Pagina's

maandag 30 juni 2014

Chemiereus Merck neemt 'slim glas'-expert Peer+ over

De Duitse multinational Merck neemt per 1 juli Peer+ over. Deze TU/e-spinoff ontwikkelt het product Smart Energy Glass, een raam dat met behulp van LCD-technologie het buitenlicht kan dimmen en tegelijk zonne-energie opwekt. 

Merck nam in 2011 al een 70-procentsbelang in Peer+, dat in 2008 is opgericht. De fijnchemiereus neemt nu de resterende 30 procent over, inclusief de 3 procent in handen van de TU/e, en krijgt daarmee ook het stuur in handen. De overnameprijs wordt niet bekend gemaakt. De R&D van het nieuwe Merck-onderdeel blijft in Eindhoven. De personeelsbezetting, momenteel circa 10 man, zal ongeveer gelijk blijven, verwacht Teun Wagenaar, een van de oprichters van Peer+.

Tijdens zijn TU/e-promotie-onderzoek kwam Casper van Oosten in aanraking met materialen die de basis vormen voor de oprichting van Peer+, in 2008. Van Oosten richtte het bedrijf op samen met Wagenaar, gesteund door de TU/e. Het bedrijf won meerdere innovatiesubsidies, waaronder een Valorisation Grant van STW, om hun product naar de markt te krijgen.

De overname vloeit voort uit de strategie van Merck om te investeren in expertise op gebied van liquid-crystal-technologie, om innovatieve nieuwe toepassingen te vinden. De multinational wil via partnerondernemingen het Smart Energy Glass op de markt gaan brengen. Het product biedt geheel nieuwe architectonische mogelijkheden, aldus Merck. Het ‘slimme glas’ kan nu al binnen een paar seconden schakelen van licht-doorlatend naar verduisterend. In de toekomst wordt continu-variabel dimmen mogelijk, waarbij elk raam een andere kleur kan krijgen.

Er is in Eindhoven al een R&D-productielijn. Merck wil in 2015 de eerste projecten gaan doen middels een pilot-productielijn die maatoplossingen gaat leveren aan projecten in het ‘premium segment’ van glasgevels.

Visie op duurzame brandstoffenmix aangeboden aan Mansveld

Vanmiddag heeft manager Duurzaamheid & Techniek van RAI Vereniging, Jaap Tuinstra, namens alle 100 deelnemers aan het visietraject de eindrapportage van de visie Duurzame Brandstoffenmix aan staatssecretaris Mansveld overhandigd.

Deze visie beschrijft hoe vervoersmiddelen efficiënter gemaakt kunnen worden en welke duurzame brandstoffen op welk moment in de tijd ingezet moeten worden om een bijdrage te leveren aan de klimaatdoelen uit het SER Energieakkoord.

In dat akkoord zijn ambitieuze lange termijndoelen voor vervoer in Nederland afgesproken. Zo moet op lange termijn (2050) de CO2-uitstoot van de sector met 60% zijn verminderd ten opzichte van 1990. Om deze doelen te realiseren is afgesproken dat deze gezamenlijke visie op een duurzame brandstoffenmix in Nederland voor de zomer gereed moest zijn. Afgelopen half jaar hebben hier meer dan 100 partijen aan gewerkt uit het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, centrale en decentrale overheden en kennisinstellingen.

Alleen met een combinatie van efficiënte vervoersmiddelen en duurzame brandstoffen kunnen de reductiedoelstellingen gehaald worden. Dit betekent: elektriciteit en waterstof waar mogelijk, hernieuwbaar gas en duurzame biobrandstoffen als overbrugging tussen het gebruik van fossiele olie en volledig hernieuwbare energiebronnen.

RAI Vereniging is blij met het behaalde resultaat. “De aangegeven brede mix van brandstoffen houdt een heleboel opties open, maar geeft wel richting”, aldus Tuinstra, “Op deze manier kunnen we met behoud van marktwerking en met respect voor toekomstige ontwikkelingen voldoen aan de doelstellingen uit het vorig jaar door ons mede ondertekende SER Energieakkoord. De intensieve overleggen van het afgelopen half jaar hebben geleid tot een afgewogen verhaal met een mooie uitkomst.”

De vervolgstap op deze visie is het ontwikkelen van een actieplan. In dat plan worden concrete afspraken gemaakt over hoe de doelstellingen uit de visie gerealiseerd kunnen worden. Dit actieplan zal in het najaar worden aangeboden aan het kabinet.

woensdag 11 juni 2014

Duurzame algenteelt krijgt vaste voet aan de grond

Vier jaar na de eerste optimistische berekeningen blijkt de experimentele teelt van algen te voldoen aan de verwachtingen. De productiekosten zijn inmiddels meer dan gehalveerd, terwijl de opbrengst van enkele oogstcomponenten de kosten al overstijgt. Daarmee lijkt de duurzame productie van grondstoffen voor voedsel en veevoer, chemicaliën, materialen en biobrandstof economisch haalbaar binnen de gestelde termijn tot 2025, concludeert prof. René Wijffels, hoogleraar Bioprocestechnologie aan Wageningen University op basis van experimenten in de Wageningse onderzoeksfaciliteit AlgaePARC.

