Pagina's

maandag 30 september 2013

Biobrandstof uit menselijke urine

Micro-algen kunnen groeien op onverdunde menselijke urine. Dat biedt mogelijkheden voor nieuwe vormen van waterzuivering en wellicht ook kansen om urine om te zetten in bruikbare chemische stoffen en biobrandstoffen.
Onderzoekster Kanjana Tuantet publiceerde de resultaten van proeven met algen die groeien op onverdunde urine in het septembernummer van het wetenschappelijke tijdschrift The Journal of Applied Phycology. De algen groeien prima op urine, blijkt uit haar studie, bijna net zo hard als op de substraten die gangbaar zijn bij de kweek van algen.
De sectie Milieutechnologie van Wageningen University waar Tuantet werkt, doet onder andere onderzoek naar milieuvriendelijke alternatieven voor het toilet. In het laboratorium is bijvoorbeeld een systeem geïnstalleerd dat het mogelijk maakt om de urine in het toilet te scheiden van de uitwerpselen. Dat spaart water en biedt meer mogelijkheden voor het verwerken van de uitwerpselen dicht bij de bron.
De urine bevat ongeveer driekwart van de stikstof en ongeveer de helft van het fosfor van het huishoudelijk afvalwater. Door die meststoffen om te zetten in bruikbare producten kun je voorkomen dat de omgeving ermee wordt belast. Kanjana Tuantat vond dat snelgroeiende micro-algen prima gedijen op de urine van de Wageningse milieutechnologen. Voor een goede groei is alleen een beetje extra magnesium nodig. Micro-algen zijn een mogelijke bron voor eiwitten en andere biochemicaliën, maar ook voor biobrandstoffen en meststoffen.
Voordat de teelt van algen op urine commercieel interessant wordt, moeten er nog wel een aantal knelpunten worden opgelost, waarschuwt Tuantet. Algenteelt kan alleen concurreren met andere manieren om biobrandstoffen te maken als er naast de brandstof ook andere waardevolle producten uit de algen worden gewonnen. ‘We moeten nog onderzoeken of ook algensoorten die meer geld opbrengen in urine groeien.’ Bovendien is er voor grootschalige teelt van algen op urine een hoogtechnologisch systeem nodig. De algensoep wordt zo dik dat licht er maar mondjesmaat doordringt. Een systeem waarin de algen door dunne buizen stromen kan dat probleem ondervangen, maar dat vergt meer investeringen dan simpele kweeksystemen waarbij algen in de open lucht groeien. ‘Wat we nu hebben laten zien is dat het in principe kan. Of het commercieel haalbaar is, durf ik nog niet te zeggen.’

LightRec ziet groei inzamelpunten detailhandel

Consumenten leveren hun oude energiezuinige lampen het liefst in bij winkels die ook lampen verkopen. Zo blijkt uit de Verlichtingsmonitor van LightRec. Op dit moment leveren de meeste consumenten hun oude verlichting in bij de milieustraat. Als het aan de consument ligt, wordt het inleveren nog makkelijker en kan het dichter bij huis. Dit sluit aan bij de trend dat steeds meer winkels proactief inzamelbakken neerzetten voor oude lampen en elektronica. Het verlaagt de drempel om lampen en armaturen in te leveren, aldus LightRec.
Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat steeds meer consumenten hun lampen dicht bij huis in willen leveren, bij de winkel waar ze nieuwe lampen kopen of door middel van een container in de buurt. Dat laatste is volgens LightRec onder meer wegens veiligheidsaspecten niet haalbaar, maar steeds meer winkels komen aan de wens van de consument tegemoet door proactief bakken neer te zetten waarin consumenten hun oude elektronica, ICT-producten en verlichting altijd kwijt kunnen.
"De wettelijke verplichting luidt dat een consument altijd een lamp mag inleveren voor recycling, als hij een nieuw exemplaar koopt. Veel winkelketens gaan nu een stapje verder," aldus Jeroen Bartels, manager van LightRec. "Een mooie trend als je kijkt naar het milieu en het behoud van kritische grondstoffen. De detailhandel vervult een zeer belangrijke rol bij de inzameling van lampen, we moeten de drempel om in te leveren daarom zo laag mogelijk maken. Op die manier kunnen we zoveel mogelijk lampen recyclen."
Inmiddels heeft de uitvoeringsorganisatie Wecycle inzamelmeubels geplaatst bij de Blokker, MediaMarkt, Saturn, Gamma, Hornbach en de supermarkten Bas, Dekamarkt, Digros, Dirk van den Broek en MCD. Wecycle haalt de elektronica en/of lampen bij deze winkels op en verzorgt de recycling. Voor professionele gebruikers is nu elke vestiging van groothandel Technische Unie voorzien van een inzamelstraat, waar ook lampen en armaturen kunnen worden ingeleverd.
Nu er geen gloeilampen meer verkocht worden, moeten straks alle oude lampen en armaturen worden ingezameld voor recycling om ervoor te zorgen dat er geen stoffen in het milieu terecht komen en de materialen weer zoveel mogelijk opnieuw gebruikt kunnen worden. Verlichting kan voor meer dan 90% gerecycled worden, zodat kritische grondstoffen worden behouden.

