Pagina's

vrijdag 31 oktober 2014

Schonere gasturbines door UT-onderzoek

Dankzij het onderzoek van UT-promovendus Anton Verbeek wordt de NOx-uitstoot van gasturbines beperkt. NOx (stikstofoxiden) is schadelijk voor het milieu en kan smog en zure regen veroorzaken. Gasturbines worden gebruikt in aardgasgestookte energiecentrales. Deze zijn wereldwijd nog altijd verantwoordelijk voor een groot deel (dertig procent, in Nederland 54 procent) van de elektriciteitsvoorziening, maar stoten ook veel NOx uit. De eisen worden echter steeds strenger.

Verbeek focust zich op de toepassing van zogenaamde low-swirl branders in deze gasturbines. Deze nieuwe branders worden gekenmerkt door de extreem lage NOx-uitstoot en zijn vijftig procent schoner dan de huidige branders in gasturbines. Met het gebruik in gasturbines heeft Verbeek een manier ontwikkeld om het enorme potentieel van deze low-swirl branders te benutten. Low-swirl staat voor een nieuw soort vlamstabilisatiemechanisme.

De NOx-uitstoot is in veel landen gereguleerd door de wet, naast bijvoorbeeld broeikasgasemissies zoals koolstofdioxide. In zijn proefschrift getiteld Efficiently generated turbulence for an increased flame speed kijkt Verbeek naar het aanbrengen van efficiënte turbulentie in een stroming.
Verbeek: “Dit kan vervolgens gebruikt worden om de verbrandingssnelheid van een low-swirl brander te verhogen. Door de verbrandingssnelheid te verhogen met efficiënt gegenereerde turbulentie kunnen deze branders dus gebruikt worden in gasturbines. Pas dan wordt de schone capaciteit van deze brander echt goed benut. Veertig procent van ons aardgas wordt gebruik in gasturbines, dus dit kan een grote doorbraak zijn.”

Verbeek voerde zijn experimenten uit in het lab van Thermische Werktuigbouwkunde op de Universiteit Twente. Hij beschrijft in zijn proefschrift hoe turbulentie wordt aangebracht in de stroming wanneer het mengsel van gas en lucht door een rooster stroomt. Achter het rooster ontstaan wervels. Deze wervels zorgen ervoor dat de vlam sneller kan branden. In zijn onderzoek zijn twee alternatieve methoden bekeken om turbulentie te maken: een actief rooster en een fractaal rooster. Beide methode zijn bekend uit de wetenschappelijke literatuur en worden vooral onderzocht in windtunnels, maar worden niet gebruikt in daadwerkelijke toepassingen.

Tijdens test liet het fractale rooster een flinke toename in verbrandingssnelheid zien. “Een fractaal rooster wordt gevormd door een aantal iteraties van een zelfgelijkend patroon”, legt Verbeek uit. “Zo bestaat het rooster dus uit grote, kleine en nog kleinere objecten van dezelfde vorm. De sterke toename in turbulentie wordt bereikt zonder dat het extra energie kost. De drukval over deze roosters is nagenoeg gelijk aan de standaard rooster. Wanneer de bijbehorende vlammen worden bekeken, is te zien dat het vlamfront (het interface tussen onverbrand mengsel en verbrand mengsel, dus daar waar de verbranding daadwerkelijk plaatsvind) veel meer kleine structuren bevat. Het vlamoppervlak is als het ware meer opgefrommeld, zodat er meer verbranding in dezelfde ruimte plaats vindt."

De conclusie in het proefschrift is dan ook dat de fractale roosters niet alleen een meer praktische aanpak vormen, maar dat het ook erg effectief is. De lage emissie van NOx blijft gehandhaafd wanneer fractale roosters gebruikt worden. Verbeek heeft plannen om de fractale roosters verder te testen onder meer realistische gasturbinecondities.

Anton Verbeek voerde zijn onderzoek uit binnen de vakgroep Thermische Werktuigbouwkunde (faculteit CTW) aan de Universiteit Twente. Hij promoveerde begin oktober. Zijn promotor is prof. Theo van der Meer. Een digitale versie van het proefschrift is op te vragen.

Slibdroging kan 25 tot 50% goedkoper met restwarmte

Een deel van de Nederlandse waterschappen moeten de komende jaren hun slibeindverwerking opnieuw aanbesteden. Kosten- en energiebesparing zijn daarbij belangrijke uitdagingen. De waterschappen willen in 2020 qua energie 40% zelfvoorzienend zijn door duurzame energieproductie. Het drogen van slib met lage temperatuur restwarmte is kostentechnisch gezien de meest voordelige en de meest duurzame oplossing. Dat blijkt uit recent onderzoek van Tauw in opdracht van STOWA. Hieronder een overzicht van de belangrijkste conclusies uit het rapport.

Toepassen van laagwaardige restwarmte in kassen of hallen is een vorm van slib eindverwerking die een kostenniveau van 40-50 euro per ton slibkoek (all in) oplevert. Dat is concurrerend ten opzichte van de huidige slibverwerkingstarieven. Bij de huidige verbranding van slib gaat een grote hoeveelheid thermische energie verloren aan het verdampen van water en bij sommige vormen van slibdroging worden hiervoor fossiele brandstoffen ingezet. Drogen met laagwaardige warmte (waar nog maar weinig energierendement uit te halen valt) betekent een besparing op de inzet van fossiele brandstoffen. Dat is niet alleen een financieel voordeel, maar ook een duurzaamheidsvoordeel met als gevolg minder CO2-uitstoot. Het gedroogde slib is een biobrandstof die weer kan worden ingezet om energie op te wekken.

Droging van zuiveringsslib in kassen verhoogt de verbrandingswaarde van het slib en draagt daarmee bij aan een efficiëntere energiehuishouding. Het slib kan worden benut als secundaire brandstof, waarmee bij (co)verbranding elektriciteit kan worden opgewekt. Dat is duurzaam en leidt tot vermeden CO2.

Zuiveringsslib drogen in kassen of hallen met restwarmte levert een essentiële ketenbijdrage aan MJA3. Deze ketenbijdrage hangt af van de huidige slibeindverwerking (en indien van toepassing de warmteleverancier). Deze bijdrage kan enkele tientallen procenten bedragen.

Technieken voor Lage Temperatuur Droging (LTD) in het algemeen zijn kansrijk, omdat ze goed scoren op kosten en duurzaamheid. Toepassing van restwarmte bij kassendroging is een vorm van LTD. Er is in Nederland ruim voldoende restwarmte van T>80 °C aanwezig om al het zuiveringsslib in Nederland te drogen.

De waterschappen in Nederland willen doelmatiger (goedkoper) en duurzamer werken. LTD en kassen passen prima in dat streven. Ook willen waterschappen steeds meer gaan samenwerken in de keten (Routekaart 2030). Dat geldt ook voor samenwerking met partners als afvalverwerkers en centrales. De toepassing van restwarmte geeft onder de juiste condities een dusdanige kostenbesparing, dat deze toepassing voor de nabije toekomst kansrijk is. Er is een kostenreductie van 25 tot 50 % op de kosten voor slibeindverwerking mogelijk.

Milieudialoog IJmond gaat verder

De Milieudialoog IJmond zorgt voor een goede balans tussen economische ontwikkeling en de kwaliteit van de leefomgeving in de IJmond. Vanuit de Milieudialoog is inmiddels al een aantal maatregelen ingezet.

In maart van dit jaar is er subsidie verleend voor walstroom aan de Kotterkade in IJmuiden, er zullen binnenkort shuttlediensten richting bedrijventerreinen rijden, de samenwerkingsovereenkomst voor de Velsertraverse staat op het punt ondertekend te worden, er is een subsidieregeling voor e-scooters, de wagenparken binnen de IJmond worden vervangen door milieuvriendelijkere auto’s, er is een fietsstimuleringsregeling en begin 2015 gaat een extra fietspont over het Noordzeekanaal varen. Ook heeft er een proef met tijdelijke meetpunten voor fijn stof in Wijk aan Zee plaatsgevonden.

In oktober 2013 hebben de partners in de milieudialoog IJmond een pakket maatregelen vastgesteld om de luchtkwaliteit te verbeteren en om de gezondheid en de leefbaarheid een impuls te geven. In totaal gaat het om een bedrag van 4,2 miljoen euro, voor de helft gefinancierd uit subsidies in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, de andere helft is betaald door de provincie en de gemeenten.

De partners zijn het erover eens dat de Milieudialoog een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid in de IJmond en hebben op 21 oktober besloten de samenwerking voort te zetten. Partijen blijven zich inzetten voor maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en zetten zich vanaf nu ook in om duurzame groei te stimuleren en hinder in de regio te beperken. Hiervoor wordt o.a. de mogelijkheid verkend voor een stimuleringsregeling schone binnenvaart, organiseert de Milieudienst IJmond een startbijeenkomst voor kansen voor LNG als nieuwe, schonere brandstof en gaan de Milieudienst IJmond en de Omgevingsdienst NZKG onderzoeken hoe de klachtenafhandeling en informatievoorziening verbeterd kan worden. Daarnaast blijven de partners in de Milieudialoog elkaar op de hoogte houden over nieuwe economische en ruimtelijke ontwikkelingen in het IJmondgebied en de mogelijke effecten daarvan op de leefomgeving. Tenslotte zal worden gekeken of de dialoogvorm, zoals gehanteerd in de IJmond, ook van waarde kan zijn voor andere delen van het Noordzeekanaalgebied.

De provincie meet continu de luchtkwaliteit in de IJmond. Daarvoor heeft zij – naast de meetlocaties van het Rijk – een eigen meetnet. In 2011 is het vaste meetnet uitgebreid met twee meetpunten aan de Reyndersweg en de Staalstraat. De evaluatie van die uitbreiding wordt nog dit jaar afgerond. Tijdens de Milieudialoog is besloten om in 2015 nog met hetzelfde meetnet door te meten. Voor 2016 zal, op basis van de evaluatie, worden gekeken naar de inrichting van het meetnet en de te meten stoffen voor de gehele IJmond. De actuele resultaten van het provinciaal meetnet worden doorlopend gepubliceerd op www.noord-holland.nl/luchtkwaliteit. 

donderdag 30 oktober 2014

Alveringem, Anzegem, De Haan, Diksmuide, Roeselare en Wingene pilootgemeenten voor kleine windmolens

Alveringem, Anzegem, De Haan, Diksmuide, Roeselare en Wingene werden door de Provincie West-Vlaanderen geselecteerd als pilootgemeenten voor een provinciaal project rond de inplanting van kleine windmolens (tot 15 m masthoogte).

