Pagina's

vrijdag 27 februari 2015

Minicolleges: toekomstige energieoplossingen

Wat zijn de uitdagingen en oplossingen van onze toekomstige energievoorziening? Deze vraag beantwoorden vier onderzoekers van de Universiteit Twente in een reeks korte, interactieve minicolleges. Vier verschillende vakgebieden, één gezamenlijke fascinatie: energieoplossingen van de toekomst.

Subsidieprogramma voor innovatief en duurzaam mkb gestart

Groninger midden- en kleinbedrijven (mkb) die aan de slag willen gaan met vernieuwende en duurzame projecten kunnen weer subsidie aanvragen.  De provincie Groningen stelt in totaal 2,4 miljoen euro beschikbaar om te stimuleren dat het mkb meer innovatief en duurzaam investeert. Het subsidieprogramma is een vervolg op het eerdere succesvolle programma 'Innovatief en Duurzaam mkb Groningen' uit 2013.

Het totale budget van het nieuwe subsidieprogramma is 2,4 miljoen euro. Projecten die aan alle voorwaarden voldoen, kunnen een bijdrage ontvangen  tot maximaal 25 procent van de totale subsidiabele kosten. Het  maximale subsidiebedrag is 50.000 euro. Met deze investering dragen wij bij aan Groningen als innovatie- en duurzaamheidregio. Bovendien zijn vernieuwende projecten voor het Groninger mkb belangrijk in de ontwikkeling naar een toekomstbestendige bedrijfsvoering.

In 2013 is de provincie gestart met het subsidieprogramma Innovatief en Duurzaam mkb. Het subsidiebudget van in totaal 2,74 miljoen euro is volledig besteed aan 34 projecten van Groningse bedrijven.

UT krijgt 2 miljoen voor ontwikkeling supergeleidende generator voor windmolens

De leerstoel Energy, Materials and Systems (EMS) van de faculteit Technische Natuurwetenschappen van de Universiteit Twente krijgt binnen een Europees project een subsidie van 2 miljoen euro om een supergeleidende generator te ontwikkelen bestemd voor een nieuwe generatie windturbines. Door supergeleidende generatoren in te bouwen, is het uiteindelijk mogelijk om windmolens een derde lichter te maken en zodoende de kostprijs sterk terug te dringen. In 2018 wordt de generator ingebouwd in een bestaande 3,6 megawatt windturbine in het Deense Thyborøn.

Het gaat om het Horizon 2020 project ‘EcoSwing’ dat gecoördineerd wordt door het Deense bedrijf Envision. Het budget voor het totale project bedraagt 13 miljoen euro: 3 miljoen afkomstig van de deelnemende bedrijven en 10 miljoen van de EU. Doel van het project is het ontwikkelen van ’s werelds eerste supergeleidende generator die wordt ingebouwd in een windmolen. De generator wordt in 2018 geplaatst in een uiterst moderne windturbine van 3,6 megawatt, goed om ongeveer duizend huishoudens van elektriciteit te voorzien. Het volledige systeem wordt vervolgens een jaar lang intensief getest.

Het belangrijkste voordeel van de supergeleidende generator is dat deze veertig procent lichter is dan conventionele generatoren. Hierdoor kan je de gondel van de molen 25 procent, en de totale windmolen ruwweg een derde lichter uitvoeren. Door de materiaalbesparing kan de kostprijs op termijn sterk teruggedrongen worden. Bijkomend voordeel is dat de nieuwe technologie veel minder afhankelijk is van dure zeldzame aardmetalen (een groep zware chemische elementen die voornamelijk in China worden gewonnen). Zo maakt de supergeleidende generator, in tegenstelling tot conventionele generatoren, geen gebruik van het dure materiaal neodymium. In plaats daarvan wordt er een veel beperktere hoeveelheid yttrium gebruikt (ongeveer honderd keer minder). 

Conventionele grote windturbines werken hetzelfde als een fietsdynamo, maar dan opgeschaald. Een rotor met permanente magneten draait rond binnen in een serie spoelen. De spoelen ervaren hierdoor een wisselend magneetveld waarmee je elektrische stroom kunt opwekken. Bij een supergeleidende generator vervang je de permanente magneten door supergeleidende spoelen. Deze maken gebruik van het verschijnsel dat bij extreem lage temperaturen (in dit geval -180 0C) de weerstand van sommige materialen volledig wegvalt. Daardoor kan er tot duizend keer meer stroom doorheen lopen, die een tot dertig keer sterker magneetveld opwekt dan permanente magneten of koperen spoelen.

De UT leerstoel EMS zal haar jarenlange ervaring met supergeleidende magneten gebruiken bij het ontwerpen en testen van de rotorspoelen. De groep verzorgt binnen EcoSwing ook de assemblage van de rotor. Die montage van de circa twintig ton zware rotor met een diameter van vijf meter wordt een behoorlijke klus waarbij ook de Nederlandse industrie zal worden ingeschakeld. Ook de noodzakelijke koeling van de spoelen valt onder de taken van de UT-groep. Het EcoSwing-consortium bestaat uit negen partners. Naast de UT en Envision zijn dat zeven bedrijven: vijf uit Duitsland, een uit Frankrijk en een uit het VK.

Krachtige Europese aanpak energie-unie

Afgelopen week heeft de Europese Commissie haar voorstel naar een Europese energie-unie gepresenteerd. D66’ers Gerben-Jan Gerbrandy en Stientje van Veldhoven missen echter het gevoel van urgentie in het voorstel: “Europa moet met één stem spreken om niet door Poetin uit elkaar gespeeld te worden. Het Russische dreigement gisteren om de gaskraan via Oekraïne dicht te draaien, spreekt wat dat betreft boekdelen. Voor een echte Europese aanpak van de Europese economie moesten we eerst door de diepste financiële crisis sinds de jaren dertig. Laten we daarvan leren en nu een zware energiecrisis voorkomen door te kiezen voor een sterk, eensgezind Europees energiebeleid.”

Gerbrandy pleit naast stevig Europees toezicht ook voor een competitieve interne energiemarkt en een hogere prioriteit aan energiebesparing. Gerbrandy: “Er zijn op dit moment drie problemen die aangepakt moeten worden, energie is te duur, te vervuilend, en we zijn veel te afhankelijk van de grillen van Rusland. We moeten van 28 energie-unietjes naar een krachtige energie-unie. Een Europa met een overvloed aan schone, goedkope energie en onafhankelijk van derde landen. Momenteel importeren we ons arm, terwijl we ons rijk kunnen innoveren. Met een goed functionerende interne energiemarkt kunnen we 50 miljard per jaar besparen.”

De plannen van de Europese Commissie moeten veel sneller worden uitgevoerd. Van Veldhoven: “Het is nu niet het moment om af te blijven wachten, maar om door te pakken. In Europa heeft het ene land elektriciteitscentrales die stilstaan, terwijl een ander Europees land te weinig energie heeft. Meer samenwerken op het gebied van energie levert enorme voordelen op: het is goedkoper, efficiënter en we zijn onafhankelijker van onbetrouwbare regimes zoals Saoedi Arabië en het Rusland van Poetin.”

donderdag 26 februari 2015

Nieuw kwaliteitslabel voor veilig en energiezuinig stoken

Op woensdag 25 februari plakte minister Stef Blok in Den Haag voor het eerst de sticker OK CV op een verwarmingsketel. Hij deed dat samen met Rob Trouwborst, directeur van het eerste installatiebedrijf in Nederland dat het nieuwe kwaliteitslabel mag voeren. OK CV moet het aantal ongevallen met verwarmingsketels verminderen en cv-installaties tegelijkertijd zuiniger maken. Installatiebedrijven mogen het label alléén voeren als ze aan strenge eisen voldoen. Zo moeten zij de cv-ketels van hun klanten laten inspecteren en onderhouden door een gediplomeerd Energie Service Specialist.

De Energie Service Specialist staat centraal in het kwaliteitslabel OK CV. Hij heeft een intensieve opleiding gevolgd en kan daardoor het onderhoud exact uitvoeren volgens de voorschriften van de fabrikant. Voor maximale veiligheid meet hij bovendien de CO- en CO2-waarden. Tenslotte krijgt de eigenaar van de cv-ketel van de Energie Service Specialist ook een schriftelijk advies over het energiezuinig gebruik van de cv-ketel. Woningeigenaren en woningcorporaties die kiezen voor een installatiebedrijf met het label OK CV kunnen erop vertrouwen dat hun cv-ketel goed, veilig en energiezuinig werkt.

De Energie Service Specialist wordt zelf ook gecontroleerd. Niet alleen moet hij over een speciaal diploma beschikken, de Stichting OK voor Installaties gaat met steekproeven ook na of het onderhoud van de cv-installatie volgens de regels plaatsvindt. Dat gebeurt met behulp van een landelijke databank waarin alle onderhoudsbeurten worden geregistreerd.

OK CV is een initiatief van branchevereniging UNETO-VNI, de gezamenlijke cv-ketelfabrikanten en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt financieel bij aan het project. CV OK heeft daarnaast de steun van Aedes, Brandweer NL, de Consumentenbond, Milieu Centraal, VACpunt Wonen, Vastgoed Belang, Verbond van Verzekeraars, Vereniging Eigen Huis, VvE Belang en de Woonbond.

Slimmer verwarmen Enexis-stations levert winst voor het milieu en snelle besparingen

Slimmer verwarmen en extra isoleren van 3000 transformatorstations van Enexis levert een besparing op het elektriciteitsverbruik van 19 GWh/jaar, gelijk aan het elektriciteitsverbruik van 6000 huishoudens. Verduurzamen van de elektrisch verwarmde gebouwen levert zo een besparing van 8800 ton CO2 per jaar. Qua energiekosten is de besparing € 1 mln per jaar. De investeringen voor de aanpassingen worden binnen een jaar terugverdiend. Enexis verwacht de aanpassing van de transformatorstations eind 2015 af te ronden en de besparingen vanaf 2016 structureel te kunnen inboeken.

Het aanbrengen van de besparende maatregelen in de 3000 verwarmde transformatorstations is in 2013 gestart. De middenspanningsinstallaties in deze stations distribueren de stroom naar de verschillende (woon-)wijken. Van oudsher was hier een elektrische verwarming actief om de installaties tegen bevriezing te beschermen en om roestvorming door condens te voorkomen. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze risico’s op dezelfde manier beheerst kunnen worden met een temperatuur van 12 graden Celsius, gemiddeld 4 graden lager dan voorheen. In veel stations wordt daarnaast de ruimteverwarming vervangen door een veel gerichter energiezuinige lintverwarming. Als extra bouwkundige maatregel worden de vloeren dampdicht gemaakt en extra geïsoleerd. 