In AlgaePARC wordt door de leerstoelgroep Bioprocestechnologie en Food and Biobased Research van Wageningen UR gezamenlijk onderzoek aan algen gedaan. Met metingen aan zeven algenproductiesystemen en berekeningen toont Wageningen UR aan hoe de kosten van de productie van microalgen in Nederland variëren naargelang de gebruikte productiemethode. Zo zijn de kosten van het veel toegepaste, goedkope model, de ‘raceway-vijver’, ruim dubbel zo hoog als die van het moderne vlakkeplaatsysteem. Het racecircuit is een systeem waarbij water en algen in een open vijver via een schoepenrad voortdurend in beweging wordt gehouden. Daar werden in 2010 al weinig verbeteringen van verwacht. Het vlakke plaatsysteem is gesloten met aan de kussenvormige bovenzijde licht doorlatende folie. Terwijl de kosten om een kilogram gedroogde algen te produceren voor de raceway-vijver ca. 6 euro zijn, bedraagt die van het vlakkeplaatsysteem nu nog slechts 2,26 euro per kilogram gedroogde algenmassa. Met zo’n zelfde installatie – telkens omgerekend naar een oppervlakte van honderd hectare - op de Canarische Eilanden zakken de productiekosten nog verder tot 1,37 euro per kilogram. “Met wetenschappelijk onderzoek kan dit ontwerp in 2025 verder geperfectioneerd worden”, denkt prof. Wijffels. “Dan kunnen de kosten in de zonnige mediterrane landen tot 0,75 euro per kg dalen”.

Het in handen hebben van een grote hoeveelheid biomassa is nog niet hetzelfde als een commercieel product. Daartoe dient de biomassa in componenten gescheiden en gezuiverd te worden. De hoofdgroepen aan bestanddelen zijn eiwitten, koolwaterstoffen, vetten en andere waardevolle chemische verbindingen, zoals vitaminen, antioxidanten en kleurstoffen. De kosten voor de bioraffinage schatten de onderzoekers op 1-1,50 euro per kilogram biomassa. “Deze kostprijs hebben we nu voor het eerst met een redelijke mate van betrouwbaarheid kunnen berekenen. En hier valt in de toekomst nog veel winst te behalen,” licht prof Wijffels toe.

Tegenover de kosten voor productie en raffinage (samen ca. 1,75 – 2,25 euro/kg inclusief infrastructuur, arbeid, energie ed.) staan de opbrengsten van de afzonderlijke stoffen in de markt, die nu nog wordt gedomineerd door verbindingen van fossiele herkomst. Eindproducten uit algen zoals biokerosine, bulkchemicaliën, verf en coatings en diverse biopolymeren en hun hulpstoffen zijn opbrengsten waaraan behoefte is. Daarbij dient vooraf een keuze gemaakt te worden, zodat er niet een restant uit de productieketen rendementsloos overblijft. Mochten alleen biokerosine en basischemicaliën uit de algenmassa worden vervaardigd dan is de waarde ervan 2 euro/kg, ongeveer gelijk aan de kosten. Biobrandstoffen zijn weliswaar veelgevraagd (biokerosine zo’n 10 000 ton per jaar in Europa), maar ‘aan de pomp’ is de opbrengst is niet bijzonder hoog, zo’n 500 euro per ton. Het vermarkten van de kostbare voedseladditieven (zoals meervoudig onverzadigde vetzuren – die tien- tot honderdduizenden euro per ton opleveren) kan de waarde van de algenmassa doen stijgen tot ruim 8 euro/kg. Ook deze berekeningen zijn gebaseerd op een opschaling tot 100 hectare van de bestaande half-industriële onderzoeksmodellen op AlgaePARC.

DSM sluit zich aan bij het Solliance CIGS programma

Koninklijke DSM, de wereldwijde Life Sciences en Materials Sciences-onderneming, heeft een 3-jarige overeenkomst voor deelname aan het Solliance CIGS Research programma bekend gemaakt. DSM Geavanceerde Surfaces ontwikkelt gepatenteerde innovatieve materialen voor de Solar Industry gericht op het verhogen van module efficiëntie en het verlagen van de kosten van de geproduceerde energie.

dinsdag 10 juni 2014

Weglekkende energie biedt besparingskansen

Installateurs waarschuwen voor gaslekkages in woningen. Huishoudens kunnen in sommige gevallen voor honderden euro’s per jaar besparen door weglekkende energie tegen te gaan. Naar schatting honderdduizenden woningen hebben last van lekkende gasleidingen. Dit stelt Uneto-VNI, de brancheorganisatie van installateurs. Vaak is de lekkage minimaal, maar in sommige gevallen wonen mensen op een tikkende tijdbom, bericht het AD. Per jaar zouden er twee doden vallen door gaslekkages.

Uneto-VNI wil dat de verplichte periodieke keuring van gasinstallaties terugkeert. Na de privatisering van de gasbedrijven in de jaren 90 verdwenen deze controles. “Wij kunnen niet herleiden dat er door gaslekkages dodelijke ongelukken gebeuren. Ook kunnen we niet bevestigen dat het om honderdduizenden huizen gaat”, reageert woordvoerder Martijn Boelhouwer van Netbeheer Nederland. “Maar om problemen op de langere termijn te voorkomen, is het de moeite waard om de mogelijkheden van een periodieke check te bespreken. Op zichzelf is het wel raar dat voorheen de gemeentelijke gasbedrijven de installaties naliepen, en dat dit nu niet meer gebeurt. Er zijn best woningen die wat ouder zijn, waarbij nooit iets aan de binnenhuisinstallatie is gedaan.”

De overgrote meerderheid van de woningen in Nederland heeft een gasaansluiting, vertelt Boelhouwer. “Dat zijn ruim 7 miljoen adressen.” Gas is van nature reukloos. Omdat het vluchtig en zeer explosief is, is er een kenmerkende geur aan toegevoegd. Het vonkje van een lichtschakelaar, een mobieltje of deurbel kan gas al doen ontploffen. Wie een gaslucht ruikt bij apparatuur als gasfornuis, geiser of cv-ketel moet direct de ruimte ventileren, de hoofdkraan sluiten en de netbeheerder of een erkende installateur bellen, benadrukt Boelhouwer. Bewoners kunnen gaslekken zelf opsporen met een beetje zeepsop of met speciale spuitbussen met schuim. Als er belletjes ontstaan in het sop of schuim, is er sprake van een lek.