Met deze gemeenten gaat de Provincie aan de slag om een gemeentelijke beleidskader op te stellen rond die inplanting om zo tot een leidraad te komen die ook door de andere gemeenten kan gebruikt worden om zelf een beleidskader op te stellen. Een wetenschappelijke werkgroep zal deze leidraad objectief en autonoom uitwerken.

Met het project wil de Provincie de gemeenten stimuleren om na te denken over de inplanting van kleine windturbines. In welke landschappen zijn ze visueel aanvaardbaar? Onder welke randvoorwaarden kunnen ze vergund worden? Moeten er bepaalde rendementseisen gesteld worden? Dit zijn vragen die binnen het onderzoek worden behandeld.

De deputatie selecteerde tijdens haar zitting van donderdag 23 oktober de zes gemeenten  in functie van een zo groot mogelijke diversiteit binnen de provincie. Op die manier wil de Provincie dat elke West-Vlaamse gemeente zich kan spiegelen aan – delen van – de pilootgemeenten. In totaal stelden 22 gemeenten zicht kandidaat als pilootgemeente.

Het is de ambitie van de Provincie om dit pilootproject tegen eind 2015 af te ronden. Na het uitwerken van de zes gemeentelijke beleidskaders bij de pilootgemeenten, volgt een infosessie voor alle gemeentebesturen waarbij de leidraad voor het opmaken van een gemeentelijk beleidskader zal worden voorgesteld. Vanuit de Provincie kan dan voorzien worden in een specifiek begeleidingstraject voor elke gemeente voor de opmaak van een gemeentelijk beleidskader met eigen klemtonen. Daarna kunnen concrete aanvragen effectief getoetst en beoordeeld worden.

Stroom genoeg in Nederland de komende jaren

Nederland heeft de komende zeven jaar ruim voldoende productievermogen van elektriciteit om te kunnen voldoen aan de binnenlandse vraag naar elektriciteit. Voor de lange(re) termijn ziet TenneT een aantal onzekerheden op de elektriciteitsmarkt. Dat blijkt uit het jaarlijkse Rapport Monitoring Leveringszekerheid dat hoogspanningsnetbeheerder TenneT vandaag heeft gepubliceerd.

Hoewel de vraag naar elektriciteit de afgelopen jaren gestaag daalde, valt op basis van CPB-prognoses van de economische groei (0,75 procent in 2014) te verwachten dat die vraag weer iets zal toenemen. Het binnenlandse aanbod van elektriciteit, het opgestelde operationele productievermogen, is op dit moment circa 28,7 GW. Dit bestaat voor ruim 25 GW uit thermisch productievermogen (kern-, kolen-, gas- en biomassacentrales) en voor 3,4 GW uit wind- en zonne-energie. Daarnaast staat er nog voor 2,7 GW aan vermogen geconserveerd; in de mottenballen.

Energieproducenten hebben productievermogen uit bedrijf genomen en gaan dat de komende jaren ook doen, zowel definitief (amovering) als ter conservering (mothballing). Ook zijn er nieuwbouwplannen geannuleerd. Maar, omdat de nieuwbouw van productievermogen (9,4 GW) in de afgelopen jaren dit vooralsnog compenseert, levert dit de komende jaren geen problemen op om aan de binnenlandse vraag te kunnen voldoen.

Begin 2014 werd er circa 1,6 GW nieuw kolenvermogen in bedrijf genomen. Dit vermogen wordt in de beoordeling van de leveringszekerheid meegenomen in kalenderjaar 2015. Daarboven zijn er in de periode tot 2021 nieuwbouwplannen van thermisch vermogen gepland ter grootte van 1 GW, waarvan 0,3 GW in kleinschalige projecten. Bij investeringen in nieuw opwekvermogen is er sprake van vervanging van oud vermogen, sanering naar kleiner vermogen of concentratie van warmtekrachtkoppeling (wkk) vermogen in geclusterde bedrijven in de tuinbouwsector.
Als gevolg van het Energieakkoord van september 2013 vindt in Nederland een uitfasering plaats van de technisch minst efficiënte eenheden met een totale capaciteit van 2,66 GW. Daarnaast zijn elektriciteitsproducenten voornemens om 0,7 GW te conserveren (mothballing) en circa 0,6 GW te amoveren (sluiten) in de periode 2014 tot en met 2020. Na 2020 wordt nog eens 2,9 GW voor conservering aangemerkt.

Het mogelijk toekomstige tekort aan productiecapaciteit in Nederland ten opzichte van de te verwachten binnenlandse vraag naar elektriciteit wordt door TenneT's investeringen in verbindingen met het buitenland (interconnectoren) te niet gedaan of in grote mate gedempt.
De huidige interconnectiecapaciteit (import en/of export) bedraagt 5.970 MW (5.670 MW plus 300 MW aan intra-day capaciteit). Dit zal de komende jaren groeien naar een totaal van 8.670 MW, een toename van 45 procent. Het gaat daarbij om uitbreiding van de capaciteit met 500 MW van de verbinding tussen Meeden (NL) en Diele (D), een nieuwe interconnector van 1.500 MW tussen Doetinchem (NL) en Wesel (D) en een nieuwe zeekabel (COBRA-kabel) van 700 MW tussen Nederland en Denemarken.

Op basis van het Energie akkoord en de Structuurvisie Wind op Land wordt in deze monitoring rekening gehouden met 4,5 GW operationeel windvermogen op zee in 2023 en 6 GW wind op land in 2020. Op basis van het Nationaal Actieplan Zonnestroom gaat TenneT uit van 4 GW geïnstalleerd PV-vermogen in 2020.

De voorgenomen investeringen in grote hoeveelheden gesubsidieerde, duurzame
elektriciteitsproductiemiddelen, de slechte marktpositie voor gascentrales, de overcapaciteit in Nederland en de ontwikkeling van capaciteitsmarkten in België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zorgen voor grote onzekerheid als het om investeringen in thermisch vermogen gaat. Daarmee is er geen zekerheid of, en op welk moment, de bestaande nog resterende plannen voor nieuw thermisch vermogen zullen worden gerealiseerd. Het zou kunnen dat de komende jaren meer vermogen definitief wordt stilgelegd of in de mottenballen wordt gezet. Door de toename van duurzaam productievermogen op de Noordwest-Europese energiemarkt neemt de bedrijfstijd van bestaand productievermogen - vooral gasgestookt - af en zorgt voor afname van het rendement van gascentrales.

Hoewel voor een nog verdere blik in de toekomst, het jaar 2029, slechts een indicatie kan worden geven, blijkt dat er dan mogelijk een beperkt vermogenstekort ontstaat om aan de binnenlandse vraag naar elektriciteit te voldoen. Hierbij moet dus wel worden opgemerkt dat zo ver vooruit kijken een grote mate van onzekerheid met zich mee brengt als het gaat om voornemens van energieproducenten om vermogen uit bedrijf te nemen. Ook is het zeer moeilijk om nu al vast te stellen hoe de vraag naar elektriciteit er dan uit zal zien door bijvoorbeeld een grote toename van elektrisch rijden, gebruik van warmtepompen, de staat van de economie of het succes van energiebesparende maatregelen.

Universele standaard maakt marktontwikkeling 'Slim Laden' mogelijk

Sinds kort kunnen alle (markt-)partijen die 'Slim Laden' ('Smart Charging') willen gaan aanbieden voor elektrisch vervoer, één algemeen geaccepteerde standaard hanteren voor de ontwikkeling van hun aanbod. Via de nieuwe standaard ontvangen zij netwerkdata waarmee het laadproces kan worden getimed en piekbelasting wordt voorkomen.

De universele standaard Slim Laden is ontwikkeld door netbeheerder Enexis en laadpuntexploitant GreenFlux en wordt als wereldwijde standaard aan de markt aangeboden. De standaard voorkomt dat er gesloten deelsystemen gaan ontstaan zoals bij systeeminnovaties in andere sectoren is gebeurd. Hierdoor zou de ontwikkeling van Slim Laden vertragen terwijl juist snelheid geboden is.

Met de universele standaard Slim Laden, het zogenaamde 'Open Smart Charging Protocol', is een essentiële stap gezet voor een universeel Europees oplaadsysteem en daarmee voor grootschalige uitrol van elektrisch vervoer in Europa.

Het nieuwe protocol kan worden gezien als een verlengstuk van het protocol voor laadpalen dat door de Stichting e-laad is ontwikkeld en dat inmiddels op verschillende plaatsen in de wereld wordt gebruikt. Het beheer van de standaard is ondergebracht bij de 'Open Charge Alliance'.

Slim Laden is ontwikkeld om in de nabije toekomst de sterk stijgende elektriciteits-vraag als gevolg van het toegenomen elektrisch vervoer aan te kunnen. Op basis van de meest recente Nederlandse overheidsdoelstelling van 1 miljoen e-auto's in 2025, zou het bestaande net binnen 10 jaar tegen zijn grenzen aanlopen. Gezien de laatste sterke groeiverwachtingen over e-auto's zou die periode nog korter zijn.

'Slim' betekent dat de extra belasting van het net 'intelligent' wordt opgevangen, zodat consumenten (zelfs grote groepen) altijd op tijd de accu van hun voertuig kunnen opladen, zonder dat het netwerk daardoor overbelast raakt.

Een casestudy uit 2010 laat zien dat in een straat met 294 huisaansluitingen, waarbij auto's na elke rit onafhankelijk van elkaar worden opgeladen, de grens van overbelasting van de Enexis-transformator ligt bij 36 e-auto's. Door Slim Laden ligt die grens tot bij 419 e-auto's

Slim Laden zorgt er tevens voor dat er geen grote investeringen nodig zijn in het verzwaren van het elektriciteitsnet, en netwerktarieven niet stijgen door de groei van e-auto's. Integendeel! Zo blijkt uit onderzoek dat een bedrijf met 150 parkeerplaatsen in 2024 rond de Euro 1.200 per maand bespaart door Slim Laden, en in 2040 al Euro 7.900 per maand (Kosten Euro 1.300 i.p.v. Euro 9.200).

woensdag 29 oktober 2014

Nieuw consortium voor internationale offshore windparken

Vier gerenommeerde Nederlandse en Duitse consultancy bedrijven op het gebied van windenergie hebben zich verenigd in het nieuwe internationale bedrijf Wind Minds. Doel is al hun kennis en ervaring te bundelen bij de bouw van nieuwe offshore windparken in Noordwest-Europa, Amerika en Azië.