Gebleken is dat de temperatuurverlaging verantwoord is voor de bedrijfszekerheid van de installaties in de stations en zelfs een verlaging van de vochtigheid laat zien. De gemiddelde besparing per transformatorstation is circa 6000 kWh per jaar. Die besparing is hoog omdat het verbruik hoger ligt dan in woonhuizen: om de goede werking van de middenspanningsinstallaties te garanderen moeten alle 3000 stations 24/7 worden verwarmd. 

De maatregelen zijn inmiddels bij 1800 gebouwen uitgevoerd. Tot op heden bedraagt de besparing op het elektriciteitsverbruik daarmee rond de 15 GWh/jaar, gelijk aan het elektriciteitsverbruik van 4300* huishoudens. De CO2-besparing hierbij is 6500 ton CO2. Enexis beheert rond de 55.000 elektriciteitsgebouwen. Alleen de genoemde 3000 transformator-stations zijn voorzien van verwarming.

woensdag 25 februari 2015

'Financieel risico door buitenlandactiviteiten TenneT'

De Nederlandse Staat loopt als eigenaar van TenneT financiële risico's door buitenlandse activiteiten van het bedrijf. Bij de aankoop van 40% van het Duitse hoogspanningsnet in 2009 voor Euro 885 miljoen wilde de minister van Financiën geen Nederlands geld voor het Duitse net beschikbaar stellen. Toch nam hij destijds het risico om als aandeelhouder op enig moment mee te moeten betalen aan bedrijfsactiviteiten over de grens. De Tweede Kamer, die vragen stelde over het financiële risico van de Duitse activiteiten van TenneT, had hierover meer informatie mogen ontvangen van de ministers.

Bij de oprichting van TenneT was het uitgangspunt dat het bedrijf in overheidshanden moest blijven om goede elektriciteitsvoorziening voor Nederlandse bedrijven en consumenten te waarborgen. De vraag is of de buitenlandse activiteiten van TenneT de Nederlandse huishoudens en bedrijven voordeel opleveren en of het consistent is om TenneT de ruimte te geven voor omvangrijke activiteiten in Duitsland met de daarmee gepaarde risico's. Dat blijkt uit de rapporten Investeringen TenneT in Nederlands hoogspanningsnet en Aankoop Duits hoogspanningsnet door TenneT die de Algemene Rekenkamer op 25 februari publiceert.

TenneT is sinds 1998 de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Als beheerder verzorgt TenneT het transport van elektriciteit in Nederland naar grote bedrijven en regionale beheerders (die de stroom leveren aan o.a. huishoudens). TenneT heeft een monopoliepositie. Om te zorgen dat de Nederlandse klanten ondanks die monopoliepositie een goede prijs betalen voor een betrouwbaar elektriciteitstransport houdt de Autoriteit Consument & Markt (ACM) namens de minister van EZ toezicht op de investeringen van TenneT en wat daarvoor in de energieprijs wordt doorberekend. De minister van EZ is verantwoordelijk voor het energiebeleid en de spelregels in het systeem van de elektriciteitsvoorziening. De minister van Financiën treedt namens de Staat op als aandeelhouder bij TenneT en heeft als taak waardebehoud van het staatsaandeel te borgen.

Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer maakt duidelijk dat de (financiële) scheiding van de Nederlandse en Duitse activiteiten van TenneT in de praktijk minder strikt is dan de ministers van Financiën en Economische Zaken in de Tweede Kamer stelden. De Duitse beleidwijzigingen de kernramp in Fukushima in 2011 illustreren dit. De Duitse overheid besloot versneld en op grote schaal over te gaan op windenergie. Dit betekende dat TenneT windmoleneilanden sneller op het elektriciteitsnet in Duitsland zou moeten aansluiten. De verwachte investeringsopgave van TenneT in Duitsland steeg daardoor van € 5 miljard tot € 12 miljard t/m 2022. De Nederlandse Staat liep toen het risico als enig aandeelhouder van TenneT bij te moeten dragen aan de investeringen in Duitsland. Dergelijke risico’s voor de aandeelhouder blijven bestaan.

De Algemene Rekenkamer onderzocht ook het toezicht op de doelmatigheid van de investeringen van TenneT in Nederland. De Autoriteit Consument en Markt houdt namens de minister van EZ toezicht op monopolist TenneT om te zorgen dat de Nederlandse klanten de juiste prijs betalen voor het transport van elektriciteit. Uit het onderzoek blijkt dat ACM eens in de twee jaar moet oordelen over de investeringsplannen van TenneT, maar in de praktijk dit onvoldoende invult. Hierdoor is niet duidelijk of de Nederlandse klanten te veel of te weinig voor het elektriciteitstransport betalen.

De Algemene Rekenkamer pleit in haar rapporten voor meer transparantie over de risico’s, die zijn verbonden aan de buitenlandse activiteiten van TenneT. Alleen met tijdige en volledige informatie kan de Tweede Kamer afwegen of de buitenlandse activiteiten van TenneT passen bij het belang van belastingbetaler en elektriciteitsgebruiker. Daarnaast dringt de Algemene Rekenkamer aan op krachtig toezicht op TenneT. Nieuwe wetgeving is daarvoor niet nodig. De Algemene Rekenkamer meent dat de wet al voldoende in het toezicht voorziet: zij roept de ministers en ACM op die beter in de praktijk te brengen.

Tauw en Ecofys versterken samenwerking op gebied van windenergie

Tauw en Ecofys hebben een intentieverklaring getekend om hun samenwerking op het gebied van windenergie op land verder te versterken. Met de doelstelling van het Rijk om voor 2020 in totaal 6000 MW aan windvermogen op land te plaatsen om ruim vier miljoen huishoudens van elektriciteit te voorzien, is er veel werk te verzetten.

Tauw en Ecofys werken gezamenlijk al aan verschillende projecten op het gebied van windenergie, zoals een PlanMER voor windenergie in de gemeente Emmen en windenergieprojecten voor Waternet, de provincie Groningen en de gemeenten Korendijk, Barendrecht en Utrecht.

Meerwaarde van onze samenwerking is dat de expertise van Ecofys - die primair ligt bij de ontwikkeling van het hele realisatietraject, het uitvoeren van technische en economische berekeningen, opbrengstberekeningen en GIS - wordt gecombineerd met de specifieke kennis van Tauw op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, m.e.r. en natuur en landschap.


Greenspread koopt 22 warmte projecten van Nuon

Greenspread Warmte en Nuon hebben een overeenkomst gesloten met betrekking tot de verkoop van 22 warmtepomp projecten. Per 1 april neemt Greenspread Warmte, in samenwerking met Triodos Bank, deze projecten over van Nuon. De projecten en de daaraan verbonden particuliere en zakelijke klanten zijn verdeeld over verschillende plaatsen in Nederland. In totaal gaat het om 2.628 klanten.

Greenspread Warmte maakt onderdeel uit van de Greenspread Holding, met activiteiten op het gebied van projectontwikkeling en -realisatie, services (facturatie, administratie en levering) en financieringstrajecten (crowdfunding). Greenspread Warmte is een duurzaam warmtebedrijf, dat zich richt op de realisatie en exploitatie van kleinschalige warmteprojecten met lokaal draagvlak. De overname van de warmteprojecten van Nuon betekent voor Greenspread Warmte een goede en waardevolle aanvulling op het portfolio, dat zij verder uit wil bouwen.

Nuon draagt de warmteprojecten over, omdat Nuon zich vooral richt op grootschalige warmte- en koudenetwerken in stedelijke gebieden waar een grote warmte- en koudevraag is en mogelijkheden zijn voor groei. Voorbeelden hiervan zijn: Rotterdam, Leiden, Arnhem, Nijmegen, Amsterdam en Almere. Nuon levert in deze stedelijke gebieden veelal warmte en koude aan particuliere en zakelijke klanten door nuttig hergebruik van restwarmte uit een centrale bron, zoals een (afval-)energiecentrale of energiecentrale en koude uit bronnen zoals het Nieuwe Meer in Amsterdam.

Bij de verkoop van de kleinere warmteprojecten is vooral gekeken naar het zeker stellen van de warmtevoorziening en de bijbehorende service aan de betrokken klanten. Alexander van Ofwegen, directeur Nuon Warmte: “Nuon heeft gezocht naar een partij die in staat is om de hele warmtepomp portfolio over te nemen en het belang van de klanten voor ogen heeft. Voor ons is het cruciaal dat de warmtevoorziening voor deze klanten goed geregeld blijft. Zowel nu als in de toekomst. Wij hebben er alle vertrouwen in dat Greenspread Warmte die partij is.”

Alle betrokken klanten zijn inmiddels geïnformeerd over de overgang van hun warmtelevering naar Greenspread Warmte.

Gratis duurzaamheidsadvies voor sportclubs

De gemeente Amsterdam gaat buitensportverenigingen gratis adviseren over energiebesparing en andere duurzaamheidsmaatregelen. Alle Amsterdamse buitensportverenigingen die beschikken over een eigen clubhuis en hun eigen energierekening betalen, kunnen gebruik maken van zo’n duurzaamheidsscan. Ze kunnen zich tot 1 juli 2015 aanmelden op amsterdam.nl/sport/duurzaam.

Onder het motto: ‘Haal meer energie uit uw vereniging’ ondersteunt de gemeente verduurzaming van verenigingen. Zeker nu de Ecotaks regeling vanuit de Rijksoverheid herzien wordt, is het voor sportverenigingen met een hoog energieverbruik extra belangrijk om te besparen. Met een investering van een paar honderd euro, is het mogelijk om binnen een jaar duizend euro te besparen. Inmiddels hebben ruim twintig van de 176 Amsterdamse buitensportverenigingen zich aangemeld.

Tijdens de duurzaamheidsscan kijkt de adviseur onder meer naar de isolatie, installaties, verlichting, verwarming en het watergebruik in en rondom het clubhuis. Vervolgens krijgt de vereniging een advies op maat. Ook helpt de adviseur de vereniging op weg bij het nemen van duurzame maatregelen en de financiering daarvan. Het is voor de buitensportverenigingen een kans om energie en dus geld te besparen.

