Pagina's

woensdag 30 april 2014

Meer energieconsumenten stappen over

In 2013 is 13,1 procent van de consumenten overgestapt naar een ander energiebedrijf. Dat is meer dan in 2012 (12,5 procent) en in alle jaren ervoor. Dit blijkt uit de rapportage van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) over de ontwikkelingen op de energiemarkt in de tweede helft van 2013. Bijna alle overstappers (94 procent) geven aan dat ze tevreden zijn over het overstapproces. Van de overstappers is 65 procent twee of meer keer overgestapt.
Van alle consumenten is 44 procent inmiddels een keer overgestapt naar een andere aanbieder. 28 procent van de consumenten is bij de eigen aanbieder van contract gewisseld. Het bedrag dat consumenten met een overstap kunnen besparen – tot 314 euro - ligt hoger dan de meeste consumenten denken. Anita Vegter, bestuurder van ACM: “Consumenten die overstappen stimuleren bedrijven om te innoveren en te zorgen voor een betere service en concurrerende prijzen. Dat is in het voordeel van de consument.”
Een grote meerderheid van de consumenten (78 procent) beoordeelt de energierekening als hoog of erg hoog. Dit gevoel bij consumenten is al enige tijd stabiel. Consumenten geven aan dat ze bij een prijsvoordeel van 175 euro bereid zijn om over te stappen. Ze denken dat het voordeel dat ze met een overstap kunnen behalen slechts 82 euro is. In werkelijkheid kan een consument door over te stappen een bedrag tot 314 euro besparen. Ook de grote tevredenheid over de huidige aanbieder is voor consumenten een belangrijke reden om niet over te stappen.
40% van de consumenten geeft aan binnen nu en twee jaar te willen overstappen. Consumenten die een overstap overwegen, gebruiken vaak een vergelijkingssite voor hun eerste oriëntatie. De energierekening van een gemiddeld Nederlands huishouden bedroeg eind 2013 gemiddeld 1727 euro.
De markt voor energie blijft een sterk geconcentreerde markt. Het aandeel van de drie grote energiebedrijven (Eneco, Essent en Nuon) bedraagt rond de 80 procent. Wel is er sprake van een gestage daling.
Eind 2013 heeft 63 procent van de Nederlandse consumenten een contract voor groene stroom. Dit percentage stijgt gestaag. In 2012 was dit 61%. Overigens geeft drie kwart van alle consumenten aan dat ze niet bereid zijn om meer te betalen voor groene stroom. Eén kwart is bereid tot 12 euro per maand meer te betalen voor groene stroom in vergelijking met grijze stroom.

 

Handiger een eerlijk overzicht van de verschillende energiemaatschappijen (I.M)

Al geruime tijd heerst er een gespannen sfeer binnen de Nederlandse energie markt. Met nieuwkomers als Qurrent en de Nederlandse energie maatschappij denken gezinnen meer en meer na over de gas, elektra, en waterrekeningen.

Behalve het economische belang van het maken van een weloverwogen keuze met betrekking tot uw energieleverancier kan het ook zo zijn dat u uw keuze moreel verantwoord wil maken. Een moreel verantwoorde keuze blijkt vandaag de dag populairder dan ooit,  reclamespotjes van de groene stroom van Nuon of van Dong Energy blijken vele klanten over te halen tot het maken van een verantwoorde keuze.

Waar het bij de Nederlanders vaak aan ontbreekt is de eigen inzet bij het wissel van energiemaatschappij. Vaak blijkt het maar lastig om met de juiste persoon in contact te komen of achter die naam van het energiebedrijf te komen dat gisteren nog in de reclame voorbij kwam. Overzichtelijkheid en eenvoudig zijn twee zaken die meer en meer belangrijk worden in het drukke alledaagse leven.  Bij eenvoudig contact met een energiebedrijf en een directe doorverbind service met een medewerker van een energiemaatschappij belt u via Vindtelefoonnummers.nl. Via een handig overzicht zal u meteen in contact komen met uw bedrijf naar keuze om zo telefonisch met een medewerker te kunnen spreken.

Enkele zaken waarvoor er vaak telefonisch contact gezocht wordt word met de energiebedrijven zijn:
-Vragen over de afkomst van uw stroom, krijgt u groene stroom?
-Bij het wisselen van energiemaatschappij.
-Een vraag over een hele hoge energie of gas rekening.
-Contact opnemen bij een verhuizing.
-Bellen bij hulp in verband met een mechanisch gebrek.

Zoals u kan zien zijn er vele redenen waarom mensen snel in contact willen komen met hun energieleverancier. Mocht u zichzelf in het beschreven beeld herkennen, maak dan ook snel een weloverwogen keuze.

Geen milieuvergunning voor windturbines in Lanaken

Op woensdag 23 april 2014 besliste de Limburgse deputatie om geen milieuvergunning af te leveren voor de bouw van 3 nieuwe windturbines in Lanaken, ter hoogte van de Gellikerveldweg, Winkelomstraat en Redouteweg. De aanvraag voor milieuvergunning was ingediend door NV Limburg Win(d)t.
De deputatie opteerde om de bestaande open-ruimtegebieden maximaal te vrijwaren en de milieuvergunning niet toe te kennen. De gevraagde turbines zouden immers worden opgesteld in een open-ruimtegebied en door deze opstelling zou dit open-ruimtegebied doorgesneden worden met mogelijke effecten op de aanwezige fauna en flora.
Bevoegd gedeputeerde Ludwig Vandenhove benadrukt bovendien dat, in opdracht van de deputatie, momenteel wordt gewerkt aan een actualisatie van het “windplan” voor de provincie Limburg. “In deze geactualiseerde versie worden gebieden, verspreid over de gehele provincie, aangeduid die bij voorkeur zouden worden gebruikt voor het plaatsen van grootschalige windturbines. De deputatie kiest ervoor om eerst de voorkeurszones op te vullen en de nu aangevraagde locatie wordt niet weerhouden als voorkeurszone. Vandaar dat de vergunningsaanvraag geweigerd wordt.”

Maatschappelijke stage geeft inzicht in duurzaam Enschede

De afgelopen weken is er, in het kader van de maatschappelijke stage duurzaamheid, door ruim 20 middelbare scholieren hard gewerkt om 24 Enschedese bedrijven en instellingen te screenen op het gebied van duurzaam ondernemen.
Vorig jaar is dit voor het eerst gebeurd, op initiatief van het Wereld Natuur Fonds. Tot de onderzochte bedrijven en organisaties behoren onder meer Trimm, Asito, FC Twente, IAA Architecten, IJsbaan Twente, Nijhuis tandartsen en Eetcafé Central Park. Donderdag 24 april presenteren de scholieren de resultaten van hun onderzoek.
Een maatschappelijke stage houdt in dat alle derdejaars leerlingen uit het voortgezet onderwijs 30 uur aan maatschappelijke taken uitvoeren. De gemeente Enschede vindt het niet alleen belangrijk dat jongeren dit doen, maar ook dat ze kennismaken met bedrijven en organisaties. “We organiseren jaarlijks een Maatschappelijke stage-markt in Enschede”, aldus wethouder Talentontwikkeling Jeroen Hatenboer. “Naast bedrijven en organisaties stonden we hier ook als gemeente met verschillende vacatures. Een daarvan was een duurzaamheidsstage, waarbinnen leerlingen namens de gemeente bedrijven mochten toetsen op duurzaam ondernemen. Met ruim 20 aanmeldingen was het enthousiasme hiervoor groot te noemen.”
Voor de stage trok de gemeente op met het Wereld Natuur Fonds. Het WNF Regioteam Twente en Vechtdal heeft vorig jaar een dergelijk onderzoek met scholieren uitgevoerd. Samen met het gemeentelijk Kernteam Duurzaamheid heeft de WNF educatiecoördinator de leerlingen uitleg gegeven over het begrip duurzaamheid en de inhoud van de stageopdracht. De stageopdracht bestond uit een grondige screening van bedrijven op hun duurzaamheidsgehalte. Dit werd getoetst aan de hand van een vragenlijst over de drie peilers van het begrip duurzaamheid: zorg voor mensen, zorg voor milieu en zorg voor goede financiën, ofwel  people, planet en profit.
In totaal werden door 6 groepjes leerlingen 24 bedrijven bezocht. Donderdag 24 april worden de resultaten gepresenteerd in het stadhuis. Bij deze presentatie hebben alle groepjes ook een eigen taak. Zo verzorgt een groepje de catering, een ander groepje regelt de kleding, terwijl weer een ander groepje de prijsjes regelt voor bedrijven waar anderen een voorbeeld aan kunnen nemen. En de leerlingen organiseren alles natuurlijk zo duurzaam mogelijk. Bij de eindpresentatie door de jongeren worden pluimen uitgedeeld aan bedrijven die goed scoren op duurzaamheid. Daarnaast ontvangen alle bedrijven duurzame verbetertips.