Eerste doelwit zijn de landen Japan en Korea, die Wind Minds bezoekt met de handelsmissie van Minister Kamp van Economische Zaken van 27 oktober tot 4 november. De missie loopt parallel aan het staatsbezoek van koning Willem-Alexander en koningin Máxima.

De vier bedrijven hebben ruim 100 specialisten met meer dan 15 jaar ervaring en zijn betrokken bij meer dan 40 offshore windprojecten in Noordwest Europa, de VS, Canada en Azië. Samen hebben ze gespecialiseerde kennis in alle ontwikkel stadia van een windpark. Van het eerste idee tot de ontwikkeling, van de bouw tot de exploitatie. ,,Met Wind Minds creëren we een one stop shop voor ontwikkelaars, investeerders, overheden en energiebedrijven. Samen kunnen we de hele levenscyclus van offshore windparken dekken," zegt Arno Verbeek van Pondera Consult uit Hengelo. De andere deelnemende bedrijven zijn MECAL Independent eXperts uit Enschede, Ep4 Offshore uit Hamburg en BBB Umwelttechnik GmbH uit Gelsenkirschen.

Volgens Wind Minds ligt de toekomst van de Europese energievoorziening bij offshore windparken. Terwijl het bouwen van windturbines op land moeizaam gaat, bieden de kusten van Nederland, Engeland, Schotland en Scandinavië uitstekende mogelijkheden voor windenergie. ,,Offshore windenergie is de snelst groeiende energiesector in Europa," stelt Verbeek. ,,Kijk maar naar de cijfers. Dit jaar alleen al zijn er zestien windparken bij gekomen in Europa die samen 5 gigawatt duurzame stroom produceren. In Europa staan al 73 offshore windparken in elf landen met een gezamenlijk vermogen van 7,5 gigawatt."

Tijdens de handelsmissie probeert Wind Minds de Nederlandse en Duitse kennis te vermarkten in Japan en Korea. ,,We zitten al Azië. We hebben gespecialiseerde bedrijven met zeer specifieke expertise. Daarmee kunnen we de bouw van windparken in die landen ondersteunen," aldus Verbeek. Hij voegt daar aan toe: "Het werkt ook de andere kant op: met onze Noordeuropese achtergrond kunnen we Aziatische bedrijven ook ondersteunen bij het verkrijgen van een marktaandeel in Europa."

De vier bedrijven brengen hun eigen specialisme in bij het nieuwe Wind Minds. Pondera Consult heeft kantoren in Nederland en Groot-Brittannië en ondersteunt en adviseert ontwikkelaars, investeerders en producenten op het gebied van financiële- en haalbaarheidsstudies, vergunningen en management vooral tijdens de ontwikkelfase van een project. Pondera is onder meer bekend van haar betrokkenheid bij het unieke hybride onshore en offshore Windpark Noordoostpolder; met 430 MW het grootste windpark in Nederland en een van de grootste in Europa. Onafhankelijk ingenieursbedrijf Mecal heeft kantoren in Nederland, de VS, China en Japan en ondersteunt zijn klanten tijdens de hele cyclus van windenergie. Het bedrijf levert wereldwijd de technologie en kennis om de risico's van windparken te verlagen en het rendement te verhogen, wat tot optimale exploitatie leidt.

Het Duitse Ep4 offshore is een projectontwikkelaar en dienstverlener op het gebied van offshore windprojecten, die bij de meeste grote windprojecten in Europa is betrokken. BBB umwelttechnik GmbH is een van de hoogst aangeschreven technische consultancy bedrijven in de windenergiesector met een enorme staat van dienst in speciale engineeringsdiensten bij alle fases in de ontwikkeling van onshore en offshore windparken. Zo speelde BBB een belangrijke rol bij de samenwerking tussen Stadwerke München en Vattenfall in de Duitse offshore windparken Dan Tysk en Sandbank.

Duurzaam ondernemen krijgt financiële impuls van NWO

Vijf consortia van onderzoekers, organisaties en bedrijven ontvangen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) in totaal twee miljoen euro uit het programma ‘Duurzame Businessmodellen’. Twee van de consortia worden geleid door Utrechtse innovatiewetenschappers Marko Hekkert en Koen Frenken. Duurzaamheidsonderzoeker Ellen Moors is betrokken bij een derde consortium. Alle drie de onderzoekers zijn verbonden aan de faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht.

Met het programma ‘Duurzame Businessmodellen’ wil NWO nieuwe kennis en methoden ontwikkelen die de overgang naar duurzame businessmodellen in Nederland versnellen. In de consortia werken wetenschappers, bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties samen.

“Door de intensieve kennisuitwisseling tussen wetenschap en maatschappelijke organisaties kunnen we snel kennis opdoen”, vertelt Marko Hekkert, projectleider en hoogleraar Innovatiestudies aan de Universiteit Utrecht. “Om te bereiken dat duurzame businessmodellen het standaard businessmodel worden, hebben we nog een lange weg te gaan. Juist daarom is dit NWO-programma, waarin we nauw samenwerken met overheden en bedrijven die heel actief zijn op dit vlak, zo interessant.”

In totaal zijn drie Utrechtse geowetenschappers betrokken bij de projecten. Twee van de vijf consortia worden geleid door Utrechtse geowetenschappers, en bij een derde is de Universiteit Utrecht nauw betrokken. Prof. dr. Marko Hekkert staat aan het hoofd van 'Innovatiesystemen- en organisatie', en prof. dr. Koen Frenken leidt 'Het opschalen van autodelen in Nederland'. In het consortium 'Transitie naar duurzame bedrijfsmodellen' is prof. dr. Ellen Moors een van de meewerkende onderzoekers.


Smappee wordt steeds veelzijdiger

Smappee, het bedrijf achter de gelijknamige energiebuddy waarmee je kunt besparen op je stroomrekening zonder aan comfort in te boeten, blijft innoveren. De nieuwste update van de Smappee-app biedt de gebruiker nog meer functionaliteit en nog meer gebruiksgemak dan voorheen.

Wil je dat je tv en de bijbehorende decoder uitgeschakeld worden als je gaat slapen of als er niemand meer thuis is? Of dat de apparatuur in je thuiskantoor uitgezet wordt wanneer je je woning verlaat? Dat kan nu via ‘triggers’. Met de nieuwe ‘trigger’-opties kun je zelfs elektrische toestellen uitschakelen als je verbruik te hoog oploopt of elektrische laders inschakelen als je zonnepanelen veel stroom produceren. Ook kun je een vakantieschema opstellen dat je aanwezigheid simuleert door ’s avonds een aantal lampen te laten branden en er tegelijk voor zorgt dat de toestellen die via een Smappee-comfortplug aangesloten zijn uitgeschakeld worden. Op die manier verhoogt Smappee je comfort en bespaar je nog meer energie.

Daarnaast zijn er verschillende verfijningen in de app doorgevoerd. Elektrische toestellen in huis worden nu bijvoorbeeld nog beter herkend. Bovendien worden ze voortaan gerangschikt aan de hand van hun stroomverbruik, zodat je onmiddellijk ziet welk apparaat de meeste energie opslurpt. Simpel doorklikken brengt je bij het ‘Toestel DNA’, een visuele ID die zowel inzicht geeft in het energieverbruik per dag, week, maand of jaar als in de kosten die daaraan verbonden zijn. Verder is de installatieprocedure vereenvoudigd en versneld en is het aantal FAQ’s dat gebruikers kunnen raadplegen fors vergroot. 

dinsdag 28 oktober 2014

IKEA Haarlem bijt spits af met speciale shop voor zonne-energie

IKEA Haarlem is sinds vandaag de eerste Nederlandse winkel van het Zweedse woonwarenhuis met een speciale shop voor zonne-energie. Het aanbod bestaat uit complete systemen voor zonne-energie, inclusief advisering, installatie, online monitoring van het rendement en garantie. Daarmee stelt IKEA samen met het gespecialiseerde energiebedrijf Hanergy haar Nederlandse klanten in staat fors te besparen op de energierekening. Door zelf schone energie op te wekken, dragen mensen bovendien bij aan het realiseren van een duurzamer leven thuis.

Nederland is na Groot-Brittannië de tweede markt waar IKEA complete systemen voor zonne-energie aanbiedt. IKEA FAMILY leden profiteren van 15 procent voordeel op de totaalprijs. Gespecialiseerde medewerkers van Hanergy adviseren IKEA klanten niet alleen over het optimale systeem voor hun situatie, zij wijzen hen ook op de mogelijkheid btw terug te vragen en een zogenoemde groene lening aan te vragen.

De prijs voor het kleinste systeem is 3200 euro exclusief BTW en de prijs voor een gemiddeld systeem is 4400 euro exclusief BTW voor een volledige installatie. Met de offerte ontvangen zij ook een realistische prognose van de jaarlijkse besparing aan energiekosten en de terugverdientijd van het volledige systeem. Een gemiddelde opstelling van 2,5 kW kan bijvoorbeeld per jaar ongeveer 2.410 kWh genereren, wat een besparing van zo’n 500 euro (50 procent) op de kosten voor elektriciteit oplevert. Het rendement op de investering kan oplopen tot 11 procent per jaar.
 

BP investeert 2 miljoen in fundamenteel onderzoek UT

BP investeert de komende vijf jaar twee miljoen euro in fundamenteel onderzoek door de vakgroep Physics of Complex Fluids van UT-onderzoeksinstituut MESA+. Doel van het onderzoek is om beter te begrijpen hoe olie vastgeplakt zit aan het poreuze gesteente van een olieveld op een moleculair niveau. Toepassing van deze kennis moet het mogelijk maken om meer olie uit bestaande velden te kunnen halen.