Sportaccommodaties zijn vaak gedateerd en de installaties verouderd. Met gerichte maatregelen kan veel energie worden bespaard. Sportaccommodaties zouden zelfs een bijdrage kunnen leveren aan de productie van lokale duurzame energie. Amsterdam streeft ernaar om met deze aanpak in 2015 minstens vijfentwintig procent van de buitensportverenigingen met een eigen clubhuis te verduurzamen.

dinsdag 24 februari 2015

Windpark Borkum West II levert eerste stroom

Windpark Borkum, één van de twee offshore windparken waarin HVC participeert, levert sinds kort de eerste stroom. Het windpark op zee bestaat uit 40 windturbines en ligt op 45 kilometer voor de kust van het Noordzee-eiland Borkum (net over de grens in Duitsland). De energieproductie van het windpark is jaarlijks 800.000 MWh. HVC heeft een aandeel van ruim 6% (13 MW). Hiermee kan HVC ruim 15.000 huishoudens jaarlijks van groene elektriciteit voorzien.

Deelnemers in het offshore-windpark zijn naast HVC en Trianel GmbH 32 elektriciteitsbedrijven en regionale nutsbedrijven uit Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. “Het windpark is een mooi voorbeeld hoe vele kleine nutsbedrijven gezamenlijk zo’n project in verduurzaming kunnen realiseren. Windpark Borkum levert voor de aandeelhouders van HVC een forse CO₂-reductie van 30 kiloton per jaar op”, aldus HVC-directeur Chris Kuijten.

De bouw van windpark Borkum is medio 2014 voltooid. Vanwege het meermaals opschorten van de netkoppeling door de transportnetbeheerder Tennet was de aansluiting op het hoogspanningsnet tot aan de jaarwisseling vertraagd. Dit heeft ertoe geleid dat de inbedrijfstelling is uitgesteld tot begin 2015. Inmiddels is de ingebruikname van de eerste windturbine een feit. De komende maanden worden de 40 AREVA windturbines met elk een vermogen van 5 MW stuk voor stuk bijgeschakeld.

Het in bedrijf stellen gaat in meerdere stappen, zoals de inbedrijfstelling van de omvormer en generator voorafgaand aan een periode van proefdraaien. Randvoorwaarde aan de inbedrijfstelling is daarnaast de weersomstandigheid en windkracht.  Om het wiekenstel op gang te kunnen brengen moet  ten minste windkracht 3 (circa 14,4 km/h) worden bereikt. Tegelijkertijd mag het niet harder waaien dan windkracht 7 (ongeveer 54 km/h), om het voor de technici mogelijk te maken veilig over te stappen van het schip op de installatie.

De technische bedrijfsvoering van het Trianel Windpark Borkum vindt plaats vanaf het vasteland. Alle windturbines en het transformatorstation worden vanuit het kantoor in Emden gemonitord en gestuurd. 

Wind belangrijkste bron hernieuwbare elektriciteit

Voor het eerst is wind de belangrijkste energiebron voor hernieuwbare elektriciteit. De elektriciteitsproductie uit wind lag in 2014 zo’n 8 procent hoger dan in 2013, terwijl  deze productie uit biomassa 16 procent lager uitpakte. Dit maakt het CBS vandaag bekend.
     
De totale productie van hernieuwbare elektriciteit in 2014 was 11,7 miljard kWh, net iets minder dan in 2013. Het is het vijfde achtereenvolgende jaar dat de productie van hernieuwbare elektriciteit schommelt rond 10 procent van het verbruik.

De elektriciteitsproductie van windmolens nam  toe door uitbreiding van de capaciteit. De capaciteit van de Nederlandse windmolens steeg in 2014 met ongeveer 150 megawatt tot ongeveer 2 850 megawatt eind 2014 door het gereedkomen van enkele kleinere en middelgrote windparken.
De overheid streeft naar 6 duizend megawatt op land in 2020 en 4,5 duizend megawatt op zee in 2023. Om deze doelstellingen te realiseren zal het windvermogen sneller moeten groeien dan in het verleden.

Aanvragen voor 75 laadpalen voor elektrische auto's gehonoreerd

Zes gemeenten ontvangen een bijdrage van de provincie Overijssel voor de plaatsing van in totaal 75 openbare laadpalen voor elektrische auto’s. De gemeenten waren de eerste die een aanvraag indienden. Uit onderzoek blijkt dat er de komende jaren een groeiende behoefte ontstaat aan openbare laadpalen, tot bijna 1400 in 2020. De provincie Overijssel bekijkt op basis van deze behoefte of zij een faciliterende rol kan vervullen bij de verdere uitbouw van een dekkend netwerk van openbare laadpalen. 

De gemeenten die nu een bijdrage van duizend euro per geïnstalleerde laadpaal ontvangen zijn Hengelo (20 laadpalen), Twenterand (8), Enschede (20), Oldenzaal (9), Hellendoorn (10) en Rijssen-Holten (8). Daarmee is het beschikbare budget uitgeput.

Het adviesbureau OverMorgen heeft in opdracht van de provincie Overijssel onderzocht welke behoefte aan laadpalen er is binnen Overijssel. Het bureau schat op basis van landelijke prognoses in dat er in 2020 19.500 elektrische auto’s in Overijssel rondrijden. Eenderde daarvan is aangewezen op opladen in de openbare ruimte. Op basis van die verwachting is de inschatting dat er in 2020 1400 laadpalen nodig zijn om de batterijen van de elektrische auto’s op te laden. De totaal te verwachten investeringssom hiervoor is ingeschat op 8 miljoen euro. Daarnaast zijn er nog de particuliere laadpunten of de laadpunten in beheer van bedrijven en organisaties.

Het aantal aanvragen voor de subsidieregeling overtreft op dit moment al het aanbod. En dat terwijl veel gemeenten nog niet hebben gereageerd. Met de uitkomsten van het behoefteonderzoek in de hand bekijkt de provincie Overijssel op dit moment welke rol zij kan vervullen bij de verdere ontwikkeling van het netwerk van laadpalen. Met de subsidie voor 75 laadpalen speelt de provincie een voortrekkersrol. Het is de bedoeling dat marktpartijen nu aan de slag gaan om voldoende laadpalen te realiseren voor het groeiend aantal elektrische auto’s in de provincie.

Het uitbouwen van de openbare laadinfrastructuur is van belang om elektrisch rijden aantrekkelijker te maken. De provincie Overijssel ondersteunt duurzame mobiliteit omdat het bijdraagt aan duurzaamheid, zuinig energiegebruik en leefbaarheid in het stedelijk gebied. Doel is een schone en veilige woon- en leefomgeving voor alle Overijsselaars.

Elektrisch vervoer in Amsterdam: hoe staat het?

Amsterdam wil de verduurzaming van de hoofdstad versnellen. Elektrisch vervoer heeft hier, met het verschonen van de lucht en daarmee het verbeteren van de gezondheid van alle Amsterdammers, een groot aandeel in. Maar hoe staat het er eigenlijk voor met het elektrisch rijden in Amsterdam?

In de vijf jaar dat er gebouwd is aan het Amsterdams openbaar oplaadnetwerk zijn er 15 miljoen uitstootvrije kilometers geladen.

Maandelijks laden in Amsterdam 4000 unieke elektrische voertuigen.
Er staan op het moment 1138 oplaadpunten voor elektrische voertuigen in de stad.
Een oplaadpunt is gemiddeld 36 procent van de tijd in gebruik.
De elektrische rijder maakt gemiddeld gebruik van vier oplaadpunten.
In 2014 werd er 2.366.273 kWh aan stroom geladen.
Er werden vorig jaar 11.831.369 uitstootvrije kilometers geladen en gereden.
Het Museumkwartier (Zuid) is de buurt met de meeste oplaadpunten, namelijk 42.

Hoeveel rondjes om de Jaap Edenbaan zijn er in 2014 in schone kilometers geladen in stadsdeel Oost? Hoeveel unieke gebruikers van het oplaadnetwerk in Noord heb je nodig zodat er bijna zes pontjes vol mee zijn te krijgen? Wat zijn ‘pillowchargers’ en waarom zitten die vooral in IJburg? En hoe zit het dan met ‘businessloaders’ op de Zuidas? Kijk voor het antwoord op deze vragen en meer op de laaddatakaart van Amsterdam (PDF, 632 kB)!

maandag 23 februari 2015

'Laat Europese biobrandstoffen niet ten koste gaan van ontbossing, honger, landroof en klimaatverandering'

Natuur & Milieu vraagt met een gerichte Twitteractie Nederlandse Europarlementariërs om op dinsdag 24 februari bij de stemming over het biobrandstoffenbeleid in het Europees Parlement, een limiet op het bijmengen van voedselgewassen en het verplichten en een aantal belangrijke duurzaamheidscriteria. Om te voorkomen dat ambitieuze Europese doelen voor de bijmenging van biobrandstoffen de totale milieuschade in CO2-uitstoot en biodiversiteitsverlies nog groter maken dan het puur fossiele equivalent is het van groot belang om streng toe te zien op criteria en percentages – en ervoor te zorgen dat het Europees Parlement goed vertegenwoordigd is bij de verdere besluitvorming door de raad van Europese milieuministers.

Dinsdag stemt de Milieucommissie van het Europees Parlement over de hervorming van het biobrandstoffenbeleid. In 2008 is daarin vastgelegd dat Europa in 2020 verplicht 10 procent biobrandstoffen moet bijmengen in transportbrandstoffen. Al snel werd echter al duidelijk dat dit ambitieuze doel ernstige negatieve gevolgen kan hebben voor bossen en mensen in zuidelijke landen – wanneer deze landen landbouw en natuur wegdrijven om voor de Europese markt biobrandstoffen te gaan produceren.

Het is daarom van groot belang om strenge duurzaamheidscriteria af te spreken voor deze biobrandstoffen – en het aandeel landgeproduceerde brandstoffen uit voedsel- en directe energiegewassen zo veel mogelijk te beperken.

Met name het gebruik van palmolie als brandstof moet zo ver mogelijk worden teruggedrongen. De productie hiervan neemt mondiaal sterk toe in Zuidoost-Azië en in Centraal-Afrika en zorgt voor grootschalige ontbossing van tropisch regenwoud, met grote gevolgen voor het klimaat en de biodiversiteit. Daarnaast worden deze plantages vaak aangelegd op grond die al in gebruik was door inheemse en lokale bevolking, waardoor er landroof plaatsvindt.

Wanneer de CO2-uitstoot van landgebruiksverandering, waaronder ontbossing, wordt meegewogen, kan de uiteindelijke uitstoot van biodiesel uit voedsel- en energiegewassen (naast palmolie bijvoorbeeld ook koolzaad) per liter brandstof nog hoger uitpakken dan van de diesel van fossiele aardolie die het zou moeten vervangen. Het klimaat wint er dan niks mee – terwijl door biodiversiteitsverlies de totale milieuschade nog hoger uitvalt.

