Pagina's

dinsdag 31 december 2013

Kachel omlaag kan honderden euro’s schelen

Juist als de r in de maand is, kunt u besparen. De kachel een graad lager zetten en een extra trui aantrekken, kan al 170 euro per jaar schelen. Ook als u er warmpjes bij wil zitten, kunt u de energierekening verlagen.
De winter is met milde temperaturen begonnen. Dat is winst voor onze portemonnee: de stookkosten gaan omlaag. Volgens analyses van Weeronline.nl beleven we een iets nattere en een fractie warmere winter dan normaal. De temperatuur ligt in december een halve tot een hele graad boven het gemiddelde in deze periode. Aan voorspellingen voor januari en februari waagt Weeronline zich nog niet.
Vorig jaar begon de winter ook mild. In de maand december gebruikten huishoudens 12 procent minder gas dan normaal voor deze periode. Dat zou al ruim 25 euro op de rekening schelen, becijferde energiebedrijf Nuon. Januari begon en eindigde ook zacht, maar er waren ook twee weken met vorst. Een koudegolf kan de besparing weer teniet doen.


Subsidie voor aanschaf van innovatie CV-ketel

Vanaf medio januari 2014 kunnen huishoudens in de provincie Gelderland tweeduizend euro subsidie ontvangen voor de aanschaf of huur van een HRe-ketel. Deze innovatieve ketel wekt niet alleen warmte op, maar tegelijkertijd ook elektriciteit. Door deze unieke samenwerking van de provincie Gelderland met GasTerra kunnen tienduizend huiseigenaren in Gelderland tegen relatief lage kosten een thuiscentrale aanschaffen die zeer efficiënt warmte en groene stroom produceert. Gelderland is de eerste provincie in Nederland die een HRe-project van dergelijke omvang realiseert.
Nieuwbouwwoning met jonge bomen; bron provincie GelderlandMet een HRe-ketel kunnen huishoudens zo’n vijftien procent energie(kosten) besparen en een aanzienlijke vermindering van CO2-emissies bereiken. Daarnaast zet de HRe-ketel gas met nagenoeg honderd procent in elektriciteit om. Door de ketel deels te voeden met groen gas produceert elk huishouden dat in Gelderland gebruik maakt van de subsidieregeling op jaarbasis met 200 m3 groen gas zo’n 2.000 kilowattuur groene stroom. Een gemiddeld huishouden gebruikt per jaar 3.300 kilowattuur aan stroom.
GasTerra gaat het gas dat in tienduizend HRe-ketels wordt omgezet in elektriciteit vergroenen door het aankopen van groengascertificaten, zoals dat ook in de elektriciteitsmarkt met groene stroom gebeurt.
Deze subsidieregeling past in een breed pakket van projecten en maatregelen van de Provincie Gelderland die bijdragen aan de doelstellingen van het Gelderse programma Energietransitie. Gelderland streeft de doelstelling na jaarlijks twee procent energie te besparen en in 2020 veertien procent hernieuwbare energie op te wekken.

maandag 30 december 2013

Staten Drenthe unaniem over Energiepotentiekaart

Tijdens de Statenvergadering van 18 december is ingestemd met de Energiepotentiekaart. Uit eerdere vergaderingen bleek dat alle fracties positief zijn over de kaart, waar mogelijke locaties voor hernieuwbare energiebronnen op staan (wind, zon, warmte-koude-opslag, geothermie, biomassa en restwarmtebenutting). De Energiepotentiekaart is opgesteld op initiatief van GroenLinks. De kaart biedt gemeenten, inwoners, ondernemers en andere initiatiefnemers op het gebied van duurzame energie een eerste blik op haalbaarheid van nieuwe plannen en kan een stimulans zijn om mogelijkheden te onderzoeken. De Energiepotentiekaart kan daarmee aan de basis staan van een breed gedragen visie op de toekomstige energiehuishouding van de provincie.
Op 12 juni is het initiatiefvoorstel van GroenLinks om een Energiepotentiekaart op te stellen, behandeld in de vergadering van de commissie Omgevingsbeleid. In de Statenvergadering van 26 juni hebben de Staten vervolgens ingestemd met het voorstel, waarna het college van Gedeputeerde Staten aan de slag is gegaan met de vertaling van het voorstel in een daadwerkelijke kaart. Het resultaat is gepresenteerd in de vergadering van 27 november. In deze vergadering benadrukten de commissieleden het dynamische karakter van de Energiepotentiekaart. Nieuwe informatie moet regelmatig verwerkt worden, zodat de kaart actueel blijft als informatiebron voor zowel potentiële initiatiefnemers als voor het provinciale energiebeleid.

Particulier stapt vanaf 2015 in elektrische auto

De elektrische auto dringt door tot de Amsterdamse PC Hooftstraat. Het luxe-merk Tesla opent er vrijdag een showroom. Met een vanaf-prijs van 69.000 euro voor de Tesla Model S zoekt het Amerikaanse merk het vooral in het hogere marktsegment.
De elektrische auto is in Nederland bezig aan een flinke opmars. Dat is te danken aan de steunmaatregelen van de overheid. Daardoor kunnen ondernemers en zakelijke rijders profiteren van subsidies en fiscale tegemoetkomingen. Best verkochte model was niet voor niets in november de Mitsubishi Outlander PHEV. Deze hybride auto zal ook in december wel weer de verkooptopper worden, want er moeten nog duizenden exemplaren op kenteken worden gezet.
“We hebben dit jaar 850 Outlanders verkocht”, zegt bedrijfsleider André Renses van Renses Automobielbedrijven in Alkmaar. De totale jaardoelstelling van het autobedrijf is 750 auto’s, vertelt hij. Door het succes van de hybride Outlander verdubbelt Renses bijna het verkoopcijfer voor het hele jaar.

vrijdag 27 december 2013

PGGM en Dalkia nemen warmtenetwerk Essent over

PGGM en Dalkia nemen het warmtenetwerk van Essent over. Beide partijen nemen ook drie aan warmtenetten gekoppelde WKC's (warmtekrachtcentrales) in Helmond, Eindhoven en Enschede over van RWE Generation Nederland. Deze WKC's zullen in het eerste kwartaal van 2014 met het warmtenetwerk worden samengevoegd tot een nieuw bedrijf.
Patrick Lammers, CCO van Essent: 'De groei en stimulering van collectieve warmteprojecten is en blijft belangrijk. De beperkte schaal waarop deze projecten van de grond komen en door ons gefinancierd kunnen worden, leidt ertoe dat wij ons meer op innovatie van decentrale projecten richten, dan op levering van collectieve warmte. We zijn overtuigd dat PGGM en Dalkia de warmtelevering en betrokken medewerkers een uitstekend toekomstperspectief bieden'.
Voor warmteklanten van Essent verandert er niets. Zij blijven ook in de toekomst verzekerd van een betrouwbare levering van warmte, warm tapwater of koude inclusief bijbehorende service.

Noord-Nederland geeft Nationaal Energie Akkoord stevige impuls

De oogst aan ideeën voor concrete invulling van SWITCH, oftewel de Noordelijke energieagenda voor de komende jaren, is groot. Bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen en overheden zetten gezamenlijk de schouders onder de uitvoering. Dat is het resultaat van het SWITCH-congres dat donderdag 19 december plaatsvond in Stadsschouwburg De Harmonie in Leeuwarden. SWITCH is de naam waaronder de provincies Noord-Holland Noord, Fryslân, Groningen en Drenthe invulling geven aan het Nationaal Energie Akkoord, dat dit najaar tot stand is gekomen onder regie van de SER. Jaap Bond, gedeputeerde van Noord-Holland en als voorzitter van het Bestuurlijk Overleg Noord-Nederland initiatiefnemer van SWITCH, is tevreden: “Dit geeft de invulling van de doelen in het Nationaal Energie Akkoord een vliegende start. Bovendien bewijst deze bijeenkomst maar weer dat de regio over een enorme slagkracht beschikt”.
De Noordelijke regio, ook bekend onder de naam “Energy Valley-regio” speelt een belangrijke rol als leverancier van schone energie. Uitgaande van de bestaande plannen voor de nabije toekomst op het gebied van duurzame energie, realiseert het Noorden in 2020 16% duurzame energie van het eindverbruik in de regio. Windparken op zee zullen het percentage duurzame energie nog verder opdrijven. Daarmee reiken de ambities van de Energy Valley-regio verder dan het Nationale Energieakkoord.
SWITCH is ontworpen om deze ambities daadwerkelijk te halen en om flink te kunnen doorgroeien in de jaren ná 2020. Hiervoor moet in het Noorden alles uit de kast. SWITCH bevat programma’s en activiteiten waarmee de duurzame energieproductie in Noord Nederland een stevige impuls krijgt. SWITCH geeft focus aan de activiteiten en werkt daardoor als een vliegwiel. Er zijn vier versnellingspaden uitgezet rond thema’s waarop het Noorden écht verschil kan maken.
Na verwerking van de oogst van 19 december, wordt begin februari SWITCH aangeboden aan minister Kamp van Economische Zaken. Van het Rijk wordt gevraagd constructief mee te denken over en mee te werken aan een optimale ondersteuning van de inspanningen van bedrijven. Denk aan het wegnemen van barrières, het (tijdelijk) aanpassen van wet- en regelgeving, het toewijzen van proeftuinstatus, etc. Vandaag werd duidelijk dat de noordelijke bestuurders daarbij kunnen vertrouwen op een grote inzet van het bedrijfsleven.