Schaliegasstudie neemt zorgen voor drinkwater niet weg

Boren naar schaliegas is een risico voor drinkwater omdat de winning tot verontreiniging van het grondwater kan leiden. Daarom worden grondwaterbeschermingsgebieden bij voorbaat uitgesloten voor winning van schaliegas. Dat is een van de uitgangspunten voor het onderzoek van het ministerie van EZ naar de milieueffecten van schaliegaswinning. Vewin onderschrijft dit, voorkomen moet worden dat drinkwaterbronnen voor altijd onbruikbaar worden, omdat we niet zonder kunnen. Vewin is dan ook ontevreden dat slechts een beperkt deel van de door provincies aangewezen gebieden wordt uitgezonderd en zal dit bij de inspraak naar voren brengen.

Om onduidelijke redenen zijn de gebieden waarin een verbod op boringen geldt om waterwinningen te beschermen niet worden uitgesloten. Ook geldt het verbod maar tot een beperkte diepte, terwijl juist het dieper boren een risico is voor drinkwaterbronnen. De uitsluiting van drinkwatergebieden moet aansluiten bij de wijze waarop provincies beschermingsgebieden hebben aangewezen. Zo moet ook in boringsvrije zones en strategische voorraden voor de toekomst een verbod gelden. "Deze zones zijn niet voor niets aangewezen door de provincies", aldus Guiljo van Nuland, directeur van Brabant Water.

De studie gaat ook niet in op de vraag wat in de overige gebieden de risico's zijn van schaliegaswinning voor het grondwater. Voor milieueffecten worden vooral effecten van bovengrondse activiteiten in beeld gebracht en gedifferentieerd op basis van landschapstypen. Vewin vindt dat ook gekeken moet worden naar de mate waarin grondwater kwetsbaar is voor winning van schaliegas.

Op 28 mei heeft ministerie van Economische Zaken de notitie Reikwijdte en Detailniveau voor onderzoek naar de milieueffecten van schaliegaswinning voor commentaar gepubliceerd. De studie is onderdeel van de structuurvisie voor schaliegas die begin 2015 zal verschijnen. In de notitie wordt beschreven hoe het onderzoek naar milieueffecten zal gaan plaatsvinden. Dit zal leiden tot een beschrijving van gebieden die meer of minder geschikt worden geacht voor winning van schaliegas. Vewin zal in de inspraakronde een reactie geven op het concept van de Milieu Effectrapportage (MER).

vrijdag 6 juni 2014

Weg naar Nul: laatste energiecontract voor alle gebouwen in Nederland

BAS Nederland introduceert haar product 'Weg naar Nul': alle stappen naar energieonafhankelijkheid in één contract, waarbij de volledige controle bij de gebruiker blijft via een webapplicatie.

De Weg naar Nul is volledig geïntegreerd: energielevering, advies, verlichting, zonnepanelen en alle andere oplossingen die de gebruiker onafhankelijk helpen worden. Het werkt als een energiehypotheek: een vaste maandelijkse vergoeding voor alle energiebehoeften. Op Weg naar Nul zal de gebruiker steeds minder betalen voor energie en steeds meer kunnen investeren in eigen energievoorziening totdat de energierekening nul euro bedraagt.

Bij BAS is alles erop gericht de klant te helpen onafhankelijk te worden. "Gemiddeld staat iemand voor 150 verschillende beslissingen als deze energieonafhankelijk wil worden. Dat betekent 150 keuzemomenten voor energielevering, verlichting, isolatie, zonnepanelen en ga zo maar door. Wij hebben dat teruggebracht tot één. En alles wordt keurig weergegeven op één heldere factuur" vertelt Aazami.

De Weg naar Nul wordt op dit moment door BAS in ongeveer 5.500 commerciële gebouwen in Nederland uitgerold. Het doel is om de Weg naar Nul voor veel meer mensen toegankelijk te maken. De komende 1.000 gebouweigenaren die kiezen voor de Weg naar Nul ontvangen een WakaWaka lamp met handgemaakt etui, en namens hen zal BAS een tweede WakaWaka lamp doneren aan een gezin in Niger.

Subsidie voor energiebesparing in sportaccommodaties

Huis van de Sport Groningen ontvangt een bijdrage van bijna 28.000 euro van de provincie voor het project Duurzame Sportverenigingen. Huis voor de Sport  heeft samen met energie-inkoopcollectief SportStroom en bouwbedrijf Heijmans een projectplan opgesteld voor energiebesparing in sportaccommodaties. De subsidie voor het project Duurzame Sportverenigingen komt uit het budget van het Provinciaal Gebouwenplan 2013-2015.

Huis van de Sport wil in 2014 tien sportverenigingen selecteren en benaderen voor een proefproject om de energiekosten van de sportaccommodaties te verlagen. Het gaat om sportverenigingen die een eigen gebouw bezitten. Deelname aan het project Duurzame Sportverenigingen is niet alleen goed voor het milieu maar kan ook de financiële positie van de sportverenigingen sterker maken. Als dit project succesvol is dan worden in 2015 mogelijk opnieuw vijf proefprojecten uitgevoerd.

De provincie wil het energieverbruik in onze provincie omlaag brengen. We willen als provincie ook voorop lopen in het gebruik en opwekken van duurzame vormen van energie. Deze doelstellingen staan in ons Provinciaal Gebouwenplan 2013-2015.

VNG, netwerkbedrijven en HIER opgewekt bundelen krachten

 De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de netwerkbedrijven Alliander, Fudura (onderdeel van Enexis) en Stedin en kennisplatform HIER opgewekt slaan de handen ineen om initiatieven voor lokale duurzame energie te ondersteunen en groter en professioneler te maken. Deze initiatieven spelen een steeds grotere rol in de Nederlandse energiehuishouding. Zo is in het SER-Energieakkoord afgesproken om lokale duurzame energie verder te stimuleren.  