Lokale duurzame energie-initiatieven versterken met innovatieve technologie

Een duurzame samenleving vraagt om meer ruimte voor lokale initiatieven en innovatieve technologie. Bovendien zijn uitvoerbare scenario’s nodig, waarin lokaal opgewekte duurzame energie aansluit bij de bestaande energiesystemen. NWO heeft een subsidie van 375.000 euro toegekend aan de Rijksuniversiteit Groningen (dr. Henny van der Windt) en de Universiteit Twente (dr.ir. Ellen van Oost) voor een onderzoek naar de technische én maatschappelijke mogelijkheden voor lokale duurzame energiesystemen. Ook enkele bedrijven dragen inhoudelijk en financieel bij aan het onderzoek, waardoor 500.000 euro in het project wordt geïnvesteerd.

Het onderzoek past bij uitstek binnen het programma Maatschappelijk Verantwoord Innoveren van NWO, dat immers is bedoeld om technologische onderzoek af te stemmen op de maatschappelijke behoeften van burgers en bedrijven.

De opkomst van lokale energiecoöperaties lijkt een belangrijke sociale innovatie te zijn die het landschap van duurzame energieontwikkeling sterk kan veranderen. In dit onderzoeksproject staat de vraag centraal hoe deze lokale initiatieven beter kunnen aansluiten bij technologische energie-innovaties. Het wispelturige karakter van duurzame energiebronnen als zon en wind vraagt om slimme innovaties voor duurzame lokale energieopslag en -aansturing. Wederzijdse afstemming is van wezenlijk belang om de rol van decentrale energiesystemen in de overgang naar een duurzame samenleving te versterken.

Twee concrete technologieën staan in het onderzoek centraal, beide nieuwe innovatieve, duurzame vormen van lokale energie-opslag, de milieuvriendelijke zeezoutbatterij van het bedrijf Dr.Ten, en een slim thermisch opslagsysteem dat is ontwikkeld door Ecovat. Cogas Duurzaam is als netwerkbedrijf geïnteresseerd in de vraag hoe de elektriciteitsvoorziening beter georganiseerd kan worden en is daarom een belangrijke partner in het project.

Een van de vragen is welke technologieën Nederlandse energiecoöperaties, met name in Noord- en Oost-Nederland, gebruiken en eventueel aanpassen om hun doelen op het gebied van duurzaamheid en autonomie te realiseren. Omdat de Nederlandse initiatieven van recente datum zijn, zal een vergelijking worden getrokken met soortgelijke collectieven uit de Nederlandse geschiedenis rond beheer van water en landbouwgrond. Bovendien wordt nagegaan wat van de aanpak van Deense, Duitse en andere Europese energiecoöperaties kan worden geleerd. Het Deense eiland Samsø en het Duitse dorp Lathen zijn bijvoorbeeld energieneutraal en kennen beide een actieve energiecoöperatie.

Het multidisciplinaire onderzoek omvat historische, sociaalwetenschappelijke en technisch-natuurwetenschappelijke benaderingen. Het wordt uitgevoerd door de Science & Society Group van de RUG en door de Science, Technology & Society Studies (STePS groep) van de UT, in samenwerking met de Hanzehogeschool Groningen, de Energy Academy Europe in Groningen, onderzoekers van het Green Energy Initiative (UT) en de genoemde bedrijven. Ook andere belanghebbenden bij de invoering van lokale duurzame energie worden actief bij het project betrokken zoals energiecoöperaties, overheden, milieufederaties en de bedrijven Enexis, PvD IMC en De Klerk Media.

Het project wil bouwstenen aanleveren voor een duurzame samenleving waarin meer ruimte is voor lokale initiatieven en innovatieve technologie. Een van de doelen is om scenario’s te ontwikkelen voor lokale duurzame energie, die meer of mindere mate aansluiten bij de bestaande energiesystemen.

'Bonuselektronen' in germanium nanokristallen kunnen leiden tot betere zonnecellen

Onderzoekers van het Institute of Physics van de UvA, de Stichting FOM, de TU Delft en de Universiteit van de Algarve hebben ontdekt dat germanium nanokristallen onder de invloed van licht 'bonuselektronen' opleveren. Deze extra elektronen kunnen de opbrengst van zonnecellen vergroten, of de gevoeligheid van lichtsensoren verbeteren. De onderzoekers publiceren hun werk vandaag in Light: Science & Applications.

In nanokristallen kan de absorptie van een enkel foton leiden tot meerdere aangeslagen elektronen: twee voor de prijs van één! Dit fenomeen, ladingsvermenigvuldiging, was al bekend bij silicium nanokristallen. Silicium is het meest gebruikte materiaal voor zonnecellen. De onderzoekers hebben nu gezien dat ladingsvermenigvuldiging ook plaatsvindt in germanium nanokristallen, waarbij de efficiëntie gemakkelijker te verbeteren is dan bij silicium nanokristallen. De ontdekking kan daardoor leiden tot betere zonnecellen.

Germanium en silicium zijn voorbeelden van halfgeleiders: materialen met een energie-bandgap, ofwel bandkloof. Wanneer deze materialen licht absorberen kunnen elektronen van de band onder de energie-gap (valentieband) naar de band boven de gap (geleidingsband) springen. Deze aangeslagen, ‘hete’ elektronen en de gaten die ze achterlaten vormen een elektrische stroom. Ze zijn de basisbrandstof van een zonnecel.

Als een geabsorbeerd foton meer energie bevat dan nodig is om een elektron over de bandgap te laten springen, kan het overschot aan energie een tweede elektron aanslaan. Uit eerder onderzoek bleek dat een bandgap-energie tussen de 0,6 en 1,0 elektronvolt ideaal is om deze ladingvermenigvuldiging tot stand te brengen.

Nanokristallen zijn extreem klein, zo’n duizend maal kleiner dan de dikte van een menselijke haar. Door hun minuscule formaat wijkt de energiestructuur van de kristallen enorm af van die van bulkmateriaal. De bandgap-energie is direct afhankelijk van de kristalgrootte. Bulk germanium heeft een bandgap-energie van 0,67 elektronvolt. Door de grootte van de germanium nanokristallen aan te passen, konden de onderzoekers deze waarde bijstellen naar energieën tussen 0,6 en 1,4 elektronvolt – binnen de ideale marges voor ladingsvermenigvuldiging, ofwel het aantal ‘bonuselektronen'.

zaterdag 21 februari 2015

Is de slimme meter voor iedereen een 'slimme' keus?

De komende jaren moeten we allemaal kiezen: wel of geen slimme energiemeter in ons huis? Vanaf begin dit jaar wordt de meter, die zelf de meterstanden voor gas en elektriciteit doorgeeft aan de netbeheerder, huis aan huis vervangen. De vraag is: is het voor iedereen wel zo'n 'slimme' keus?

Voor 2020 worden alle analoge gas- en elektriciteitsmeters in heel Europa vervangen door digitale meters. Met de slimme meter moet worden ingespeeld op ons veranderde energiegebruik. Onze fossiele brandstoffen, zoals aardolie en aardgas, raken steeds verder op. Dit heeft ervoor gezorgd dat men steeds meer op zoek gaat naar alternatieve energiebronnen, zoals wind en zon. Toch moeten we hier zuinig mee zijn, want op dit moment is de opbrengst daarvan nog niet genoeg. Daarom is het van belang dat we onze energie efficiënter gaan gebruiken. De slimme meter maakt het voor energieleveranciers makkelijker om in te spelen op vraag en aanbod. Zo neemt de efficiëntie van energieverbruik toe en neemt verspilling af.

De slimme meter is zelf net zo slim, of dom, als de ouderwetse energiemeter. Ze houden allebei de meterstand bij. Het is dus niet zo dat je met de slimme meter zelf energie kunt besparen. Het enige verschil is dat op de slimme meter de mogelijkheid is dat de meterstanden op afstand worden uitgelezen door de netbeheerder. De slimme meter kun je wel slim maken door de meter uit te laten lezen. Dit kan met speciale apparatuur, zoals een slimme thermostaat of speciale displays.

vrijdag 20 februari 2015

Proefinstallatie stromingsenergie officieel geopend

Vrijdag 20 februari hebben Jaap Bond (gedeputeerde provincie Noord-Holland) en Hans Konst (gedeputeerde provincie Fryslân) de proefinstallatie stromingsenergie van Tocardo en Tidal Testing Centre (TTC) geopend. Ze deden dit tijdens de conferentie ‘Van dijk naar Energiedijk’ georganiseerd door Energising deltas en De Nieuwe Afsluitdijk.

De gedeputeerden werden gevraagd om vanuit Wieringerwerf mee te helpen de waterturbines virtueel op z’n plek te krijgen. Getooid met helm en veiligheidsvest doorliepen ze de verschillende stappen die nodig zijn om de turbines op zijn plek te krijgen. Het begon met een terugblik op het transport en de installatie. Na de tewaterlating gleden de drie waterturbines langzaam in het water, klaar om elektriciteit te produceren. Gedeputeerde Konst, provincie Fryslân: “Met de opening van de nieuwe proefinstallatie hebben we een nieuwe stap gezet in onze ambitie op het gebied van duurzame energie. Als de techniek zich verder bewijst, kunnen we de versterking van de Afsluitdijk door het Rijk, naar een hoger niveau tillen door samen niet alleen een veilige, maar ook energieneutrale Afsluitdijk te realiseren”.

Sinds 2008 draait al één getijstroomturbine van Tocardo in het spuisluiscomplex bij Den Oever. Deze is nu uitgebreid met de nieuwe opstelling van drie turbines die naast elkaar in één spuikoker draaien. In deze nieuwe proefinstallatie wordt kennis en ervaring opgedaan voor een groter plan. Er zijn plannen om bij Kornwerderzand 15 tot mogelijk 20 turbines in de spuisluizen te plaatsen. Bij Kornwerderzand wordt meer water gespuid door invloed van de wind. Met dezelfde techniek kan hierdoor nog meer energie worden opgewekt. Ze zouden in totaal tijdens piekmomenten duizenden huishoudens van energie kunnen voorzien. Gedeputeerde Bond, provincie Noord-Holland: “De Afsluitdijk wordt hiermee een ‘aansluitdijk’: door samenwerking van allerlei partijen komen diverse duurzame innovaties op de dijk bij elkaar. Dit soort innovaties dragen bij aan een duurzamer Nederland. Ook versterken zij tegelijkertijd de regionale economie in de kop van Noord-Holland en Noord-Nederland.”