ACM verstrekt ontvlechtingscertificaat aan GTS en TenneT

GTS en TenneT, de beheerders van het landelijk gastransportnet en hoogspanningsnet, krijgen van de Autoriteit Consument & Markt (ACM)  het ontvlechtingscertificaat. De netbeheerders hebben voldoende aangetoond dat ze hun taken op het gebied van het transport van elektriciteit en gas onafhankelijk van belangen in productie, levering en handel van elektriciteit en gas uitvoeren.
Volgens Europese energieregelgeving moeten landelijke netbeheerders en interconnectoren een ontvlechtingscertificaat aanvragen bij de energietoezichthouder in het land waar zij actief zijn. Het doel van de regelgeving is belangenverstrengeling te voorkomen. Energiebedrijven moeten op een gelijk speelveld met elkaar kunnen concurreren, zonder dat de netbeheerders en interconnectoren het gelijke speelveld te verstoren. Het transport van elektriciteit en gas mag daarom niet gecombineerd worden met taken op het gebied van productie, levering en handel van elektriciteit of gas. Een netbeheerder zou dan bijvoorbeeld een prikkel kunnen ondervinden om bepaalde klanten te weren, investeringen te doen of juist niet te doen. Daarmee kunnen andere klanten benadeeld worden.
In mei 2013 heeft ACM al een concept-besluit genomen over het splitsingscertificaat voor deze twee netbeheerders. Inmiddels heeft de Europese Commissie hier zijn advies over uitgebracht. ACM heeft rekening gehouden met dit advies en het besluit nu bekrachtigd.
In Nederland geldt de certificeringseis voor vier bedrijven: voor TenneT als beheerder van het landelijke hoogspanningsnet, voor GTS als beheerder van het landelijk gastransportnet, voor BBL Company VOF als beheerder van de gas interconnector tussen Nederland en Engeland en voor BritNed Development LTD als beheerder van de elektriciteit interconnector tussen Nederland en Engeland. Het certificeringstraject van BBL Company VOF is al afgerond; een conceptbesluit voor BritNed Development LTD wordt in de eerste helft van 2014 verwacht.

 

dinsdag 24 december 2013

BAS verkrijgt leveringsvergunning ACM

Vandaag heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) bekend gemaakt dat BAS Nederland B.V. op 16 december 2013 vergunningen heeft verkregen voor de levering van gas en elektriciteit. BAS verschaft zichzelf hiermee de mogelijkheid om elektriciteit en gas te leveren aan kleinverbruikers, zoals consumenten en mkb-ondernemers. Volgens de Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft BAS aangetoond te voldoen aan alle vereisten om als energieleverancier op te treden.
BAS beoogt haar klanten steeds minder elektriciteit en gas te leveren. Met de "Weg naar Nul" als primair product stelt BAS energiegebruikers in staat om steeds meer onafhankelijk te worden van externe (fossiele) energiebronnen. Stap voor stap wordt het geld dat bespaard wordt op energielevering geïnvesteerd in energiebesparing en energieopwekking, totdat de klant onafhankelijk is. Hiermee worden energiekosten verleden tijd. Met het verkrijgen van de leveringsvergunningen wordt iedere energiegebruiker in Nederland in staat gesteld op Weg naar Nul te gaan.

Minister Ploumen over steenkolen convenant: ‘stap in de goede richting’

Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de CEO’s van 5 energiebedrijven hebben afspraken gemaakt over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) in de steenkoolketen. Belangrijk onderdeel daarvan is een MVO convenant. Hierin staat dat audits zullen worden uitgevoerd bij mijnen, energiebedrijven zo transparant mogelijk zullen zijn over hoe ze met de resultaten daarvan omgaan en dat er een mogelijkheid komt voor het melden van eventuele misstanden. ‘Dit is een belangrijke volgende stap in de goede richting', aldus de minister. Zij en de CEO’s van E.ON Benelux, EPZ, Essent, GDF Suez Energie Nederland en Nuon vertrouwen erop dat het convenant voor de zomer wordt afgerond.
De energiebedrijven hebben de handen ineengeslagen in de Europese organisatie Bettercoal, samen met vijf andere Europese energiebedrijven. Dit initiatief beslaat zo’n 40 procent van de Europese steenkoolmarkt. Bettercoal gaat in 2014 grondig onderzoek doen en streeft naar audits bij minstens acht steenkolenmijnen in onder andere Colombia, Zuid-Afrika en Rusland. Deze onderzoeken (audits) richten zich op onder meer de arbeids- en leefomstandigheden en de vrijheid van vakbonden. Op deze wijze wordt meer inzicht verkregen in de lokale situatie bij de mijnen en kunnen zo nodig verbeterplannen worden gemaakt.
Met deze aanpak gaan de energiebedrijven -samen met mijnbouwbedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties- verder werken aan verbetering van bovengenoemde omstandigheden. Zo zal de informatie over de bereidheid van mijnen om verbeteringen door te voeren een rol spelen in de afweging om wel of niet bij een mijn in te kopen. Minister Ploumen: ’Het is belangrijk dat de energiebedrijven hun verantwoordelijkheid nemen, door gezamenlijk hun invloed uit te oefenen om problemen bij mijnen aan te pakken.' De minister benadrukt dat de bedrijven zo transparant mogelijk moeten zijn over de acties die zij naar aanleiding van de audits ondernemen. Overigens zal zij Bettercoal, dat zij al heeft besproken met haar Deense-, Zwitserse- en Franse collega, ook agenderen bij de EU in Brussel.
De energiebedrijven werken verder aan het instellen van een meldpunt voor het geval er toch iets mis zou gaan bij een mijn. Stakeholders, waaronder maatschappelijke organisaties, kunnen hier terecht wanneer zij signalen hebben dat er problemen zijn. Ploumen: ’Voor het vertrouwen in de aanpak is het belangrijk dat deze procedure laagdrempelig, transparant en onafhankelijk is.' De komende tijd zullen de energiebedrijven de opzet van het meldpunt gaan uitwerken.
Minister Ploumen heeft de CEO’s uitgenodigd om in de tweede helft van 2014 Colombia te bezoeken. Ook maatschappelijke organisaties worden gevraagd mee te reizen. Colombia is een belangrijke leverancier van steenkool voor de Nederlandse en de Europese markt. Eerder leidde de situatie bij Colombiaanse mijnen tot grote zorgen bij zowel energiebedrijven, de overheid als maatschappelijke organisaties. CEO Erwin van Laethem van energiebedrijf Essent zegt namens de energiebedrijven blij te zijn met de uitnodiging: ‘Door de dialoog kunnen we mogelijkheden onderzoeken die effectief bijdragen aan verbeterde omstandigheden in en om de mijnen. Tijdens een bezoek aan een mijn in Zuid Afrika, heb ik zelf ervaren wat lokale behoeften kunnen zijn en heb ik gemerkt hoe samenwerking tussen lokale gemeenschap, NGO’s, overheid en bedrijfsleven kan leiden tot goede resultaten.’

ACM maakt meer verschil in tarieven per afnemer mogelijk voor gastransport GTS

De tarieven van de landelijke gasnetbeheerder Gasunie Transport Services (GTS) worden vanaf 2014 anders opgebouwd. De tariefsveranderingen verschillen hierdoor sterk per afnemer, maar in de meeste gevallen stijgen de tarieven. Dit blijkt uit het tarievenbesluit dat de Autoriteit Consument & Markt heeft vastgesteld.  De transportkosten van GTS worden niet rechtstreeks bij  consumenten en bedrijven in rekening gebracht, maar ACM verwacht dat de effecten van de nieuwe tarieven via de tarieven van gasleveranciers doorberekend worden.
In de jaren 2006 tot en met 2011 heeft GTS te veel inkomsten ontvangen. Daarom moest GTS in 2012 en 2013 de te veel ontvangen vergoedingen verrekenen in de vorm van een korting. De tarieven in 2012 en 2013 lagen hierdoor lager dan het normale niveau. De kortingsmaatregel loopt in 2014 af. Met name hierdoor gaan de tarieven in 2014 omhoog. De tarieven van GTS stijgen verder door uitbreidingsinvesteringen, die het gastransport ook in de toekomst betrouwbaar en veilig moeten houden.
De GTS-tarieven wijzigen met name doordat de wet wordt aangepast en door een kortingsregeling. GTS krijgt door een wetswijziging vanaf 2014 een nieuwe taak: het beheren van bestaande aansluitingen. De kosten hiervoor waren voorheen onderdeel van de transporttarieven; vanaf nu betalen alleen de klanten die deze dienst daadwerkelijk afnemen. Ook geldt vanaf 2014 een korting van 25% op het tarief voor transport van en naar gasopslagen. Deze korting wordt verrekend onder de overige afnemers, waardoor voor hen de tarieven voor de transportdienst stijgen.
Tot nu toe hanteert GTS twee tarieven: een tarief voor  transport- en balanceringstaken en een tarief voor kwaliteitsconversie. Ongeacht het feitelijke gebruik worden deze posten bij alle klanten in rekening gebracht. Met ingang van 2014 is de tariefopbouw gebaseerd op vijf posten: transporttaken, balanceringstaken, kwaliteitsconversie, kosten voor bestaande aansluiting en kosten voor nieuwe aansluitpunten. De tarieven bevatten hierdoor meer maatwerk dan voorheen; klanten betalen alleen nog voor wat ze daadwerkelijk afnemen.
Doordat ACM jaarlijks de tarieven voor gastransport vaststelt, kan GTS niet onnodig hoge tarieven hanteren. De tarievenbesluiten voor GTS zijn samen met de eerder vastgestelde tarievenbesluiten voor TenneT en de regionale netbeheerders voor gas en elektriciteit een uitvloeisel van de methodebesluiten die ACM begin oktober 2013 voor de periode 2014-2016 heeft vastgesteld.
GTS en andere belanghebbenden kunnen tegen deze tarievenbesluiten bezwaar en beroep instellen. Als zij bezwaar aantekenen tegen de tarievenbesluiten, dan worden de tarieven per 2014 in eerste instantie toch van kracht. Mochten een of meer bezwaren gegrond bevonden worden, dan worden eventueel te veel of te weinig betaalde gelden in toekomstige tarieven verrekend.

maandag 23 december 2013

Koning Willem-Alexander opent nieuw hoofdkantoor Enexis

Koning Willem-Alexander opent woensdag 29 januari 2014 in Den Bosch het nieuwe hoofdkantoor van netbeheerder Enexis. In het huisvestingsbeleid van Enexis staan milieu en duurzaamheid centraal. Medio 2013 werden in Venlo, Maastricht en Zwolle drie nieuwe regiokantoren geopend die grotendeels in hun eigen energie kunnen voorzien; deze gebouwen staan in de top 10 van duurzaamste gebouwen van Nederland. Ook in het nieuwe hoofdkantoor in het Paleiskwartier in Den Bosch zijn voorzieningen aangebracht gericht op energiezuinigheid, zoals een energiezuinige klimaatinstallatie. Daarnaast is de centrale locatie gekozen vanwege de goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer. De inrichting van het gebouw is volledig afgestemd op het nieuwe werken.
Tijdens de opening staan de kernactiviteiten van Enexis centraal, met bijzondere aandacht voor het (technische) vakmanschap van de medewerkers, de toepassing van ICT in de netten en de ontwikkeling van smart grids.