Momenteel kan een groot gedeelte van de olie uit een olieveld niet gewonnen worden omdat het ‘plakt’ aan poreus gesteente; gemiddeld kan ongeveer twee derde van de olie niet naar boven worden gehaald. Om de olie zo veel mogelijk los te spoelen wordt doorgaans zeewater in het olieveld gepompt. Het was al bekend dat je door het verminderen van de hoeveelheid opgeloste stoffen in het water meer olie kunt winnen. Momenteel past BP voor het eerst zijn LoSal® EOR technologie toe bij een olieplatform in de Noordzee, waarbij de zoutconcentratie van het water wordt verlaagd.

Om deze technologie verder te verbeteren onderzoeken wetenschappers van de Universiteit Twente welke componenten van de ruwe olie op welke manier aan het gesteente blijven plakken. Dit in de hoop dat een beter begrip hiervan op een fundamenteel niveau het mogelijk maakt om meer olie uit een veld te kunnen winnen.

BP investeert de komende vijf jaar twee miljoen euro in het onderzoek van de vakgroep Physics of Complex Fluids. Hiermee verlengt BP een samenwerkingsproject met de vakgroep dat al langer loopt. Prof. dr. Frieder Mugele, hoofd van de vakgroep, noemt het zeer positief dat het bedrijf niet kiest voor kortlopende deelprojecten, maar inzet op langdurige strategische samenwerking. “BP wil echt op fundamenteel niveau weten wat er aan de hand is. Door het lange termijn karakter en de grootte van het project kun je als onderzoeker echt iets bijdragen. Het ultieme doel van het onderzoek is BP-ingenieurs in staat stellen om de olievelden waarmee ze werken beter te begrijpen en ze met de kennis die we genereren in staat te stellen om zoveel mogelijk olie naar de oppervlakte te krijgen.”

Handel op gashandelsplaats TTF stijgt naar recordhoogte

Het jaar 2014 duurt nog een paar maanden, maar nu al is duidelijk dat dit jaar op de Nederlandse gashandelsplaats TTF (Title Transfer Facility) meer is verhandeld dan in geheel 2013. Dat blijkt uit de spectaculaire groei van het verhandelde volume. Werd in heel 2013 8.287 TWh verhandeld, begin deze maand stond de teller van de directe handel (OTC) al op 9.182 TWh. Daarmee zet de tussensprint van TTF in het eerste halfjaar van 2014 door. De groeicijfers demonstreren dat Nederland zich in Europa in snel tempo heeft ontwikkeld tot één van de meest aantrekkelijke handelsplaatsen voor gas.

Verreweg het grootste deel van de handel op TTF vindt plaats via OTC: Over-The-Counter. Dit betreft directe handel tussen partijen, al dan niet met tussen­komst van een makelaar (broker). In Europa steken twee gas hubs met kop en schouder (samen ruim 80%) boven de gashandelsplaatsen in de rest van Europa uit: het Britse NBP (National Balancing Point) en TTF. Tot in het voorjaar van 2014 was NBP iedere maand de nummer één in OTC-handel, maar TTF heeft deze koppositie overgenomen. Zodanig zelfs dat gerekend over het meest recente gasjaar (oktober 2013 - september 2014) er meer OTC-handel heeft plaatsgevonden op TTF dan op NBP.  Over de maand september van 2014 was dat 1.138 TWh op TTF en 796 TWh op NBP. Een goed werkend TTF versterkt de leveringszekerheid en zorgt er bovendien voor dat vraag en aanbod goed hun werk kunnen doen.

Naast de OTC-handel vindt het overige deel van de gashandel plaats via een gasbeurs, vooral via ICE (Inter Continental Exchange). Ook hier zit TTF in de lift. In september werd na februari en juni voor de derde keer dit jaar een “record high” gescoord.

maandag 27 oktober 2014

Cogas start proeftuin voor eigen energievoorziening

“Nu alvast investeren in slimme technologie om te voorkomen dat we in de toekomst onnodig veel koper in de grond moeten leggen”. Zo begint Marcel Gehrels, senior projectleider duurzame energie, zijn uitleg over de proeftuin duurzame energie bij het Cogas terrein in Almelo.

Koper? “Infrastructuur. Kabels en transformatoren”, verduidelijkt Gehrels. “We willen via de bestaande netwerken zoveel mogelijk duurzame energie kunnen leveren. In deze proeftuin onderzoeken we welke technologieën daarvoor nodig zijn en hoe we die aan elkaar kunnen koppelen.”

Cogas faciliteert en ondersteunt meerdere proeftuinen in de regio, maar dit project is volledig in eigen beheer. Gehrels: “We kozen ons eigen gebouw als proeftuin. Zo hebben we zelf de regie en kunnen we direct testen wat het effect is. We gaan onderzoeken of we onze locatie zo kunnen inrichten dat we op de lange termijn het huidige energienetwerk niet of nauwelijks nog hoeven te belasten. Deze proeftuin is de bodem voor grotere proeftuinprojecten.”

Wat gebeurt er precies in de proeftuin? “We willen een ‘smart grid’, een slim netwerk, ontwikkelen dat duurzame energie kan opwekken, opslaan en reguleren. Voor het opwekken van energie worden de daken en de tuin van ons gebouw voorzien van ongeveer 400 gesubsidieerde zonnepanelen. Microturbines op ons terrein maken van aardgas elektriciteit en warmte. Om je een idee te geven: 20 kW aardgas maakt 3 kW elektriciteit en 15 kW warmte.

Voor de opslag van elektriciteit wordt een proef gedaan met twee milieuvriendelijke zeezoutbatterijen. De zeezoutbatterijen worden ontwikkeld om de stroom op te slaan als er weinig afname is en om de elektrische auto’s van Cogas snel op te kunnen laden. Gehrels: ‘We willen toe naar elektrische auto’s voor ons woon-werkverkeer, die rijden op energie die we zelf opwekken. We delen de auto’s onderling. Op deze manier verwachten we per jaar 200 ton aan CO2 uitstoot te kunnen besparen”.

Het kloppende hart in de Cogas proeftuin is balancing software. Deze moet de opgewekte energie reguleren en afgeven waar en wanneer nodig. “Komen er veel zonnige dagen aan? Dan moet de computer zorgen voor het signaal ‘extra opslaan’. Is er een auto ingepland, maar bijna leeg? Dan zorgt het systeem ervoor dat die auto op tijd opgeladen is. De software verbindt opwek met opslag en met gebruik”, legt Marcel uit.

De proeftuin gaat dit najaar van start. Eind 2015 wil Cogas de eerste resultaten oogsten. Marcel: “Doet de zeezoutbatterij wat ‘ie belooft? Levert de microturbine het gewenste effect op en wat is de invloed van deze hoeveelheid zonnepanelen op ons netwerk? Welke software is nodig om de energie goed te reguleren en kunnen we onze CO2-uitstoot beduidend omlaag brengen?.”

Cogas past in deze proeftuin crowdfunding toe. Dat betrekt niet alleen de medewerkers van Cogas bij het project, het zorgt er ook voor dat het concept te herhalen is bij andere bedrijven. Het totale vermogen van de zonne-installatie wordt in delen geknipt: zonnedelen. Die zonnedelen worden verkocht aan belangstellenden. “Het geïnvesteerde bedrag gebruiken we om de zonne-installatie te financieren. De investeerder krijgt een mooi rendement op het geïnvesteerde bedrag, ongeveer 3% per jaar, net als bij eigen zonnepanelen afhankelijk van de elektriciteitprijs en het aantal uren zon. Na een periode van 15 jaar krijgt hij of zij het ingelegde bedrag terug. Zo kan iedereen bijdragen aan duurzame energie, ook al heb je een eigen dak dat niet geschikt is voor zonnepanelen.

Hoofdkantoor Oilinvest naar Den Haag

Oilinvest (Nederland) B.V. heeft ervoor gekozen om zich te vestigen in het World Trade Center in het Haagse Beatrixkwartier. Het moederbedrijf van onder meer Tamoil en HEM is brandstofleverancier in de Europese olie- en gassector. De Oilinvest Groep raffineert ruwe olie en vermarkt geraffineerde olieproducten in Italië, Duitsland, Zwitserland, Spanje en Nederland.

Het Haagse gemeentebestuur zegt verheugd te zijn over de komst van het hoofdkantoor van Oilinvest (Nederland) B.V. naar Den Haag. Wethouder Karsten Klein (Economie): "Oilinvest is een aanwinst voor de stad en de vestiging van het hoofdkantoor laat zien dat Den Haag een aantrekkelijke vestigingsplaats is voor internationale bedrijven. Bij het aantrekken van nieuwe bedrijven zetten we in op samenwerking met sterke en groeiende economieën. Dat werpt zijn vruchten af: naast de vestiging van bedrijven als APM Terminals, Damco, Q8, Muntajat, heeft weer een internationaal gerenommeerd bedrijf voor onze mooie stad gekozen."

De gemeente Den Haag heeft in het acquisitietraject nauw samengewerkt met de landelijke- en regionale acquisitiebureaus WestHolland Foreign Investment Agency en Netherlands Foreign Investment Agency.

Gelderse windvisie kan rekenen op steun

windturbine; bron provincie GelderlandIn Provinciale Staten tekent zich een meerderheid af voor de plannen die het college van Gedeputeerde Staten in de Windvisie heeft neergelegd.

Het doel van de visie is om in 2020, volgens afspraken met het Rijk, 230,5 MW met windenergie op te wekken. Daarvoor zijn gebieden aangewezen die volgens het college het meest kansrijk zijn. Een aantal fracties schaart zich met pijn in het hart achter het voorstel omdat het nu eenmaal een bestuurlijke afspraak en dus realiteit is. Zij blijven van mening dat er teveel naar wind wordt gekeken en niet naar andere alternatieven. Op 12 november wordt het definitieve oordeel in de Statenvergadering uitgesproken.

In de Statencommissie Mobiliteit, Innovatie en Economie (MIE) werd op 15 oktober uitvoerig gediscussieerd over de voor- en nadelen van windenergie. Windturbines werden vergeleken met ‘openbare verbrandingsovens van gemeenschapsgeld’. Zij zouden echte innovatie blokkeren. Ook de impact op het landschap, de overlast voor omwonenden en veiligheid hield de Statenleden bezig. Maar dat er gezocht moet worden naar vormen van hernieuwbare energie om minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen is voor iedereen een gegeven.