Hoe kunnen we onze deltatechnologie verrijken met energieopwekking uit water? Deze vraag is tijdens de conferentie “Van dijk naar Energiedijk” uitgebreid besproken. De economische mogelijkheden van energie uit water zijn groot. Niet alleen getijstroomenergie, maar ook blue energy (energieopwekking uit zoet en zout water) staat steeds meer in de belangstelling. Joop Oude Lohuis van Ecofys heeft in opdracht van het ministerie van Economische Zaken onderzoek gedaan naar het marktpotentieel van innovatieve technologieën voor energie en water. “Getijstroomenergie en blue energy hebben wereldwijd veel potentie. Nederland speelt in de ontwikkeling hiervan een belangrijke rol. Energie opwekken met waterturbines bij spuikokers of met membranen in een dijk of dam is iets wat over de hele wereld kan plaatsvinden. Kortom, een prachtig exportproduct”. Arwin van Buuren, universitair hoofddocent Bestuurskunde aan de Erasmus universiteit Rotterdam vult aan: “Maar partijen moeten de complexiteit van publiek-private samenwerking niet onderschatten”. Hij ontwikkelde voor het Energising deltas project een governance model voor energiedijken. “Van de totstandkoming van deze proefinstallatie kunnen we leren hoe overheid, markt en samenleving samenwerken om te komen tot een energieproducerende dijk”.

De verschillende partijen die aanwezig waren op de conferentie concludeerden dat Nederland veel innovatieve technieken bezit om energie uit water toe te passen. Dit kan wereldwijd goed opgeschaald kan worden en biedt grote exportkansen. Om dit mogelijk te maken moet er actie ondernomen worden om een grote stap voorwaarts te kunnen maken.

Wetterskip Fryslan gaat nieuwbouw WaterCampus voorzien van biogas

Wetterskip Fryslan gaat in de loop van 2015 biogas leveren aan de nieuwbouw WaterCampus. Op woensdag 18 februari 2015 werd de overeenkomst ondertekend in het gloednieuwe hoofdkantoor van Wetsus.

De overeenkomst is onderdeel van een pilotproject tussen de gemeente Leeuwarden en Wetterskip Fryslan. In de pilot worden twee gebouwen voor een periode van 15 jaar volledig voorzien van biogas geproduceerd uit het slib van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) van Wetterskip Fryslan. Naast de nieuwbouw WaterCampus is ook het CKM van Fier Fryslan onderdeel van de pilot. Doel van het pilotproject is om ervaring op te doen voor een maximale verduurzaming van de energievoorziening in de gemeente Leeuwarden.

Jaarlijks levert Wetterskip Fryslan 90.000 kuub biogas (gelijk aan het aardgasverbruik van 38 huishoudens) via een zeshonderd meter lange biogasleiding naar de WaterCampus en het CKM. Door de levering van biogas zet Wetterskip Fryslan een stap op de weg naar het uiteindelijk realiseren van een eigen grondstoffenfabriek. "De inzet is om van een afvalproduct als slib, een grondstof te maken. Dat kan wellicht over een paar jaar al resulteren in de realisatie van een grondstoffenfabriek. De lijn die Wetterskip Fryslan een aantal jaren geleden heeft ingezet op het gebied van innovatief
denken en het daarna uitvoeren binnen de watersector, wordt onder meer door een initiatief als dit, vormgegeven", aldus Wietze de Haan, lid van het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslan. "Met dit initiatief dragen Fier Fryslan, de gemeente Leeuwarden en Wetterskip Fryslan bij aan een
duurzamere wereld. Van een afvalproduct maken we groene energie die terecht komt bij een organisatie die onze steun verdient."

De nieuwbouw WaterCampus Leeuwarden betreft voor ongeveer 80% de nieuwe huisvesting van Wetsus. Bij de bouw is gebruikgemaakt van de nieuwste technieken op het gebied van duurzaam bouwen. De aansluiting op het biogas van Wetterskip Fryslan sluit aan bij de duurzaamheidsdoelstellingen voor het  gebouw. Eind 2014 ontving de uitbreiding WaterCampus al het BREEAM-NL excellent ontwerpcertificaat.

Met de uitbreiding op de WaterCampus maakt Leeuwarden een nieuwe grote stap als 'Capital of Watertechnology. Water en duurzaamheid spelen daarbij een bepalende rol. "Het is geweldig om te zien hoe nu in samenwerking met Wetterskip Fryslan deze pilot kan worden gestart." Aldus een trotse
burgemeester Ferd Crone, "Ik teken vandaag dit contract zodat dit nieuwe hoofdkwartier van Wetsus de komende jaren volledig wordt voorzien van biogas uit het slib van de rioolwaterzuivering in Fryslan. Een overeenkomst waar duurzaamheid en watertechnologie in optimale vorm samenkomen."

Slimmer verwarmen Enexis-stations levert winst voor het milieu

Slimmer verwarmen en extra isoleren van 3000 transformatorstations van netbeheerder Enexis levert een besparing op het elektriciteitsverbruik van 19 GWh/jaar, gelijk aan het elektriciteitsverbruik van 6000* huishoudens. Verduurzamen van de elektrisch verwarmde gebouwen levert zo een besparing van 8800 ton CO2 per jaar. Qua energiekosten is de besparing Euro 1 mln per jaar. De investeringen voor de aanpassingen worden binnen een jaar terugverdiend. Enexis verwacht de aanpassing van de transformatorstations eind 2015 af te ronden en de besparingen vanaf 2016 structureel te kunnen inboeken.

Het aanbrengen van de besparende maatregelen in de 3000 verwarmde transformatorstations is in 2013 gestart. De middenspanningsinstallaties in deze stations distribueren de stroom naar de verschillende (woon-)wijken. Van oudsher was hier een elektrische verwarming actief om de installaties tegen bevriezing te beschermen en om roestvorming door condens te voorkomen. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze risico's op dezelfde manier beheerst kunnen worden met een temperatuur van 12 graden Celsius, gemiddeld 4 graden lager dan voorheen. In veel stations wordt daarnaast de ruimteverwarming vervangen door een veel gerichter energiezuinige lintverwarming. Als extra bouwkundige maatregel worden de vloeren dampdicht gemaakt en extra geïsoleerd.

Gebleken is dat de temperatuurverlaging verantwoord is voor de bedrijfszekerheid van de installaties in de stations en zelfs een verlaging van de vochtigheid laat zien. De gemiddelde besparing per transformatorstation is circa 6000 kWh per jaar. Die besparing is hoog omdat het verbruik hoger ligt dan in woonhuizen: om de goede werking van de middenspanningsinstallaties te garanderen moeten alle 3000 stations 24/7 worden verwarmd.

De maatregelen zijn inmiddels bij 1800 gebouwen uitgevoerd. Tot op heden bedraagt de besparing op het elektriciteitsverbruik daarmee rond de 15 GWh/jaar, gelijk aan het elektriciteitsverbruik van 4300* huishoudens. De CO2-besparing hierbij is 6500 ton CO2. Enexis beheert rond de 55.000 elektriciteitsgebouwen. Alleen de genoemde 3000 transformator-stations zijn voorzien van verwarming.

* bij een gemiddeld verbruik per jaar van 3.500 KWh per huishouden

Energielabel zorgt voor stijging aanvragen dubbelglas

In januari en februari krijgen particuliere woningeigenaren van de overheid een voorlopig energielabel toegestuurd. Sinds dit jaar krijgen woningeigenaren een boete wanneer zij hun woning verkopen of verhuren zonder definitief energielabel. Uit een peiling van Glaspunt bleek dat dit voor woningeigenaren een reden is om hun woning beter te isoleren. Het aantal aanvragen voor dubbelglas is in januari al met 15 procent gestegen.

Glaspunt hield een peiling onder honderd woningeigenaren. Een vijfde van de ondervraagden gaf aan dat zij geschrokken zijn van het energielabel en maatregelen gaan nemen om hun woning energiezuiniger te maken. De belangrijkste redenen hiervan bleken energiebesparing en de waardestijging van de woning. Hiernaast waren comfort en duurzaamheid veelgenoemde redenen.

Glaspunt heeft in januari 15 procent meer dubbel glas verkocht dan in december. Ook dit kan verklaard worden doordat woningeigenaren het energielabel hebben ontvangen. Mensen met een rood energielabel krijgen vaak het advies om in slaapkamers en leefruimten waar nu nog enkelglas of standaard dubbelglas zit, HR++ dubbelglas toe te passen. Hiermee kan bij een gemiddelde woning ongeveer 460 euro per jaar worden bespaard.

Bij de verkoop of verhuur van de woning is het voor de eigenaar sinds 2008 verplicht om een definitief energielabel te overhandigen. Deze wet werd niet altijd goed nageleefd. Om deze reden kunnen woningeigenaren vanaf dit jaar een boete van maximaal 405 euro krijgen, wanneer zij geen definitief energielabel overhandigen bij verkoop of verhuur van hun woning. Uit de peiling van Glaspunt bleek dit voor woningeigenaren een extra motivatie om maatregelen te nemen. Een woning met een groen energielabel is voor kopers of huurders aantrekkelijker en daarnaast zorgt dit ook voor een waardestijging van de woning.

Nog niet alle woningeigenaren hebben het voorlopige energielabel ontvangen. Inwoners van Groningen, Drenthe, Friesland, Overijssel en Flevoland krijgen het energielabel tussen 13 februari en 17 februari thuisgestuurd.

donderdag 19 februari 2015

Hart van nieuw Nederlands windmolenpark op zee geplaatst

Deze week is midden op zee het OHVS (Offshore High Voltage Station) geplaatst voor het nieuwe Nederlandse windmolenpark op zee, Eneco Luchterduinen. Het wordt met een capaciteit van 129 Megawatt het grootste in de Nederlandse Noordzee. Voor de spectaculaire operatie werd het hefschip Rambiz van het Belgische Scaldis ingezet. Deze drijvende kraan pikte met zijn hijsarmen van 80 meter het station gisteren in IJmuiden op.

Het OHVS weegt evenveel als 4 Boeing 747’s (bijna 900 ton) en telt vier verdiepingen. Het gevaarte is zo’n 24 meter lang, 23 meter breed en 16 meter hoog en zit vol met transformatoren en schakelapparatuur. Ook zijn er onder andere computers voor beveiliging en besturing; een noodstroomvoorziening en een airconditioningsysteem aanwezig. In geval van nood is er voor onderhoudsmedewerkers slaapgelegenheid en zijn er noodrantsoenen. Het transformatorstation verzamelt de stroom die straks door de 43 windmolens wordt opgewekt; transformeert het van 33kV naar 150kV en is het vertrekpunt van de ruim 25 kilometer lange stroomkabel die de stroom naar het vasteland transporteert.