Landelijk keurmerk voor zonne-energie gelanceerd

Wie een expert in zonne-energie zoekt, kan vanaf nu vertrouwen op een officieel keurmerk: Zonnekeur Installateur. Het keurmerk maakt het mogelijk deskundige en betrouwbare aanbieders van zonne-energie te herkennen. De zonne-energiebranche laat hiermee zien een professionele bedrijfstak te zijn.
De populariteit van zonne-energie groeit snel, met name voor thuisgebruik. De laatste twee jaar is het aantal aanbieders van zonnepanelen en zonneboilers dan ook snel toegenomen. Voor zonneboilers bestond er al het keurmerk Zonnekeur Boiler. Dat keurmerk is in 2013 uitgebreid naar installateurs. Op de website www.zonnekeur.com is voor elke regio in Nederland te zien welke installateurs aan het keurmerk voldoen.
Zonnekeur Installateur stelt hoge eisen aan opleiding en ervaring van adviseurs, de bedrijfsvoering en de monteurs van elk gekeurd bedrijf. Ook worden opgeleverde installaties steekproefsgewijs gecontroleerd om zo het kwaliteitsniveau op peil te houden. Omdat ook jonge bedrijven de kans moesten hebben de vereiste diploma's te behalen, wachtte de stichting DEPK met het lanceren van de website. Inmiddels zijn er in alle regio's in Nederland gekeurde installateurs te vinden.
Branchevereniging Holland Solar heeft het initiatief genomen voor het keurmerk. Inmiddels zijn er in Nederland veel bedrijven actief die zonne-energie aanbieden. Wij kunnen ons voorstellen dat de klanten door de bomen het bos niet meer zien bij de keuze van de leverancier en het product. Voor die doelgroep is het Zonnekeur Installateur bedoeld. De Zonnekeur Installateur kent de producten en kan een goed systeem ontwerpen en monteren. Gerard van Amerongen, voorzitter van Holland Solar: "We moeten in de huidige groeifase van de zonne-energiemarkt er alles aan doen om de kwaliteit te bewaken. Klanten verwachten een goed product en dat moeten ze ook krijgen. Daarom zijn we erg blij met Zonnekeur. Bedrijven met het keurmerk weten hoe ze het maximale rendement uit een zonnepaneel kunnen halen. Bovendien hebben ze kennis van veilig werken. Zonne-energie wordt steeds populairder en het is erg belangrijk dat de technologie alle beloftes waar kan maken. Dat kan alleen met professionele installateurs."

Stimuleringsbeleid energie-efficiënte nieuwbouw richt zich op verkeerde zaken

Snelle en doelgerichte (proces)innovatie in de nieuwbouwsector is noodzakelijk om de Europese doelstelling van ‘bijna-energieneutrale woningbouw in 2020’ te behalen. Innoveren in de nieuwbouwsector is echter niet vanzelfsprekend en de sector zal zich hiervoor actief moeten inzetten. Het Copernicus Institute of Sustainable Development van de Universiteit Utrecht schreef in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken het rapport Innovatie in de woningbouw: Een innovatiesysteemanalyse en legt daarin de fundamentele problemen bloot die de nieuwbouwsector belemmert snel en doelgericht te innoveren.
Meningen over wat de innovatieproblemen in de nieuwbouwsector zijn, blijken sterk afhankelijk van de positie die partijen in het bouwproces innemen. Deze (gevestigde) posities beïnvloeden in hoge mate welke problemen men als belangrijk ziet en welke oplossingen daarbij passen. De daadwerkelijke innovatieproblemen worden hierdoor gemaskeerd en de gekozen, vaak korte termijn, oplossingen zitten het behalen van de doelstelling van ‘bijna-energieneutraal bouwen’ zelfs in de weg. Het onderzoek past een systeemanalyse toe en legt daarmee deze fundamentele innovatieproblemen bloot en draagt verbetervoorstellen aan.
De huidige dip in de woningbouw als gevolg van de economische crisis kan een uitstekend moment van bezinning zijn. Huidige maatregelen zijn echter veelal gericht op korte termijn oplossingen zoals extra subsidies, het verruimen van financiële mogelijkheden of het aanscherpen van bouweisen. Deze maatregelen houden het bestaande bouwproces grotendeels in stand en lossen de fundamentele innovatieproblemen in het bouwproces niet op. Het onderzoek laat zien dat de fundamentele problemen elders liggen en te maken hebben met bestaande grondposities, die een hoge toegangsbarrière vormen voor nieuwe en meer innovatieve ondernemers, een sterk conservatieve lobby vanuit partijen die baat hebben bij het in stand houden van het huidige bouwproces, een inefficiënte verdeling van financiële middelen, een gebrek aan experimenteerruimte en wetgeving die innovatie nog onvoldoende stimuleert.
De onderzoekers van het Copernicus Institute presenteren in het rapport elf verbetervoorstellen, die kunnen bijdragen aan het creëren van een Nederlandse nieuwbouwsector dat snel en doelgericht innoveert

vrijdag 20 december 2013

Kabinet wijst nieuwe gebieden aan voor windparken op zee

Het kabinet heeft nieuwe gebieden aangewezen voor de bouw van windmolenparken op zee. Het gaat om het gebied Hollandse Kust (1.225 km2) en het gebied Ten Noorden van de Waddeneilanden (200 km2).
Dat staat in de ontwerp-Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee, waarmee de ministerraad op voorstel van minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu en de bewindslieden Kamp en Dijksma van Economische Zaken heeft ingestemd. De gebieden liggen buiten de 12-mijlszone, minimaal 22 kilometer uit de kust.
In het Energieakkoord voor duurzame groei is afgesproken dat in 2023 op het Nederlandse deel van de Noordzee windmolenparken zijn gebouwd met een piekvermogen van 4.450 megawatt. Die kunnen jaarlijks ongeveer 5 miljoen huishoudens van elektriciteit voorzien (uitgaande van een gemiddeld gebruik per huishouden in 2013). Dat komt neer op 3% van het totale energieverbruik in 2023. Aanvullend op de bestaande parken en de vergunningen die reeds worden voorbereid, betekent dat dat er vanaf 2015 voor 3.450 megawatt aan windmolens bij moet komen. Dat moet zo goedkoop mogelijk gebeuren, rekening houdend met de vele andere belangen op de Noordzee. Naast 'Hollandse Kust' en 'Ten Noorden van de Waddeneilanden' kijkt het kabinet daarvoor naar de eerder aangewezen gebieden 'Borssele' en 'IJmuiden Ver'. Daarnaast doen de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken een haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheden voor windparken dichter bij de kust, binnen de 12-mijlszone. Begin 2014 neemt het kabinet een besluit of, en zo ja welke, gebieden dichter bij de kust verder worden onderzocht. Het Rijk wijst de locaties aan, het is aan de markt om de windmolenparken daadwerkelijk te realiseren.
Het kabinet zoekt in het Nederlandse deel van de Noordzee naar geschikte locaties voor windparken. Hoewel dat letterlijk een zee aan ruimte lijkt, gebeurt daar al heel veel. Zo is er veel scheepvaart en visserij, zijn er oefengebieden van Defensie, natuurgebieden en plekken voor zandwinning en mijnbouwactiviteiten (olie- en gaswinning). Ook is de zee op veel plaatsen ongeschikt voor windmolens, omdat de afstand tot de kust te groot is. De gebieden Hollandse Kust en Ten Noorden van de Waddeneilanden zijn onderzocht op effecten op het landschap, recreatie, archeologie, bodem en water, natuur, klimaat, de verschillende gebruikersfuncties en kustveiligheid. Met de scheepvaartsector is overeenstemming over de veilige afstanden tussen de scheepvaartroutes en windparken. Voor olie- en gaswinning en visserij wordt aan maatwerkoplossingen gewerkt.
De nieuw aangewezen gebieden Hollandse Kust en Ten Noorden van de Waddeneilanden bieden bij elkaar circa 8.500 megawatt  aan extra ruimte. Het totaal van de aangewezen gebieden biedt meer ruimte dan nodig is voor de doelen uit het Energieakkoord omdat er vanwege de verschillende belangen bij het uitgeven van vergunningen ook weer delen afvallen. De ontwerp-Rijksstructuurvisie is tot stand gekomen in overleg met gemeenten, provincies, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden. Burgers en organisaties kunnen vanaf 10 januari 014 hun mening geven. Medio 2014 stuurt het kabinet de definitieve Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee naar de Tweede Kamer.

Particulieren maken zonnecentrale op dak voetbalstadion mogelijk

Meer dan 200 particuliere investeerders hebben mogelijk gemaakt dat de Euroborg in Groningen binnenkort het eerste Nederlandse voetbalstadion met een zonnecentrale op het dak is. Ze doen mee aan een crowdfunding-actie van de stichting 1miljoenwatt, energiebedrijf Essent en voetbalclub FC Groningen. Samen zijn de investeerders goed voor 531 zonnepanelen. Deze week is gestart met de bouw van de centrale. De eerste zonnepanelen worden begin januari op het dak van Euroborg geplaatst. Nog niet eerder in Nederland namen zo veel mensen deel aan een zonnecollectief als bij de centrale in Groningen.
Sven Pluut van de stichting 1miljoenwatt licht het door hem bedachte concept toe: ‘Het idee erachter is dat mensen, die geen eigen dak hebben op de woning hebben of een dak dat niet geschikt is voor zonnepanelen, via een investering in de zonnecentrale tóch hun eigen duurzame stroom kunnen opwekken. Hierdoor kunnen deze mensen alsnog de voordelen van zonne-energie benutten.’
Hans Nijland, algemeen directeur van FC Groningen, is trots dat het initiatief succesvol is gebleken. ‘Door de ruim 200 particuliere investeerders krijgen wij als eerste club in Nederland een zonnecentrale op het dak van ons voetbalstadion. Dat past volledig bij een van de kernwaarden van de club: groen en duurzaam. Wij nemen de stroom af en het geld dat we daarvoor betalen, wordt als dividend uitgekeerd aan de deelnemers. Een win-winsituatie dus. Daarnaast toont het aan dat we niet alleen roepen dat we groene en duurzame ambities hebben, maar dat we onze ambitieuze plannen ook daadwerkelijk weten te realiseren.’
Product developer Charlotte Halbe van Essent vult aan: ‘De centrale gaat naar verwachting in januari 2014 haar eerste stroom leveren. In totaal is er op het dak van het voetbalstadion  plaats voor 1.120 zonnepanelen. Bij voldoende animo kunnen we dus nog een tweede fase realiseren.’

