstation is het zenuwcentrum van het windpark en dus een essentieel onderdeel. De krachten waarmee de componenten op zee te maken krijgen, zijn aanzienlijk sterker dan aan land. Door wind, golven en zout water is meer onderhoud vereist dan normaal nodig", aldus Florian Würtz, hoofd Operationeel Management Centraal-Europa bij RWE. Wij zijn blij met Fabricom als competente partner. We werken al sinds afgelopen jaar succesvol samen bij het onderhoud van de funderingen."
Volgens de planning voert het Nederlandse bedrijf het onderhoud jaarlijks gedurende een aantal weken uit. Met de onderhoudswerkzaamheden wordt dit jaar ruim voor aanvang van de winter begonnen zodat het werk zo soepel mogelijk uitgevoerd kan worden. Want de perioden waarin enig onderhoud mogelijk is, worden krapper naarmate het winterseizoen nadert. De ervaring heeft bijvoorbeeld geleerd dat de toegankelijkheid van het schakelstation vanuit statistisch oogpunt al vanaf oktober aanzienlijk beperkter is (slechts 40%). In de zomermaanden bedraagt het toegankelijkheidspercentage doorgaans 70%. Het is de bedoeling om het onderhoud voortaan tijdens de zomermaanden uit te voeren. Voor onderhoudsopdrachten worden per keer al met al tien medewerkers ingezet.
Onder de gesloten overeenkomst valt het onderhoud van de noodstroom-dieselsystemen, het brandbestrijdingssysteem, de kranen, het bunkeringssysteem, de staalcontructie en overige kleine hulpsystemen. Voor het onderhoud van de primaire systemen voor het energietransport is voornamelijk het eigen personeel van RWE verantwoordelijk.
In het schakelstation wordt de door de 48 windturbines opgewekte energie van een middenspanning van 33 kV getransformeerd naar een transportspanning van 155 kV. Vervolgens wordt de elektriciteit via twee onderzeese hoogspanningskabels getransporteerd naar het omvormingsplatform HelWin alpha van de transportnetbeheerder.
Hier wordt de wisselspanning omgezet in 250 kV gelijkspanning en naar het onshore netwerk-toegangspunt in Büttel getransporteerd. Vanaf hier wordt de op zee opgewekte elektriciteit aan de eindverbruikers verdeeld. Met een geïnstalleerd vermogen van 295 megawatt voorziet het windpark-op-zee Nordsee Ost jaarlijks zo'n 320.00 huishoudens van milieuvriendelijke elektriciteit.