Een apart punt van aandacht vormde de locatie de Bijvanck bij Angerlo. Aan het college werd gevraagd hieraan een aparte status te verlenen omdat er al een inpassingsplan in de maak is. Ook waren er zorgen bij de Statenleden over lokaties in de visie die inmiddels zijn vervallen vanwege besluiten van gemeenteraden of bezwaren van bijvoorbeeld Rijkswaterstaat. Wageningen is zo’n locatie. Daaraan gekoppeld wordt de vraag of het provinciale doel in 2020 wel gehaald kan worden. Belangrijk voor veel fracties is het draagvlak bij gemeenteraden voor het bouwen van windturbines.

Gedeputeerde Annemieke Traag zal voor de vergadering van Provinciale Staten van 12 november een vervolgvoorstel opstellen. Het college gaat dan nader in op de Bijvanck en andere vragen die door de fracties zijn opgeworpen zoals een gedragscode. Zij benadrukte dat in de tweede helft van 2015 de voortgang op de meest belangrijke locaties wordt geëvalueerd. Dat moet duidelijkheid geven over de haalbaarheid van de provinciale doelstelling.

vrijdag 24 oktober 2014

Sportverenigingen kunnen 30 miljoen euro besparen op energie

Sportverenigingen kunnen via eenvoudige maatregelen gezamenlijk tot 30 miljoen euro per jaar besparen op hun energierekening. Dit bedrag is vergelijkbaar met het geld dat Nederland jaarlijks uitgeeft aan alle topsportsubsidies bij elkaar. Veel sportverenigingen hebben het financieel moeilijk en energiebesparing kan ze helpen het hoofd boven water te houden. Om deze energiebesparende maatregelen te kunnen nemen, gaat Nuon amateur-sportverenigingen helpen.

Nuon gaat sportclubs financieel ondersteunen met energiebesparing en duurzame energie. Clubs die in aanmerking willen komen, kunnen vanaf vandaag meedoen met de Nuon Club Competitie. Daarin kunnen sportverenigingen een bedrag ter hoogte van de jaarlijkse energierekening winnen om te investeren in energiebesparing en duurzame energie. Onder meer Kim Lammers, voormalig hockey-international, en sportjournalist Toine van Peperstraten zitten in de jury van deze landelijke wedstrijd.

Nederland telt zo'n 25.000 sportverenigingen. De helft hiervan heeft te maken met dalende inkomsten. Voor steeds meer clubs is de energierekening een grote kostenpost. Via eenvoudige maatregelen kan de energierekening tot duizenden euro's omlaag. Landelijk kunnen sportverenigingen met elkaar jaarlijks 20-30 miljoen euro besparen, blijkt uit berekeningen van Nuon. Dat zou een enorme investering in de amateursport kunnen betekenen. Maar die maatregelen kosten geld en vergen een investering, daarvoor is meestal geen geld beschikbaar. Om een aantal clubs te helpen, gaat vandaag de Nuon Club Competitie van start.

In de Nuon Club Competitie gaan sportclubs uit heel Nederland met elkaar de strijd aan om het bedrag ter hoogte van de energierekening van afgelopen jaar te winnen. Leden van verenigingen kunnen hun creatieve ideeën om energie te besparen insturen. Een jury maakt in november een eerste selectie op originaliteit. Het publiek bepaalt vervolgens de winnaar in december. Negen verenigingen met de meeste stemmen winnen een bedrag ter hoogte van hun energierekening van afgelopen jaar. De winnaars krijgen vervolgens een energieadviseur op bezoek en ontvangen prijzengeld, te investeren in maatregelen om de energierekening van de vereniging te verlagen. De clubs hoeven geen klant van Nuon te zijn om mee te doen aan de wedstrijd.

Schiphol krijgt niet opnieuw ontheffing voor beheer eigen energienetwerken

Schiphol krijgt niet opnieuw ontheffing voor het beheren van eigen netwerken in elektriciteit en gas. Dat heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) besloten. Met de bestaande ontheffing mag Schiphol zelf bepalen hoe zij het netwerk beheert en welke transporttarieven zij aan haar klanten vraagt voor gas en elektriciteit. Die klanten zijn de bedrijven die op het terrein van Schiphol gevestigd zijn, zoals de winkels, fastfoodketens, overslagbedrijven of kantoren van vliegtuigmaatschappijen. ACM houdt bij netwerken met een ontheffing toezicht op de redelijkheid van de transporttarieven, de veiligheid en kwaliteit. Met de invoering van nieuwe wettelijke regels in 2012 moesten bedrijven die een ontheffing hadden, zoals Schiphol, een nieuwe ontheffing aanvragen.

In Nederland moet elk bedrijf en huishouden via een openbare netbeheerder aangesloten zijn op het netwerk voor gas en/of elektriciteit. ACM houdt niet alleen toezicht op bijvoorbeeld de veiligheid van die netten, maar bepaalt ook de leveringsvoorwaarden en maximumtarieven voor het transport die de netbeheerders aan hun klanten mogen doorberekenen. In sommige gevallen is het toegestaan om zelf een netwerk in bezit te hebben en te beheren. Bijvoorbeeld als het netwerk primair elektriciteit of gas voor de eigenaar transporteert.

Schiphol heeft al lange tijd een ontheffing om een eigen netwerk te mogen beheren. Daarmee mocht zij zelf de transportprijzen vaststellen die zij aan haar klanten wilde berekenen. ACM houdt wel toezicht op de veiligheid en kwaliteit van het net en of afnemers kunnen overstappen naar een andere energieleverancier. Met de invoering van nieuwe wettelijke regels in 2012 moesten ook alle bedrijven die tot dan toe een ontheffing hadden, een nieuwe ontheffing aanvragen. De reden dat zij een nieuwe ontheffing moesten aanvragen, was dat er meer eisen aan het beheer van zulke netwerken werden gesteld. Zo kan ACM sinds de wetswijziging nu ook de gebruikte rekenmethode voor de transporttarieven toetsen.

ACM heeft na de aanvraag van Schiphol onderzoek verricht naar het netwerk van Schiphol. Hieruit bleek dat Schiphol verschillende netwerken heeft die los van elkaar werken. Dat betekent dat Schiphol een ontheffing per net moet aanvragen, hetgeen Schiphol weigert. Henk Don, bestuurslid ACM: “We zijn diverse malen met Schiphol in gesprek geweest om tot een oplossing te komen. Daarbij hebben we om aanvullende informatie gevraagd om daarmee desnoods zelf te kunnen bepalen of we die meerdere ontheffingen konden geven. Die informatie wil Schiphol niet leveren. We kunnen nu niet anders beslissen dan de wettelijk vereiste ontheffing te weigeren. Daarmee moet Schiphol nu een keuze maken: zelf een netbeheerder aanwijzen die de taak van netwerkbeheer van Schiphol gaat overnemen, dan is geen ontheffing meer nodig, of in beroep gaan. Eventueel kan de minister besluiten om in te grijpen door zelf een netbeheerder aan te wijzen.”

‘Energielegioen’ helpt wijkbewoners met energievragen

Om bewoners van de Rotterdamse wijk Feijenoord bewuster te maken van hun energieverbruik en energienota starten welzijnsorganisatie DOCK, de gemeente Rotterdam, netbeheerder Stedin en energiebedrijf Eneco de campagne ‘Het Energielegioen’. Het Energielegioen bestaat uit dertig vrijwilligers die de bewoners van deze wijk gaan helpen met vragen en problemen op het gebied van energie.

DOCK, dat actief is in meerdere grote gemeenten, ontvangt dagelijks een groot aantal energiegerelateerde vragen. Leyla Cakir van DOCK: “Deze campagne is een onderdeel van onze armoedebestrijdingscampagne De Verborgen Bloemen. Wij vinden het belangrijk dat bewoners zelfredzaam zijn als het gaat om uitgaven en inkomsten. Met name in wijken met lagere inkomens is energie een terugkerend thema. Bewoners benaderen ons met vragen over betalingsproblemen of een te hoog verbruik. Door middel van huisbezoeken en voorlichtingssessies gaan we tips en adviezen geven over energiebesparing. Wij zijn enthousiast over de samenwerking met Eneco. Enerzijds omdat veel wijkbewoners klant zijn van Eneco, anderzijds omdat zij veel kennis heeft over energiebesparing en deze wil delen met de vrijwilligers.”

Anneke van Kollenburg namens Eneco: “Als energiebedrijf hebben we een maatschappelijke rol als het gaat om basisvoorzieningen als elektriciteit en gas. Dankzij deze samenwerking kunnen we mensen op weg helpen naar een lagere energierekening en voorkomen dat er bijvoorbeeld financiële problemen ontstaan vanwege de energienota.”

De vrijwilligers van het Energielegioen hebben een speciale training gehad en komen zelf ook uit de wijk. Ze kunnen hun buurtbewoners helpen bij problemen met de energierekening en adviseren op het gebied van energiebesparing. Onder meer doordat ze de juiste ingang bij Eneco kennen, waardoor ze bijvoorbeeld direct duidelijkheid kunnen verschaffen over een mogelijke betalingsregeling of te hoog termijnbedrag. Van Kollenburg: “Met de winter voor de deur willen we met dit initiatief ook voorkomen dat mensen afgesloten worden. Door eerder met ze in contact te komen en te kijken welke mogelijkheden er zijn.”

Het Energielegioen trekt vanaf 8 oktober de wijk in en verwacht tot het einde van het jaar ongeveer 2000 huisbezoeken af te leggen.

donderdag 23 oktober 2014

EnergySense van start in Oosterparkwijk

Sinds kort is het mogelijk zom mee te doen aan EnergySense. Het prestigieuze project vanuit Rijksuniversiteit Groningen en Hanzehogeschool Groningen, waarbij huishoudens zonder veel moeite bijdragen aan energie-oplossingen voor de toekomst, start in De Oosterparkwijk in Groningen.