 

donderdag 19 december 2013

Huldiging Solar Team Eindhoven

In oktober heeft het Solar Team Eindhoven met Stella een prachtige prestatie neergezet op de World Solar Challenge 2013 in Australië. Op donderdag 19 december wordt Solar Team Eindhoven gehuldigd op de campus van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e).
Voorafgaand de huldiging op de TU/e campus, is er een eretour door de binnenstad van Eindhoven, dankzij samenwerking met gemeente Eindhoven. Met deze tour is Stella - ’s werelds eerste gezinsauto op zonne-energie en wereldkampioen in de Cruiser-klasse van de World Solar Challenge 2013 - eindelijk te zien op de openbare weg in Nederland. De route vertrekt vanaf High Tech Campus Eindhoven en rijdt via onder andere Anton Coolenlaan, Aalsterweg en Vestdijk naar TU/e. 

Leidingen warmtenet tussen Rozenburg en Vlaardingen geplaatst

Woensdag 18 december is de laatste van twee leidingen (lengte 960 meter, diameter 90 centimeter) van het nieuwe warmtetransportnet Leiding Over Noord van Eneco onder de Nieuwe Waterweg (Het Scheur) bij Vlaardingen op zijn plaats gebracht. De operatie verliep geheel volgens planning. De scheepvaart kon daarbij ongehinderd doorgaan. Het intrekken van de lange stalen leiding met een gewicht van 533.000 kilo startte woensdagochtend en was in de loop van de middag gereed. In de dagen voorafgaand werd vanaf de kant van Rozenburg door aannemer Visser & Smit Hanab met een horizontale gestuurde boring onder de Nieuwe Waterweg door een boorgat naar de kant van Vlaardingen gemaakt die groot genoeg was om de leiding doorheen te trekken.

Waterstofauto mag de weg op

Rijden op waterstof is een belangrijke pijler in duurzame mobiliteit. Waterstofauto’s vervangen op termijn de elektrische wagens en de eerste waterstofauto’s rollen in Nederland van de band. Het Green Team Twente is het toonbeeld van deze trend. Met hun doorontwikkelde waterstofauto mikt het team van de Universiteit Twente medio 2014 op de eerste drie plekken in de Shell Eco Marathon. De auto krijgt een RDW-keuring en mag sinds dit jaar bovendien voor het eerst de openbare weg op. Op 18 december presenteert Green Team Twente hun ontwerpplannen.
De waterstofauto heeft de toekomst en bij overheid en bedrijfsleven dringt dat besef steeds meer door. Niet olie of elektriciteit als energiedrager van elektromotors in de auto, maar waterstof. De voertuigen hebben een brandstofcel aan boord die de waterstof omzet in elektriciteit. Het aantal waterstoftankstations in Nederland neemt toe en het droombeeld van volledig emissievrij (waterdamp in plaats dioxiden) verkeer is niet langer ondenkbaar.
“De elektrische auto is een tussenoplossing”, zegt Sander Schotman van het Green Team Twente. “Waterstof heeft veel meer potentie en kenners spreken van een doorbraak”. Autofabrikant Hyundai presenteerde eerder dit jaar een waterstofversie van hun model ix35. Met 5,6 kilo waterstof kan die auto zo’n zeshonderd kilometer rijden. Natuurlijk, er zijn nog haken en ogen, maar waterstofauto’s zijn absoluut hét automotive concept van de toekomst.
Green Team Twente bestaat uit elf UT-studenten uit verschillende disciplines (Electrical Engineering, Werktuigbouwkunde, Scheikundige Technologie en Gezondheidswetenschappen). In mei 2014 neemt het team deel aan de Shell Eco Marathon in Rotterdam. Het team gaat de strijd aan met meer dan tweehonderd andere studententeams in een race waarbij het niet gaat om snel, maar om zuinig rijden. In 2012 won het team de race.
De vernieuwde waterstofauto van Green Team Twente, de UTmotive, krijgt een nieuwe waterstofcel. “De oude was niet meer efficiënt genoeg voor onze auto”, vertelt Sander Schotman. “De UTmotive heeft zo’n 86 watt nodig om te rijden. De nieuwe cel wordt hierop aangepast. Ook het ontwerp van de auto is verbeterd. We krijgen nieuwe, ultralichte carbon velgen, betere elektronica en de demping en ophanging zijn beter.”
De UTmotive rijdt mee in de UrbanConcept klasse. Daarmee laat het Twentse team zien dat hun futuristische auto klaar is om de openbare weg op te kunnen. In de UrbanConcept klasse moeten de auto’s bijvoorbeeld stoppen voor een stoplicht. Deze eisen brengen extra ontwerpuitdagingen met zich mee. “De auto krijgt een RDW-keurig en mag daarna dus officieel de weg op. Hij heeft vier wielen, spiegels, goede verlichting, zijspiegels en een ruitenwisser. We gebruiken de auto binnenkort om boodschappen mee te doen.”
Green Team Twente werkt op de UT intensief samen met de vakgroep Stromingsleer van Harry Hoeijmakers (windtunneltests), TPRC/Laurent Warnet en heeft veel steun van hoofdbegeleider Ton Bor. Bovendien heeft het team sinds kort een eigen werkplaats op de UT Campus. Hoofdsponsors zijn TenCate, Brunel en de Universiteit Twente / Green Energy Initiative.

woensdag 18 december 2013

' Industrie moet op korte termijn investeren in verduurzaming energie'

Nederland is er in geslaagd haar ambitie om in 2023 16 procent duurzame energie op te wekken al met ongeveer 4,5 procent te realiseren. Voor de resterende 11,5 procent zijn er plannen om aan deze nationale en internationale doelstellingen te gaan voldoen. De doelstelling van de overheid voor offshore windenergie is in het Nationaal Energieakkoord vastgesteld op een windenergievermogen van 4.450 MW in 2023. Om dit te realiseren, zijn in de komende jaren veel investeringen nodig om de naar schatting 1.000 extra windturbines op zee te realiseren. ABN AMRO benadrukt dat haast geboden is, gezien de doorlooptijd van deze projecten. Zowel minister Kamp van Economische Zaken als de industrie verwachten dat de kosten voor windenergie tot 2020 met 40 procent zullen dalen. Dit is onder meer het resultaat van schaalvergroting, de afzetgarantie bij langjarige contracten, concurrentie tussen marktpartijen en nieuwe verbeterde technologie. Naast investeringen in verduurzaming heeft de industrie op korte termijn echter te maken met de kosten van het huidige elektriciteitsnetwerk en fossiele brandstofmethoden. Dit komt doordat duurzame energie vooralsnog slechts voor een deel kan voorzien in de totale energievraag en fossiele energie nodig is als back-up voor onder meer zonne- en windenergie. Dit betekent dat netwerkbeheerders en nutsbedrijven de komende jaren met extra investeringen worden geconfronteerd. Deze kunnen zij voor een deel opvangen met subsidie en moeten zij deels doorbelasten aan de consument.
De Duitse industrie heeft in het afgelopen jaar - mede door de Energiewende - een zeer positieve bijdrage geleverd aan de Duitse economische groei. De ontwikkeling van een meer duurzame energiemix in Europa is ook gunstig voor de Nederlandse offshore industrie. Nederland heeft een lange traditie van kennisopbouw in de offshore olie- en gasindustrie. Hierdoor kunnen Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij en profiteren van ongeveer 60 procent van de Europese offshore windenergieketen. Naast omvangrijke investeringen die in de Nederlandse offshore windenergie op het programma staan, kan deze kennis worden geëxporteerd naar landen die steeds meer in deze industrie zullen investeren. Zo verwacht ABN AMRO dat de Duitse en Engelse ambities om offshore windenergie sterk te laten groeien positieve effecten zullen hebben op de Nederlandse economie en voor de volledige keten die betrokken is bij bouw, transport en onderhoud van offshore-windturbines.
In de Energie-update van september ging ABN AMRO in op de energiemix en schetste zij de gevolgen van de Duitse Energiewende voor de Nederlandse elektriciteitsmarkt. Als hierbij de toekomstige extra nationale en internationale capaciteit wordt opgeteld, is zichtbaar dat overproductie een internationaal probleem is en mede het gevolg van de transitie naar een duurzame energiemix. Tegelijkertijd wijst ABN AMRO erop dat de energiemix beter in evenwicht zal zijn zodra de economie verder aantrekt. Doordat landen echter alleen naar nationale doelstellingen kijken en niet naar het aanbod in omringende landen, zal van tijd tot tijd sprake zijn van een gebrek aan efficiency of over- of onderproductie. Door het maken van internationale afspraken en door elektriciteitsnetten beter op elkaar af te stemmen kan gemakkelijker een balans worden gevonden tussen de vraag naar en het aanbod van energie. Door tegelijkertijd zowel Europese als nationale doelstellingen te formuleren, wordt internationale samenwerking lastig en loopt de stroomsector tegen grote problemen aan. Voor de sector is het dan ook belangrijk dat internationale elektriciteitsnetwerken - en dus de energiemix - beter op elkaar worden afgestemd. Dit maakt de weg vrij voor efficiënter investeren en voor een meer betrouwbaard aanbod van (duurzame) energie in heel Europa.