Grote duurzame kunststoffabriek in Limburg

QCP bouwt een kunststoffabriek op het Chemelot Industrial Park te Sittard-Geleen.
QCP - wat staat voor ‘Quality Circular Polymers’ - is een nieuw bedrijf dat hoogwaardige grondstoffen voor de kunststofverwerkende industrie gaat produceren op basis van gebruikte kunststoffen afkomstig van huishoudens en industrie. In totaal wordt 75 miljoen euro geïnvesteerd in dit baanbrekende project, dat een belangrijke bijdrage levert aan de werkgelegenheid in de regio.
QCP is een initiatief van de ondernemers Huub Meessen en Marc Houtermans, beiden met een ruime ervaring in de petrochemie. QCP is uitgegroeid tot een sterk consortium dat naast de initiatiefnemers bestaat uit SITA, Chemelot Ventures en NV Industriebank LIOF. Medefinanciers zijn Rabobank, het Limburgs Energie Fonds, de gemeente Sittard-Geleen en de Provincie Limburg. Het bedrijfsgebouw wordt gefinancierd door firma Langen uit Elsloo. Waardevolle ondersteuning aan het initiatief werd verleend door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA).
De productiecapaciteit zal uiteindelijk jaarlijks 100.000 ton bedragen. De fabriek wordt in drie fases gerealiseerd. De totale investering bedraagt ongeveer 75 miljoen euro waarvan ruim 35 miljoen euro voor de eerste fase. Het aantal directe arbeidsplaatsen zal bij het opstarten van de fabriek, eind 2015, 40 bedragen. Na volledige realisatie van de fabriek zullen er 100 honderd arbeidsplaatsen zijn. Naar verwachting worden daarnaast nog tussen 200 en 300 indirecte arbeidsplaatsen gecreëerd.
Huub Meessen, CEO en oprichter van QCP, vertelt dat er een enorme behoefte is onder consumenten aan duurzame kunststoffen. Dit komt tot uitdrukking in een groeiende vraag van de grote merkfabrikanten en de kunststofverwerkers: “We gaan samen met klanten producten ontwikkelen waarmee zij in staat zijn conventionele kunststoffen, gebaseerd op olie, te vervangen in hoogwaardige toepassingen. De aanwezige kennis en laboratoria op de Chemelot Campus gaan ons hierbij helpen.
QCP heeft de ambitie een ‘fabriek van de toekomst’ te realiseren: een productielocatie waar op basis van gebruikte kunststoffen op innovatieve wijze nieuwe producten worden gemaakt die de conventionele kunststoffen kunnen vervangen. Marc Houtermans, mede-oprichter en COO van QCP: “Door de kennis van de deelnemende partijen te combineren met investeringen in research en development zijn we in staat deze materialen te produceren in grote volumes en met een constante kwaliteit. Dit is uniek voor de Europese markt.“
“Voor ons was meteen duidelijk dat we een strategische partij nodig hadden die toegang heeft tot de grondstoffen. Deze partij hebben we gevonden in SITA, onderdeel van de internationale groep SUEZ ENVIRONNEMENT. Ook vinden we het belangrijk dat de overige investeerders lokale partijen zijn, zodat het rendement in de regio blijft. Zij kunnen ons door hun netwerk ook inhoudelijk ondersteunen”, vult Meessen aan.
Met haar deelname versterkt SITA - één van de grootste aandeelhouders in de fabriek - haar positie in de kunststof keten en geeft het een concrete invulling aan haar missie om met partners de afvalketen verder te sluiten. Als regisseur van de kunststofketen - van inzameling en overslag tot verwerking en recycling van kunststof (verpakkings)materiaal afkomstig uit huishoudens en industrie - heeft SITA toegang tot de grondstoffen. “Wij zijn erg blij met onze deelname in QCP. Hiermee zetten we een volgende stap in het geschikt maken van gebruikte kunststoffen als grondstof en kunnen we onze activiteiten uitbreiden met de industriële productie van gerecyclede kunststoffen”, vertelt Herman Snellink, COO Waste Flow Management & Recyclables van SITA (NEWS). “Een substantieel deel van de kunststoffen die worden verwerkt in deze fabriek is afkomstig van de sorteerinstallatie voor kunststof verpakkingsafval van SITA in Rotterdam. Dit is de eerste en enige installatie in Nederland die bij huishoudens gescheiden kunststof verpakkingsafval sorteert voor verdere verwerking”, vertelt Snellink. Daarnaast zijn de kunststoffen afkomstig van industriële klanten. “De industrie en de overheid hebben steeds meer behoefte aan gerecyclede kunststoffen die zijn omgewerkt tot nieuwe grondstoffen die zij kunnen inzetten voor nieuwe producten. Door nu de grondstoffen terug te leveren aan onze industriële klanten, sluiten we de keten.“
Er is een grote vraag naar het eindproduct van QCP. De jaarlijkse vraag naar kunststoffen in Europa ligt op ongeveer 50 miljoen ton. Mede als gevolg van nieuwe regelgeving is er steeds meer aandacht voor de recycling van plastic materialen om de negatieve milieueffecten hiervan te beperken. De belangrijkste afnemers zijn de verpakkingsindustrie, de bouwsector, elektronica en de automotive industrie. De fabriek wordt gevestigd op het industriecomplex Chemelot in Sittard-Geleen. Deze locatie kenmerkt zich als ‘hotspot’ op het terrein van kunststoffen. De fabriek wordt gebouwd in het hart van de landendriehoek Nederland, België en Duitsland en is een zeer centrale uitvalsbasis voor de afzetmarkt in Europa die QCP wil bedienen.



dinsdag 29 april 2014

Fudura en Info Support geven consument inzicht in energieverbruik

Info Support heeft samen met Fudura, een dochteronderneming van netbeheerder Enexis, een portal ontwikkeld waardoor meetgegevens over energieverbruik beschikbaar zijn voor de consument. Met dit nieuwe platform kan Fudura klanten beter, sneller en goedkoper inzicht geven in het energieverbruik en de mogelijkheden die er zijn om de energiekosten te verlagen.
De slimme energiemeters die netbeheerders installeren in huishoudens, verzamelen veel gegevens over energieverbruik. Netbeheerders mogen deze gegevens alleen gebruiken voor facturatiedoeleinden, maar onafhankelijke dienstenaanbieders mogen data beschikbaar stellen aan consumenten om hen te helpen inzicht te krijgen in hun verbruik.
De online portal is gebaseerd op het CRM-systeem van salesforce.com. De Single Source-oplossing van Info Support, die gebruik maakt van functionaliteiten van Windows Azure, zorgt ervoor dat de grote hoeveelheid meterstandgegevens kan worden doorgezet naar consumenten.

‘Overheid blokkeert juist lokale zonne-energieprojecten’

De maatregelen waarmee de overheid burgers wil stimuleren om lokale coöperaties voor zonne-energie op te zetten - de zogeheten postcoderoos - zijn zo complex en beperkend dat ze duurzame initiatieven juist blokkeren. Burgers die op andere daken zonnepanelen willen plaatsen krijgen te maken met hoge aansluitkosten, BTW-heffingen en bureaucratische rompslomp.
Dat stellen Nederlandse deskundigen die spreken tijdens de conferentie The Solar Future NL, die 27 mei door Solarplaza wordt georganiseerd in de Beurs van Berlage in Amsterdam. In de Tweede Kamer heeft de ChristenUnie vragen gesteld aan minister Kamp van Economische Zaken en staatssecretaris Wiebes van Financiën over het strenge belastingregime voor de coöperaties.
In het in september 2013 afgesloten energieakkoord voor duurzame groei is afgesproken dat burgers die in coöperatief verband of met Verenigingen van Eigenaren zonne-energie willen opwekken, een belastingkorting van 7,5 cent per kilowattuur krijgen, mits ze zich in een zogeheten postcoderoos - een viercijferige postcode plus aangrenzende cijfers - bevinden. Samen met niet afgedragen BTW levert dat een korting van 9 cent per kilowattuur op.
Het project De Ramplaan in het Ramplaankwartier in Haarlem is een van de eerste coöperaties in Nederland die gebruik wil maken van deze regeling. Wijkbewoners plaatsen bijna 1500 zonnepanelen op een grote hal in de buurt, waarmee ze jaarlijks 300.000 tot 400.000 kilowattuur stroom opwekken, goed voor 10 tot 15 procent van het stroomverbruik in de wijk. Bijna alle zonnepanelen zijn al verkocht.
Het probleem is dat de coöperatie niet de bestaande stroomaansluiting mag gebruiken, maar 30.000 euro netwerkkosten moet betalen voor een nieuwe aansluiting. Ook wordt ze aangemerkt als een BTW-plichtige organisatie. Verder mag de coöperatie mensen met een kleine beurs geen lening geven voor de aanschaf van zonnepanelen en vervalt de belastingkorting als burgers minder stroom afnemen dan afgesproken.
,,Dit is pure pesterij van de minister en de staatssecretaris," zegt oprichter Matthijs Hisschemöller van de Ramplaan. ,,Het lijkt erop dat de overheid op alle mogelijke manieren probeert de productie van duurzame energie tegen te werken. De postcoderoos is in beginsel een fabelachtig goede regeling, maar de Tweede Kamer moet hier bovenop zitten anders gaat het mis."
De vragen die de ChristenUnie heeft gesteld gaan dan ook over alle drempels die ze in Haarlem moeten overwinnen. Volgens energieonderzoeker Anne Marieke Schwencke is het voor coöperaties haast onmogelijk om een rendabele businesscase op te zetten. Schwencke werkte onlangs samen met het Planbureau voor de Leefomgeving aan een onderzoek naar de relatie tussen burgerinitiatieven en gemeenten. De postcoderoos is volgens haar veel te ingewikkeld en bureaucratisch. Zo moet een coöperatie zijn stroom verkopen aan een energiebedrijf, die het vervolgens via de verschillende energiebedrijven aan de leden moet terugleveren. ,,De hoge netwerkkosten zijn slechts één van de problemen. De regeling is ongelooflijk complex en daarom ben ik er geen voorstander van," stelt Schwencke. ,,Je ziet in Nederland een enorme animo bij burgers om zonnepanelen op daken te leggen, maar ik ben erg bezorgd over deze constructie. Die gaat backfiren en dat zou een gemíste kans zijn."
In plaats van de postcoderoos pleit Schwencke voor de invoering van feed-in tarieven, waar Duitsland en België succes mee hebben, of een SDE+ exploitatiesubsidie, die nu alleen voor bedrijven en instellingen geldt. ,,Dan krijg je een vaste prijs voor de opgewekte stroom en zitten er zo min mogelijk schakels in het hele proces," aldus Schwencke.
Adviseur duurzaamheid Ronald Franken werkt momenteel aan een breed gedragen businesscase van de postcoderoos, waarin provincies, banken, woningcorporaties en gemeenten samenwerken. Doel is de haalbaarheid voor verschillende marktsegmenten in kaart te brengen en alle risico's op een rij te zetten. ,,Maar vooraf is het voor de partijen wel duidelijk dat de postcoderoos complex en beperkend is. Het ziet er naar uit dat de businesscase alleen van de grond komt als gemeentes, provincies en energiemaatschappijen ondersteuning bieden aan de coöperatie," zegt hij. ,,Dit is een regeling die vele onnodige lokale kosten met zich meebrengt voor eigen energieopwekking, die vooral beperkt en afremt en zo ook de potentiële groei van de zonne-energiemarkt afremt."
Volgens hem ligt de terugverdientijd van een reële businesscase van postcoderoosprojecten tussen de 15 en 18 jaar. Dat is voor particulieren niet interessant. ,,Met positieve uitgangspunten kunnen terugverdientijden teruggebracht worden naar 10 tot 12 jaar. Hier zitten echter onzekerheden in. Er zullen best partijen zijn die hier geld insteken, maar ik hoop dat ze niet teleurgesteld worden," aldus Franken. Ook hij pleit voor een SDE+-regeling voor particulieren. ,,Dan krijg je 15 jaar lang een vast bedrag terug voor je stroom. Daar kun je een businesscase op bouwen."
De enige spreker tijdens The Solar Future NL die wel positief is over de mogelijkheden van de postcoderood is directeur Ron Verschoor van Zonnegrond. Zijn bedrijf huurt braakliggende weilanden van gemeenten om er zonne-energiecentrales op te bouwen. Een soort volkstuin, maar dan met zonnestroom als oogst. Mensen die binnen de postcoderoos van zo'n terrein wonen kunnen meedoen en in twintig jaar tijd tot wel 20.000 euro besparen op hun energierekening, zo rekent Zonnegrond voor.
Voor het eerste project in Broekland zijn al meer dan 1000 zonnepanelen verkocht en in juni zal de eerste stroom geleverd worden. De gronden waarop de zonne-energiecentrales worden gebouwd zijn door de netbeheerder al voorzien van aansluitingen. Daarom hoeft Zonnegrond geen hoge netwerkkosten te betalen.
Het eerste project is zo succesvol dat binnenkort het tweede van start gaat in Heerhugowaard.
,,Zo rijgen we de postcodes aaneen. Voor ons geeft de belastingkorting uit het energieakkoord wel voldoende rendement. Deelnemers verdienen hun investering binnen tien jaar terug," aldus Verschoor.