HIER opgewekt is twee jaar geleden opgezet om lokale duurzame energie-initiatieven te ondersteunen in hun ontwikkeling. Bart de Voogd, dagelijks bestuurder van HIER opgewekt: “Lokale duurzame energie-initiatieven zijn onmisbaar voor de toekomst van ons energiesysteem. HIER opgewekt zet zich maximaal in om deze initiatieven professioneler te maken en hun aantal te vergroten. Samen met brancheorganisatie e-Decentraal en de steun van VNG, Alliander, Fudura en Stedin worden initiatieven nu nog beter ondersteund met kennis. Bijvoorbeeld over het starten van een initiatief, financiering, juridische en fiscale aspecten en het verkrijgen van draagvlak.”   

In het Energieakkoord​ is afgesproken dat de VNG een ondersteuningsstructuur ontwikkelt voor lokale duurzame initiatieven en voor energiebesparing en –opwekking in de gebouwde omgeving. Kees Jan de Vet, lid van de directieraad van de VNG: “We maken geen blauwdrukken of nieuwe dingen, maar continueren succesvolle kennisstructuren en samenwerkingen. De samenwerking met de netwerkbedrijven en HIER opgewekt is een van de stappen om gemeenten en lokale duurzame energie-initiatieven dichter bij elkaar te brengen. Koplopers en experts stellen hun kennis ter beschikking aan lokale overheden en de gemeenschap. Lokale partijen kunnen elkaar zo beter vinden. Een belangrijke ontwikkeling.”    

Netbeheer Nederland heeft het Actieplan Duurzame Energievoorziening​ opgesteld. De netwerkbedrijven geven daarin een overzicht van acties die in 2030 moeten leiden tot een duurzaam, betrouwbaar en betaalbaar energiesysteem. Lokale duurzame energie-initiatieven spelen daarin een belangrijke rol.Peter Molengraaf, CEO Alliander en voorzitter Netbeheer Nederland: “Burgers nemen steeds meer de regie over hun eigen energiehuishouding. Zij gaan zelf hun energie opwekken met zonnepanelen en het teveel terug leveren aan het net. Om die keuze in één keer goed te maken is best wel wat kennis nodig die voor iedereen toegankelijk en beschikbaar moet zijn. Daarom ondersteunen wij als netwerkbedrijven, samen met de VNG, HIER opgewekt.”​

 

donderdag 5 juni 2014

Oxxio vernieuwt app

Oxxio lanceert een compleet vernieuwde mobiele app waarmee je al je energiezaken eenvoudig regelt vanaf één punt en waarmee je altijd inzicht hebt in je energieverbruik. De applicatie, ontwikkelt door TamTam, maakt het daarnaast mogelijk om bij te sturen op de kosten van de energie jaarrekening.


Het gas- en/of stroomverbruik kan per jaar, maand of dag bekeken worden. Op basis van de actuele tarieven wordt het verbruik direct vertaald naar verbruikskosten. Met de Oxxio app krijgt de gebruiker naast inzicht in verbruikkosten, ook advies over het aanpassen van het maandelijkse voorschotbedrag. Dit voorkomt bijbetaling aan de jaarrekening. Door updates te geven over het weer en de relatie hiervan tot het energieverbruik, biedt de app gebruikers uniek inzicht.             

De Oxxio app is te downloaden via de App Store voor iPhone- en iPad-gebruikers en via Google Play voor Android-gebruikers.


Verkoop site centrale Ruien

Op 22 mei 2014 hebben Electrabel, Martens Demolition Company en Herpelgem N.V. een overeenkomst ondertekend voor de verkoop van de centrale van Ruien. De notariële akte moet daarentegen nog verleden worden.

De centrale van Ruien werd wegens economische redenen uit dienst genomen op 1 september 2013.
Martens Demolition Company, welke een jarenlange ervaring heeft in industriële afbraakwerken, zal instaan voor de afbraak van bepaalde gebouwen en installaties en de N.V. Herpelgem, met de familie Philippe Willequet als aandeelhouder, zal de verdere ontwikkeling van de site voor zijn rekening nemen.

Avans Hogeschool en Solliance gaan samenwerken aan dunne film zonnecellen

Avans Hogeschool en Solliance partners TNO en Smit Ovens ondertekenen vandaag een samenwerkingsovereenkomst t.b.v. het nieuwe lectoraat Solar Productietechnologie en Equipmentontwikkeling. Het net opgerichte kenniscentrum richt zich op het bedenken van toepassingen voor een nieuwe generatie zonnecellen en op de ontwikkeling van de productietechnologie daarvoor.

Het lectoraat wil een bijdrage leveren in het oplossen van problemen in het productieproces van flexibele dunne folie. Maar ook actief zijn in het bedenken van nieuwe geïntegreerde zonneceltoepassingen zoals in kledingstukken, dak- en gevelbeplating, tentdoek of zeildoeken voor vrachtwagens.

Lector Karel Spee: “De productie van artikelen met zonnecellen ligt in landen als China. Daar moeten wij het niet van hebben. Wij zijn juist sterk in het maken van prototypen met nieuwe toepassingen van die nieuwe zonnecellen en de apparatuur die nodig is om zowel de zonnecellen, modules als geïntegreerde producten te produceren.” 

Het lectoraat, dat valt onder de Academie voor Industrie en Informatica (AI&I) van Avans Hogeschool in ’s-Hertogenbosch, richt zich ook op de productietechnologie van apparatuur die dit soort zonnecellen produceert. Daarnaast is het door ontwikkelen van de huidige generatie zonnecellen een van de speerpunten.  “Geen lelijke grijze platen meer op de daken, want dat pikken de consumenten in de nabije toekomst niet meer”, aldus Spee.

woensdag 4 juni 2014

Elektrische raceauto van University Racing Eindhoven krijgt vleugels

Studententeam University Racing Eindhoven (URE) van de TU Eindhoven presenteerde haar tiende raceauto. Het meest opvallende verschil met de auto van vorig jaar zijn de grote vleugels, die moeten gaan zorgen voor betere grip in scherpe bochten. De auto heeft een fenomenale acceleratie: hij gaat van 0 tot 100 in 2,7 seconden, sneller dan elke standaard Lamborghini of Ferrari. URE neemt komende zomer deel aan races op Silverstone, Hockenheim en Barcelona-Catalunya. 