VEH: bewonersparticipatie essentieel voor elke windmolen bij woningen

Als de bouw van een of meerdere windmolens in de buurt van woningen wordt gepland, is toetsing van het draagvlak onder omwonenden essentieel. Het resultaat van deze toetsing moet zwaar meewegen in de besluitvorming. Als de bouw van windmolens in de nabijheid van woningen onvermijdelijk is, dan wil Vereniging Eigen Huis dat omwonenden zelf profijt kunnen hebben van de opgewekte stroom en de mogelijkheid krijgen om in een windmolen te participeren.
Het onlangs gesloten Nationaal Energieakkoord voorziet in de bouw van een groot aantal windmolens. Vereniging Eigen Huis stelt als voorwaarde hiervoor dat windmolens zo min mogelijk hinder aan omwonenden toebrengen. De vereniging pleit er daarom voor om molens zo veel mogelijk op zee of in perifere gebieden te bouwen. Is bouw in bewoond gebied onvermijdelijk, dan vindt Vereniging Eigen Huis dat alleen acceptabel als de compensatie voor waardeverlies van de eigen woning, participatie in de opgewekte stroom en profijt voor de omwonenden in de exploitatie zijn opgenomen. In het Nationaal Energieakkoord is alleen in een participatieplan voorzien bij grotere windparken die meer dan 15 MW opwekken. Dit komt overeen met de gecombineerde capaciteit van ongeveer 5 windmolens.
Vereniging Eigen Huis streeft er naar dat eigenwoningbezitters voor hun energievoorziening minder afhankelijk worden van de grote energiebedrijven. Dit kan door zelf energie op te wekken met bijvoorbeeld zonnepanelen, maar ook door te participeren in een windmolen en mee te delen in de revenuen van een windmolen. Vereniging Eigen Huis biedt in samenwerking met De WindCentrale deze laatste mogelijkheid vanaf vandaag met het initiatief 'Stukje Windmolen'. Participeren in een windmolen is een laagdrempelig alternatief om in eigen stroom te voorzien. Met 'Stukje Windmolen' wil Vereniging Eigen Huis ervaring opdoen met participatie en profijt voor huishoudens. De vereniging gebruikt de ervaringen in haar streven naar een betere positie van consumenten bij de bouw en exploitatie van windmolens in de gebouwde omgeving.