McKinsey: Zonne-energie market disruptor in 2020

De komende jaren zullen de kosten voor het produceren en installeren van zonnepanelen dalen. Dit blijkt uit een onderzoek van McKinsey & Company. De daling zal zelfs zo sterk zijn, dat het in 2020 in veel gevallen voordeliger zal zijn om zonne-energie op te wekken ten opzichte van conventionele energiebronnen. Het gevolg: market disruption binnen de energiewereld.
De afgelopen jaren is de markt voor zonne-energie op het eerste gezicht minder aantrekkelijk geworden. Zo zijn onder andere door de financiële crisis de overheidssubsidies omlaag gegaan, hadden investeerders minder geld om uit te geven, werd gas goedkoper en kampte de zonne-energiemarkt met overcapaciteit doordat Chinese bedrijven massa’s panelen goedkoop exporteren. Volgens McKinsey hebben dergelijke ontwikkelingen de markt afgeremd, echter op lange termijn is de potentie van zonne-energie niet tegen te houden.  
In het onderzoek ‘The disruptive potential of solar power’ nam het Amerikaanse strategiekantoor het potentieel van zonne-energie onder de loep. Uit de analyse komt naar voren dat zonne-energie een zonnige toekomst te wachten staat, met name doordat het vanuit een kostenoogpunt steeds beter kan concurreren met conventionele energiebronnen zoals gas en koolenergie. Zo is bijvoorbeeld in de VS de prijs per Wattpiek* (Wp) gedaald van $7/Wp in 2008 naar $4/Wp nu. Dit komt voornamelijk door verlaging van de upstream kosten (research en productiekosten), maar de verwachting is dat door ook te snijden in de downstream kosten (manuren, transportkosten, enz.) de prijs per Wattpiek de komende jaren verder zal dalen naar rond de $1,60 in 2020.
De grafiek laat zien dat in veel landen en Amerikaanse Staten zonne-energie op dit moment ‘grid parity’ heeft bereikt – dat wil zeggen dat de productiekosten zonder subsidies of overheidssteun gelijk of lager zijn dan de prijs van de koopkracht van het electriciteitsgrid, bekend als levelized cost (LcoE)**. Kortom, in grote markten als de VS, China en Frankrijk maar ook in kleine landen als Denemarken en Zuid-Afrika concurreert zonne-energie al met andere energiebronnen.
Als McKinsey’s verwachting ten aanzien van productiekosten uitkomt, dan zal de impact van zonne-energie een echte ‘market disruptor’ worden. Terwijl de kosten van productie en installatie van zonne-systemen dalen, zo zullen adoptieratio’s enorm toenemen, waardoor de energiewereld op zijn kop zal staan, aldus McKinsey & Company.

* Wattpiek is een meeteenheid om het vermogen van een zonnepaneel aan te kunnen geven, gemeten onder standaardomstandigheden. Op deze manier kunnen verschillende panelen van verschillende fabrikanten onder dezelfde omstandigheden vergeleken worden.
** De grafiek is gebaseerd op het energie-aanbod voor de particuliere markt, echter McKinsey verwacht een zelfde opkomende trend voor de industriële- en groothandel markten, echter met een lichte vertraging als gevolg van de verschillende marktmechanismen.

maandag 28 april 2014

Oxxio kruipt in huid van consument met nieuwe campagne

Vandaag lanceert Oxxio een nieuwe campagne die inspeelt op herkenbare situaties rondom energie. Anders dan andere energieleveranciers geeft Oxxio toe dat energie ingewikkeld en duur is en dat niet alles voor de consument opgelost kan worden. Wel biedt Oxxio klanten tools om energieverbruik in eigen hand te houden. Onderdeel van de nieuwe campagne is een vijftal onconventionele commercials die vanaf vandaag te zien zijn op tv.
Met de nieuwe campagne kruipt de energieleverancier in de huid van de gebruiker, door de problemen en vragen te identificeren en vervolgens met concrete oplossingen te komen. De bekende stripfiguur-mascotte verdwijnt naar de achtergrond en maakt plaats voor filmische beelden in realistische situaties. Hiermee wil Oxxio een nieuwe doelgroep aanspreken: de selfdirected customer. Dit zijn consumenten die zelfstandig, optimistisch en proactief zijn en die bewuste keuzes maken in het leven. Consumenten die ook kritisch naar hun energierekening kijken en graag handvatten willen krijgen zodat zij inzicht hebben in de energiekosten.

Werkzaamheden Ondergrondse Gasopslag Norg

Vanaf maandag 28 april gaat de productieinstallatie op de ondergrondse gasopslag Norg in de jaarlijkse onderhoudsstop. Om hier veilig aan te kunnen werken moet de productieinstallatie vrijgemaakt worden van het aardgas. Op maandag 28 april zal er daarom op die dag worden gefakkeld. Op donderdag 1 mei zal de rest van de installatie drukvrij worden gemaakt. Ook hiervoor is het nodig om gedurende de gehele dag te fakkelen.

Solar Team Twente: Universiteit Twente en Saxion Ambiëren eerste plaats

Universiteit Twente en Saxion gaan extra investeren in het Solar Team Twente. De UT en Saxion vragen ook de andere sponsoren dezelfde lijn te volgen, met als ultiem doel: het behalen van de eerste plaats in de World Solar Challenge in Australië in 2015, dé prestigieuze race voor auto's die rijden op zonne-energie.
De Universiteit Twente en Saxion hebben wel een aantal voorwaarden gesteld voor de verhoogde bijdrage en extra support: het bereiken van de eindoverwinning.  Mocht dit in 2015 niet lukken, dan stoppen beide kennisinstellingen hun bijdragen, en daarmee feitelijk de toekomstige deelname aan de race.
Er zal tevens een nieuw studententeam en bestuur worden geformeerd, dat zorgt voor een bredere inbedding in de regio. Dit moet leiden tot meer bijdragen van huidige en nieuwe partijen en maximale publiciteit en exposure gedurende het gehele seizoen. Bij de vorming van het nieuwe team zullen naast UT-studenten, ook meer Saxion studenten worden geworven, waarbij niet alleen technische disciplines nodig zijn, maar ook voldoende communicatief en ondernemend talent.
In 2013 behaalden ‘The RED Engineers’ een mooie derde plek, echter “Als je doet wat je deed, dan krijg je wat je kreeg. We gaan nu echt voor de eerste plaats!”, aldus de bestuursvoorzitters Victor van der Chijs en Wim Boomkamp. Vandaar deze nieuwe opzet, extra bijdragen en inspanningen en de expliciete oproep aan de regio, alle bestaande en potentiële nieuwe partners hierin mee te gaan.
De UT en Saxion geven met de hernieuwde en verhoogde steun aan de Solar Challenge een waardevol project te vinden om het studentenactivisme mede te ondersteunen en ook de onderwijsinstellingen, de regio en alle betrokken ondernemers een bijdrage te laten leveren aan de profilering van Twente op het gebied van High Tech Systems & Materials (HTSM), innovatie en ondernemerschap.

Verkeersregelaars bij werkzaamheden hoogspanningsmasten Limmel

In de periode tot 30 mei verdwijnen de hoogspanningskabels en -masten uit het landschap in Limmel. De werkzaamheden kunnen op werkdagen tussen 08.00 en 16.00 uur voor verkeers- en geluidsoverlast zorgen
De werkzaamheden vinden plaats in 2 fases: 

•Tot en met 28 april verwijderen medewerkers van de firma Liandon de kabels uit de masten. Tijdens de werkzaamheden is er geen doorgaand verkeer mogelijk in de Askalonstraat, de Populierweg en de Galjoenweg. Er worden verkeersregelaars ingezet. In deze straten geldt dan ook een gedeeltelijk parkeerverbod (aangegeven met borden).
•Tot en met 30 mei worden de masten en de fundamenten verwijderd. Tijdens de werkzaamheden kunt u uit veiligheidsoverwegingen het werkgebied niet in. Volg instructies van de medewerkers van Liandon op.