De overgang naar een duurzame samenleving vraagt om nieuwe kennis en de toepassing daarvan. EnergySense is een grootschalig onderzoek, gericht zich op het begrijpen van veranderingspatronen in houding, gedrag en energiegebruik. EnergySense wil 10.000 huishoudens betrekken in het onderzoek. Daarmee is EnergySense een exclusieve proeftuin (‘living lab’) waarin vele kansen liggen voor verder onderzoek, en ontwikkeling van innovatieve producten en diensten.

Onderzoekers focussen zich onder andere op vraagstukken gerelateerd aan betaalbare duurzame warmte voor particulieren. Een bron van onderzoekgegevens zijn energiegegevens uit slimme meters. In de meterkasten van huishoudens in De Oosterpark worden door netwerkbeheerder Enexis momenteel slimme meters geplaatst. Indien de slimme meter is geplaatst, is deelname aan EnergySense mogelijk.

Na De Oosterpark, zullen slimme meters worden geplaatst in andere wijken in Groningen. EnergySense zoekt nog deelnemers die een slimme meter hebben. Meedoen is uiteraard kosteloos, inschrijven gaat via www.energysense.nu. Door mee te werken aan dit onderzoek draagt elke deelnemer bij aan energie-oplossingen voor de toekomst.

150 Utrechters maken plan voor duurzaam energiegebruik

Utrecht kiest voor een baanbrekende methode om een grootschalig plan voor de overgang naar duurzame energie te maken. Via een lotingsprocedure worden uit alle inwoners van Utrecht 150 bewoners geselecteerd om met elkaar dit plan op te stellen.

De Utrechtse ambitie om zo snel mogelijk onafhankelijk te zijn van fossiele energie gaat alle Utrechters aan. Daarom wil het Utrechtse college de stad betrekken bij het maken van een Energieplan voor de periode 2016 – 2030. “De overgang naar schone energie is van belang voor alle bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Daarom is het zo belangrijk dat een energieplan voor de lange termijn  de ‘smaak’ van de stad goed weerspiegelt,” aldus wethouder Milieu en Duurzaamheid Lot van Hooijdonk.

Als de gemeenteraad met deze aanpak instemt, vindt het gesprek met de 150 bewoners in de eerste helft van 2015 plaats. Het is de bedoeling om rond de zomer een Energieplan 2016-2030 naar de gemeenteraad te sturen. Het nieuwe plan moet duidelijk maken hoe en in welke stappen de overgang naar duurzaam energiegebruik kan verlopen.

Het boek Tegen Verkiezingen van de Vlaamse schrijver David van Reybrouck vormde een inspiratiebron. Van Hooijdonk: Van Reybrouck zegt: Het gaat erom dat je erachter komt wat bewoners denken als ze daarvoor de tijd, ruimte en informatie van experts krijgen. Ik wil Utrechters  verantwoordelijkheid geven voor een maatschappelijk vraagstuk als de verduurzaming van ons energiegebruik en vertrouw erop dat ze daar goed en verstandig mee omgaan. In Tegen Verkiezingen nodigt Van Reybrouck lezers uit om nieuwe democratische werkvormen te ontwikkelen, die recht doen aan de betrokkenheid van mensen bij maatschappelijke vraagstukken.

De overgang naar duurzaam energiegebruik betekent dat we in Utrecht niet meer energie gebruiken dan de stad (schoon) kan opwekken. In de gemeenteraad is afgesproken om in 2020 30 % energie te besparen en binnen de gemeente grenzen een  toename van 20% aan duurzame energieopwekking realiseren. De energietransitie geeft een belangrijke impuls aan de stedelijke economie: extra banen, betere woningen, minder woonlasten, opgeknapte buurten en zorgt bovendien voor een beter milieu.

Limburgse schoolgebouwen energiezuiniger door nieuw rekenmodel

Aan de hand van een nieuw rekenmodel kunnen scholen zelf snel en eenvoudig uitrekenen hoeveel ze kunnen besparen op de stroom- en gasrekening door het gebouw te isoleren of door zelf stroom op te wekken met zonnepanelen.

Wat is nodig om zoveel mogelijk schoolgebouwen in Limburg energiezuiniger te maken? Met die vraag zijn in 2013 de gemeenten Venray, Horst aan de Maas, Peel en Maas, de schoolbesturen van Dynamiek, Stichting Primair Onderwijs Venray en Prisma, het centrum voor landbouw-, natuur- en milieueducatie Mooiland en de Provincie Limburg aan de slag gegaan. Het resultaat? Inzichtelijk krijgen welke duurzaamheidsmaatregelen nodig zijn om het energieverbruik te verlagen, om binnenmilieu te verbeteren en om de bewustwording van het energiegedrag te stimuleren.

Om het gebruik van het rekenmodel bij de scholen te stimuleren en te optimaliseren, is op zes scholen een pilotproject gestart. Op hoofdlijnen wordt gekeken naar onder andere de techniek (kansrijke maatregelen), kosten, educatieve leerlijn en de financiering. Ervaringen en resultaten vormen de basis voor doorontwikkeling van het rekenmodel. Uiteindelijk kunnen alle scholen in Limburg er gebruik van maken. “Het mooie aan dit initiatief is dat op eigen kracht bewustwording van het energiegedrag en –verbruik een stimulans krijgen. En leerlingen zijn op een actieve en educatieve manier met duurzaamheid bezig”, vindt Bert Kersten, gedeputeerde Energie en Duurzaamheid.

Enexis vervangt gasleidingen in Jekerkwartier (Maastricht)

De komende jaren zijn de hoofdgasleidingen in de binnenstad van Maastricht toe aan vervanging. De Looiersgracht, Ezelmarkt, Lenculenstraat, Verwerstraat, Klein Grachtje, Achter de Molens en Grote Looiersstraat in het Jekerkwartier zijn als eerste aan de beurt. De werkzaamheden duren van 13 oktober tot eind november 2014.

Op ongeveer 17 plekken moet de straat/stoep opengebroken worden. Daardoor kunnen sommige parkeerplaatsen tijdelijk niet of slecht toegankelijk zijn.  Aannemer Van Voskuilen voert in opdracht van Enexis de werkzaamheden uit.

woensdag 22 oktober 2014

Mijlpaal voor SolaRoad: werkzaamheden aanleg pilotproject gestart

Een dezer dagen zijn de werkzaamheden voor de aanleg van het SolaRoad fietspad langs de provinciale weg N203, in Krommenie, gestart. Eind oktober zal het fietspad gereed zijn en kunnen de eerste (brom)fietsers eroverheen. SolaRoad wordt ontwikkeld door TNO, Provincie Noord-Holland, Ooms Civiel en Imtech Traffic&Infra.

Het fietspad langs de N203 in Krommenie is gekozen als pilot-locatie voor ongeveer 100 meter SolaRoad. Gedurende drie jaar zullen diverse metingen en tests uitgevoerd worden om SolaRoad verder te kunnen ontwikkelen. De testen moeten antwoord geven op vragen als: Hoe gedraagt het zich in de praktijk? Hoeveel energie levert het op? En hoe is het om eroverheen te fietsen? Het fietspad ligt gunstig op de zon waardoor de energieopname optimaal is. Ook wordt dit fietspad intensief gebruikt, zodat veel informatie beschikbaar komt over de gebruikseffecten. In de aanloop naar de aanleg is het pad in het laboratorium getest zodat het voldoet aan alle (veiligheids)eisen voor wegdekken.

SolaRoad is een wegdek dat werkt als een zonnepaneel. De zonnestroom uit de weg vindt praktische toepassingen in wegverlichting, verkeersinstallaties, elektrische auto’s (die er overheen rijden) en huishoudens. SolaRoad bestaat uit betonnen modules van 2,5 bij 3,5 meter. In één rijrichting zijn zonnecellen aangebracht onder een geharde glazen toplaag van ongeveer 1 cm. dikte. Deze toplaag laat zonlicht door én is stroef en sterk genoeg voor veilig gebruik door het verkeer. De modules worden onderling aan elkaar verbonden zodat er ook comfortabel over gefietst kan worden.

Enexis maakt planning landelijke aanbieding slimme meter 2015 bekend

Vanaf 2015 zijn alle netbeheerders verplicht om aan hun klanten met een kleinverbruikaansluiting een slimme meter aan te bieden. Dit proces gaat stap voor stap en is naar verwachting in 2020 afgerond. Enexis is de eerste netbeheerder die de planning bekend maakt. Op enexis.nl kunnen klanten van Enexis door middel van het invullen van hun 4-cijferige postcode zien of zij in 2015 in de planning staan. Deze planning wordt ieder kwartaal geactualiseerd zodat klanten altijd 1 jaar vooruit kunnen kijken.

Consumenten​ en zakelijke klanten met een kleinverbruikaansluiting​ kunnen via enexis.nl ​op basis van hun 4-cijferig postcode controleren of Enexis in 2015 in hun postcodegebied de slimme meter aanbiedt. Ook gemeenten en provincies​ kunnen kijken in welke postcodegebieden Enexis in 2015 de slimme meter aanbiedt. Hiermee kan de gemeente desgewenst haar burgers informeren.

Daarnaast heeft Enexis samen met Netbeheer Nederland en verschillende marktpartijen een convenant opgesteld over de samenwerking en informatie-uitwisseling rondom de planning. Voor marktpartijen​ Heeft Enexis een speciaal overzicht​ gemaakt dat aansluit op hun wensen.

Enexis biedt de slimme meter aan bij klanten met een elektriciteitsaansluiting met een capaciteit van maximaal 3x80 Ampère en/of een gasaansluiting van maximaal 40 m³/uur. Daarnaast plaatst Enexis de slimme meter ook bij bijvoorbeeld nieuwbouw, defecte meters en vernieuwing van het netwerk. Deze werkzaamheden staan niet in de planning, omdat deze reguliere meterplaatsingen niet in complete postcodegebieden plaatsvinden. De slimme meter is niet verplicht. Dat betekent dat klanten de plaatsing ervan kunnen weigeren. Meer leest de klant hierover op enexis.nl/slimmemeters​

Zonnecellen in kleding

Circa een derde van onze energie moet in de toekomst uit solar gaan komen. Gelukkig zijn er legio toepassingen van zonnecellen in aankomst. Hier is echter nog wel veel onderzoek voor nodig. TNO en onderzoeksconsortium Solliance werken aan dit onderzoek naar dunne-filmzonnecellen, een moderne en goedkopere variant van de reguliere zonnecel.
 