University Racing Eindhoven is een team van ongeveer zestig studenten van de TU Eindhoven, dat deelneemt aan de internationale Formula-Studentcompetitie. Deelnemende teams moeten zelf een raceauto ontwerpen en bouwen, die qua grootte zit tussen een Formule-1-auto en een kartwagen. De auto’s worden niet alleen beoordeeld op bijvoorbeeld hun acceleratie, maar ook op zaken als het technische ontwerp, de kosten, de efficiëntie en het rijden van een 22 kilometer lange ‘endurance’. URE neemt voor het tiende jaar deel waarvan het vijfde jaar met een elektrische raceauto.

De reden waarom de vleugels van de auto zo groot zijn, is dat de snelheden waarmee gereden wordt, relatief laag zijn. Daarom is er een uitzonderlijk groot oppervlak nodig om voldoende extra downforce te krijgen. Bij 60 km/u leveren de vleugels zo’n 70 kilo aan extra downforce. Die zijn vooral van belang in lange bochten van de autocross. Nieuw op de auto is ook het digitale CAN-netwerk en de verbeterde traction control. Verdere specificaties: de auto heeft zo’n 130 pk, een topsnelheid van 130 km/u, en weegt 210 kg.

Teambaas en TU/e-student Bart Kienhuis hoopt met deze auto in de top-5 te eindigen. “Daarmee zouden we de snelste tweewielaangedreven auto zijn in de competitie. Het is moeilijk de vierwielaangedreven auto’s te verslaan. Daarom gaat URE komend jaar ook een auto ontwikkelen met aandrijving op alle wielen”, aldus Kienhuis.

Het Eindhovense team neemt van 9 tot 13 juli deel aan de Formula Student competitie op Silverstone, Engeland. Van 29 juli tot 3 augustus is het team op de Duitse Hockemheimring – het officieuze wk – en de seizoensafsluiter voor URE zijn de wedstrijden op het circuit van Barcelona-Catalunya, van 28 tot 31 augustus.

Boekel bouwt ‘ecodorp’ dankzij soepeler regelgeving

De ministerraad heeft op voorstel van minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu ingestemd met de negende tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Hierbij mogen gemeenten voor duurzame innovatieve projecten afwijken van wet- en regelgeving. Dit betekent concreet dat in Noord-Brabant het project ‘zorgvuldige en duurzame veehouderij’ is gestart en gemeente Boekel een ‘ecodorp’ kan realiseren waarbij de inwoners op duurzame wijze kunnen worden voorzien in hun levensbehoeften.

In Noord-Brabant mag geëxperimenteerd gaan worden in het kader van het project ‘zorgvuldige en duurzame veehouderij’. De verordening Ruimte krijgt in dit geval een verbrede reikwijdte. Daarnaast kunnen de Brabantse gemeenten in de urgentiegebieden afwijken van het Activiteitenbesluit zodat maatwerkvoorschriften kunnen worden opgesteld voor geur en fijnstof.

Het ‘ecodorp’ in de gemeente Boekel is een burgerinitiatief om op lokale schaal duurzaam te voorzien in de levensbehoeften van de bewoners. Boekel mag afwijken van het bouwbesluit om de bouw van ecologische woningen mogelijk te maken, en van de wet Milieubeheer voor de plaatsing van miniwindturbines. De gemeente Zwolle wijkt af van het bouwbesluit en bouwt een autarkische recreatiebungalow en theehuis die niet zijn aangesloten op openbare nutsvoorzieningen.

De gemeenten Heerhugowaard, Hoorn, Koggenland, Leeuwarden, Ooststellingwerf en Weststellingwerf mogen zonder omgevingsvergunning zonnecollectoren plaatsen, op voorwaarde dat de plaatsing past binnen de reikwijdte van het bestemmingsplan. Ook Spoorzone Delft, Logistiek Park Moerdijk en de gemeente Meerssen mogen experimenteren met een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Daarmee lopen deze gemeenten vooruit op de mogelijkheden van het omgevingsplan zoals voorzien in het wetsvoorstel Omgevingswet.

Het aardbevingengebied in Groningen is aangewezen als gebied waar bestuursrechtelijke versnelling mogelijk is in het kader van herstel, preventie en leefbaarheidsmaatregelen die moeten worden genomen. De bestuursrechtelijke versnelling houdt in dat de Raad van State na het verstrijken van de beroepstermijn binnen 6 maanden een uitspraak doet.

Het transformatiegebied Noordelijke Stadsentree Meppel wordt aangewezen als ontwikkelingsgebied. Dit houdt in dat het gemeentebestuur kan sturen op het gebruik van de milieugebruiksruimte en daarmee beter kan anticiperen op toekomstige ontwikkelingen.

Het besluit wordt naar de Tweede Kamer gestuurd voor reactie (‘voorhangprocedure’). Daarna volgt advisering door de Raad van State. Het besluit is een uitwerking van de Crisis- en herstelwet die dateert van maart 2010. De wet biedt de mogelijkheid anders om te gaan met regelgeving en besluitvorming te versnellen vanwege de economische crisis. Ook bevat de wet experimentele bepalingen voor gebiedsontwikkeling, innovatie en duurzaamheid. Hierdoor kan in moeilijke tijden de economische structuur van Nederland worden versterkt.

dinsdag 3 juni 2014

Energieonafhankelijkheidsbedrijf BAS kiest voor Rotterdam

BAS Nederland heeft haar intrek genomen in het Hufgebouw. Het markante gebouw aan de Hoogstraat/Vlasmarkt is één van de mooiste wederopbouwmonumenten in Rotterdam. Het rijksmonument stamt uit het begin van de jaren '50 van de vorige eeuw: de architecten Van den Broek & Bakema ontwierpen dit toonbeeld van naoorlogs optimisme in 1953.
Het pand wordt gekenmerkt door helderheid en transparantie.