Het verwijderen van de kabels en masten is onderdeel van het plan Limmel-Nazareth dat de twee buurten met elkaar wil verbinden.

vrijdag 25 april 2014

Serie bijeenkomsten Omgevingsvisie afgesloten met thema energie

De reeks van vijf thema-avonden voor de Omgevingsvisie is op dinsdag 22 april afgesloten met de bijeenkomst over de ruimtelijke inpassing van duurzame energie. Tijdens de thema-avond werd onder meer gesproken over hoe en waar zonnepanelen of windmolens een plek in het landschap kunnen krijgen. De Omgevingsvisie is een beleidsnota die gaat over de kwaliteit, de inrichting en het beheer van de leefomgeving in de provincie Groningen voor de komende jaren.
De laatste thema-avond werd gehouden in de Euroborg in Groningen. Met ruim honderd gasten was ook deze bijeenkomst druk bezocht. Namens de provincie Groningen waren de gedeputeerden William Moorlag en Yvonne van Mastrigt aanwezig. Aan de gesprekstafel kwamen deskundigen als Hilde Blank (directeur BVR), Christian Zuidema (universitair docent RUG) en Philip Kocken (projectleider Groninger Energie Koepel) aan het woord. Er werd bijvoorbeeld gesproken over kleinschalige lokale initiatieven voor het opwekken van duurzame energie, maar ook over de ruimtelijke inpassing van windmolens. De Groninger Energiekoepel noemde een aantal geslaagde burgerinitiatieven. Een deel van de aanwezigen was van mening dat wanneers burgers zelf betrokken zijn bij initiatieven, of meeprofiteren van de opbrengsten, de acceptatie groter zal zijn.
De vijf thema-avonden maken deel uit van het voortraject van de Omgevingsvisie. De uitkomsten van de bijeenkomsten zijn samen met de Startnotitie van maart 2014 de basis voor het Keuzedocument Omgevingsvisie, dat in juni 2014 aan Provinciale Staten wordt aangeboden. De startnotitie beschrijft de kaders en vertrekpunten voor het opstellen van de nieuwe Omgevingsvisie. In maart 2015 verschijnen de ontwerp-Omgevingsvisie, de ontwerp-Omgevingsverordening en een milieueffectrapportage (MER). Hierop is inspraak mogelijk.

ING analyse: Miljarden extra investeringen nodig in stroomnetwerk

Er zijn snel miljarden aan extra investeringen nodig in het Nederlandse stroomnetwerk, vooral in het hoogspanningsnet. Dat is onder meer nodig om de Nederlandse energie-intensieve industrie concurrerend te houden, want door de sterke toename van zon- en windenergie in Duitsland is elektriciteit daar nu veel goedkoper dan in Nederland. Bovendien moeten netbeheerders steeds vaker ingrijpen om de juiste netspanning te garanderen nu de stroomopwekking veel meer dan voorheen afhankelijk is van weersinvloeden. Om de benodigde investeringen mogelijk te maken zonder de staatskas verder te belasten, zou de overheid het eigendomsmonopolie in netbedrijven moeten loslaten. Dit kan door private investeringen van bijvoorbeeld pensioenfondsen toe te staan, evenals kruisparticipaties tussen netwerkbeheerders. Dat concluderen economen van ING in een vandaag verschenen rapport.
Om te kunnen profiteren van goedkope Duitse stroom zijn meer grensoverschrijdende verbindingen nodig. Daar wordt nu hard aan gewerkt. Naar verwachting zal de invoer van elektriciteit hierdoor stijgen van 27% nu naar 35% in 2015.
TenneT – de beheerder van het landelijke transportnet - raamt haar investeringsopgave op minimaal € 16 miljard in de komende tien jaar: € 5 miljard in Nederland en € 11 miljard in Duitsland. Daarnaast heeft Nederland zich in het Energieakkoord aan een forse ambitie voor wind op zee gecommitteerd. TenneT is vanuit haar kennis en ervaring in Duitsland de meest voor de hand liggende partij om dat net aan te leggen. Het Energieakkoord deelt TenneT ook die taak toe maar het kabinet moet dat nog formeel bekrachtigen. Als TenneT ook de verantwoordelijkheid krijgt van de overheid om ‘het net op zee’ in Nederland aan te leggen, komt er nog € 2 tot € 3 miljard bij. In dat scenario bedragen de investeringen dus € 18 tot € 19 miljard tot 2025. Om dit te financieren is naast vreemd vermogen ook eigen vermogen nodig. Met het instappen van private financiers in Duitse offshore projecten heeft TenneT de behoefte aan eigen vermogen voor de Duitse activiteiten veilig gesteld. Maar in Nederland is naar verwachting nog € 0,5 tot € 1 miljard aan eigen vermogen nodig in de periode 2016-2017. Als de Staat deze investering zelf invult, zal dit gevolgen hebben voor de Nederlandse staatsschuld, die met 74% nog lang niet aan de Europese norm van 60% voldoet. Hiermee stimuleert het kabinet een duurzame energiesector en creëert daarmee werkgelegenheid. De economen van ING zouden het belangrijk voor de discussie vinden als deze punten  aan de orde komen bij de behandeling van de Ontwerp-Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee, die binnenkort in de Tweede Kamer besproken zal worden.
De uitdaging ligt er dus in om de kapitaalinjectie voor de Nederlandse Staat – als enig aandeelhouder van TenneT – zo veel mogelijk te beperken. Dat kan op de volgende manieren:

·         Laat private partijen investeren in het Nederlandse net. Hiermee wordt ook voorzien in een behoefte onder private investeerders, zoals Nederlandse pensioenfondsen, die op zoek zijn naar goede business cases om in de Nederlandse energietransitie te investeren.

·         Bied netbeheerders uit binnen- en buitenland de mogelijkheid om een aandelenbelang in elkaar te nemen. Deze zogenaamde kruisparticipaties dragen bij aan de eenwording van een Europese energiemarkt en bevorderen grensoverschrijdende samenwerking tussen netbeheerders, wat gunstig is voor Nederland. Voor de Nederlandse Staat betekent dit dat zij niet langer de enige aandeelhouder is, waardoor ook andere partijen eigen vermogen kunnen inbrengen. Dit betekent ook dat de Nederlandse Staat zelf minder kapitaal hoeft in te brengen. Uit een analyse van eigendomsverhoudingen van Europese netbeheerders blijkt dat in veel landen al sprake is van gespreid aandelenbezit, waardoor deze route ook Brussel-proof is.

·         Zorg voor een gelijkwaardig speelveld in het toezicht op netbeheerders binnen Europa. Het toezicht vindt nu nog nationaal plaats terwijl de energiemarkt steeds internationaler wordt. Bovendien is het toezichtkader in Nederland vooral gericht op lage kosten. Het toezicht zal – net als in Duitsland, Frankrijk en Engeland – meer aandacht moeten hebben voor het aantrekken en financieren van investeringen. De consument is immers niet alleen energieverbruiker maar ook belastingbetaler en daardoor gebaat bij waarde behoud van het in TenneT geïnvesteerde maatschappelijke vermogen. TenneT kan daardoor makkelijker private investeerders aantrekken om projecten te financieren en heeft een sterkere onderhandelingspositie bij het aangaan van kruisparticipaties.

Shell Eco-marathon met waterstof

Van 15 tot en met 18 mei strijkt dit jaar de 30e editie van de Shell Eco-marathon neer in Ahoy, Rotterdam voor dit gratis evenement op het gebied van milieubewustwording.
De Shell Eco-marathon wordt voor de derde keer op het Rotterdamse stratencircuit verreden. Shell organiseert deze populaire happening ook in Azië en Amerika. Daar is Linde eveneens partner van Shell waar het gaat om de voorziening van de benodigde cilindertjes met waterstof en technische knowhow voor de teams waarvan de auto’s op deze brandstof rijden.
Vorig jaar won de Hogeschool van Amsterdam in de categorie ‘Prototype’: met haar waterstof-brandstofcel wist de equipe een afstand af te leggen van maar liefst 342,2 km op een liter brandstof. Een bijna onmogelijke taak, maar studenten uit heel Europa laten telkens weer zien dat het kan. Want meer dan 200 teams uit 26 landen strijden er onderling om: wie rijdt er met een zelfgebouwd voertuig zo ver mogelijk op zo weinig mogelijk brandstof? Zuinigheidsrecords worden niet alleen gebroken met conventionele brandstoffen als benzine, diesel en ethanol, maar ook met alternatieve aandrijvingen als zonne-energie, elektriciteit en waterstof.
Linde hanteert waterstof als één van de speerpunten van haar concepten op het gebied van ‘clean energy’. In de afgelopen jaren is belangrijke voortgang geboekt op weg naar marktklare systemen en producten, zowel met betrekking tot voertuigontwerp als de achterliggende infrastructuur. In Europa bestaat met name in Duitsland al een belangrijk aantal waterstof-tankstations. Groot voordeel van waterstof als brandstof boven een ander alternatief als elektriciteit, is de grote actieradius (zo’n 700 km met een tank) en de korte vultijd van drie minuten (vergelijkbaar met diesel- en benzineauto’s).
De Shell Eco-marathon biedt, naast de studentencompetitie, een breed aanbod aan interactieve attracties en activiteiten voor jong en oud in het Shell Energy Lab. Een plek waar energie het middelpunt is en hele families gratis de wereld van morgen kunnen beleven. Linde levert hier vloeibare stikstof voor een supergeleider en in het theater zal een speciale ‘Linde professor’ op eenvoudige, inzichtelijke wijze de werking van gassen als kooldioxide en argon uitleggen met allerlei demonstraties.
In de paddocks draagt de stand van Linde dit jaar het thema ‘Fascinating Gases’. Er wordt ingegaan op de brede en groene toepassingen van diverse luchtgassen. Linde medewerkers kunnen er uren over vertellen. Onder het genot van een ‘bubbelend’ droogijs drankje kan de Forze VI worden bewonderd; de raceauto op waterstof van de TU Delft. 
Op het buitenterrein zal een speciale Linde waterstoftruck gestationeerd zijn die kan fungeren als mobiel tankstation.