Onderzoek Stedin forse energiebesparing via digitale energiemeter en display

Consumenten besparen gemiddeld ruim zes procent op hun energierekening als ze gebruik maken van een op afstand uitleesbare energiemeter en actief hun verbruik monitoren via een display. Dat is de uitkomst van het uitvoerige Stedinonderzoek ’Powerplayer’ onder bewoners van de Rotterdamse wijk IJsselmonde. Zij verbruikten zonder kostbare investeringen fors minder energie en hebben zo beduidend lagere woonlasten.
Negen maanden lang deden 147 Rotterdamse huishoudens mee aan het onderzoek, dat Stedin uitvoerde voor het monitoringprogramma energiebesparing slimme meters van Agentschap NL, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken. Bij de Rotterdammers werd een digitale, op afstand uitleesbare elektriciteits- en gasmeter geplaatst. Bij deze slimme meter kregen zij een elektronisch scherm: de ‘Powerplayer’. Op die manier kregen deze huishoudens actueel inzicht in hun energieverbruik en konden ze bespaardoelen stellen.
Niet eerder in Nederland zijn zoveel huishoudens met een lager inkomen, hun slimme meters en displays zo lang en intensief gemonitord als tijdens het onderzoek Powerplayer. De uitkomsten zijn positief voor de portemonnee van deze huishoudens, het milieu en de grootschalige plaatsing van slimme meters door netbeheerders. De bedoeling is dat in 2020 minimaal tachtig procent van de Nederlandse huishoudens beschikt over deze digitale, op afstand uitleesbare energiemeter.
De betrokken huishoudens in het onderzoek hebben bij elkaar gemiddeld ruim zes procent op hun energierekening bespaard. Dit komt voor een Nederlander neer op meer dan € 120,- per jaar. Voor gas was de besparing van de actieve groep die regelmatig op de display keek zelfs ruim 9 % en voor elektriciteit 8 %. Gebruikers die niet op de display keken, hebben zeer beperkt energie en dus woonlasten bespaard. Vanuit stedelijk oogpunt is het gunstig dat de uitstoot van CO2 afnam met 332 kg per jaar per huishouden.
De onderzoeksgroep in Rotterdam IJsselmonde bestond uit huishoudens met lagere inkomens. Zij hadden niet eerder hun energieverbruik zo intensief onder de loep genomen of waren op zoek naar een dergelijke innovatie om dit mogelijk te maken. ,,Dit onderzoek maakt duidelijk dat je vanzelf gaat besparen als je makkelijk inzicht hebt in je energieverbruik", zegt de Rotterdamse wethouder Alexandra van Huffelen over het rapport. ,,Dat zorgt voor een lagere energierekening en draagt bij aan een beter milieu.''
De onderzoekers bevelen aan om huishoudens te stimuleren om de plaatsing van de slimme meter in hun woning te combineren met een feedbacksysteem zoals de ‘Powerplayer’ display. Deze display is een simpel, visueel en laagdrempelig ’feedbacksysteem’ en géén ingewikkeld energiemanagementsysteem. Stedindirecteur Nancy Kabalt-Groot: ,,Nu de komende jaren de Nederlandse huishoudens een slimme meter krijgen, is dit hét momentum. Zo besparen consumenten energie en geld.''
Actief gebruik van de mogelijkheden en waardering van de slimme meter neemt toe door goede strategische samenwerking tussen woningcorporatie en netbeheerders. Niet alleen besparen consumenten energie en kosten, maar ook wordt een bijdrage geleverd aan de duurzaamheidsdoelstellingen van gemeenten en woningcorportaties. De onderzoekers bevelen aan om dit verder uit te werken met andere woningcorporaties, gemeenten en andere organisaties die al rechtstreeks contact met huurders en woningeigenaren hebben.
Het onderzoek in Rotterdam IJsselmonde werd door Stedin in samenwerking met woningcorporatie Woonbron, adviesbureau Quintens, DCMR Milieudienst Rijnmond, gemeente Rotterdam en met een bijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties uitgevoerd.

Sustainability cafés TNO over duurzaamheid in de chemie

TNO organiseert vier keer per jaar een zogeheten sustainability café, waar ondernemers in en rond de chemische industrie worden bijgepraat over de laatste ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid. De bedoeling is niet alleen dat TNO kennis overdraagt, maar vooral dat ondernemers elkaar informeren en stimuleren. Dat gebeurt inmiddels ook via de speciale LinkedIn-groep TNO Sustainable Chemistry Cafe.
‘Het draait allemaal om informatie, inspiratie en interactie’, zegt senior business development manager Jan Willem Slijkoord van TNO. ‘Het zijn intensieve bijeenkomsten van een paar uur, waarvoor ondernemers van klein tot groot uit alle delen van het land zich melden. Begin september hebben we gesproken over hoe groen biomassa werkelijk is en eind oktober over organisch afval. Dan ontspinnen zich levendige discussies, ruimen we misverstanden uit de weg en brengen de deelnemers elkaar op ideeën.’ Dat bevestigt ondernemer Frans Zwinkels, die namens Biobase Westland tijdens het café over organisch afval een presentatie gaf over het initiatief oud tomatengewas te verwerken tot verpakkingsmateriaal voor tomaten en andere groente. ‘Ik vertel dan ook over de knelpunten die wij tegenkomen en vraag de aanwezigen of zij hiervoor ideeën of oplossingen weten. Daarop krijg je respons. Je absorbeert de nieuwste kennis van TNO én je doet interessante contacten op die soms concrete oplossingen voor jouw probleem aandragen.’
In september ging milieukundige Toon van Harmelen van TNO in op het onderwerp in hoeverre biomassa daadwerkelijk groen is. Volgens onderzoek blijkt dat lang niet altijd het geval. ‘We hebben tal van chemicaliën die via de fossiele route tot stand zijn gekomen vergeleken met dezelfde producten die uit biomassa zijn vervaardigd. Daarbij bestuderen we de totale levenscyclus en de milieubelasting die dat met zich meebrengt. Je kunt als ondernemer het idee hebben heel goed bezig te zijn met biomassa, terwijl jouw biobased product misschien slechter scoort dan wanneer het uit fossiele grondstoffen was gemaakt. We hebben bij TNO een wetenschappelijk onderbouwde methode ontwikkeld om dat alles systematisch en objectief te kunnen kwantificeren. Bedrijven die biobased chemicaliën maken moeten transparant en geloofwaardig kunnen communiceren met hun stakeholders over hun prestaties op het gebied van duurzaamheid. Hierdoor kunnen deze ondernemers zich beter onderscheiden van hun concurrenten.’
gmanager van Reverdia, een joint-venture van DSM en Roquette: ‘Het was nuttig hierover met elkaar van gedachten te wisselen. Het is inderdaad belangrijk de duurzaamheid van je product op een geloofwaardige manier aan te tonen. Ik proefde ook enige frustratie bij de aanwezigen omdat de biobased industrie altijd onder een vergrootglas ligt. Wij hebben sinds vorig jaar wereld’s eerste commerciële fabriek voor biobased barnsteenzuur opgestart en om de milieuwinst daarvan inzichtelijk te maken, moet je openheid van zaken geven.. Dat ben ik met TNO eens. Een studie naar de LCA van Biosuccinium, ons merk voor biobased barnsteenzuur, is online gepubliceerd op de website van Wiley. Dat maakt het voor iedereen mogelijk om de duurzaamheid te beoordelen. Het zou goed zijn als er niet alleen meer openheid komt, maar ook dat er een eenduidige systematiek is om de juiste vergelijkingen te kunnen maken. Er worden nog te vaak appels met peren vergeleken.’
Op 11 maart 2014 organiseert TNO een sustainability café over de invloed van nanotechnologie op duurzaamheid. Geïnteresseerde ondernemers kunnen zich aanmelden bij Jan Willem Slijkoord.

Essent lanceert 'Menukaart Wind op Land'

Essent/RWE wil met provincies, gemeenten, burgers en andere belanghebbenden meer draagvlak creëren voor de bouw van windmolens op land. Deze week presenteerde het energiebedrijf de 'Menukaart Wind op Land' die ze hiervoor gaat gebruiken. De menukaart is een middel om keuzes te maken en in gesprek te gaan met betrokken partijen over onderwerpen die te maken hebben met nieuwe windprojecten, zoals gebiedsgebonden bijdragen voor natuur en omwonenden, financiering en verschillende participatiemogelijkheden.
Jan Boorsma, directeur Essent/RWE Innogy Windpower: 'We beseffen dat het bouwen van windparken gepaard gaat met belangenafweging en het maken van keuzes. De vraag is echter hoe we bijvoorbeeld een gezamenlijke afweging maken die recht doet aan belangen van betrokken partijen of hoe we burgerparticipatie mee kunnen nemen in nieuwe projecten. Voortaan maken we met onze stakeholders gebruik van de 'Menukaart Wind op Land' om gezamenlijk de juiste keuzes te maken die bijdragen aan het versterken van draagvlak voor onze windprojecten.'
Essent/RWE sluit met de menukaart aan op het Nationale Energieakkoord dat op 6 september is gesloten. Hierin is onder andere vastgelegd dat in 2020 voor 6000 MW opgesteld vermogen aan windmolens in Nederland moet staan. Om deze doelstelling te halen zal, voor ieder nieuw windpark, draagvlak gecreëerd moeten worden tussen betrokken overheden, burgers en andere stakeholders. Om dit voor elkaar te krijgen, heeft Essent/RWE binnen de windsector het voortouw genomen en de menukaart opgesteld. Daarmee levert ze een concrete bijdrage aan de ontwikkeling van de gedragscode die namens de windsector wordt opgesteld.

dinsdag 17 december 2013

Overheid investeert tientallen miljoenen in duurzame energie Universiteit Twente

De Universiteit Twente krijgt een duurzame-energie-subsidie die kan oplopen tot 33,5 miljoen euro. Dit opent de weg voor een eigen energiecentrale die gestookt wordt met pyrolyseolie, gemaakt van biomassa zoals houtsnippers of snoeiafval. De technologie achter deze brandstof komt voort uit onderzoek van de UT. Met de centrale kan de UT zelf 48 procent van haar eigen elektriciteit genereren en zelfs meer warmte opwekken dan ze gebruikt. De centrale wordt in principe in 2015 in gebruik genomen.

Agentschap NL, een onderdeel van het ministerie van Economische Zaken, heeft een duurzame-energie-subsidie van maximaal 33,5 miljoen euro (verspreid over twaalf jaar) beschikbaar gesteld aan de Universiteit Twente. Het definitieve subsidiebedrag is rechtsreeks gekoppeld aan de hoeveelheid energie die door een nieuw te bouwen energiecentrale op de campus van de UT wordt opgewekt. De subsidie is bestemd om het prijsverschil te compenseren tussen energie uit aardgas en die uit zogenaamde pyrolyseolie.