vrijdag 27 september 2013

Zelf stroom opwekken met Stukje Windmolen

Vereniging Eigen Huis biedt vanaf vandaag in samenwerking met De WindCentrale de mogelijkheid om mede-eigenaar te worden van een windmolen en daarmee zelf stroom op te wekken. Door een 'Stukje Windmolen' te kopen wordt de consument samen met de andere kopers eigenaar van windmolen De Witte Juffer in Culemborg. De stroom die deze molen produceert wordt door Greenchoice verrekend op de stroomnota van de koper. De consument komt door deze vorm van zelf-opwek losser van energieleveranciers en draagt bij aan verduurzaming.
Vereniging Eigen Huis streeft er naar dat eigenwoningbezitters voor hun energievoorziening onafhankelijker worden van de grote energiemachten. Dit kan door zelf energie op te wekken met bijvoorbeeld zonnepanelen, maar ook door te participeren in een windmolen. Door eigenwoningbezitters direct te laten profiteren van de opbrengsten van een molen, blijven deze niet hangen bij een kleine elite van windmolenbouwers, projectontwikkelaars en energiebedrijven. Niet iedere eigenwoningbezitter kan of wil zonnepanelen op zijn dak plaatsen. Participeren in een windmolen is een laagdrempelig alternatief om toch in eigen energie te voorzien en door schone stroom de CO2 uitstoot te verminderen.
Vereniging Eigen Huis werkt voor Stukje Windmolen samen met De WindCentrale. Deelnemers aan Stukje Windmolen kopen voor 200 euro een aandeel in de windmolen. Daarmee maken ze deel uit van de coöperatie die eigenaar wordt van windmolen De Witte Juffer in Culemborg. Dit is een bestaande molen die gegarandeerd nog 12 jaar blijft produceren. Naar verwachting levert ieder winddeel 500kWh stroom per jaar op. Deze opbrengst wordt door Greenchoice verrekend met de stroomnota. Omdat de opwek vóór de elektriciteitsmeter plaatsvindt en niet, zoals bij zonnepanelen op eigen dak erna, moet er wel over de opgewekte stroom energiebelasting worden betaald. Greenchoice verrekent ook de door de coöperatie te maken onderhoudskosten aan de molen. Doordat de molen "eigen" stroom produceert heeft de consument geen onzekerheid meer over zijn stroomprijs. Het is afhankelijk van de ontwikkeling van de stroomprijs of dat in de toekomst ook financieel voordeel biedt. Om te voorkomen dat meer wordt opgewekt dan het eigen gebruik kan maximaal 85% van het jaarlijkse stroomverbruik met Stukje Windmolen worden opgewekt.

Gemeente en provincie Groningen dragen bij aan Energy Data Hub

De gemeente Groningen en de provincie Groningen willen een plek waar grote hoeveelheden meetgegevens over energieproductie en -verbruik door huishoudens verzameld en opgeslagen worden. Deze gegevens kunnen na verwerking en verrijking gebruikt worden voor de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten die het energienetwerk slimmer kunnen maken en huishoudens en andere gebruikers kunnen helpen efficienter om te gaan met (zelfopgewekte) energie. Gemeente en provincie dragen elk 12.500,- euro bij in de kosten van het project Energy Data Hub waarin het plan wordt uitgewerkt.
De energiewereld is sterk in ontwikkeling. Het aantal nieuwe kleinschalige lokale energiebronnen zoals zonnepanelen, windmolens en HRe-ketels, neemt toe. Regionale energiecorporaties, zoals Grunniger Power, bieden de mogelijkheid om goedkoop en met regionale betrokkenheid energie af te nemen en te leveren. De uitrol van slimme energiemeters in ons land maakt het mogelijk om zeer fijnmazig verbruik en opwekking te meten. Deze gedetailleerde meetgegevens bieden de basis om energiestromen lokaal en regionaal in balans te brengen. Bovendien brengen de meetgegevens de mogelijkheden om energie te besparen in kaart.
De Energy Data Hub bundelt de data van decentrale energie, slaat het op en verrijkt de gegevens voor nieuwe toepassingen bij eindgebruikers, leveranciers of netbeheerders. Een voorbeeld van een praktische toepassing van de Energy Data Hub is het realtime inzicht in het elektriciteits- en gasverbruik voor huishoudens (SlimInEnergie).
Het project Energy Data Hub wordt uitgevoerd door verschillende partijen, waaronder Getthere, i-NRG, Target Holding, Rijksuniversiteit Groningen en EnergyAcademy.