donderdag 24 april 2014

Gratis energielabel voor elk huis is er nu

Vanaf vandaag kan iedereen zien hoe zuinig zijn huis is, want er is nu voor elke woning een gratis energielabel. De site www.energielabelatlas.nl vermeldt het officiële label als het huis al is doorgemeten door een gecertificeerd bedrijf. Daarnaast is er een indicatief label voor woningeigenaren die dat nog niet hebben laten doen. Bij het bepalen van zo'n label worden de officiële rekenregels van de overheid gebruikt.
De atlas is een initiatief van de nationale energiebesparingsaanpak Meer Met Minder, dat ondersteund wordt door onder andere Bouwend Nederland. Voorzitter Maxime Verhagen: "De atlas is een hulpmiddel om net als bij wasmachines de energieprestaties zichtbaar te maken. Je ziet nu in één oogopslag hoeveel je huis rood of groen kleurt. De kleur is gebaseerd op openbare gegevens, die door de woningeigenaar zelf up-to-date gemaakt kunnen worden. Kijk dus naar je label en pas 'm aan, waar nodig. Dan krijgt het energielabel eindelijk de functie waar 't ooit voor bedoeld was. Alle huizenbezitters, installateurs en aannemers kunnen nu gericht aan de slag om de vier miljoen particuliere woningen te verbeteren."
"Doel van de atlas is dat bewoners inzicht krijgen in hun besparingsmogelijkheden. Tot nu toe was voor veel mensen niet helder hoe ze de energiezuinigheid van hun woning konden bepalen. Dat is nu veranderd. Met het indicatief energielabel in hand komen we in Nederland weer een stap dichterbij succes in energiebesparing. Tegelijk wordt er lokaal ook steeds meer en beter samengewerkt tussen gemeenten, bedrijfsleven, een groeiend aantal bewonersgroepen en banken, zoals de Rabobank. Financiering is niet het probleem. Vanuit het SER Energieakkoord is er sinds januari ook al een werkend energiebesparingsfonds voor woningeigenaren", aldus Verhagen. "En nu hebben we dan ook een mooie kaart van Nederland waarop we zien hoe we ervoor staan. We staan aan de vooravond van de langverwachte opschaling. Als ondertekenaar van het SER Energieakkoord leveren we als bouwsector met de atlas een belangrijke bijdrage daaraan.
Meer Met Minder ontwikkelde een nieuwe methode waarmee het energielabel kan worden vastgesteld. De methode bestaat uit het samenvoegen van twaalf woningkenmerken die eenvoudig vast te stellen zijn door bewoners zelf. Door gebruik te maken van deze kenmerken en de bouwnormen toe te passen van het bouwjaar en de jaren waarin maatregelen zijn genomen, is het resultaat van het indicatief energielabel in meer dan 90 procent van de gevallen binnen één labelstap hetzelfde als het huidige officiële energielabel. De methode maakt gebruik van officiële rekenregels van de overheid. Mochten die veranderen, dan past Meer Met Minder de atlas altijd zo snel mogelijk aan.

Energie Atlas brengt mogelijkheden duurzame energiewinst in kaart

Hoeveel energie wordt er in mijn buurt verbruikt? Hoeveel energie verbruikt het bedrijventerrein bij mij om de hoek? Waar liggen de kansen voor zonne-energie? Waar voor windenergie? En waar zijn er kansen om de vraag naar energie te combineren met het (duurzame) aanbod? De interactieve Amsterdamse Energie Atlas brengt de antwoorden op al deze vragen letterlijk in beeld. Donderdagmorgen 17 april is de atlas gepresenteerd in de Amsterdam ArenA.
De stad Amsterdam staat voor enorme uitdagingen. Het aantal inwoners in de hoofdstad zal de komende jaren met 100.000 tot 150.000 mensen toenemen. Nu al spendeert Amsterdam jaarlijks maar liefst 2 miljard euro aan energie. Tegelijkertijd wil de hoofdstad in 2025 40% minder CO2 uitstoten dan in 1990, en in 2040 75%. Hoe blijft Amsterdam leefbaar en betaalbaar op de lange termijn?
De sleutel ligt in een snelle transitie van fossiele brandstoffen naar duurzame energie. Want verbruik van hernieuwbare energiebronnen kost uiteindelijk vele malen minder, de bron is onuitputtelijk en de stad vervuilt minder. De nieuwe Amsterdamse Energie Atlas brengt alle data op het gebied van energieverbruik, kansen voor besparing en mogelijke energiebronnen in de stad overzichtelijk bij elkaar. Per buurt, wijk en zelfs blok. Bob Mantel, Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO): "We hopen dat door de atlas bewoners gaan nadenken over hun eigen energiegebruik. En we hopen dat bedrijven grote stappen gaan maken door vernieuwende energiesystemen te introduceren. Verder geeft de atlas een aanzet om na te denken over de energievoorziening in de regio. Want kan Amsterdam in theorie met duurzame energie in zijn eigen behoefte voorzien? Of moeten we energie uitwisselen met de regio?"
De data zijn vanaf donderdag 17 april als open data beschikbaar via een interactieve kaart op http://maps.amsterdam.nl/. De gemeente Amsterdam heeft de atlas gemaakt in samenwerking met netbeheerder Liander, Waternet, energieproducent NUON, TNO, de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties AFWC en Amsterdam Smart City. Al deze partijen hebben data aangeleverd. Bedrijven en organisaties kunnen op basis van deze data zelfstandig producten en diensten ontwikkelen voor energiebesparing en duurzame opwekking.
De Energie Atlas heeft de kansen voor het opwekken en onderling uitwisselen van energie in Zuidoost al in beeld gebracht en geanalyseerd. Dit in het kader van het project Energiek Zuidoost, de verzamelnaam van projecten om de CO2-uitstoot in het gebied tussen ruwweg de Amsterdam ArenA en het AMC te verminderen. De Atlas toonde dat er veel kansen liggen voor het gebruik van lokale restwarmte, zoals van kantoren, datacenters en het AMC. Inmiddels zijn de gemeente Amsterdam en Amsterdam Smart City hierover in gesprek met het AMC, Amsterdam Arena, Ikea, NUON en Liander.

Gasunie New Energy partner in noordelijk Power-to-Gas initiatief

Op de Hannover Messe heeft Gasunie een nieuw bedrijfsonderdeel gepresenteerd: Gasunie New Energy. Samen met partners werkt Gasunie New Energy aan de haalbaarheid van duurzame technologieën voor toepassing op grotere schaal. Gasunie New Energy neemt daarbij een verbindende, commerciële positie in met een focus op de benodigde infrastructuur.
In de energievoorziening gaat het steeds om drie elementen die met elkaar in evenwicht moeten zijn: duurzaamheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid. De uitdaging hierbij is om op alle drie punten succesvol te zijn in een energievoorziening waarin energievormen steeds meer in een wisselwerking met elkaar zullen komen te staan. Voor het balanceren tussen vraag en aanbod van deze energievormen speelt energieinfrastructuur een belangrijke rol.  Gasunie New Energy wil daar met gasinfrastructuur als startpunt een samenbrengende rol spelen.
Samenwerking is een sleutelwoord: nieuwe ketens en businessconcepten zullen nodig zijn om de transitie naar ecologische en economisch bestendige duurzame energievoorziening te realiseren.
Een eerste voorbeeld van zo’n samenwerking is het Power-to-Gas initiatief waarin Gasunie New Energy samen met een reeks partners vandaag medeondertekenaar is. Het initiatief is gericht op het realiseren van een grootschalige, volledig geïntegreerde Power-to-Gas-installatie in Delfzijl. Zie voor details het persbericht dat Energy Valley hierover vandaag heeft uitgestuurd.

Plaatsing Amsterdamse openbare oplaadpunten ook komend jaar door Essent en Nuon/Heijmans

De gemeente Amsterdam heeft de contracten met Essent en Nuon/Heijmans voor de plaatsing van openbare oplaadpunten voor elektrische auto’s met een jaar verlengd. Dat betekent dat Amsterdammers die elektrisch willen rijden en een oplaadpunt op straat nodig hebben ook het komende jaar bij deze partijen terecht kunnen. Voor 2016 moet het aantal punten in de openbare ruimte zijn uitgebreid naar 2.000.
Op dit moment bestaat het Amsterdamse openbare oplaadnetwerk uit 900 oplaadpunten. Deze punten zijn vrijwel allemaal geplaatst op verzoek van elektrische rijders. Op de drukste locaties zijn extra punten geplaatst om de groei aan elektrische voertuigen de ruimte te bieden.
De vraag naar laadpunten neemt toe omdat er steeds meer elektrische auto’s in de stad rondrijden. Het aantal geregistreerde elektrische voertuigen in Amsterdam is het afgelopen half jaar meer dan verdubbeld van 750 voertuigen naar bijna 1.600. Dit jaar komen er ook weer nieuwe modellen op de markt, zoals de Nissan eNV200 en de Volkswagen e-Golf. Ook de eerste maanden van 2014 laten een stijging van het aantal verkochte elektrische voertuigen zien.
Amsterdam houdt de groei van het opladen zorgvuldig in de gaten. In samenwerking met het CleanTech onderzoeksprogramma van de Hogeschool van Amsterdam wordt voortdurend in het oog gehouden hoe elektrisch rijders gebruik maken van het oplaadnetwerk. Op basis van die gegevens kunnen punten worden bijgeplaatst of verplaatst; zo zijn stad én gebruikers verzekerd van een efficiënt netwerk dat intensief wordt gebruikt. Een belangrijk element om het netwerk rendabel te maken.
Sinds de start van het contract in 2011 zijn de oplaadpunten intensief gebruikt. Zo hebben er in totaal 250.000 laadsessies plaatsgevonden waarin 2.500.000 kWh is geladen. Dit staat gelijk aan meer dan 12.000.000 schone kilometers, ofwel 305 rondjes om de aarde! Inmiddels weten per maand 3.000 individuele gebruikers het Amsterdamse netwerk te vinden.
In 2011 heeft Amsterdam als eerste gemeente van Nederland al haar luchtkwaliteitsmaatregelen doorgerekend en gekozen voor maatregelen die de meeste schone lucht opleveren per geïnvesteerde euro. Deze maatregelen zijn vastgelegd in het plan Schone lucht voor Amsterdam. Uit de evaluatie van september 2013 blijkt dat de lucht in Amsterdam schoner wordt door de huidige Amsterdamse maatregelen. Bij de evaluatie is ook besloten het aantal oplaadpunten uit te breiden naar 2.000 in 2016.

woensdag 23 april 2014

Grote verschillen in duurzaamheidbeleid banken

Zeven Nederlandse banken verbeterden in 2013 hun duurzaamheidbeleid voor in totaal 16 onderwerpen. Dit geldt voor ABN Amro, Aegon Bank, ASN Bank, NIBC, Rabobank, SNS Bank en Van Lanschot. Drie banken, Delta Lloyd Bank, ING Bank en Triodos, hebben geen beleidsverbetering doorgevoerd in 2013, ondanks het feit dat het duurzaamheidbeleid ook bij deze banken nog niet optimaal is of zelfs ontbreekt. Dit blijkt uit de nieuwe jaarupdate van de Eerlijke Bankwijzer.
'Het is goed dat een aantal banken verdere stappen neemt om hun duurzaamheidbeleid te verbeteren. De race naar de top zet door, maar niet op hoge snelheid. Er is nog een lange weg te gaan. Het beleid voor met name klimaat, dierenwelzijn, belastingen & corruptie en woningbouw laat bij veel banken nog flink te wensen over. Het belang van daadwerkelijk duurzaam investeren zit nog steeds niet tussen de oren van alle bankdirecties,' zo stelt Peter Ras, projectleider van de Eerlijke Bankwijzer.
Positief is dat ASN en Rabobank nieuw beleid invoerden voor verduurzaming van woningbouw en vastgoed door energiebesparing te bevorderen. ABN Amro vindt de winning van olie uit teerzanden onacceptabel. Aegon heeft beleid voor maakindustrie verbeterd door bijvoorbeeld certificeringeisen te stellen voor kleding en chemie, en verwacht ketenverantwoordelijkheid van bedrijven waarin het belegt. De verschillen tussen banken blijven groot: in het tempo waarin ze verduurzamen, in het ambitieniveau voor verduurzaming en in de wijze waarop ze duurzaamheidbeleid praktisch toepassen in hun investeringen.
'Uit onze vier praktijkonderzoeken in 2013 blijkt dat de realiteit weerbarstig is. Het investeringsbeleid van banken voor kernwapens, veetransport, transparantie en mijnbouw schiet vaak tekort of wordt niet goed uitgevoerd, aldus Ras.