Het opwekken van zonne-energie krijgt een plek in steeds meer producten Het beeld van de starre, rechthoekige zonnepanelen op de Hollandse daken is te eenzijdig. “Het aantal toepassingen is ontelbaar,” zegt Karel Spee. “Flexibele zonnecelfolies en -plaatjes zijn in tal van producten te gebruiken. Wel is er nog veel onderzoek nodig. Maar het vertrouwen in deze nieuwe toepassingen zal onverminderd toenemen.”
 
TNO en onderzoeksconsortium Solliance werken aan het onderzoek naar dunne-filmzonnecellen, bij machinebouwer Smit Ovens aan nieuwe productietechnieken. Zonnecellen verwerkt in je jurk of jas om je smartphone op te laden. Of een deurbel op zonne-energie. Dit soort producten is al volop commercieel beschikbaar. Zonne-energie gaat een substantiële plek innemen in onze samenleving en energievoorziening. “Circa een derde van onze energie moet uit solar gaan komen”, voorspelt Spee. De potentie van de duurzame energiebron gaat dan ook veel verder dan de bestaande PV-panelen die in groten getale op de daken van huizen en andere gebouwen worden geschroefd. “Klassieke PV-panelen zijn niet flexibel. Ook architectonisch gezien zijn ze niet altijd even fraai.” Uit een recent onderzoeksrapport dat klanten esthetisch verantwoorde toepassingen willen. De standaard op het dak geschroefde zonnepanelen zullen plaats maken voor zonnecellen verwerkt in dakelementen. Ook in gevels en wegen zullen zonne-energiesystemen toegepast worden.

Spee voorziet twee routes, namelijk het verder ontwikkelen van de traditionele PV-panelen, bijvoorbeeld in kleurstelling, naast de opmars van dunne-filmzonnecellen. De ontwikkeling van dunne-filmzonnecellen en -panelen, constateert Spee, wordt al ter hand genomen door een onderzoeksconsortium als Solliance. Het lectoraat van Spee aan Avans Hogeschool gaat zich op praktisch onderzoek richten naar de technologie die nodig is om zonnecellen in allerlei nieuwe producten te verwerken. Zo gaat een groep Avans-studenten aan de slag met zonnecellen geïntegreerd in de spoilers van auto’s en vrachtwagens. “In ons land rijdt twee miljoen vierkante meter aan vrachtverkeer rond. Het oppervlak ligt klaar. Op den duur zou ik ook zonnecellen willen integreren in zeilen van vrachtwagens.”

Het onderzoek wordt mogelijk door de samenwerking in een nieuw onderzoekscentrum met Solliance-partners TNO en Smit Ovens. “De solar-industrie produceert inmiddels volop zonnecelfolie, maar we kunnen er nog amper producten mee maken. Een echte markt bestaat niet, althans niet grootschalig. Productietechnieken staan in de kinderschoenen,” aldus Spee. “Om de technologie betaalbaar te krijgen, is massaproductie nodig. De investeringen komen niet van de grond, omdat er geen afzet is. Maar de afzet is er niet, omdat er geen producten zijn. Om dit kip-ei probleem te doorbreken, moeten er meer demonstratieprojecten komen. Daarmee zal het vertrouwen in nieuwe zonnecelgeïntegreerde producten toenemen. Maar dat die producten er zullen komen, staat buiten kijf.”

dinsdag 21 oktober 2014

Nederland houdt voortaan samen met omliggende landen het elektriciteitsnet in evenwicht

Nederland heeft met Duitsland, België, Oostenrijk, Zwitserland, Denemarken en Tsjechië afgesproken dat de landelijke netbeheerders elkaars direct optredende tekorten en overschotten aan elektriciteit delen. Daardoor hoeven voortaan minder maatregelen genomen te worden in eigen land om het evenwicht op het elektriciteitsnet in stand te houden omdat andere landen nu ook kunnen bijdragen. Dit bewaken van het evenwicht heet balanceren. Maatregelen die hierbij genomen worden zijn bijvoorbeeld het verhogen of verlagen van de productie van elektriciteit door centrales of van het gebruik van elektriciteit door de industrie. Met dit nieuwe systeem is minder inzet nodig omdat eerst naar de direct beschikbare overschotten in andere landen wordt gekeken voordat we in eigen land in actie komen.

“De samenwerking gaat naar verwachting voor Nederland per jaar zo’n 7 miljoen euro opleveren. De landen geven elkaar een vergoeding voor elkaars bijdrage. Die bijdrage wordt in Nederland verrekend in de transporttarieven voor consumenten en bedrijven”, aldus Henk Don, bestuurslid van de Autoriteit Consument & Markt (ACM). ACM heeft het voorstel tot samenwerking dat door TenneT is ingediend, goedgekeurd. Daarmee wordt een succesvolle pilotfase van TenneT afgesloten. In Nederland regelt landelijk netbeheerder TenneT dat ons netwerk in balans blijft. Zij schakelt daarvoor met de goedkoopste partijen in de markt.

Nu de verschillende landen voortaan samen balanceren is de kans dat de spanning van ons elektriciteitsnet wegvalt, nog kleiner geworden. Het continu in balans houden van vraag en aanbod is een belangrijk aspect van de elektriciteitsvoorziening dat voorkomt dat bijvoorbeeld een groot deel van Europa in het donker komt te zitten; een zogenoemde black-out. Met dit besluit wordt een volgende stap gezet naar één Europese markt.

Duurzaamheid nog weinig verankerd in doelen MKB

Slechts één op de twintig MKB ondernemers (5%) ziet duurzaamheid als één van de belangrijkste doelen van de onderneming voor het komende jaar. Het belang dat de ondernemer aan duurzaamheid hecht neemt toe naarmate de onderneming groter is. Ook zetten vrouwelijke ondernemers meer in op duurzaamheid dan mannelijke. Dat blijkt uit een enquête onder 1.248 MKB-ondernemers.

Het verhogen van de omzet of winst is voor meer dan de helft van de ondernemers (55%) het belangrijkste doel voor de komende 12 maanden. Dat is niet vreemd, omdat winst bedrijfseconomisch de bestaansreden van elke commerciële onderneming is. Door het gure economische klimaat van de afgelopen jaren staat winst ook hoog op de agenda en lijkt er weinig ruimte voor doelen met een langere termijn. Het is van belang dat MKB-ers ook duurzaamheid nastreven met hun onderneming; belangrijke grondstoffen worden schaarser, afval produceren wordt duurder en hergebruik van middelen kan veel kosten besparen. Toch ziet slechts één op de twintig MKB ondernemers duurzaamheid als één van de belangrijkste doelen voor de onderneming voor het komende jaar.


Grotere bedrijven geven duurzaamheid meer aandacht in hun bedrijfsdoelstellingen. Zo verankert 1 op de 10 MKB-ers met meer dan 20 werknemers duurzaamheid in de bedrijfsdoelstellingen, terwijl slechts 1 op de 33 ondernemers met minder dan vijf medewerkers in dienst dat doet. Dit is in overeenstemming met andere onderzoeken die aantonen dat grotere bedrijven meer oog hebben voor duurzaamheid. Zij hebben over het algemeen meer mogelijkheden om zich met duurzaamheid bezig te houden. Opvallend is dat deze relatie opgaat tot zo’n 50 werknemers. Naarmate de onderneming nog groter wordt, neemt het belang van duurzaamheid in de bedrijfsdoelstellingen in deze steekproef niet verder toe.

Werkgelegenheid in de duurzame energiesector stijgt

In 2013 werkten ruim 45 duizend mensen in de duurzame energiesector (uitgedrukt in voltijdsequivalenten). Dit is een toename van 24 procent ten opzichte van 2008. In de rest van de economie daalde de werkgelegenheid in deze periode (-3 procent). Ook het aandeel van de duurzame energiesector in de Nederlandse economie steeg. De bruto groei komt vooral door meer investeringen in hernieuwbare energie.

De energietransitie naar een meer duurzame energievoorziening biedt kansen voor de economie. De werkgelegenheid in bedrijven die actief zijn op het gebied van hernieuwbare energie of energiebesparing is in de periode 2008-2013 met bijna 9 duizend voltijdbanen toegenomen tot ruim 45 duizend in 2013. Ook de verdiensten (bruto toegevoegde waarde) in de sector zijn toegenomen. De toegevoegde waarde steeg met 12 procent in de periode 2008-2012 tot 4,2 miljard. Eventuele verdringingseffecten (banen die erbij komen en ten koste gaan van  banen elders) in andere sectoren zijn hierbij buiten beschouwing gelaten. De duurzame energiesector groeit, maar heeft  nog een relatief klein aandeel in de economie (0,7 procent).

Energiebesparing heeft het grootste aandeel in de totale werkgelegenheid in de duurzame energiesector. Vooral de installatie van isolatiemateriaal in bestaande huizen en gebouwen is arbeidsintensief. In 2012 daalde de werkgelegenheid gerelateerd aan isolatiewerkzaamheden. Dit is in lijn met het macro economisch beeld in de bouw.  In 2011 leefde de bouw economisch gezien een beetje op en viel in 2012 weer wat terug.

In 2013 was de duurzame energiesector goed voor 45 duizend voltijdbanen. De productie van hernieuwbare energie leverde 3 duizend voltijdbanen op. In 2013 maakte hernieuwbare energie 4,5 procent van het totale Nederlandse energieverbruik uit. Dat is meer dan in 2008 (3,4 procent). De overige 42 duizend banen zitten in de keten rondom de productiefase van duurzame energie, zoals werkzaamheden aan energiebesparing (bijvoorbeeld de productie en installatie van isolatiemateriaal), zonne-energie, windenergie, de bioketens en elektrisch vervoer. Vooral  de installatie van zonnepanelen en elektrisch vervoer hebbende laatste jaren een flinke groei doorgemaakt. De werkgelegenheid in de keten van bio-energie nam juist iets af in 2012, er zijn geen grote nieuwe productiefaciliteiten bijgebouwd, in tegenstelling tot eerdere jaren.