De hoofdaannemer van windpark Eneco Luchterduinen is Van Oord. Zij heeft voor het ontwerp, bouw en installatie van het OHVS het consortium FICG gecontracteerd dat bestaat uit een samenwerking van Cofely Fabricom, Iemants en CG waarin Cofely Fabricom de lead heeft. Het overall ontwerp, design en de assemblage gebeurde door Cofely Fabricom in Hoboken bij Antwerpen. Iemants uit het Belgische Arendonk is verantwoordelijk voor het staalontwerp en de fabricage van het staalwerk voor het platform. CG deed het ontwerp, de levering en de installatie van de hoogspanningsonderdelen.

De realisatie van windpark Eneco Luchterduinen is in volle gang. Afgelopen herfst zijn de 44 funderingspalen geplaatst. Vanaf april zullen ook de 43 windmolens van Vestas door Van Oord worden geplaatst. Eind 2015 is windpark Eneco Luchterduinen operationeel en wekt het groene stroom op voor bijna 150.000 huishoudens. Het windpark is een gezamenlijk project van het Japanse Mitsubishi Corporation en Eneco Groep.

Alliander realiseert sterke daling uitvalduur elektriciteit

De uitvalduur elektriciteit is met 19,9 minuten aanzienlijk lager dan in 2013 (24,0 minuten). Het financiële netto resultaat van Alliander is gestegen van 288 miljoen naar 323 miljoen euro na belastingen, ondanks een daling van de gereguleerde tarieven. Deze stijging werd veroorzaakt door twee bijzondere posten. Zonder bijzondere posten is het resultaat na belastingen gedaald van € 288 miljoen naar € 239 miljoen. Dat blijkt uit het jaarverslag over 2014 dat het netwerkbedrijf vandaag publiceert.

De bijzondere posten betroffen enerzijds de verkoop van het 25,4% belang in N.V. KEMA aan DNV GL Group, met een boekwinst na belasting van € 45 miljoen en anderzijds de vrijval van een voorziening gerelateerd aan cross border leases, die leidde tot een resultaat van € 60 miljoen na belasting.

De omzet is gedaald van 1.744 miljoen euro in 2013 naar 1.696 miljoen in 2014. De totale kosten van Alliander  stijgen licht van 1.378 miljoen naar 1.399 miljoen. Deze stijging werd met name veroorzaakt door verder toenemende precariobelastingen en doorberekende kosten vanuit Tennet. De overige kosten, met name de kosten voor onderhoud van de netten, daalden.
De bereikte besparingen zijn het resultaat van efficiencyprogramma’s die de afgelopen jaren gestart zijn. Daarnaast waren er kostendalingen als gevolg van vereenvoudigde klantprocessen. De ontwikkeling van de kosten voor precariobelasting (de belasting die sommige gemeenten heffen voor het gebruik van openbare grond) vormt reden tot zorg, omdat deze generiek de tarieven voor alle klanten verhogen. De  kosten voor precariobelasting stegen in 2014 met 36% (€ 80 miljoen in 2014 tegenover € 59 miljoen in 2013).

In 2014 investeerde Alliander in de voorbereiding van de grootschalige aanbieding van de slimme meter. Daarnaast kende 2014 veel investeringen op regionaal niveau, passend bij de energiebehoeften en mogelijkheden voor energieopwekking in die regio. Zo werden in Amsterdam drie onderstations verzwaard. In Zuid-Holland werden meerdere kleine bouwprojecten gerealiseerd, waarvoor de elektriciteitsnetten werden uitgebreid. In Gelderland werd geïnvesteerd in het energienet om het net klaar te maken voor de toekomst. Op een aantal plekken in Nederland werd geëxperimenteerd in proeftuinen, bijvoorbeeld in Lochem. Hier werd onder meer ervaring opgedaan met een modulair intelligent energienet en met energieopslag in elektrische auto’s.

Onder particuliere klanten van Liander is de tevredenheid gestegen naar 95 procent (2013: 91 procent). De klanttevredenheid in het zakelijke segment bleef nagenoeg stabiel op 84 procent (2013: 85 procent).

De uitvalduur voor elektriciteit in 2014 ligt substantieel onder het niveau van 2013. Voor Liander is de uitvalduur 19,9 minuten, tegenover 24,0 minuten in 2013. De uitvalduur elektriciteit is aanzienlijk gedaald, maar 2014 kende ook een aantal incidenten op gebied van gas, waaronder de gasexplosie in Diemen en twee gasstoringen in Apeldoorn.

Alliander zoekt waar mogelijk samenwerking met andere netbeheerders. Daarmee worden kosten bespaard en kennis gedeeld. Stedin en Liander tekenden in 2014 een overeenkomst om te gaan samenwerken op het gebied van mobiel dataverkeer. Daartoe wordt een gezamenlijk mobiel communicatienetwerk gebouwd en beheerd. De belangrijkste toepassing is het uitlezen van slimme meters. Dit mobiele communicatienetwerk wordt ook gebruikt voor communicatie met andere (toekomstige) installaties in de energienetten.

In 2014 startten Alliander en Enexis een onderzoek naar de mogelijkheid van het ruilen van energienetwerken van Enexis in Friesland en de Noordoostpolder met die van Alliander in de regio Eindhoven en zuidoost-Brabant (Endinet).

Ontwikkelingen op het gebied van decentrale opwek waren in 2014 duidelijk zichtbaar in de sterke toename van het aantal klanten dat zelf duurzame elektriciteit opwekt met zonnepanelen: van  48.000 in 2013 naar 72.500 in 2014, een stijging van ruim 50%.

Naast het werk aan de energienetten richt Alliander zich op activiteiten op het gebied van onder meer elektrische mobiliteit en duurzame gebiedsontwikkeling. Met deze activiteiten faciliteert Alliander de toegang tot nieuwe markten voor klanten, commerciële leveranciers en dienstenaanbieders. Zo zette Allego stappen in de richting van een landelijk dekkend snellaadnetwerk. In 2014 zijn in samenwerking met The New Motion 32 nieuwe snelladers geïnstalleerd. Alliander Duurzame Gebiedsontwikkeling legt een warmtetransportnet aan in Nijmegen. Op termijn voorziet dit transportnet meer dan 10.000 nieuwe woningen van warmte die afkomstig is van een nabijgelegen afvalverwerkingsinstallatie (ARN).

Start bouw duurzaamste woningen in Eindhoven

In 2020 moet Genderdal (Aireybuurt) de duurzaamste wijk van Eindhoven zijn. Het project is uitgeroepen tot groene proeftuin om duurzame producten en technieken toe te passen. De bestaande buurt wordt vanuit bewonerswensen verduurzaamd en op de plek van de gesloopte Aireyflats komt nieuwbouw. Op maandag 9 februari a.s. startte Woonbedrijf hier met de bouw van de eerste nieuwe huurwoningen voor een groep mensen die vanaf de start actief hebben meegedacht over het project. Het is het eerste woongebouw dat gebouwd wordt volgens het duurzaamheidsprincipes van The Natural Step. De leefwensen en duurzaamheidseisen van de bewoners staan centraal bij het ontwerp en de bouw.

Het project bestaat uit 56 appartementen, 12 zorgappartementen en 14 rijwoningen. Alle woningen worden sociale huur. De belangstelling voor het project was vanaf de start al groot. Een grote groep 'groene geïnteresseerden' had zich in 2013 direct aangemeld. Ze zijn vanaf de start bij het project betrokken en hebben meegedacht over het duurzaam woon- en leefconcept.

Groene huurder Anita van Dam: "We zijn twee jaar geleden begonnen met idealen. Die hebben we stap voor stap uitgewerkt en verbonden met de realiteit. Dan blijkt dat niet alle wensen gerealiseerd kunnen worden. Er zijn wel veel creatieve oplossingen bedacht, zoals de drie daktuinen waarvan er één stiltetuin wordt. We zijn bij de kern gebleven en we blijven elkaar hierin stimuleren, ook als we straks in de woningen en appartementen wonen."

De woningen krijgen een zeer lage energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van 0,09 en een GPR-gebouwscore van 9,0 voor het onderdeel 'Energie' en voor de overige onderdelen gemiddeld een 7,7. De daken van de woningen en de appartementen worden voorzien van zonnepanelen. En er start een pilot met een IRWES-unit op het dak van de appartementsgebouwen, een systeem dat windenergie in een stedelijke omgeving kan opwekken. De zeer energiezuinige woningen krijgen een huurprijs onder de huurtoeslaggrens van Euro 710,00.

Het project maakt onderdeel uit van wat in 2020 de duurzaamste wijk van Eindhoven moet zijn. De woningen zijn straks de eerste woongebouwen die gerealiseerd worden volgens de duurzaamheidsprincipes van The Natural Step (TNS) www.thenaturalstep.nl . Zo worden zo weinig mogelijk materialen gebruikt, die schadelijk zijn voor het milieu en zijn bij de sloop alle vrijkomende materialen zo optimaal mogelijk gescheiden zodat hergebruik mogelijk is. Uitgangspunt in de proeftuin is de inzet van nieuwe technieken die passen bij het dagelijks gebruik van de bewoners. Het proefproject met IRWES is daar zo'n voorbeeld van. Ontwerp en bouw geschiedt naar de leefwensen en duurzaamheidseisen van de Groene Huurders. Zo krijgen zij onder meer zeggenschap over onderhoud, beheer en het delen van energie en andere voorzieningen in de vorm van co-housing. Woonbedrijf levert op deze manier het ideale pakket om wonen energiezuinig, sociaal en betaalbaar te maken.

Design, Build en Maintain
Heijmans bouwt de woningen in opdracht van Woonbedrijf. Ook het onderhoud en het beheer voor de duur van 15 jaar is bij Heijmans ondergebracht in een Design, Build en Maintain-contract. Ontwerp, uitvoering, exploitatie en onderhoud worden zo optimaal op elkaar afgestemd en beslissingen worden volgens het Total Costs of Ownership gemaakt. Duurzaamheid, energieprestaties en het beheersen van (financiële) risico's zijn op deze manier optimaal geborgd. Deze samenwerkingsvorm is relatief nieuw in de woningbouw.

woensdag 18 februari 2015

Zeewolde energiezuinigste gemeente, Rijswijk slechtste

Zeewolde is op dit moment de meest energiezuinige gemeente van Nederland met een gemiddeld energielabel B. Rijswijk staat op de 393ste en laatste plaats met een gemiddeld energielabel E. Bij de provincies voert Flevoland de ranglijst aan en sluit Zuid-Holland de rij. Samen betalen Nederlanders jaarlijks 2,8 miljard aan verspilde energiekosten die ze hadden kunnen besparen.