Duurzame campus voor Erasmus Universiteit Rotterdam

SMT Bouw & Vastgoed en TBI-ondernemingen Croon Elektrotechniek en Wolter & Dros gaan de nieuwbouw van een multifunctioneel en duurzaam onderwijsgebouw voor de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) realiseren. Het gebouw van ca. 8.800 m2 is ontworpen door architectenbureau Paul de Ruiter. Het geheel is onderdeel van de vernieuwingen waarmee de Erasmus Universiteit een levendige en duurzame campus creëert met internationale allure, waar het aangenaam studeren en werken is.
De opdracht is door de Erasmus Universiteit als Design & Construct, als UAVGC-contract (constructief, bouwkundig en installatietechnisch) in de markt gezet. Door de integraliteit van het project zijn SMT Bouw & Vastgoed, Croon en Wolter & Dros van meet af aan met elkaar opgetrokken. Zo kon optimaal gebruik worden gemaakt van de toegevoegde waarde die samenwerking tussen bouw, werktuigbouwkunde en elektrotechniek biedt. Daarnaast werkt Croon al enige jaren als technisch dienstverlener voor de Erasmus Universiteit en is daardoor bekend met de ambities van de organisatie. Het resultaat: een modern, flexibel en gebruiksvriendelijk gebouw.
Uniek aan het gebouw is dat er vooraf goed is nagedacht over de verschillende functies die een modern onderwijsgebouw moet hebben. Er is rekening gehouden met de inrichting, een gezond binnenklimaat, maar juist ook gebruikersgemak. Door het gebouw in te richten vanuit de gedachte dat flexibiliteit de 'houdbaarheidsdatum' van een gebouw verlengd, kan per behoefte worden bepaald hoe de ruimten worden ingedeeld. Binnen het gebouw komen moderne onderwijsruimtes, studieplekken en op de begane grond is er plaats voor een supermarkt. Het gebouw is als een flexibele structuur ontworpen waarbinnen ruimte is voor een 'wisselprogramma'; de eerste jaren komt hier de Universiteitsbibliotheek, kan er worden gestudeerd en is er plaats voor winkels.
Ook gaat veel aandacht uit naar duurzaamheid en wordt er gebruik gemaakt van verschillende duurzame technieken waaronder warmte- koudeopslag in de bodem, optimaal daglicht, energieterugwinning en slimme verlichting. De bouw start eind mei 2014 en het gebouw wordt in september 2015 in gebruik genomen.

Proef met schonere treinen in provincie Groningen

De treinen in de provincie Groningen gaan in de toekomst mogelijk rijden op elektriciteit of op gas. De provincie heeft onderzoek laten doen hoe de treinen op schonere energie kunnen gaan rijden. Uit het onderzoek komen hiervoor twee mogelijkheden naar voren: elektriciteit (treinen met bovenleidingen) en vloeibaar gas, zogenaamd 'bio-LNG'. Binnenkort wil de provincie al een proef gaan uitvoeren met beide vormen van energie.
De provincie Groningen vindt een schoner en efficiënter gebruik van brandstof belangrijk. De huidige treinen in de provincie rijden op diesel. Jaarlijks verbruiken de treinen in Groningen en Friesland ongeveer acht miljoen liter diesel. Gas en elektriciteit zijn schonere vormen van energie. De meest duurzame vorm voor de trein zou het gebruik van elektriciteit zijn maar dat vraagt ook een grote investering in één keer. Wel is de verwachting dat  de exploitatiekosten voor een elektrische trein lager zijn dan van een dieseltrein.
Het voordeel van een trein die op gas rijdt is dat er nog de mogelijkheid bestaat om later over te stappen op een andere vorm van brandstof. Voor bio-LNG moet wel veel lokale bio-energie opgewekt worden. De vraag is of er daar in Groningen voldoende capaciteit voor is. Nader onderzoek moet ook uitwijzen of een combinatie van elektrificeren (al dan niet gedeeltelijk) én (bio)-LNG een oplossing is.
Een keuze voor bio-LNG als mogelijkheid om treinen duurzamer te maken zou goed aansluiten bij de ambitie van Noord-Nederland om LNG als duurzame transportbrandstof in het Noorden te introduceren. Daarbij gaat het om treinen, scheepvaart en zwaar wegverkeer. Daarvoor is de taskforce LNG Noord-Nederland ingericht. Deze begeleidt samen met het Nationaal Platform LNG de introductie van (bio-)LNG als brandstof. Dit gebeurt door de kennis op het gebied van LNG te bevorderen en de aanvraag van vergunningen gemakkelijker te maken.

dinsdag 22 april 2014

Kamp: 'Steun voor Nederlandse energiebeleid positief'

Met het Energieakkoord heeft Nederland een goede basis gelegd voor de overgang naar een duurzame energievoorziening. Bovendien is Nederland leidend op energiegebied als het gaat om vrije concurrentie en kosteneffectieve stimulering van groene energie. Dat zijn de belangrijkste conclusies van een rapport van het Internationaal Energieagentschap (IEA) dat dinsdag 22 april 2014 werd overhandigd aan minister Kamp van Economische Zaken (EZ).
'De sterke groei van schalieolie en schaliegas in de Verenigde Staten, conflicten zoals in Oekraïne en subsidies op groene energie in onze buurlanden beïnvloeden de Nederlandse energiemarkt,' aldus Kamp. 'Het IEA concludeert dat we in Nederland de juiste keuzes maken op energiegebied om op dit soort ontwikkelingen te kunnen inspelen.'
Het IEA concludeert ook dat de Nederlandse energievoorziening betrouwbaar en betaalbaar is. Dit komt mede doordat de markt is geliberaliseerd. Dat vergroot de concurrentie, waarvan de consument uiteindelijk profiteert. Door voortdurend te investeren in energie-infrastructuur heeft Nederland zelfs een van de betrouwbaarste energievoorzieningen ter wereld.
Samen met de geografische ligging maken deze factoren Nederland tot een van Europa’s grootste knooppunten in de mondiale energiehandel en dragen ze bij aan energiezekerheid. Andere landen kunnen van deze ervaring leren, aldus het rapport van het Internationaal Energie Agentschap. Het IEA geeft aan dat de Nederlandse economie zich wel kenmerkt door het bovengemiddeld verbruik van fossiele brandstoffen. Dat komt mede doordat we een relatief grote industrie- en transportsector hebben en dichtbevolkt zijn. Wat hier geproduceerd wordt, gaat ook naar veel andere landen. Daarom zet Nederland in op een verdere reductie van de broeikasgassen in Europees verband.


Vraag uiterlijk 5 mei subsidie aan voor zonnepanelen Den Haag

De gemeente Den Haag heeft subsidie beschikbaar gesteld om zonnepanelen op Haagse daken te installeren. Men kan nog een aanvraag indienen tot en met 5 mei 2014. Er is een regeling voor particuliere aanvragers en voor bedrijven en instellingen. Meer informatie over de regeling en de manier waarop de subsidie kan worden aangevraagd, vindt u op www.denhaag.nl/subsidies.

ABN AMRO krijgt duurzaamheidscertificering LEED gold voor hoofdkantoor

Het hoofdkantoor van ABN AMRO aan de Gustav Mahlerlaan in Amsterdam heeft het Amerikaanse duurzaamheidscertificaat LEED ‘gold’ gekregen. LEED staat voor Leadership in Energy & Environmental Design. Goud is na Platinum het hoogst haalbare certificaat voor bestaande bouw. De bank kreeg de onderscheiding op 29 maart.
Het hoofdkantoor is in 2012 ook al BREAAM gecertificeerd, dat is een van de bekendste Europese certificeringen. Het grote verschil tussen BREAAM en LEED, is dat de LEED niet alleen kijkt naar het gebouw zelf. Ook de toepassing van het duurzaamheidsbeleid op water, energie, installatiebeheer, inkoop, afvalbeheer, binnenklimaat en schoonmaak worden beoordeeld. Daarbij was het belangrijk dat de bank kan aantonen waar besparingen precies zijn behaald. Op het hoofdkantoor is er bijvoorbeeld water bespaard doormiddel van innovaties als waterbesparende kranen.