Met de intrek in dit geweldige pand verschaft BAS Nederland zich de mogelijkheid om vanuit het hart van Rotterdam verder te bouwen aan de energietransitie voor Nederland. BAS zal de komende maanden - gesteund door haar campagne '1000-gebouwen op Weg naar Nul' -steeds meer panden op weg helpen naar energieonafhankelijkheid.

Ook binnen het nieuwe kantoor heeft BAS duurzaamheid voorop staan. Alle meubelen zijn hergebruikt of overgenomen van de vorige gebruiker van het pand. Digitaal werken en gebruik van openbaar vervoer zijn ook kenmerkend voor BAS.

De tweede verdieping van het pand staat nog leeg. BAS heeft de wens om hier een incubatieruimte voor start-ups te ontwikkelen zodat ook startende bedrijven die de energietransitie versnellen de kans krijgen vanuit Rotterdam hun optimisme te ontplooien.

Energielabel witgoed rammelt

De energielabels op witgoed zijn verwarrend en niet altijd accuraat. Dat blijkt uit onderzoek van de Consumentenbond voor de Consumentengids van juni. De rangorde die aangeeft hoe zuinig een apparaat is, zet consumenten op het verkeerde been; een A+label kan net zo energiezuinig zijn als een A+++. De Consumentenbond vindt het tijd voor een herziening van het stelsel.

De Consumentenbond bekeek de energielabels en het energieverbruik van koelvriesapparatuur, vaatwassers, wasdrogers en wasmachines.  De letters D (minst zuinig) tot en met A+++ (meest zuinig) geven aan hoeveel energie een apparaat verbruikt. De vele A-categorieën: A, A+, A++ en A+++, zorgen echter voor verwarring. Bij koelvrieskasten is A+ het minst zuinige label dat nog uitgebracht mag worden, en per 1 juli is dat bij wasmachines en vaatwassers ook het geval.  Maar de categorieën A (zonder +), B, C en D die ook op de stickers staan, suggereren ten onrechte dat er minder energiezuinige apparaten zijn dan A+.  Om de verwarring compleet te maken voegen fabrikanten soms ook nog het getal -10% of -20% toe. Deze apparaten zouden nog zuiniger zijn, maar een controle daarop is er niet.

Witgoed is de laatste jaren steeds zuiniger geworden maar de labeling is niet met die ontwikkeling meegegaan. Daardoor is er nu veel kwaliteitsverschil binnen de A-categorie. De Consumentenbond vindt, samen met milieuorganisaties, dat er een  herschaling moet komen, waardoor apparaten  weer in categorie A, B, C of D vallen. Consumenten kunnen dan in een oogopslag zien welk apparaat het energiezuinigst is. Zonder gegoochel met plusjes.

Zonnecentrale Euroborg wordt twee keer zo groot

De zonnecentrale op voetbalstadion Euroborg in Groningen wordt ruim twee keer zo groot. Er komen 561 nieuwe zonnepanelen naast de huidige 531 stuks te liggen. Initiatiefnemers Essent, de stichting 1 miljoenwatt en FC Groningen verkochten afgelopen weekend de laatst beschikbare exemplaren. De bouw van het tweede gedeelte van de zonnecentrale start medio augustus.

De groene centrale op het dak van het voetbalstadion is geheel tot stand gekomen dankzij particuliere investeerders. Via een crowdfundingactie konden zij een of meerdere panelen adopteren en zo de bouw van het zonnedak mogelijk maken. Initiatiefnemer Sven Pluut, voorzitter van de stichting 1miljoenwatt is trots, want: ‘Met bijna 400 deelnemers en meer dan 1.000 zonnepanelen is het project het grootste collectieve zonneproject in Nederland tot nu toe.’

De nieuwe panelen komen te liggen aan de noord-oost-zijde van het stadion, tegenover de huidige panelen. Inclusief de uitbreiding zal de zonnecentrale jaarlijks zo’n 240.000 kWh duurzame stroom opwekken. Dat is ongeveer evenveel als 70 huishoudens per jaar aan elektriciteit verbruiken.

De huidige centrale, bestaande uit 531 panelen, levert sinds februari dit jaar groene stroom. FC Groningen verbruikt deze en betaalt er de marktprijs voor aan de eigenaren van de panelen. Datzelfde gaat gelden voor de nieuwe zonnepanelen.

‘FC Groningen was de eerste Nederlandse profclub met een zonnecentrale – en nog altijd de enige waar deze tot stand is gekomen via crowdfunding’, vertelt directeur Hans Nijland van FC Groningen. Intussen wordt op de Amsterdam Arena ook een zonnedak gebouwd. Later dit jaar volgt in elk geval ook het Kyocera-stadion van ADO Den Haag.

Volgens CEO Erwin van Laethem van energiebedrijf Essent sluit het project goed aan bij wat er in de maatschappij leeft: ‘Wij merken dat bedrijven en betrokken burgers graag zelf een bijdrage willen leveren aan een duurzamer Nederland. En het zonnedak in Groningen is een nieuwe, innovatieve manier waarop mensen zelf kunnen meehelpen aan de groei van duurzame energie.’

maandag 2 juni 2014

LG Solar toont nieuwe producten

LG Solar, een divisie van LG Electronics, demonstreert haar nieuwe Energy Storage System (ESS) en de nieuwe MonoX ACe module met geïntegreerde micro-omvormer tijdens Intersolar Europe 2014 (vanaf 4 juni). Naast de nieuwste producten op het gebied van zonne-energie, presenteert LG Electronics ook haar duurzame LED-oplossingen en een efficiënte warmtepomp voor in huis. LG Electronics en LG Solar zijn op de beurs in München, Duitsland, te vinden in hal A2, stand 19.