Subsidieregeling voor zonnepanelen op Stadsbedrijvenpark

B en W van Assen willen meewerken aan een plan om bedrijven op het Stadsbedrijvenpark voor een groot deel te voorzien van zonnepanelen. Het plan is in samenspraak met de ondernemers tot stand gekomen. De gemeente wil een bedrag van 200.000 euro beschikbaar stellen als bijdrage in de kosten.
Bij het plan zijn een aantal partijen betrokken. Het gaat om Parkmanagement, de Drentse Energie Organisatie (DEO) en het bedrijf Greenspread. Zij hebben een lease-constructie uitgewerkt, die bedrijven direct voordeel biedt omdat ze zelf duurzame elektriciteit opwekken tegen een  lagere prijs dan ze nu betalen voor fossiele elektriciteit.
In de praktijk komt de regeling, die in belangrijke mate tot stand kwam door de inspanningen van Parkmanagement, er op neer dat ondernemers zelf 20 procent van de kosten van de zonnepanelen betalen. De DEO neemt 50 procent voor haar rekening in de vorm van een aantrekkelijke lening. Het bedrijf Greenspread investeert 10 procent, de gemeente betaalt de resterende 20 procent. Na afloop van de lease-constructie (vijf tot twaalf jaar) gaat het eigendom van de zonnepanelen over van Greenspread naar de bedrijven. De subsidieregeling staat open vanaf 19 september aanstaande, ook voor bedrijven in het gebied die geheel zelf willen investeren. De komende weken informeert de gemeente de ondernemers over de mogelijkheden aan de regeling deel te nemen.
Voor de subsidieregeling bestaat van de zijde van de bedrijven grote belangstelling, zo bleek eerder tijdens een bijeenkomst die was belegd voor de ondernemers.
De plaatsing van de zonnepanelen is een onderdeel van het projectplan revitalisering Stadsbedrijvenpark. Gezamenlijk met ondernemers wil de gemeente de bereikbaarheid en ontsluiting van het bedrijventerrein verbeteren. Ook de kwaliteit van de openbare ruimte wordt onder handen genomen. Daarnaast worden er plannen gemaakt om panden en erven een mooiere uitstraling te geven. Verder zetten gemeente en ondernemers in op het bevorderen van wonen en werken op het Stadsbedrijvenpark. Ook willen ze duurzaamheid stimuleren en de data-infrastructuur verbeteren. De gemeenteraad stelde het projectplan in 2011 vast.
De revitalisering van het Stadsbedrijvenpark is een onderdeel van de FlorijnAs, het programma van de gemeente Assen om de stad klaar te maken voor de toekomst.

donderdag 26 september 2013

ACM: afspraak sluiting kolencentrales is nadelig voor consument

De afspraak zoals die nu is gemaakt in het Energieakkoord om gezamenlijk 5 kolencentrales te sluiten is nadelig voor de consument en levert weinig milieuvoordeel op. Die conclusie trekt de Autoriteit Consument & Markt (ACM) in reactie op de afspraak van enkele energiebedrijven die 5 kolencentrales vervroegd willen sluiten. De analyse van ACM is op verzoek van deze bedrijven gemaakt. ACM ziet erop toe dat bedrijven onderling geen afspraken maken die ten koste gaan van de belangen van de consument.
'Wij hebben geconstateerd dat de afspraak van de energiebedrijven leidt tot nadelen voor de consument. Door de afspraak stijgt de energierekening van consumenten omdat de productiecapaciteit wordt beperkt. Daarbij hebben wij vastgesteld dat de door partijen aangedragen voordelen voor het milieu te beperkt zijn om die nadelen te compenseren”, zegt Henk Don, bestuurslid van de Autoriteit Consument & Markt. ,,Het is aan de bij het akkoord betrokken partijen om te bezien welke maatregelen in het belang van het milieu wel mogelijk zijn. Liefst zijn dat ook maatregelen waar de consument beter van wordt.'
Door de afspraak zou ongeveer 10 procent van de Nederlandse productiecapaciteit van elektriciteit worden gesloten. De afspraak tussen energieproducenten tot sluiting van de 5 kolencentrales zou een stijging van de elektriciteitsprijs voor de consument tot gevolg hebben. ACM heeft op verschillende manieren onderzocht of de milieuvoordelen van de afspraak groot genoeg zijn om deze prijsstijging voor de consument te compenseren. Dit blijkt niet het geval te zijn. Omdat de positieve milieueffecten niet zodanig groot zijn dat zij de hogere energierekening voor de Nederlandse consument compenseren komt de afspraak zoals die nu is vormgegeven in strijd met de regels die concurrentiebeperking tussen bedrijven verbieden.
Daarbij speelt onder meer een rol dat de vermindering van de uitstoot van kooldioxide (CO2) die sluiting van de 5 kolencentrales tot gevolg zal hebben, in het huidige voorstel wordt tenietgedaan doordat de emissierechten ergens anders gebruikt kunnen worden op de Europese markt voor CO2-rechten. De uitstoot wordt dus niet verminderd maar verplaatst.