Schaalsprong in energietransitie voor bestaande bouw kan wél

Het Nationale Energieakkoord wil een fundamentele omslag realiseren in de Nederlandse energievoorziening. De nieuwe, gebiedsgerichte aanpak ‘Bestaande bouw EnergieNeutraal’ laat door middel van praktijkonderzoek in Apeldoorn en Rotterdam zien hoe dit te realiseren is. De schaalsprong vergt brede samenwerking van de gemeente met de woningcorporaties, bedrijven en bewoners uit de wijk. En slimme technologie op maat door bouwers en installateurs.
Voor iedereen die aan de slag wil met deze gebiedsgerichte aanpak is er nu het boek ‘Bestaande bouw EnergieNeutraal, reisgids voor een gebiedsgerichte aanpak’. Het boek is tot stand gekomen in het innovatieprogramma GEN. Het boek schenkt aandacht aan technische, financiële en sociale aspecten en geeft suggesties voor een stakeholderbenadering, achtergrondinformatie over innovatie en hoe de tools uit GEN toegepast kunnen worden.
In het innovatieprogramma GEN heeft TNO aanpakken en modellen gemaakt die snel inzicht bieden in de mogelijkheden die bewoners, overheden en ondernemers hebben om een wijk energieneutraal te maken. De modellen laten de optimale balans zien in energievoorzieniningen van een stedelijk gebied vanuit haalbare businesscases en vanuit de mogelijkheden voor toepassing. De kennis kunnen bewoners, ondernemers, woningcorporaties en gemeenten gebruiken om individuele energiekeuzes te maken of om bijvoorbeeld collectief te investeren.

zaterdag 19 april 2014

Green Team Twente onthult nieuwe, extreem zuinige waterstofauto

Het Green Team Twente, een team van elf UT-studenten dat in mei deelneemt aan de Shell Eco Marathon, presenteert op 23 april 2014 hun vernieuwde waterstofauto: de UTmotive. Met de verbeterde auto  wil het team dit jaar de felbegeerde  ‘1 op 1000’ rijden, waarmee een plek in de top 3 mogelijk is. De nieuwe auto kan zonder te tanken van Enschede naar Parijs rijden en krijgt na de race een RDW-keuring, waardoor de auto officieel de weg op mag.
‘’We hebben dit jaar een verbeterd ontwerp en een nieuwe, draadloze real time data connectie’’, vertelt Sander Schotman van het Green Team Twente. “Hierdoor zien we tijdens de race wat er in de auto gebeurt en kan er, indien nodig, ingegrepen worden. Tevens hebben we een nieuwe waterstofcel voor betere efficiëntie en nieuwe carbonvelgen, die we zelf ontworpen hebben. Dankzij deze carbonvelgen behalen we een gewichtsreductie van tien procent. Bovendien heeft de UTmotive onlangs een officieel chassisnummer van de RDW gekregen.”
Green Team Twente bestaat uit elf UT-studenten van verschillende studies (Electrical Engineering, Werktuigbouwkunde, Scheikundige Technologie en Gezondheidswetenschappen). In mei 2014 gaat het team de strijd aan met tweehonderd andere teams tijdens de Shell Eco Marathon in Rotterdam. Bij de Shell Eco-marathon is het de bedoeling om zo efficiënt en zuinig mogelijk te rijden op de gekozen brandstof.
 De UTmotive rijdt in de UrbanConcept klasse en zal gaan rijden op waterstof. De UrbanConcept klasse stelt extra eisen aan de auto. Zo moet de auto vier wielen hebben en moet de bestuurder rechtop in de auto kunnen zitten. Vorig jaar heeft het team een resultaat behaalt gelijk aan 1 liter benzine op 750 kilometer. Dit jaar behoort 1 op 1000 tot de mogelijkheden. e
Het Green Team Twente onthult op 23 april 2014 de nieuwe waterstofauto op het terrein van de Universiteit Twente (collegezaal Waaier 1). De autopresentatie is vrij toegankelijk.  Om 15.30 uur is er een ontvangst met koffie en om 16.00 start de presentatie. Aansluitend maakt de UTmotive haar eerste rondes op het O&O plein op de Campus van de Universiteit Twente.

vrijdag 18 april 2014

Snellaadstation voor smartphones gaat backstage op Paaspop

Medewerkers en artiesten op Paaspop kunnen dit weekend snel, veilig en zonder gedoe hun mobiele telefoon opladen. Dit wordt mogelijk doordat de organisatie van het Schijndelse popfestival twee snellaadstations van energiebedrijf Essent backstage plaatst. De crew, dj's, zangers en bands op de traditionele opener van het zomerfestivalseizoen hoeven zo niet langer dan 30 minuten zonder smartphone te zitten.
Het snellaadstation bestaat uit 10 kluisjes met een sleutel. Het werkt simpel: de smartphone gaat in een kluisje, het apparaat meet welke capaciteit er nodig is en laadt de accu in zo kort mogelijke tijd maximaal op. Overigens kunnen ook tablets opgeladen worden in het apparaat. Er zijn aansluitingen voor de meest gangbare stekkers, zoals voor iPhones, iPads en smartphones met een micro-USB-aansluiting.
Het snellaadstation gebruikt intelligente USB-technologie en kan daardoor veel sneller laden dan een gewone oplader. In een half uur is de telefoon of tablet weer klaar voor gebruik, wat wordt aangegeven op het station zelf.
Chris Seijkens, organisator bij Paaspop: 'Niets is onhandiger dan tijdens de hectiek van een festival zonder je mobiel te zitten. Het snellaadstation is dan ook een uitkomst: binnen 30 minuten zijn de mensen achter de schermen weer 'up and running'. We overwegen trouwens ook om de snelladers de komende editie ook aan onze bezoekers ter beschikking te stellen. Omdat de snellader nog maar net op de markt is, was dat nu jammergenoeg nog niet mogelijk.'

TenneT vergunt twaalfde offshore netverbinding voor windparken op zee

TenneT heeft de constructie van haar twaalfde offshore netverbinding voor windparken gegund aan Siemens in consortium met Petrofac en Prysmian. Op de verbinding kunnen meerdere offshore windparken worden aangesloten. De capaciteit van de BorWin3 verbinding komt overeen met de jaarlijkse stroomconsumptie van bijna 1 miljoen huishoudens. De totale investering bedraagt ruim 1 miljard euro.
etc etc

Zuinige auto’s voor wegbeheer

De provincie Drenthe heeft veertien nieuwe dienstauto’s in gebruik genomen. Het gaat om de pick-ups waarmee de wegbeheerders hun werk op en rond de provinciale wegen uitvoeren. De keuze is gevallen op de Volkwagen Amarok. Deze auto is een van de zuinigste modellen in zijn soort. De nieuwe auto’s zijn uitgerust met een uitklapbaar tekstpaneel, waarop tijdens een incident meteen informatie voor de weggebruikers zichtbaar wordt gemaakt. Er hoeven geen aanhangers met tekstbord meer opgehaald en vervoerd te worden, dat bespaart brandstof.
Gedeputeerde Henk Brink: ‘Met de komst van deze nieuwe auto’s kunnen we de dienstverlening op de wegen die we als provincie beheren, weer een stuk verbeteren. Weggebruikers krijgen meteen actuele informatie over wat er aan de hand is als een van onze auto’s bij een incident hulp biedt. We zijn ook blij dat we met deze auto’s ons wagenpark weer een stuk schoner hebben weten te maken. Duurzaamheid bij het beheer van onze wegen en vaarwegen vinden we belangrijk. We hebben eerder al verschillende milieuvriendelijke voertuigen in gebruik genomen die nodig zijn bij het vaarwegbeheer.’
Voor het begeleiden van schepen in de winterperiode worden acht Volkswagens Up Cargo gebruikt, die op biogas rijden. Verder rijden de brug- en sluiswachters op een elektrische scooter tussen de verschillende te bedienen objecten.

donderdag 17 april 2014

Essent beboet voor negeren Bel-me-niet Register

De Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft energiebedrijf Essent beboet voor het overtreden van de telemarketingregels. Essent Retail Energie B.V. heeft grote aantallen consumenten gebeld met een commercieel aanbod. Essent heeft verzuimd adressen uit het belbestand te verwijderen van consumenten die stonden ingeschreven bij het Bel-me-niet Register. Anita Vegter, bestuurslid ACM: “Veel consumenten kiezen ervoor zich in te schrijven bij het Bel-me-niet Register, omdat zij niet ongevraagd gebeld willen worden. Als zij dan tóch worden gebeld, ondermijnt dit het doel van het register: het verminderen van de consumentenirritatie over ongevraagde telemarketing.” Daarom heeft ACM Essent een boete opgelegd van in totaal EUR 47.500.
Het onderzoek is gestart onder andere naar aanleiding van klachten van consumenten bij ConsuWijzer, het consumentenloket van ACM. Consumenten klaagden dat zij gebeld werden ondanks het feit dat zij stonden ingeschreven bij het Bel-me-niet Register.
Uit onderzoek van ACM is gebleken dat Essent in de onderzochte periodes – in 2010 en 2011 –  grote aantallen consumenten heeft gebeld waaronder consumenten die stonden ingeschreven bij het Bel-me-niet Register. Essent maakte voor haar werving gebruik van telefoonnummers van consumenten die hun gegevens hadden achtergelaten via enquêtes op websites. Consumenten die aan de enquête deelnamen en hun gegevens invulden, maakten kans op een prijs. Essent mag deze telefoonnummers alleen gebruiken voor telefonische werving als de consumenten daar uitdrukkelijk en ondubbelzinnig om hebben gevraagd. Dit bleek niet altijd het geval. Daarom had  Essent deze telefoonnummers vóór gebruik moeten vergelijken met het Bel-me-niet Register. Voor deze overtredingen heeft ACM Essent beboet.
Sinds 1 oktober 2009 is het wettelijk Bel-me-niet Register in werking getreden. Dit betekent dat bedrijven die via telemarketing klanten werven geen consumenten mogen bellen die staan ingeschreven bij dit register, tenzij het consumenten betreft die eerder klant zijn geweest bij het bedrijf. Inmiddels staan zo’n 8 miljoen consumenten ingeschreven in het register.