Pyrolyseolie is een brandstof die ontstaat als je biomassa, zoals houtsnippers of snoeiafval, in afwezigheid van zuurstof verhit tot 500 graden Celsius. De technologie hierachter is oorspronkelijk ontwikkeld door onderzoekers van de Universiteit Twente. BTG , een spin-off bedrijf van de UT, heeft zich gespecialiseerd in de verdere technologieontwikkeling van de pyrolyseolie. Volgens Gerhard Muggen, managing director van BTG BioLiquids, een dochterbedrijf van BTG, is het goed nieuws dat de UT subsidie krijgt voor de inzet van deze nieuwe brandstof: “Hiermee wordt de vraag naar pyrolyseolie groter. Inmiddels hebben drie relaties van ons dit jaar SDE-beschikkingen voor het opwekken van energie met pyrolyseolie verkregen.”
De centrale, waarmee een investering van circa 5 miljoen euro is gemoeid, is gepland op de campus van de Universiteit Twente (direct naast het huidige hogedruklab). De centrale kan 1,6 MW elektriciteit en 4,0 MW warmte leveren. Dit komt overeen met het elektriciteitsverbruik van ongeveer 3800 huishoudens en met een warmteverbruik van 2500 huishoudens. Met de centrale kan de UT straks zelf 48 procent van haar eigen elektriciteit en zelfs 145 procent van haar warmte opwekken. Het is de bedoeling dat de centrale in 2015 in gebruik wordt genomen.
De centrale past goed in het duurzaamheidsstreven van de Universiteit Twente. Zo wil de UT tussen 2005 en 2020 het energieverbruik met 30 procent terugdringen en zet de UT zich actief in om haar CO2-voetafdruk te verkleinen, onder meer door de inzet van duurzame energiebronnen.
De energiecentrale zal daarnaast ook een rol gaan spelen bij het UT-onderwijs en -onderzoek op het gebied van procestechnologie en duurzame energie. Zo zal worden gekeken naar de optimalisatie van de turbine en wordt er onderzocht of de brandstof nog verder verbeterd kan worden. Meer informatie over het UT-onderzoek op het gebied van duurzame energie is te vinden op de website van het Green Energy Initiative.



maandag 16 december 2013

Doorbraak brengt Kernfusie-energiecentrale dichterbij

De groep voor supergeleiding van de Universiteit Twente heeft een technologische doorbraak bereikt die cruciaal is voor het succes van kernfusiereactoren. Het gaat om schone, onuitputtelijke energiewinning gebaseerd op het principe van sterren in het heelal. De crux is een zeer ingenieus en robuust supergeleidend kabelsysteem. Dit zorgt voor een bijzonder sterk magneetveld dat het energieopwekkende zeer hete plasma in de reactorkern bedwingt en zo de basis legt voor de kernfusie. De nieuwe kabels warmen veel minder op door een uitgekiende manier van vervlechten, waardoor de mogelijkheden om het plasma aan te sturen significant toenemen.

In combinatie met een eerdere Twentse vinding weerstaan de kabels bovendien zeer lang de enorme krachten in de reactor. De verhoogde levensduur van de supergeleiders en de verbeterde aansturing van het plasma maken kernfusie-energie straks betrouwbaarder: de magneet spoelen beslaan een derde van de kosten van een fusiecentrale. Hoe langer die meegaan, hoe goedkoper de energie. Het onderzoek is een project in het kader van het Green Energy Initiative van de Universiteit Twente.

Projectleider Arend Nijhuis: ' De wereldwijde ontwikkeling van kernfusiereactoren is in volle gang en krijgt door deze doorbraak een nieuwe impuls. Onze nieuwe kabels zijn al uitvoerig getest door twee instituten'. Nijhuis is inmiddels uitgenodigd voor nieuwe samenwerking met China en verwacht dat het Twentse systeem een wereldwijde standaard zal worden. 's Werelds grootste kernfusiereactor ITER is in aanbouw in het Franse Cadarache en zal in 2020 draaien als samenwerkingsproject van de VS, de EU, Rusland, India, Japan, Zuid-Korea en China. Maar de laatste twee hebben nu ook hun eigen landelijke grootschalige kernfusieprojecten opgestart, waarin de Twentse technologie kan worden verwerkt.

Hoe werkt het?- In het hart van reactor vindt kernfusie plaats in plasma van 150 miljoen graden Celsius. Om dat onvoorstelbaar hete plasma in toom te houden is een enorm sterk magneetveld (van 13 Tesla) nodig, dat alleen efficiënt kan worden opgewekt door supergeleiding. Door de holle kabels van de spoelen wordt daarom vloeibaar helium gestuurd. Dit verlaagt de temperatuur tot zo’n 4,5 K (-269 °C) waardoor de weerstand in de kabels wegvalt en de stroomsterkte kan oplopen tot de 45.000 Ampère waarbij het opgewekte magneetveld het plasma bedwingt.

Die immense stroomsterkte zet de draden echter ook zo onder druk dat snelle slijtage voorkomen moet worden. Bovendien kan door de snelle magneetveldwisselingen de temperatuur van de kabels te ver oplopen, waardoor de supergeleiding wegvalt en het fusieproces uitdooft. Precies dat probleem is nu opgelost door de supergeleidende draden van de spoel op een bijzondere manier te vervlechten.
De polsdikke kabels op (zes) spoelen met een totale hoogte van 13 meter in de fusiereactor zijn opgebouwd uit vervlochten draden van 0,8 mm dik. Eerst worden drie van deze dunne draadjes gebundeld: twee van supergeleidend niobiumtin en een van koper. Dit koper maakt het geheel bestand tegen opwarming tijdens een ongewenste plotselinge beëindiging van de supergeleidende toestand. Van deze eerste vlechten worden er steeds drie samengepakt en in elkaar gedraaid.

Daarna gaat het vlechtingsproces verder tot de gewenste dikte. De lengte waarover de draad spiraliseert -de spoed- en de onderlinge verhoudingen tussen de opeenvolgende vlechten, blijken cruciaal. Verhoogde spoed van de eerste vlechten maakt de kabels beter bestand tegen de mechanische mega-krachten en voorkomt sterke vervormingen. De in Twente voorspelde, maar internationaal meest verrassende doorbraak is echter dat de nieuwe 'spoed-verhoudingen' de kringstromen tussen de draadjes zo sterk reduceren dat de kabels veel minder opwarmen en dus supergeleidend blijven. Met de nieuwe bekabeling is dus de kans dat kernfusie-energiecentrales straks betrouwbaar stroom leveren sterk toegenomen.

Computerprogramma voor kostenverlaging windenergie op zee

De kosten van stroomopwekking via windparken op zee moeten nog omlaag. Onderzoeker Michiel Zaayer van de TU Delft ontwikkelde een programma dat hierbij kan helpen. Hij promoveert op maandag 16 december op dit onderwerp aan de TU Delft.

Technisch gezien is het geen probleem om elektriciteit op te weken met windparken op zee. Er ligt echter nog wel een probleem: de kosten van deze vorm van energie moeten nog verder omlaag. Volgens onderzoeker Michiel Zaayer mogen we in de toekomst zeker nog kostenreducties verwachten voor deze nog jonge technologie.
Zaayer pakte in zijn promotie-onderzoek twee uitdagingen op die spelen op dit gebied. ‘De eerste uitdaging is de moeilijkheid om het geheel te optimaliseren, omdat windparken op zee van nature multidisciplinair zijn en uit vele componenten bestaan. De tweede uitdaging is dat het ontwerp van de windturbine niet op hetzelfde moment plaatsvindt als het ontwerp van de windparken waarin ze worden toegepast.’

Centraal bij dit alles staat de optimalisatie van het ontwerp van de windturbine. De windturbine heeft namelijk invloed op de kosten van vele elementen van een windpark op zee, zoals de constructie waarop deze wordt gebouwd, de elektrische bekabeling, de installatie, het onderhoud en, niet te vergeten, de elektriciteitsopbrengst.

De methode is getest met een casestudy en met een aantal industriële gebruikers. De casestudy laat zien dat de methode inderdaad tot een beter windturbineontwerp kan leiden en ook de testgebruikers beamen het nut van het programma. ‘Gebruik van het programma stimuleert bovendien verdergaande samenwerking tussen de marketingafdeling en de ingenieursafdeling, wat voor sommige bedrijven een aanpassing zal vragen in de manier van werken.’

Energie-efficiënte technologie wereldhandel voor het Nederlandse MKB

De procesindustrie gebruikt veel energie en heeft ongeveer 600 Petajoule warmte nodig voor de vervaardiging van producten op industriële schaal. Ongeveer 20 procent van deze warmte kan na gebruik worden gerecycled. Dat gebeurt op dit moment niet. Een forse markt ligt hiermee aan de voeten van innovatieve MKB-bedrijven. Het MKB kan de procesindustrie aan energie-efficiënte technieken helpen, die deze forse hoeveelheid warmte recyclebaar maken en energiekosten verlagen. De business case ziet er voor Nederlandse MKB-bedrijven en de procesindustrie veelbelovend uit.
De Nederlandse industrie realiseert momenteel ongeveer 1 procent energie-efficiëntieverbetering per jaar. Dat doen de bedrijven omdat de business case goed is. Het levert een investeringsruimte op van ongeveer 200 miljoen euro per jaar in Nederland, in Europa het tienvoudige en wereldwijd het honderdvoudige, dus ongeveer 20 miljard euro per jaar.
Eén procent energie-efficiëntieverbetering is aanzienlijk, maar er blijven grote kansen liggen. Met energie-efficiënte oplossingen en technieken kan deze verbetering worden verdubbeld. Als MKB-bedrijven inzetten op energie-efficiëntie, dan hebben zij een lucratief én duurzaam exportproduct voor de procesindustrie in handen. Nederland is daarmee in staat duurzaamheid te exporteren op een schaal die potentieel 100 maal groter is dan de energiebesparing die we in Nederland alleen kunnen bereiken.

Zelfs de wasmachine denkt mee

Dat batterij-opslag van groene stroom dringend nodig is, bewezen UT-onderzoeker Johann Hurink en promovendus Stefan Nykamp een tijd geleden. De komende jaren moet hard gewerkt worden aan Smart Grids, slimme lokale netwerken met nieuwe opslagcapaciteit voor groene stroom. In Duitsland is nu voor het eerst een nieuwe techniek ingezet die de kern van deze Smart Grids moet worden. Op een kinderdagverblijf in de stad Haren regelt een Home Energy Controller (HEC) de opslag en het verbruik van energie. De techniek is ontwikkeld door de Universiteit Twente en de Duitse energiegigant RWE.

Het onlangs geopende gebouw van een kinderdagverblijf in het Duitse Haren is zo ontworpen dat het onderdeel van een smart grid kan zijn. Het gebouw produceert een deel van zijn eigen energie en slaat deze op als er niet voldoende vraag in het gebouw is. Het gebouw kan ook energie afgeven aan het distributienet. Hiermee draagt het gebouw bij aan de stabiliteit van het energienetwerk in de stad. Arndt Neuhaus, topman van RWE, noemde de Home Energy Controller en de techniek daarvan baanbrekend voor de toekomstige energieverzorging in Duitsland. RWE, eigenaar van het Nederlandse Essent en volgens Forbes op plek 73 in de 100 grootste bedrijven ter wereld, is enthousiast.