Tijdens de beurs kunnen bezoekers voor het eerst kennismaken met het nieuwe Energy Storage System (ESS) van LG Solar Dit compacte accu-systeem heeft een laadcapaciteit van 2 kilowattuur (kWh) en een maximum vermogen van één kilowatt (kW). Het systeem kan bovendien worden uitgebreid tot een laadcapaciteit van maximaal 18 kWh en een vermogen van 9 kW. Het matzwarte systeem - met een 4,3-inch LCD-scherm – werkt zowel op 1- als 3-fase aansluitingen. Daarnaast biedt LG een garantie van 10 jaar. De ESS komt begin 2015 op de markt.

LG Solar lanceert tijdens Intersolar ook de nieuwe MonoX ACe-module. Deze nieuwe zonne-module heeft een geïntegreerde micro-omvormer die zich aan de achterkant van de module bevindt. De zonnepanelen bieden gebruikers direct wisselstroom, zonder omweg. Door het ontwerp kunnen installateurs de zonnepanelen bovendien eenvoudig installeren. Ook bieden de modules in de schaduw hoge prestaties. De modules zijn direct beschikbaar en hebben een garantie van 25 jaar.

Bio-energiecentrales verbranden grote hoeveelheden recyclebaar afval

Door de opkomst van gesubsidieerde bio-energiecentrales wordt steeds minder afval hergebruikt, maar juist verbrand. Het rapport ‘Biomassa als grondstof of als brandstof’ van Greenpeace Nederland, IUCN NL, Wereld Natuur Fonds en Natuur & Milieu maakt dit duidelijk. Het verbranden van bruikbaar afval gaat in tegen de recyclingdoelen die de Nederlandse regering zichzelf gesteld heeft en is bovendien slecht voor het klimaat. De milieuorganisaties willen dat hergebruik voorrang krijgt boven verbranden van afval.

Het gaat vooral om afvalhout, snoeihout en aardappelschillen. Afvalhout werd voorheen gebruikt voor de productie van spaanplaat, maar verdwijnt nu in bio-energiecentrales. Daar komt net zoveel CO2 bij vrij als de verbranding van fossiele brandstoffen. Snoeihout werd benut voor de productie van compost. Ter vervanging importeren we meer veen, dat bijzonder schadelijk is voor de natuur en het klimaat. Aardappelschillen zijn nuttig voor veevoer, maar worden nu verwerkt tot biogas. Ter vervanging is meer Zuid-Amerikaanse soja nodig, wat leidt tot meer ontbossing in het Amazonegebied.

Deze vorm van bio-energie maakt zo’n 14 procent uit van de huidige productie van hernieuwbare energie in Nederland. "De overheid schiet zichzelf in de voet door afval niet meer te recyclen en het verbranden ervan ook nog eens te subsidiëren, ten koste van het klimaat’, zegt campagneleider Willem Wiskerke van Greenpeace. ‘Het verbranden van goed bruikbaar afval is een schijnoplossing. Steek die subsidies gewoon in écht duurzame energie.’

De Tweede Kamer vergadert binnenkort over dit onderwerp.

Scenario’s TNO voor terugdringen CO2-uitstoot in de transportsector

In het SER Energieakkoord is afgesproken dat de transportsector in het jaar 2050 de uitstoot van CO2 met zestig procent heeft gereduceerd ten opzichte van 1990. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu ontwikkelt met een groot aantal partijen een visie op de mix van energiedragers waarmee die doelstelling te halen is. TNO leidt een kennisconsortium met CE Delft en ECN dat het ministerie en alle stakeholders daarbij inhoudelijk ondersteunt.

‘We doen dit met rond de honderd betrokken partijen, waaronder auto-importeurs en fabrikanten, producenten en leveranciers van brandstoffen, energiebedrijven, consumenten- en milieuorganisaties. Een gedeelde en door allen gedragen visie is noodzakelijk, want er zijn vaak tegengestelde belangen. Op basis van die visie kan de overheid ook voor langere tijd consistent beleid ontwikkelen’, zegt Richard Smokers, strategisch adviseur duurzame mobiliteit van TNO. De eerste stap op weg naar een integrale visie is het onlangs verschenen rapport van TNO, ECN en CE Delft, waarin scenario’s zijn geschetst voor de toekomstige energiemix in de transportsector. De scenario’s vormen nadrukkelijk geen voorspellingen, maar laten zien hoe groot de opgave is, hoeveel ruimte er is om met verschillende combinaties van technieken de doelstellingen te halen en wat er van die speelruimte overblijft als niet alle opties succesvol blijken te zijn.

Smokers: ‘We werken steeds met uitersten. Als de ene ontwikkeling niet opschiet, zul je andere keuzes moeten maken. Je moet terugredeneren vanaf 2050: als dan bijvoorbeeld alle auto’s op elektriciteit moeten rijden, zullen alle nieuw verkochte auto’s vanaf 2035 elektrisch moeten zijn om in de vijftien jaar daarna de hele vloot te kunnen vervangen. Duurzame opties zullen dus uiterlijk in 2035 op grote schaal en tegen acceptabele kosten beschikbaar moeten zijn. Om dat te realiseren moet je nu al inzetten op eerste marktontwikkeling en tegelijkertijd werken aan het beter en goedkoper maken van kansrijke technieken. Blijft een doorbraak in elektrisch vervoer uit, dan kun je inzetten op waterstof of biobrandstoffen, mits die op grote schaal duurzaam zijn te produceren. Lukt dat niet, dan is extra inzet op extreem zuinige voertuigen nodig. Zo hebben we alle denkbare varianten doorgerekend.’