Dat blijkt uit het energie dashboard dat de website BespaarNu.nl heeft gemaakt voor alle Nederlandse provincies, gemeente en straten. Daarop is tot op woningniveau te zien hoeveel energiekosten ze betalen en wat hun energie-index is. Elke Nederlander kan zijn eigen woning opzoeken en zien hoe en hoeveel energiekosten hij kan besparen.

De website is een reactie op het voorlopige energielabel dat de overheid naar alle huiseigenaren heeft gestuurd. Dat is volgens BespaarNu.nl slechts een papieren maatregel om te voldoen aan EU-regels die echter niet tot daadwerkelijke energiebesparing leidt. De nieuwe website helpt gemeenten en woningeigenaren om wel specifieke besparingsmaatregelen te nemen en zo de energierekening fors te verlagen.

De ranglijsten op de website worden bepaald door de gemiddelde energie-index (EI) die ook het energielabel bepaalt. Flevoland zit op energie-index 1,49 (energielabel B) , Zuid Holland op 1,76 (energielabel C). De gemeente Zeewolde (EI 1,25) zit op B, de rest van de top 5 met gemeenten als Borne (EI 1,31), Dronten (EI 1,31), Eersel (EI 1,32) en Heusden (EI 1,36) scoort gemiddeld energielabel C. In een stad als Amsterdam - 280ste op de ranglijst - is de Wilhelminastraat (EI 0,29) het energiezuinigst en in Rotterdam - 261ste - de Bergweg (EI 0,17). Samen kunnen beide steden 830 miljoen euro energie besparen.

BespaarNu.nl heeft drie jaar aan de database gewerkt. Daarin zijn van alle woningen openbare gegevens gestopt als het energielabel, energiekosten en energieverbruik. Huiseigenaren die hun gegevens aanvullen krijgen een persoonlijk besparingsadvies, inzicht in de terugverdientijd van maatregelen en een gratis berekening van hun energielabel. Door de mogelijkheid om straten en gemeentes met elkaar te vergelijken ontstaat er een wedstrijdelement, dat een gemeente kan gebruiken om bewoners maximaal te stimuleren zo zuinig mogelijk om te gaan met energie. Woningeigenaren kunnen zich ook aansluiten bij lokale projecten om energiebesparende maatregelen te treffen en krijgen advies vanuit het energieloket over de technische uitvoerbaarheid van gemaakte plannen.

,,We hebben als marktpartij lang meegewerkt aan de totstandkoming van het energielabel, maar de overheid is een compleet andere weg ingeslagen," stelt Chris Vuijk van BespaarNu.nl. ,,Die koers is gericht op het voldoen aan de verplichtingen vanuit Brussel en niet meer op de bespaarmogelijkheden voor de woningeigenaren. BespaarNu.nl heeft nu gedaan wat de overheid heeft verzuimd, namelijk een website opzetten met het doel waar het uiteindelijk om zou moeten gaan: besparen."

Nederland en Californië: partners in elektrisch vervoer

Nederland en Californië zijn van plan om samen te gaan investeren in de innovatie van elektrische voertuigen. Dit is de uitkomst van overleg van minister Lilianne Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) met Michael Rossi, economisch topadviseur van de gouverneur van California. Zo is het de bedoeling om te komen tot een Electric Vehicle Investment Fund (EVIF). Ploumen: 'Elektrische auto’s kunnen nog zoveel efficiënter en praktischer. Daar zijn investeringen voor nodig die Nederland, Californië én het bedrijfsleven samen gaan doen.'

Het plan is om 24 miljoen in het EVIF te stoppen, waarvan zes miljoen euro door Nederland, de rest door de staat Californië en investeringsmaatschappijen. De economische missie met 31 bedrijven en kennisinstituten die Ploumen momenteel leidt, heeft ook Zero Motorcycles bezocht, een producent van elektrische motorfietsen, evenals EVGrid, een bedrijf dat elektrische auto’s aan het elektriciteitsnetwerk koppelt. 'De inzet voor een meer duurzame economie en samenleving is hier heel groot. De bundeling van kennis en aanpak van Nederlandse- en Amerikaanse bedrijven kan, met steun van beide overheden, veel moois opleveren,' aldus de minister.

De economische betrekkingen van Nederland met Californië -op zichzelf de achtste economie ter wereld- lopen nu al in de miljarden. Volgens Ploumen kan dat nog meer worden: 'Nederland en Californië lijken een beetje op elkaar: een dichtbevolkt gebied met een kenniseconomie. Zowel hier als in Nederland wordt veel waarde gehecht aan innovatie en slimme oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Het innovatiefonds voor elektrische auto's is daarvan een mooi voorbeeld.'
De minister opende vandaag de 'California-Netherlands Sustainability Summit’, een groot seminar over water en energie. Verder ontmoette ze in Sillicon Valley het bestuur van het hightechbedrijf Cisco, sprak ze met milieuminister Matt Rodriquez van Californië en bezocht ze het zonne-energiebedrijf Sungevity, dat ook in Nederland actief is.

Na San Francisco reist minister Ploumen door naar de staat Arkansas waar ze de top van supermarktketen Walmart spreekt. Deze heeft haar uitgenodigd om haar visie en initiatieven op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) toe te lichten. Walmart is de grootste supermarktketen ter wereld, veel van de artikelen komen uit lage lonen landen waar arbeidsomstandigheden, beloning en leefomgeving van arbeiders meer dan eens onder de maat zijn.

Veiligheid geen rol bij gaswinning Groningen

Bij de besluitvorming over de winning van het aardgas uit Groningen is tot 2013 niet zorgvuldig omgegaan met de veiligheid van de inwoners in relatie tot aardbevingen. Risico's voor inwoners werden niet onderkend: de bij gaswinning betrokken partijen beschouwden het met name als schaderisico dat vergoed kon worden, het veiligheidsrisico achtten zij verwaarloosbaar. In de besluitvorming stond het belang van winning op de eerste plaats: een maximale opbrengst, optimaal gebruik van de Nederlandse bodemschatten en continuïteit in de gasvoorziening. Dat schrijft de Onderzoeksraad voor Veiligheid in het rapport 'Aardbevingsrisico's in Groningen', dat vandaag is gepubliceerd.

De Onderzoeksraad heeft onderzoek gedaan naar de besluitvorming over de gaswinning in Groningen en heeft daarbij specifiek gekeken naar de manier waarop de veiligheid van inwoners in relatie tot aardbevingen is meegewogen. Dit onderzoek bestrijkt de periode vanaf de ontdekking van het gasveld in Groningen in 1959 tot de presentatie van het pakket aan maatregelen door de minister van Economische Zaken in januari 2014.

Uit het onderzoek blijkt dat veiligheid in relatie tot aardbevingen niet van invloed is geweest op de besluitvorming over gaswinning. De Maatschap Groningen en de bij gaswinning betrokken partijen - het Ministerie van Economische Zaken, SodM, EBN, NAM, Shell, ExxonMobil, en GasTerra - vormden samen een gesloten bolwerk, gericht op consensus. Deze partijen hebben jarenlang hecht samengewerkt met wederzijds begrip voor elkaar en elkanders belangen. Het Ministerie van Economische Zaken was als enige overheidspartij betrokken bij de gaswinning en was daardoor verantwoordelijk voor het behartigen van alle publieke belangen, waar veiligheid er een van is. Het ministerie van EZ was echter dermate onderdeel van het gesloten bolwerk waar het belang van winning prevaleerde, dat het veiligheidsbelang in de praktijk een ondergeschikte rol speelde. Ook toezichthouder SodM voegde zich lange tijd naar de consensus tussen de bij gaswinning betrokken partijen. De Onderzoeksraad concludeert in zijn rapport dat er binnen het stelsel geen ruimte was voor kritische geluiden of tegendruk, ook niet vanuit andere ministeries of de buitenwereld.

Op het moment dat in 1993 de relatie tussen de gaswinning en de aardbevingen werd vastgesteld, verwachtten de bij gaswinning betrokken partijen en de kennisinstellingen dat het aantal en de sterkte daarvan geen reden vormden voor bezorgdheid. Ook in de daaropvolgende jaren hielden NAM, het ministerie van EZ, de toezichthouder en de kennisinstellingen vast aan deze geruststellende boodschap. Zij voelden weinig urgentie om onderzoek te doen naar de onzekerheden waarmee deze boodschap was omgeven. Buitenlandse kennis was niet toepasbaar door het unieke karakter van het Groningenveld. De Raad vindt het opvallend dat bij een grootschalige ingreep in de diepe ondergrond zoals de gaswinning in Groningen, een fundamenteel onderzoeksprogramma naar de gevolgen hiervan ontbrak. De Onderzoeksraad schrijft in het rapport dat NAM als exploitant onvoldoende invulling heeft gegeven aan haar zorgplicht, door niet proactief onderzoek te doen naar de gevolgen van haar activiteiten. Maar ook de andere partijen ontbrak het aan een kritische houding ten opzichte van de kennisontwikkeling en de manier waarop veronderstelde kennis werd gebruikt bij de besluitvorming over gaswinning.

Gedurende de periode van gaswinning is er steeds meer ongenoegen ontstaan bij de inwoners van het gasgebied. De ongelijke verdeling van de opbrengsten, de ontoereikende schadeafhandeling en de gebrekkige communicatie hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het wantrouwen en de toenemende gevoelens van onveiligheid bij inwoners. Er was vanuit NAM, het ministerie van EZ en de toezichthouder weinig oog voor deze ongerustheid en onveiligheidsgevoelens. De Onderzoeksraad beschrijft in zijn rapport dat de communicatie over de door gaswinning veroorzaakte aardbevingen zich kenmerkte door een technocratische benadering. De bij gaswinning betrokken partijen gaven telkens een geruststellende boodschap af over de te verwachten maximale kracht van een aardbeving en de beperkte schade die in dat geval zou kunnen ontstaan. Burgers en lokale overheden werden te weinig betrokken bij de complexiteit van de materie en de onzekerheden. Zij konden zich daardoor geen goed beeld vormen van de situatie, waardoor zij uiteindelijk voor voldongen feiten zijn gesteld.