De Home Energy Controller gebruikt het gebouw (bijvoorbeeld de vloer) en de (huishoudelijke) apparaten als energieopslag en stuurt alle techniek aan. De unit verzamelt weersvoorspellingen en bepaalt wanneer bijvoorbeeld vaatwasser en wasmachine hun werk het beste kunnen doen. De gebruiker bepaalt zelf de vrijheid daarin. De HEC fungeert bovendien als schakelpunt tussen met elkaar verbonden gebouwen en het lokale energienetwerk. Het kastje wordt komend jaar ook gebruikt in het Smart Operator, een onderzoeksproject van RWE in het Duitse Beieren, waar een netwerk van 250 testhuizen op deze manier zal worden aangestuurd.

De HEC is gebaseerd op een methode die is ontwikkeld binnen de vakgroepen Discrete Mathematics and Mathematical Programming (DMMP) en Computer Architecture for Embedded Systems (CAES) binnen onderzoeksinstituut CTIT van de Universiteit Twente. Prof.dr. Johann Hurink en Prof.dr.ir. Gerard Smit houden zich bezig met deze techniek.

De Home Energy Controller, gebaseerd op regelmethode TRIANA, vormt een oplossing voor de Duitse problemen op het gebied van wind- en zonne-energie. Overbelasting van het elektriciteitsnet dreigt als er (te) veel zonne-energie is en het (te) hard waait. Regelmatig 'dumpt' Duitsland overtollige groene stroom in buurlanden. Ook Nederland stevent af op soortgelijke problemen. De Nederlandse groei van vier procent hernieuwbare energie nu, naar 16% in 2023, is vastgelegd in het recente energieakkoord. Lokale opslag van elektrische energie is ook voor ons land de onontkoombare oplossing. Op wind- en zonrijke dagen kan een surplus aan energie tijdelijk worden opgeslagen in batterijen in de buurt van de windmolens en zonnecellen. De energie kan dan lokaal verbruikt worden in de nachten of dagen erna (of worden aangeleverd op het hoofdnet) als er wolkenvelden zijn en de wind is gaan liggen.




vrijdag 13 december 2013

Overheid koopt zelf alleen sjoemelstroom, WISE gaat campagne voeren

De Nederlandse overheid is grootverbruiker van stroom. Denk aan de ministeries, maar ook de 2000 andere overheidsgebouwen, het Paleis op de Dam, de nationale musea en defensie. In totaal verbruikt de Rijksoverheid jaarlijks 1 TWh aan elektriciteit, evenveel als bijna 300.000 huishoudens.

Sinds jaar en dag claimt de overheid groene stroom in te kopen. In de praktijk is dat 'sjoemelstroom'. De grijze stroom die verbruikt wordt is alleen maar vergroend door Noorse certificaten in te kopen; sjoemelstroom. Op die manier gaat er geen enkele prikkel van uit om meer groene stroom te gaan produceren.

WISE roept de overheid op consequent te zijn en beleid tot uitdrukking te laten komen in het eigen inkoopbeleid. De directeur van WISE, Peer de Rijk, zegt het zo "Het is gek om miljarden aan subsidies te verstrekken voor de bouw van meer windmolens als je zelf tegelijkertijd niets doet om de markt voor groene stroom volwassen te maken. De regering Rutte kan een belangrijk signaal afgeven en zelf echt groen inkopen, zodat de vraag naar werkelijk additionele groene stroom stijgt. Dan werk je aan windstroom die geen subsidie meer nodig heeft".

Hoe werkt het: De Rijksoverheid koopt jaarlijks circa 1 TWh ( =1000 GWh) elektriciteit in. Middels Garanties van Oorsprong (GvO's) wordt de ingekochte grijze stroom verduurzaamt. Op woensdag 20 november jl. werd zo'n 1 miljoen GvO's (1 GvO wordt aangemaakt per 1 MWh) door de Rijksoverheid middels een veiling ingekocht. Dit jaar zijn dat weer vrijwel alleen (98 %) GvO's van Noorse waterkracht. Dit zijn de goedkoopste GvO's omdat de stroom in Noorwegen niet als groen wordt verkocht; de certificaten zijn daar waardeloos en worden voor heel weinig geld internationaal aangeboden. Bij deze oplossing spreekt WISE van sjoemelstroom. De inkoop krijgt wel het label 'duurzaam', maar leidt niet tot meer productie van groene stroom.

De NS - een grootverbruiker met een vergelijkbare behoefte als de Rijksoverheid - geeft het goede voorbeeld; zij heeft een tender uitgeschreven waarin energiebedrijven uitgenodigd worden groene stroom te gaan leveren die werkelijk nieuw is. (2) Dat kan niet in 1 keer, daarvoor is er domweg te weinig groene stroom beschikbaar. Maar juist door te eisen dat de leverancier alleen mag gaan leveren als ze ook echt garanderen dat het om nieuw gerealiseerde capaciteit gaat geef je een enorme impuls aan de markt. De NS geeft de geïnteresseerde partijen daar de tijd voor en bouwt daarmee de garantie in dat het ook daadwerkelijk om nieuwe groene stroom gaat.

Markus Schmid, campagneleider groene stroom bij WISE; "Dat zou de Rijksoverheid ook moeten doen; afspreken dat ze vanaf nu elk jaar 10% meer echt (nieuwe) groene stroom gaan inkopen. Vraag leidt tot aanbod. De prijs van Nederlandse GvO's gaat wellicht omhoog, en dat is precies wat we willen. Uiteindelijk moet groene stroom zonder subsidie gemaakt worden; ook de groene energiesector heeft er baat bij als de prijs van de GvO's stijgt. Er zijn in Nederland steeds meer bedrijven en instellingen bereid meer te betalen voor een Nederlandse GvO".

WISE gaat de Rijksoverheid het komend jaar aanmoedigen en zo nodig onder druk zetten om vanaf volgend jaar de juiste keuze te maken, onder het motto ""Walk the talk. Groene stroom? Ja graag!".

E.ON Netz kiest voor ondergrondse aluminium kabel van Nexans

E.ON Netz kiest voor een ondergrondse aluminium kabel van Nexans bij de uitbreiding van de netinfrastructuur voor windenergie. In de regio Dithmarschen heeft Nexans een dubbel ondergronds kabelsysteem van 110 kV geïnstalleerd voor E.ON – het eerste in zijn soort voor een Duitse klant – met een totale lengte van ca. 5,5 km. De order vertegenwoordigt een waarde van 4 miljoen euro.

Het reeds aangesloten stuk maakt deel uit van het project van de deelstaat Sleeswijk-Holstein voor het transport van windenergie via ondergrondse kabels op het vasteland in een corridor van 20 km breed langs de kust. Als onderdeel van de “Energiewende” is E.ON Netz gestart met een infrastructuurproject voor de toekomstige injectie van 9000 MW elektriciteit afkomstig van offshore windparken in het 380 kV-transmissienetwerk langs de westkust van Sleeswijk-Holstein.

De ondergrondse kabel die nu in gebruik is genomen, heeft een sectie van 2500 mm². Het is de eerste keer dat Nexans een dergelijke kabel in Duitsland heeft geïnstalleerd. De ondergrondse aluminium kabel ligt op een diepte van ca. 1,75 m in PE-buizen tussen Dieksanderkoog en Marne en heeft een iets grotere diameter dan een vergelijkbare koperkabel, maar is lichter en voordeliger. De kabel heeft een transmissiecapaciteit van 360 MW, wat ruim voldoende is voor de elektriciteitsvoorziening van zowel Flensburg, Kiel als Lübeck.

Als onderdeel van de kabelinstallatie is E.ON ook begonnen de netstructuur aan te passen door een nieuw transformatorsubstation in Dieksanderkoog toe te voegen en de capaciteit van het substation in Marne uit te breiden. De planning en werkzaamheden voor de ondergrondse kabel van Nexans zijn in een recordtijd van 2,5 jaar voltooid, waarbij de installatie en grondwerkzaamheden voor het volledige kabelsysteem tussen Dieksanderkoog en Marne/West slechts 6 maanden in beslag namen.
Andreas Fricke van E.ON Netz is ervan overtuigd dat “Weststromtrasse", het windenergieproject aan de westkust, de druk op de elektriciteitsnetten verlaagt. Alleen al in Dithmarschen wordt er momenteel ca. 1000 MW windenergie opgewekt die niet altijd in het elektriciteitsnet kan worden geïnjecteerd. In een interview met de krant “Norddeutsche Rundschau” ter gelegenheid van de ingebruikname van de eerste 110 kV-lijn vergeleek Dr. Robert Habeck – Minister voor Energietransitie, Landbouw en Milieuzaken van Sleeswijk-Holstein – de noodzaak voor dit gigantische infrastructuurproject met de reconstructie van Oost-Duitsland na de eenwording.

Hij legde uit dat Sleeswijk-Holstein met de aanleg van het bovengrondse 380 kV-netwerk een belangrijke stap in de energietransitie heeft voltooid. Een elektriciteitskabel voor de op het land geproduceerde windenergie maakt echter ook deel uit van de economische belofte.