Bij het ontwikkelen van de visie wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de kansen die duurzame mobiliteit kan bieden voor de Nederlandse economie. Volgens Smokers kunnen Nederlandse bedrijven een koppositie pakken in het ontwikkelen en vermarkten van deeloplossingen. ‘Innovaties die we nodig hebben om ons eigen doel te halen kunnen een potentieel exportproduct zijn. Denk aan de ontwikkeling van zuinige vrachtauto’s; van een laadinfrastructuur en diensten voor elektrisch vervoer; elektrische, hybride en waterstof bussen en distributievoertuigen; LNG in vrachtwagens en schepen. We hebben een goede uitgangspositie voor technologie-ontwikkeling van tweede en derde generatie biobrandstoffen en voor de productie van groen gas. Personen- en vrachtauto’s kunnen nog de helft zuiniger met technieken die zich vrij snel terugverdienen. Gezien het belang van transport in onze economie is die besparing van groot belang. Kansen te over.’

TNO werkt op veel fronten aan verduurzaming, onder meer voor transport en mobiliteit. Zo is TNO vaste adviseur van het ministerie van IenM. Voor de Europese Commissie doet TNO studies om de milieunormen die de EU stelt aan personen-, bestel- en vrachtwagens te onderbouwen en ontwikkelt het hiervoor testprocedures. Verder doet TNO metingen naar de werkelijke emissies en brandstofverbruik van benzine- en dieselmotoren, werkt het aan energiezuinige en schone aandrijftechnieken en ontwikkelt het systemen die (auto)mobilisten op basis van real-time data een persoonlijk advies geven over het te kiezen vervoermiddel, te volgen route en reistijd. ‘Door het combineren van onze expertise van techniek met die van menselijk gedrag ontwikkelen we nieuwe toepassingen en kunnen we overheid en bedrijfsleven adviseren welke maatregelen duurzaamheid bevorderen’, aldus Richard Smokers.

Prima prestaties zonnestroomsystemen in Nederland

Het blijkt dat het overgrote deel van de zonnestroomsystemen goed tot zeer goed functioneert, met een gemiddelde opbrengst van 33.4 kWh per kWp geïnstalleerde panelen, in één week. Dat betekent dat een systeem, dat gemiddeld bestaat uit 12 panelen, bijna twee keer zoveel elektriciteit heeft opgewekt per huishouden dan gemiddeld wordt verbruikt per week. Dit blijkt uit de actie 'Tel de Zon' waarbij aan bezitters van zonnepanelen gevraagd werd om tijdens de week van de Solar Days bij te houden hoeveel zonnestroom er die week werd opgewekt door hun systeem.

Dat is een forse hoeveelheid, vooral wanneer men bedenkt dat er tijdens de eerste dagen van de Solar Days week vrij veel bewolking was. Het is duidelijk dat eigenaren van zonne-energie installaties erg geïnteresseerd zijn in de prestaties van hun systeem. Door de overweldigende belangstelling van meer dan 4000 deelnemers, verspreid over het hele land, is het onderzoek representatief voor Nederlandse zonnestroomsystemen.

Van 12 tot en met 18 mei werden dit jaar de Solar Days gehouden. Dit Europese project heeft als doel aandacht te vragen voor zonne-energie. Een bijzondere actie tijdens de Solar Days was 'Tel de Zon', georganiseerd door de Stichting Monitoring Zonnestroom in samenwerking met de Universiteit Utrecht. Door aan zoveel mogelijk bezitters van zonnepanelen te vragen om tijdens de week van de Solar Days bij te houden hoeveel zonnestroom er die week werd opgewekt door hun systeem, kan er onderzoek gedaan worden naar de prestaties van systemen. Uit de analyse van de gegevens blijkt dat het overgrote deel van de zonnestroomsystemen uitstekend functioneert. Daarnaast is opvallend dat ook een deel wat minder presteert, zeer waarschijnlijk vanwege schaduweffecten. De deelnemers krijgen daarover de komende weken persoonlijk bericht.

Bijna alle zonnestroomsystemen hebben de mogelijkheid om af te lezen hoeveel zonnestroom er is geproduceerd, maar die informatie is niet voor iedereen gemakkelijk te interpreteren. Met deze actie hebben de Stichting Monitoring Zonnestroom en het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit Utrecht aan iedereen die mee wilde doen een steuntje in de rug gegeven om inzicht te krijgen in de prestaties van hun systeem. Daarvoor zijn eigenaren van zonnestroominstallaties gevraagd om tijdens de Solar Days één week bij te houden hoeveel zonnestroom hun systeem heeft opgewekt. Daarnaast is hen gevraagd naar technische gegevens van hun systeem, zoals het aantal panelen, het vermogen van het systeem (Watt-Peaks of Wp), het type panelen, hellingshoek en oriëntatie (Zuid, West, Oost). Met deze gegevens kon uitgerekend worden wat elk systeem zou opwekken bij optimale werking, rekening houdend met informatie over lokale zonne-instraling van het KNMI en uit satellietbeelden.

De prestatie van een zonnestroomsysteem is niet voor elke toepassing hetzelfde. De specificaties van de panelen en de omvormers verschillen, maar ook de locatie van de montage is van invloed. Denk hierbij aan de 'kijkrichting' van de panelen en de beschaduwing.

Af en toe kan het voorkomen dat een systeem minder stroom produceert dan je zou verwachten op basis van de specificaties. Zoals bij alle technische apparaten kan er wel eens een zonnepaneel of een omvormer zijn die het minder goed doet, of presteert het systeem als geheel minder goed dan je zou verwachten. Waar je dat bij een scheerapparaat meteen doorhebt, is dat voor een zonnestroomsysteem veel lastiger. Doordat de Stichting Monitoring Zonnestroom voor elk systeem een eigen analyse maakt, kan per systeem worden onderzocht of het goed functioneert.

Elke deelnemer zal die analyse over zijn eigen systeem toegestuurd krijgen per e-mail. Bij gegronde twijfel over het functioneren van het systeem kan de eigenaar van het systeem besluiten om verder uit te zoeken of er iets mis is. Overigens is 'Tel de Zon' volledig afhankelijk van de gegevens die de deelnemers doorgeven, wat betekent dat de kwaliteit van de analyse afhangt van de nauwkeurigheid van de verstrekte gegevens.