De Onderzoeksraad vindt het van belang dat de bij gaswinning betrokken partijen de geschonden relatie met de Groningse bevolking herstelt. Voorwaarde is volgens de Raad dat de betrokken partijen erkennen dat zij tot 2013 niet zorgvuldig genoeg zijn omgegaan met de veiligheid van de burgers in Groningen. Daarnaast beveelt de Raad aan dat de veiligheid van bewoners een sterke positie krijgt binnen de besluitvorming over activiteiten in de diepe ondergrond. Dat kan onder meer gebeuren door het burgerperspectief een duidelijke plek te geven. Ook kan een rol van andere ministeries bij de belangenafweging tot een evenwichtiger besluit leiden. Tevens vindt de Onderzoeksraad het belangrijk dat toezichthouder SodM een meer onafhankelijke positie krijgt ten opzichte van het ministerie van EZ en de sector.

Partijen die zich bezighouden met activiteiten in de diepe ondergrond zouden de complexe en onzekere risico's als uitgangspunt moeten nemen van hun handelen. Voor de gaswinning in Groningen beveelt de Raad dan ook aan dat alle partijen actief kennis moeten vergaren en ontwikkelen, onder andere door het opzetten van een structureel onderzoeksprogramma. Ook de communicatie met inwoners dient verbeterd te worden, waarin de omgang met onzekerheid en transparantie over afwegingen en besluitvorming een plek moeten krijgen.

Gashandelsbedrijf GasTerra ziet verkoopvolume en omzet in 2014 dalen


Gashandelsonderneming GasTerra heeft vandaag zijn cijfers over 2014 gepubliceerd. Na een reeks van jaren met een - in historisch opzicht - hoog bedrijfsresultaat zijn zowel de hoeveelheid verkocht gas als de inkomsten gedaald. Het verkoopvolume was 81,3 miljard kubieke meter (2013: 89,3), de omzet kwam uit op 19,5 miljard euro (2013: 24,3).

Deze daling heeft twee hoofdoorzaken. Allereerst verminderde het volume als gevolg van de gemiddeld hoge temperaturen en het besluit van de Nederlandse regering om de productie uit het Groningenveld aan een maximum van 42,5 miljard kubieke meter te binden. Daarnaast lag het gemiddelde prijsniveau beneden het niveau in 2013, vooral in de zomermaanden. De prijzen stonden in Europa onder druk door de verminderde vraag naar gas in combinatie met een groot aanbod.

In het warmtesegment nam het afzetvolume af als gevolg van de uitzonderlijk milde wintertemperaturen. De elektriciteitssector, traditioneel een grote afnemer van gas, geeft - omwille van de lage prijzen van kolen en CO2 - nog steeds de voorkeur aan kolengestookte in plaats van gasgestookte centrales. De toename van het aanbod kan in belangrijke mate worden verklaard door de achterblijvende vraag in Azië. Daardoor kwam meer vloeibaar aardgas (LNG) beschikbaar voor de Europese markt.

Ondanks de niet optimale marktomstandigheden wil GasTerra niet van een teleurstellend jaar spreken. GasTerra-CEO Gertjan Lankhorst: 'Wij hebben in 2014 onze bedrijfsstrategie aangepast aan de veranderde omstandigheden rond de verkoop van het Groningengas. Waar vroeger de marktvraag sturend was, dienden we nu rekening te houden met een forse vermindering van het aanbod. Desondanks zijn wij er in geslaagd onze klanten optimaal te bedienen, zonder concessies te doen aan de vervulling van onze missie: waardemaximalisatie van het aan ons aangeboden gas.'

De gassector bevindt zich momenteel in een woelige periode. De aardbevingen in Groningen, veroorzaakt door de aardgaswinning, noodzaakte de Nederlandse regering in januari maatregelen af te kondigen die tot doel hebben de veiligheid van de bewoners van het gebied te verhogen en de ontstane schade te compenseren. De effecten daarvan zijn voor GasTerra niet alleen in bedrijfseconomisch zin voelbaar. Gertjan Lankhorst: 'De mensen die in het gebied rondom het Groningenveld wonen, lijden onder schade, gevoelens van onzekerheid en angst. Zo heeft de winning van het aardgas, dat ons maatschappelijke en economische voordelen brengt, ook een schaduwzijde, waar deze mensen eenzijdig en onevenredig mee worden geconfronteerd. Als bedrijf dat onderdeel uitmaakt van de keten die die schade veroorzaakt, zijn wij ons daar zeer van bewust. Voor ons staat vast dat effectieve maatregelen nodig zijn om de gevoelens van onveiligheid weg te nemen.'

Het motto van GasTerra's jaarverslag is Energizing the future. GasTerra is er zeker van dat gas in de nabije en verdere toekomst een centrale rol in de energievoorziening moet blijven spelen. Zowel met het oog op de energievoorzieningszekerheid als doordat het een onmisbaar hulpmiddel is bij het terugdringen van broeikasgasemissies, op korte en middellange termijn. GasTerra heeft in 2014 daarom opnieuw actief bijgedragen aan de noodzakelijke verduurzaming van onze energievoorziening door groen gas te verhandelen, door specifieke producten te ontwikkelen zoals windafhankelijke gaslevering en door in het kader van zijn MVO-beleid projecten te financieren.

Subsidies voor energiebesparing in sportaccommodaties

Huis van de Sport Groningen ontvangt een bijdrage van 11.950 euro van de provincie om sportaccommodaties energiezuinig te maken. Ekwadraat en BügelHajema Adviseurs krijgen samen 13.125 euro subsidie voor besparings- of duurzame energiemogelijkheden bij zes zwembaden in Noord-Groningen.

Het succesvolle project Duurzame sportverenigingen van Huis van de Sport Groningen wordt in 2015 voortgezet. In 2014 hebben tien deelnemers aan het project hun energieverbruik verminderd. Huis van de Sport geeft voorlichting over energiebesparende maatregelen aan sportverenigingen met eigen gebouwen en begeleidt ze bij de uitvoering ervan. Huis voor de Sport voert de projecten uit voor het Sportplein Groningen, een provinciaal samenwerkingsverband van verschillende organisaties om sport en bewegen te stimuleren.

Ekwadraat en BügelHajema Adviseurs gaan samen met gemeenten en stichtingsbesturen aan de slag in zes zwembaden in Noord-Groningen. Het project Verduurzaming zwembaden richt zich op besparings- of duurzame energiemogelijkheden bij deze zwembaden. Per zwembad wordt onderzocht op welke manier energie kan worden bespaard, bijvoorbeeld door aansluiting bij een warmteproducerend bedrijf in de omgeving. Het project kan onderdeel van de Koepeldeal Energie worden, een samenwerking tussen de provincie en gemeenten op het gebied van duurzame energie.

In het Provinciaal Gebouwenplan 2013-2015  (PDF PDF-bestand, 273 KB)staan onze doelstellingen om het energieverbruik omlaag te brengen.

Op naar energieneutrale woningvoorraad Noord-Brabant

De vijf grote Brabantse gemeenten en de provincie Noord-Brabant slaan de handen ineen om te komen tot een energieneutrale woningvoorraad in 2050. Daarvoor moeten 800.000 woningen in Noord-Brabant worden aangepakt. De warmtevraag moet omlaag in combinatie met het opwekken en het opslaan van zelf opgewekte energie.

De komende drie maanden wordt de basis gelegd voor een Brabantse ‘Nul Op de Meter’-deal waarbij bouwpartijen, financieringsinstellingen, verzekeraars, gemeenten, woningcorporaties en energiecoöperaties zich kunnen aansluiten. 2 kwartiermakers gaan aan de slag om deze deal voor te bereiden. Zij gaan zoveel mogelijk partijen samenbrengen die aan de deal willen meewerken. Samen met hen wordt de inhoud van de deal uitgewerkt.

Eerste doel wordt het bouwen van 1000 energie-neutrale woningen Brabant-breed voor 2017. Dat gebeurt zo mogelijk met cofinanciering, bijvoorbeeld vanuit EU-fondsen. De ambitie is dat woning 1001 marktconform wordt gerenoveerd. Het werktempo zou daarna op kunnen lopen tot boven de 100 energie-neutrale woningen per dag in de periode 2025-2050.

In Noord-Brabant bestaan nu al veel initiatieven om woningen en gebouwen energie-neutraal te maken. Landelijk is hiervoor het concept ‘Nul Op de Meter’ bedacht, waar veel Brabantse initiatieven aan meedoen. De ambities zijn hoog, maar in de praktijk blijkt dat de materie complex is. Kennis en ervaring zijn nog over veel initiatiefnemers versnipperd en er zijn nog veel praktische problemen op te lossen.

De provincie en de B5-gemeenten sturen daarom aan op een krachtenbundeling om bouwbedrijven perspectief te kunnen bieden op voldoende vraag. De bouwwereld kan dan met een aanbod komen dat technisch vergaand en financieel aantrekkelijk is. Gedeputeerde Johan van den Hout (ecologie): ‘Er ligt hier een geweldige business case klaar. Als alle betrokken partijen er enthousiast de schouders onder zetten, kan dit project een enorme positieve impact hebben op klimaatdoelstellingen, wonen, economie, werkgelegenheid en het verlagen van de woonlasten voor inwoners van Noord-Brabant’.

'De energierekening dreigt onbetaalbaar te worden en huishoudens raken financieel in de knel. De laatste jaren schieten de uitgaven voor energie omhoog. Een zorgwekkende ontwikkeling. 'Nul-Op-de-Meter' woningen zijn een belangrijk wapen in onze strijd tegen die zogeheten 'energiearmoede', omdat het de woonlasten beter beheersbaar maakt’, aldus de Tilburgse wethouder en klimaatambassadeur Berend de Vries: ‘De resultaten van 'Nul Op de Meter'- projecten in onder andere Tilburg stimuleren ons om de schouders er in heel Noord-Brabant onder te zetten. Daar hebben we de hulp van veel partijen voor nodig'.

Gedeputeerde Bert Pauli (economie/innovatie): ‘Om dit voor elkaar te krijgen doen we appèl op de Brabantse innovatiekracht. Brabant is innovatief en wij zijn traditioneel sterk in het aangaan van allianties tussen ondernemers, onderwijs en overheid. Wij hebben hier SPARK campus en die kan een cruciale rol gaan spelen bij het leggen van verbanden tussen energie, ICT, hightech systemen en materialen, en design. Daarmee hebben we een voorsprong; wij gaan hier een totaalconcept ontwikkelen waar ondernemers in de bouw én woningeigenaren voor in de rij staan. Volgens mij zullen de grote financiers hier ook een uitstekende belegging in vinden!’