Energiefonds Overijssel financiert energiebesparing

Energiefonds Overijssel sluit voor 65,7 miljoen euro de eerste overeenkomsten met 15 woningcorporaties. Hierdoor wordt voor 137 miljoen euro geïnvesteerd in energiebesparende maatregelen en duurzame energieopwekking voor ruim 15 duizend woningen. De investeringen leveren een besparing op van 243 terajoule per jaar, dit komt overeen met het energieverbruik van 3.100 huishoudens.
De uitvoering van de duurzame renovaties zorgt ervoor dat 850 mensen een jaar lang aan de slag kunnen met dit werk in de bouw- en installatiesector. Theo Rietkerk, gedeputeerde Economie, Energie en Innovatie: ‘Opnieuw een belangrijke impuls voor de installatie- en bouwsector, die toch al in zwaar weer verkeert. Zo geven we samen met de woningcorporaties in Overijssel direct invulling aan het net gesloten nationale SER-Energieakkoord.'
Energiefonds Overijssel heeft 100 miljoen euro beschikbaar voor energiebesparing en productie van nieuwe energie voor woningcorporaties. Isoleren is verplicht, maar de woningcorporaties doen meer en realiseren zonnepanelen, warmtepompen en ventilatiesystemen. De betrokken woningcorporaties steken er zelf ook geld in. Voor de nu gesloten overeenkomsten betekent dit dat in totaal voor 137 miljoen euro wordt geïnvesteerd.
'Het is bijzonder dat zoveel woningcorporaties in één provincie aan de slag willen met energiebesparing bij sociale huurwoningen,' aldus Bas-Jan Blom, directeur van het fonds. ‘Het is een investering waar mensen in Overijssel direct van profiteren. Want door de besparingsmaatregelen gaat voor veel inwoners de energierekening omlaag en het wooncomfort omhoog.'
Ondernemingen, woningcorporaties en maatschappelijke organisaties kunnen bij Energiefonds Overijssel terecht voor de aanvraag van participaties, leningen en garanties. Het fonds heeft 250 miljoen euro beschikbaar voor projecten die energie besparen of nieuwe energie opwekken uit duurzame bronnen. Daarvan is 100 miljoen euro beschikbaar voor energiebesparing en productie van nieuwe energie voor woningcorporaties. Verder is 125 miljoen euro beschikbaar voor nieuwe energie of energiebesparing door ondernemingen. Daarnaast is maximaal 25 miljoen euro gereserveerd voor technologische innovatie.

'Haperende interne markt bedreigt gasvoorziening EU'