Het 110 kV-kabelsysteem is de eerste mijlpaal van het uitbreidingsproject van het elektriciteitsnet in Sleeswijk-Holstein. Ook laat het opnieuw zien hoe Nexans bijdraagt aan uitbreidingen van het elektriciteitsnet, een onderwerp dat momenteel flink in de belangstelling staat. "Ik vind het geweldig dat deze kabel, de eerste van deze sectie in Duitsland, een bijdrage levert aan de energietransitie,” aldus Wolfram Flebbe, projectmanager bij Nexans Deutschland, tijdens de feestelijke ingebruikname van het kabelsysteem.

donderdag 12 december 2013

LightRec roept installateurs op armaturen in te leveren voor recycling

Uit recent onderzoek van onderzoeksbureau Möbius, in opdracht van stichting LightRec, blijkt dat installateurs nog veel minder armaturen inleveren voor recycling dan je zou verwachten. LightRec heeft opnieuw laten uitzoeken uit welke sectoren de meeste lampen en armaturen vrijkomen. Uit het onderzoek blijkt dat de meeste oude lampen worden afgedankt in het professionele circuit. Van de spaarlampen is het aandeel uit deze sector 71%. Bij tl-buizen komt zelfs 97% uit het professionele circuit. Wat veel installateurs echter nog niet weten is dat naast lampen ook alle armaturen moeten worden ingeleverd bij Wecycle voor recycling. Wecycle organiseert in opdracht van LightRec de inzameling en recycling van armaturen en energiezuinige lampen.
LightRec ziet op dit moment slechts een klein deel (circa 15 procent) van alle professionele armaturen die op de markt zijn gekomen terug in het inzamelsysteem. Voornaamste reden hiervoor is dat installateurs hun oude armaturen verkopen aan de oudijzerhandelaar of meegeven met het sloopafval, zo blijkt uit het onderzoek. Daardoor is niet zeker dat de armaturen de juiste (gecertificeerde) verwerking ondergaan. En dat is volgens LightRec wel nodig, omdat oude armaturen voor een deel nog PCB-houdende condensatoren bevatten.
Installateurs kunnen hun oude lampen én armaturen kwijt bij de gemeentelijke milieustraat of bij de technische groothandel die bij Wecycle is aangesloten. Daarnaast neemt de Technische Unie energiezuinige verlichting mee in de retourlogistiek. Bij grote hoeveelheden kunnen installateurs contact opnemen met Wecycle. Die levert dan containers en palletboxen ter plaatse en haalt deze ook gratis weer op.
Wecycle en LightRec bekijken naar aanleiding van de onderzoeksresultaten hoe ze de inzameling van lampen en armaturen in het professionele circuit kunnen verbeteren. Energiezuinige verlichting kan tot meer dan 90 procent worden gerecycled.

TNO ontwikkelt brandstofstrategie in opdracht van de Sint Maarten Harbour Group of Companies

De Caribbean Branch Office van TNO in Aruba ontwikkelt een roadmap brandstofstrategie in opdracht van de Sint Maarten Harbour Group of Companies. Het doel van deze studie is om de huidige energie- situatie te beoordelen en een stappenplan op te stellen voor de noodzakelijke toekomstige investeringen.
De haven van Sint Maarten is een belangrijke regionale speler in de distributie van brandstof. Nieuwe ontwikkelingen zoals een verschuiving van gebruik van zware stookolie naar LNG voor de scheepvaart- en elektriciteitsproductie zullen impact hebben op de toekomstige energiebehoeften. Daarnaast verandert de brandstofbehoefte door een verhoogde productie van duurzame energie, zoals wind- en zonne-energie en mogelijk geothermie.
Deze studie moet een basis vormen voor geïnformeerde besluitvorming over toekomstige brandstofopslag en voor de distributie-infrastructuur. De eerste fase van het onderzoek richt zich op een beoordeling van de huidige brandstofsituatie op Sint Maarten en de regionale en internationale ontwikkelingen. Daarna wordt er een strategie ontwikkeld om in de toekomstige energiebehoefte te kunnen blijven voorzien en de positie van de haven als regionale speler te behouden.
Het onderzoek wordt uitgevoerd met steun van het Ministerie van Economisch Zaken van Sint Maarten en van Nederland. TNO en de Sint Maarten Harbour Group streven naar een langdurige werkrelatie waarin TNO expertise inbrengt. In 2011 opende TNO een vestiging op Aruba met als belangrijk aandachtspunt om te werken aan integrale eilandstrategieën die gericht zijn op onder meer de ontwikkeling van meer duurzame, betrouwbare en betaalbare energiesystemen. TNO heeft een brede expertise van duurzame energiesystemen, LNG- transport en distributie en zakelijk en strategisch advies inzake investeringen voor de brandstofinfrastructuur.

Nederlandse woningen steeds energiezuiniger

De Nederlandse woningvoorraad wordt steeds energiezuiniger. De afgelopen zes jaar nam het aantal woningen met een groen energielabel (A, B en C) met 600.000 toe tot een totaal van 3,1 miljoen woningen. Het aantal woningen met een slecht label (E,F, en G) daalde met 700.000 tot een totaal van 2,5 miljoen. In twee op de drie huizen staat inmiddels een zuinige HR-ketel en het gebruik van warmtepompen is sinds 2006 verdrievoudigd. Het gemiddelde gasverbruik van huishoudens daalt al jaren en het stijgende elektriciteitsverbruik is inmiddels gestabiliseerd.
Dat blijkt uit analyses die Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en onderzoeksbureau RIGO in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken hebben uitgevoerd in het kader van het Woon Onderzoek Nederland (WoON). Het rapport is deze week aangeboden aan de Tweede Kamer. Voor het onderzoek werden 4800 woningopnames en enquêtes uitgevoerd en geanalyseerd.
Veel onzuinige woningen zijn de afgelopen jaren vervangen door nieuwe woningen met energielabel A. Met name woningcorporaties hebben een inhaalslag gemaakt door slechte huurwoningen te slopen en energiebesparende maatregelen te treffen bij bestaande woningen.
De meeste woningen maken voor verwarming inmiddels gebruik van zuinige HR-ketels, en in toenemende mate van warmtepompen (bijna 1 procent). In Nederland worden nog maar 200.000 woningen verwarmd met gas- of oliekachels, met name particuliere huurwoningen. Ook zijn boilers en geisers langzaam aan het verdwijnen, ten gunste van combiketels en warmtepompboilers.
Het overgrote deel van de Nederlandse woningen beschikt inmiddels over dubbelglas en dakisolatie en meer dan de helft heeft gevel- en vloerisolatie. In de particuliere huursector valt nog wel winst te behalen met energiebesparende maatregelen.
Mede door de toename van besparende maatregelen is het gasverbruik per huishouden gedaald naar 1600 kubieke meter per jaar. Ook het elektriciteitsverbruik is na jaren van stijging gestabiliseerd op 3200 kWh. Door stijgende gasprijzen is de energierekening echter bijna verdubbeld.
De bereidheid onder Nederlanders om te investeren in energiebesparende maatregelen is hoog. Vier op de tien eigenaar-bewoners hebben daar de afgelopen vijf jaar geld ingestoken. Een op de zes denkt de komende twee jaar daarin te investeren, waarvan een derde zonnepanelen wil aanschaffen. Uit het onderzoek blijkt dat ook gedrag van bewoners een belangrijke rol speelt. Slechts een deel van dat gedrag is makkelijk 'energiezuiniger' te maken, omdat 'onzuinig' gedrag vaak voortkomt uit logische keuzes. Ouderen hebben gemiddeld nu eenmaal behoefte aan een hogere temperatuur en zijn vaker thuis. En gezinnen met kleine kinderen gebruiken vaker het bad. Bewoners compenseren in hun gedrag vaak al de onzuinigheid van hun woning. Bewoners van onzuinige woningen blijken namelijk vaak zuiniger met energie om te springen dan bewoners van zuinige woningen.
Hoewel de trend gunstig is, zijn volgens het onderzoek vergaande maatregelen als zonneboilers, zonnepanelen en warmtepompen nodig om het doel van een klimaatneutrale gebouwde omgeving in 2050 te behalen. De kosten van nieuwe technieken moeten omlaag, maar het energiebeleid moet daarnaast ook inspelen op andere specifieke behoeften van huishoudens zoals comfort en milieubewustzijn.

woensdag 11 december 2013

Erasmus Universiteit zet vergroening door

De Erasmus Universiteit Rotterdam gaat verder op de ingeslagen weg om een  duurzame universiteit te worden. Vandaag, woensdag 11 december 2013, tekende collegevoorzitter Pauline van der Meer Mohr een verklaring waarmee de onderwijsinstelling zich committeert aan een energiebesparing van 8 % tot en met 2016. Daarnaast gaat de universiteit alle gebruikte elektriciteit vergroenen door de aanschaf van certificaten voor Nederlandse windenergie.
De Erasmus Universiteit Rotterdam wil een duurzame universiteit worden. In 2005 werd daartoe, samen met de andere universiteiten, een convenant met de overheid gesloten met als doel een jaarlijkse verbetering van de energie-efficiency van minimaal 2% tot en met 2020. Elke vier jaar worden daartoe plannen gemaakt binnen deze Meerjarenafspraak (MJA). De afgelopen periode is het energieverbruik onder meer verlaagd door renovatie van gebouwen en een andere koeling van datacenters. Ook is het dak van de C-hal voorzien van zonnepanelen.
Pauline van der Meer Mohr, voorzitter van het College van Bestuur, ondertekende vandaag een zogenaamde  energiebeleidsverklaring. Hierin zegt de universiteit toe zich ook de komende vier jaar in te spannen voor een verbetering van de energie-efficiency van 8%. Die besparing moet worden gerealiseerd door de aanleg van een warmte-koudeopslag (WKO)-systeem en diverse energiebesparende maatregelen in gebouwen, zoals betere isolatie en warmteterugwinning. Ook in de inhoud (curricula) van de opleidingen zal duurzaamheid een belangrijke rol gaan spelen. Bovendien wordt energiebewust gedrag bij medewerkers en studenten gestimuleerd.
De Erasmus Universiteit 'vergroent' tegelijkertijd de elektriciteit voor de komende twee jaar. Met Groenbalans, een bedrijf dat helpt bij het CO2-neutraal maken van organisaties, is (ook vandaag) een overeenkomst getekend voor de aanschaf van Nederlandse windcertificaten. Met deze stap stimuleert de Erasmus Universiteit de realisatie van nieuwe productie van deze duurzame vorm van elektriciteit.
De Rotterdamse instelling kocht al jarenlang groene elektriciteit in via de centrale energieleverancier, nu schaft ze zelf 'Garanties van Oorsprong' aan voor 16.000 megawattuur windenergie in zowel 2014 als 2015. Dat staat gelijk aan zo'n acht windturbines die gedurende het hele jaar door voor de Erasmus Universiteit draaien. Het gaat om elektriciteit voor de campus Woudestein, het Erasmus University College (EUC) en het Institute of Social Studies (ISS) in Den Haag.
De ondertekening van beide overeenkomsten past in de strategie van de Erasmus Universiteit om een maatschappelijk verantwoorde universiteit  te zijn. De ambitie is om tot de top van Nederlandse universiteiten te behoren op het gebied van duurzaamheid. Zo is er bij de nieuwbouw op de campus veel aandacht voor dit aspect en wordt het beheer van de bestaande gebouwen zo energie-efficiënt mogelijk. De Erasmus Universiteit is ook aangesloten bij het Rotterdam Climate Initiative (RCI), dat een forse CO2-reductie nastreeft.