Eerste steen voor Campus EnergyVille

Op maandag 14 april werd op de voormalige mijnsite in Waterschei officieel de eerste steen gelegd van Campus EnergyVille. De KU Leuven en de Vlaamse onderzoeksorganisaties VITO en imec gaan er hun kennis rond hernieuwbare energie bundelen. Vanaf 2015 zal het gebouw plaats bieden aan een 200-tal onderzoekers.
Professor Ronnie Belmans (CEO Energyville) en rector Rik Torfs dragen letterlijk een steentje bij aan de campus. “Het wordt het meest duurzame gebouw van Vlaanderen wat energiegebruik betreft”, zegt professor Ronnie Belmans.
EnergyVille wil één van de Europese hotspots voor innovatief energieonderzoek worden en expertise leveren aan steden en industrie op het vlak van energie-efficiënte gebouwen en intelligente energiesystemen, zoals smartgrids en geavanceerde warmtenetten. Vanuit de KU Leuven slaan de afdelingen Energie van de departementen Elektrotechniek, Mechanica en Bouwfysica de handen in elkaar voor EnergyVille.
De onderzoeksfaciliteiten worden gehuisvest in EnergyVille Campus, een gebouw van 15.000 m² in het Thor-wetenschapspark dat in volle ontwikkeling is op het voormalige mijnterrein van Genk-Waterschei. Het gebouw is volledig energieneutraal dankzij het gebruik van de nieuwste technieken, zoals zonnepanelen, warmtepompen en warmte-opslagtechnieken, en de nodige domotica en controlemechanismen om het systeem te beheren. “Campus EnergyVille wordt het meest duurzame gebouw van Vlaanderen wat energiegebruik betreft”, zegt professor Ronnie Belmans, CEO van EnergyVille. “Het biedt de werknemers een aangename én stimulerende werkplek. Het gebouw is volledig CO2-neutraal en krijgt een BREEAM Excellent-duurzaamheidslabel.”
Het project past binnen de cradle-to-cradle-filosofie rond hergebruik van materialen: “Zo is de structuur van het complex deels opgebouwd uit ‘groen beton’ vervaardigd uit gerecycleerde non-ferroslakken van Umicore. Het uitgegraven zand van de kelder wordt dan weer hergebruikt als grondstof voor de nieuw aangemaakte stabilisé op de werf. Zelfs de werfketen zijn voorzien van led-verlichting, bewegingsmelders en verwarmingstimers om het energieverbruik te minimaliseren”, zegt Kris Delbaere, hoofdprojectleider voor aannemer STRABAG Belgium.
Campus EnergyVille vormt ook een hoeksteen van de herstelplannen voor Limburg van de Vlaamse regering. “Om de oude maakeconomie van Limburg door een nieuwe kenniseconomie te vervangen, moeten we ons op nieuwe industriële sectoren richten”, aldus minister van Innovatie Ingrid Lieten. “En waarom niet van zwart naar groen goud gaan? Volgens de meest recente cijfers is er een potentieel van ten minste 9.000 rechtstreekse en niet-verplaatsbare extra jobs in de hernieuwbare-energie-sector.”
Naast EnergyVille werden ook de plannen voor een nieuwe bedrijfsincubator IncubaThor voorgesteld. “Dankzij een continue kennisuitwisseling van de technische steunpilaar EnergyVille en zijn economische evenknie IncubaThor, ontstaat er op de Thor-site een warm nest voor gevestigde en nieuwe bedrijven in de hernieuwbare-energie-sector”, zegt Stijn Bijnens, algemeen directeur van de Limburgse investeringsmaatschappij LRM. Energiestudiebureau Encon stapt alvast mee in de IncubaThor, zo werd bij de eerstesteenlegging van Campus EnergyVille bekendgemaakt.

ACM publiceert hogere opbrengsten uit meettarieven van netbeheerders

De Autoriteit Consument & Markt heeft de marges vastgesteld die regionale netbeheerders gezamenlijk hebben gemaakt  met hun meetdiensten. ‘Meetdiensten’ is de verzamelnaam voor het plaatsen, beheren en onderhouden van gas- en elektriciteitsmeters. Netbeheerders hebben in 2011 en 2012 gezamenlijk zo’n 200 miljoen euro meer opbrengsten behaald dan zij kosten hadden voor deze meetdiensten. Dit blijkt uit de margebesluiten die ACM vandaag publiceert.
Met de margebesluiten wordt het bedrag vastgesteld dat de netbeheerders moeten gebruiken wanneer zij de komende jaren op grote schaal analoge energiemeters gaan vervangen door digitale slimme meters. Hiermee kunnen de  tarieven van de meetdiensten voor klanten stabiel blijven.
Sinds 2011 houdt ACM de marges voor de meetdiensten van de elektriciteitsmeter bij; sinds 2012 berekent ACM ook de marges voor de meetdiensten van de gasmeter. De marges tellen in 2011 en 2012 op tot een totaal van zo’n 200 miljoen euro. ACM verwacht dit jaar ook de meeropbrengsten uit 2013 vast te stellen.
ACM stelt als toezichthouder op de energiemarkt jaarlijks vast welk maximum tarief netbeheerders mogen rekenen voor meetdiensten aan huishoudens; dit tarief wordt het ‘meettarief’ genoemd. Omdat klanten niet kunnen switchen van netbeheerder, stelt ACM het meettarief vast.
 In een wettelijke regeling is vastgelegd dat ACM sinds 2008 het meettarief vaststelt door het gemiddelde tarief uit 2005 jaarlijks te verhogen met een inflatiecorrectie.
Huishoudens betalen zo’n 45 euro per jaar aan meettarieven voor gas en elektriciteit. De kosten die de netbeheerder moet maken wanneer de analoge meter op grote schaal vervangen wordt door de digitale slimme meter, gaan de komende jaren mogelijk stijgen. De gemeten meeropbrengsten kunnen na een besluit van de Minister ingezet worden om de meettarieven voor consumenten stabiel te houden. Overigens hebben de netbeheerders onlangs aan het ministerie van Economische Zaken bevestigd dat ze de grootschalige vervanging van de analoge meter door de digitale slimme meter kunnen financieren vanuit de huidige tarieven.
Een slimme meter is een digitale energiemeter die op afstand kan worden uitgelezen. De afgelopen twee jaar zijn regionale netbeheerders op kleine schaal begonnen analoge energiemeters te vervangen door digitale slimme meters. De netbeheerders zijn verantwoordelijk voor de plaatsing en het beheer van  meters. Vorige maand concludeerde ACM dat de plaatsing van de slimme meters goed verloopt; bij de kleinschalige proef accepteerde ruim 98% van de consumenten de slimme meter.

Chemische industrie denkt mee over betere duurzaamheidsinformatie

Welke duurzaamheidsinformatie is voor de chemische industrie het meest relevant? Die vraag stond centraal tijdens het rondetafelgesprek dat TNO begin 2014 organiseerde. Bijna alle grote Nederlandse chemiebedrijven schoven aan. De uitkomst: er is behoefte aan betere en betrouwbaardere informatie om het duurzaamheidsrendement van ecoprocessen en ecoproducten te bepalen. Jan-Willem Slijkoord (Business Developer Sustainability) licht toe.
Slijkoord: "De chemische industrie in West-Europa maakt een transitie door. De concurrentie vanuit landen met goedkope energie is sterk toegenomen. Daarbij is er door de economische crisis een teruglopende vraag op ‘mature’ thuismarkten, waardoor chemische bedrijven kampen met overcapaciteit en margedruk. Snel stijgende kosten, bijvoorbeeld van materiaal- en energiedragers, zijn lastig door te rekenen. Tegelijk is duurzaamheid een trend. Westerse chemiebedrijven zien dat sustainability een onderscheidende kracht kan zijn. Ze willen niet alleen verduurzamen omdat regels dat opleggen, maar zien dat sustainability een internationaal concurrentievoordeel kan opleveren. Bijvoorbeeld door slim te recyclen waardoor minder fossiele brandstoffen nodig zijn. Of door minder afhankelijk te worden van grondstoffen die sterk in prijs fluctueren. Verduurzaming vraagt innovatieve oplossingen. Juist daarin heeft de westerse chemische industrie een sterke positie. Die voorsprong moet worden uitgebuit.'

woensdag 16 april 2014

Natuurvergunningen voor centrale RWE op twee punten onvoldoende

De staatssecretaris van Economische Zaken en de colleges van gedeputeerde staten van Groningen, Fryslân en Drenthe krijgen 26 weken de tijd om alsnog onderzoek doen naar de stikstofneerslag van de elektriciteitscentrale van RWE in de Eemshaven op twee Natura 2000-gebieden. Ook moeten ze nog onderzoek doen naar de gevolgen van de uitstoot van kwik op de Waddenzee. Alle overige bezwaren van onder meer de stichting Natuur en Milieu, de Waddenvereniging, Greenpeace en enkele Duitse bezwaarmakers tegen de natuurvergunningen zijn afgewezen. Dit blijkt uit een zogenoemde tussenuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (16 april 2014).
In augustus 2011 vernietigde de Raad van State de eerdere natuurvergunningen die aan RWE waren verleend. Naar het oordeel van de hoogste bestuursrechter hadden de staatssecretaris en de provinciebesturen onder meer beter moeten onderzoeken wat de gevolgen zijn van de stikstofneerslag van de elektriciteitscentrale op Duitse beschermde natuurgebieden. In juni 2012 verleenden de staatssecretaris en de provinciebesturen de nieuwe natuurvergunningen aan RWE.
De Raad van State is van oordeel dat de staatssecretaris en de provinciebesturen terecht hebben geconcludeerd dat de toename van de stikstofneerslag niet leidt tot een aantasting van de 'natuurlijke kenmerken' van de Nederlandse Natura 2000-gebieden Duinen Ameland, Duinen Schiermonnikoog, Fochteloërveen, Witterveld, Drentsche Aa en Bakkeveense Duinen. Daarbij is van belang dat in de natuurvergunningen een aantal maatregelen is voorgeschreven waarbij stikstof uit deze beschermde natuurgebieden wordt verwijderd. Ook hebben de staatssecretaris en de provinciebesturen terecht geconstateerd dat de stikstofneerslag geen schadelijke gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van de Duitse Natura 2000-gebieden, waaronder de Oost-Friese Waddeneilanden.
Wel moeten de staatssecretaris en de provinciebesturen onderzoeken of de stikstofuitstoot van de elektriciteitscentrale schadelijke gevolgen heeft voor de Natura 2000-gebieden Lieftinghsbroek en Drouwenerzand. Deze Nederlandse natuurgebieden liggen op ongeveer dezelfde afstand als de natuurgebieden Fochteloërveen en Witterveld en waren in het onderzoek buiten beschouwing gelaten. Naar het oordeel van de Raad van State is zonder onderzoek echter niet uit te sluiten dat de natuurgebieden worden aangetast door stikstofneerslag. Verder zal onderzocht moeten worden of de kwikuitstoot via de lucht en het afvalwater van de elektriciteitscentrale 'significante effecten' heeft op de Waddenzee.
De staatssecretaris en de provinciebesturen krijgen een termijn van 26 weken om de ontbrekende onderzoeken te doen en de natuurvergunningen te repareren. Daarna zal de Raad van State een definitieve uitspraak doen.