Arbeidsvolume in de duurzame energiesector, niet-exploitatiefase (gekoppeld aan investeringen), per bedrijfstak, 2012

Arbeidsvolume in de duurzame energiesector, niet-exploitatiefase (gekoppeld aan investeringen), per bedrijfstak, 2012


Bouwnijverheid en industrie belangrijkste spelers

Bedrijven die actief zijn in  de duurzame energiesector zitten wijdverspreid in de Nederlandse economie. De bouwnijverheid heeft veruit het grootste aandeel (59 procent), met werk voor installatie van zonnepanelen, isolatie en windmolens.  De bouwnijverheid wordt gevolgd door de industrie (19 procent) en de zakelijke dienstverlening (ingenieurs en R&D). Tot slot speelt ook de groothandel een belangrijke rol, in bijvoorbeeld de internationale handel van zonnepanelen en biobrandstoffen.

maandag 20 oktober 2014

Alle taxiritten vanaf Schiphol elektrisch

In één klap 167 volledig elektrischt taxi’s erbij: vanaf vandaag verzorgen de taxiorganisaties Bios en Schipholtaxi alle taxiritten vanaf luchthaven Schiphol. Niet alleen een succes voor de taxiwereld en Schiphol, maar zeker ook voor Amsterdam. De gemeente ondersteunde de introductie met haar subsidieregeling voor schone taxi’s en de aanleg van oplaadpunten op eigen terrein en in de openbare ruimte.

Naar schatting heeft meer dan 85% van de taxiritten die vanaf Schiphol vertrekken Amsterdam als eindbestemming. Zo rijden er elke dag meer dan 1.600 taxi’s de stad in vanaf het vliegveld. De luchthaven en taxiorganisaties leveren zo dus een grote bijdrage aan de verbetering van de Amsterdamse luchtkwaliteit en de zichtbaarheid van elektrisch vervoer, met name in de taxibranche.

De gemeente Amsterdam loopt in Nederland voorop met de ontwikkeling van elektrisch vervoer. In de afgelopen vijf jaar is Amsterdam gegroeid tot een living lab voor alle initiatieven op het gebied van elektrisch vervoer. Om de volgende stap in de ontwikkeling van elektrisch vervoer (mede) te kunnen bepalen voert Amsterdam Elektrisch nu het gesprek met haar partners en stakeholders.

Partijen uit het veld van oplaadinfra en vervoer zijn geïnterviewd om te achterhalen wat hun beelden voor de toekomst zijn. In een eerste gezamenlijke sessie in oktober is gesproken over de rol die de gemeente Amsterdam de komende jaren kan en zou moeten vervullen bij de verdere uitrol van elektrisch vervoer. De verkregen input wordt ook gebruikt voor de uitvoeringsagenda duurzaamheid van het college van B&W. Mocht u een verzoek hebben aan de gemeente Amsterdam of een idee over de opschaling van elektrisch vervoer, dan horen wij dat natuurlijk ook graag.

Aanvullende financiering van 150 miljoen euro voor project TenneT

De Europese Investeringsbank (EIB) en TenneT hebben een overeenkomst ondertekend voor een lening van 150 miljoen euro. De overeenkomst maakt deel uit van een financieringspakket met een totale waarde van 450 miljoen euro dat in 2011 met TenneT Holding is overeengekomen. De EIB verstrekt de lening ter ondersteuning van de bouw en exploitatie van het Randstad 380 kV project, de 380 kV hoogspanningsverbinding in de Randstad met een lengte van 83 kilometer.

Geen legalisering windmolen in Schagen

Gedeputeerde Staten (GS) hebben bij de gemeente Schagen een zienswijze ingediend tegen het voornemen een bouwvergunning te verstrekken voor een windmolen aan de Grote Sloot te Sint Maartensbrug en daarmee de bestaande illegale situatie te legaliseren.

GS zijn van mening dat de gemeente zich bij het voorgenomen besluit op een onjuist artikel uit de wet beroept. De gemeente gaat er daarbij ten onrechte vanuit dat het nu niet nodig is een verklaring van geen bezwaar aan te vragen bij de provincie. Het beroep op een ander wetsartikel dan oorspronkelijk heeft de gemeente niet nader beargumenteerd of toegelicht. Daarnaast is het voornemen ook in strijd met het provinciaal windbeleid. Eerder in 2011, is al door de provincie een verklaring van geen bezwaar geweigerd af te geven. Hier is de gemeente tegen in beroep gegaan bij de bestuursrechter. De zitting hierover zal op 21 okt a.s. plaatsvinden.

Stedin en Liander bundelen krachten voor dataverkeer

Regionale netbeheerders Stedin en Liander gaan samenwerken op het gebied van dataverkeer. Daartoe wordt een gezamenlijk mobiel communicatienetwerk gebouwd en beheerd. De belangrijkste toepassing is het uitlezen van slimme meters. Het communicatienetwerk wordt ook gebruikt voor communicatie met andere, toekomstige installaties in de energienetten.

Willem Jan Zwart, CIO van Stedin: ,,We brengen steeds meer intelligentie in onze energienetten aan. In deze ‘smart grids’ zitten sensoren waarmee energiestromen beter gevolgd en op afstand bestuurd kunnen worden. Dankzij de opkomst van de slimme meter en de overgang naar een zogenoemde decentrale energievoorziening zien we dat consumenten in toenemende mate zelf energie opwekken. Maar ook inzicht willen in de eigen energiehuishouding. Daarbij is veilig en betrouwbaar dataverkeer van cruciaal belang. Het is dan ook noodzakelijk om daar nu al voorbereidingen voor te treffen.’’

Stedin en Liander krijgen hierdoor langjarig de beschikking over een CDMA-netwerk, dat vergelijkbaar is met een UMTS- of een GPRS-netwerk maar naar verwachting een langere levensduur heeft. Dat is een belangrijk voordeel, omdat ook slimme meters en andere onderdelen in de energienetten een lange levensduur hebben. Robbert-Jan Stegeman, CIO van Alliander, waartoe Liander behoort: ,,Met deze strategische samenwerking creëren we schaalvoordeel in onze dienstverlening en verlagen we de kosten voor onze klanten. Hiermee realiseren we een toekomstbestendige en kostenbewuste oplossing die aansluit bij de communicatiebehoeftes van de netbeheerders.’’

Alliander Telecom verwierf in 2013 een CDMA-vergunning en een zenderpark, die beide in Utility Connect zijn ondergebracht. Met het ondertekenen van een overeenkomst, neemt Eneco Groep, het moederbedrijf van Stedin, een belang van ruim 40 procent in de onderneming Utility Connect. Utility Connect krijgt een eigen vestiging in Houten onder leiding van huidig Alliander Telecom-directeur Arjan Olde Damink en Sandra Hartog als controller vanuit Stedin. Utility Connect wordt ondersteund op het gebied van aanleg en operationeel beheer door Telecom- en ICT dienstverlener KPN.


‘Energy & Resources’ creëert kansen voor de toekomst

Het onderzoeksthema Energy & Resources is een samenwerking tussen de faculteit Geowetenschappen en de faculteit Bètawetenschappen, en creëert een heel nieuw scala aan kansen en inzichten. Zo’n samenwerking ontstaat niet zomaar, het moet van onderaf groeien en zo tot volle bloei komen, menen Chris Spiers en Bert Weckhuysen. Utrecht is er de perfecte plek voor.
 
Als onderdeel van het Utrechtse strategische thema Duurzaamheid zag in 2013 ‘Energy & Resources’ het levenslicht. Het zorgde er voor dat de twee programmatrekkers, Bert Weckhuysen en Chris Spiers, hun kwaliteiten konden bundelen en daarmee de zaadjes konden planten voor een langdurige, interfacultaire samenwerking. “We zitten nu nog midden in het verkenningsproces”, vertelt Spiers. “En het is ontzettend boeiend om te ontdekken hoeveel fundamentele vragen de betrokken groepen delen in hun onderzoek.”

Chris Spiers is al twintig jaar hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Hij onderzoekt de fysische en chemische eigenschappen van gesteentes in de aardkorst, en wat de implicaties hiervan zijn; variërend van natuurlijke hulpbronnen tot aardbevingen. Bert Weckhuysen houdt zich, als anorganisch chemicus, bezig met het verbeteren van katalysatoren om hernieuwbare energie en materialen te genereren. In 2013 kreeg hij daar de prestigieuze Spinozapremie voor.

Fundamenteel gezien hebben deze twee takken van wetenschap veel overlap, maar praktisch was daar nog niet genoeg van te merken, vindt Weckhuysen. “Het doel kan verschillen, en we werken met andere materialen, maar de onderliggende onderzoeksvraag is vaak hetzelfde. Alleen wat we met de resultaten doen, de implicaties van het antwoord, die verschillen duidelijk.”

vrijdag 17 oktober 2014

Cum laude voor omzetting afval in energie

Maria Fernanda Neira D’Angelo is cum laude gepromoveerd op haar onderzoek waarin ze een microreactor ontwikkelde om organisch afval om te zetten in energie. De Argentijnse deed haar onderzoek aan de faculteit Scheikundige Technologie onder begeleiding van Jaap Schouten en Xander Nijhuis.

Biomassa is momenteel één van de belangrijkste bronnen van duurzame energie in Nederland. Hierbij wordt energie gewonnen uit organisch materiaal. Bij de omzetting van biomassa naar nuttige producten als plastics of brandstof is waterstof nodig en blijft een significant deel van de biomassa over als afval. Ook bij de voedselproductie blijft veel biomassa over als afval. Een katalysereactie genaamd Aqueous Phase Reforming (APR) is een manier om dit afval efficiënt in waterstof om te zetten, dat vervolgens weer gebruikt kan worden voor de bewerking van biomassa of elektriciteitsopwekking in een brandstofcel. Doordat APR in de vloeibare fase wordt uitgevoerd, hoeft de biomassa niet eerst gedroogd te worden, waardoor dit proces veel efficiënter is.

Neira D’Angelo heeft zich gericht op het ontwikkelen van een reactor om deze reactie te laten plaatsvinden – iets waar tot nog toe weinig studies naar waren gedaan. Ze is er volgens haar promotoren in geslaagd zowel de katalyse als de reactor te optimaliseren. Haar begeleiders loven haar onafhankelijkheid en haar initiatief om regelmatig nieuwe ideeën of benaderingen te proberen. Haar werk is bovendien in voor haar vakgebied bovengemiddeld aangeschreven wetenschappelijke tijdschriften verschenen.