Niet de grilligheid van gasleveranciers buiten de Europese Unie, maar de onvoldoende ontwikkelde interne markt ondermijnt de leveringszekerheid van aardgas. Er is voldoende aardgas beschikbaar voor de E U , waardoor zij zelf kan voorkomen dat de beschikbaarheid van aardgas problematisch wordt als bijvoorbeeld Rusland de gaskraan dicht zou draaien. Maar dat vereist een veel betere samenwerking tussen de lidstaten en een beter geïntegreerde markt met meer coördinerend toezicht vanuit ‘Brussel’. Dat concludeert Tim Boersma  die 23 september promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen  op zijn onderzoek naar bestaande besluitvormingsstructuren binnen de Europese gasmarkt. 
De afgelopen jaren is het al een paar keer voorgekomen dat Rusland, in conflicten met de Oekraïne of Wit-Rusland, de gaskraan een paar weken dichtdraaide, en daarmee ook een deel van de aanvoer naar Europa. Sindsdien bestaan er in de EU zorgen over de kracht van dit machtsmiddel en Europa’s afhankelijkheid van externe leveranciers. Er is dan ook veel onderzoek gedaan naar de risico’s van de afhankelijkheid van m et name Russisch aardgas, voor het geval de aanvoer onderbroken wordt.
Een te eenzijdige benadering, stelt Boersma vast, want er is de komende decennia voldoende aardgas in de EU beschikbaar. Alleen kan het niet altijd stromen naar de plaats waar het nodig is.‘ Dat blijkt ee n van de grote problemen van de Europese gasmarkt, die nog te veel nationaal georganiseerd is, vooral als het gaat om infrastructuur en regulering. Er wordt te weinig geïnvesteerd in interconnecties, en dat komt onder meer doordat de regelgeving vaak niet goed op elkaar is afgestemd. Ook zijn de tarieven die gastransporteurs mogen vragen om hun investering terug te verdienen doorgaans aan de lage kant en veranderen deze geregeld. In veel landen is een investering in een nieuwe leiding dan ook niet aantrekkelijk ,’ aldus Boersma.
Om de markt goed te laten functioneren, zou in de periode tot 2020 naar schatting zeventig miljard euro geïnvesteerd moeten worden in infrastructuur. En dat komt binnen de huidige besluitvormingsstructuren niet van de grond, constateert Boersma, die in zijn onderzoek de Verenigde Staten gebruikt als een benchmark . ‘ In de VS coördineert de federale toezichthouder investeringen in infrastructuur, met een meer marktgerichte benadering. Daar mag meer verdiend worden door de investeerders en daar ligt de primaire focus van de toezichthouder niet op efficiëntie, zoals in Europa.
Dat energie een nationale aangelegenheid is, toont de casus van schaliegas aan. De focus ligt in Europa vooral op voorloper Polen, maar Boersma stelt vast dat door geologische, regulatoire, infrastructurele, en marktobstakels schaliegaswinning daar – ondanks enthousiasme van de overheid – hoogst onzeker blijft. In tegenstelling tot de EU, die ‘neutraal’ wil zijn als het om schaliegas gaat, heeft de federale overheid in de VS juist actief bijgedragen aan deze ontwikkeling, m et name door het financieren van onderzoek in de jaren zeventig en het coulant omgaan met milieutoezicht. Maar, en hier komen de VS en EU overeen, ook in de VS beslissen de staten uiteindelijk of winning mag plaatsvinden.

woensdag 25 september 2013

Kansen voor WKK en warmte op weersafhankelijke stroommarkt

Nu al merken we op de elektriciteitsmarkt de invloed van stroomoverschotten bij harde wind of zonnig weer. In de komende jaren groeit het aanbod verder; het Energieakkoord zorgt voor grote groei van windparken. Hoe kunnen energieproducenten straks slim inspelen op de markt? De projectgroep Biomassa & WKK heeft daar op 2 oktober een studiemiddag over in Rotterdam. Dan komen nieuwe ontwikkelingen in Duitsland en Denemarken aan bod. Zo zal Paul-Frederik Bach zal toelichten hoe de Denen windenergie, WKK en warmtenetten slim laten samenwerken.
Op de Duitse spotmarkt kun je in de nachturen al regelmatig geld toe krijgen als je extra stroom afneemt. Vanaf dit jaar kent Duitsland ook overdag al momenten met negatieve stroomprijzen. Stijn Schlatmann, directeur van EnergyMatters, zal op het seminar op 2 oktober in Rotterdam toelichten hoe de Nederlandse elektriciteitsmarkt ook steeds meer weersafhankelijk wordt. Om op een dergelijke markt geld te verdienen, moeten exploitanten van WKK snel reageren en nieuwe technieken toepassen.  Warmtekrachtinstallaties moeten razendsnel kunnen bijschakelen en afschakelen en moeten gebruik maken van grootschalige opslag van warmte.
Het succesvolle Deense energiebeleid heeft als pijlers windenergie en warmtenetten, die gevoed worden met restwarmte, WKK en groene warmte. Dit beleid heeft Denemarken tot de enige EU-lidstaat met een netto export van energie gemaakt. De sterke groei van windenergie heeft in Denemarken al geleid tot drastische veranderingen in de bedrijfsvoering van WKK en tot grootschalige inzet van Power-to-Heat. Meerdere warmtecentrales zijn sinds  2010 voorzien van grote elektroketels, die overschotten aan windstroom met 100 procent rendement omzetten in warmte.
Op dit moment is er al 325 MW Power to Heat beschikbaar. Paul-Frederik Bach ontwikkelt toekomstscenario’s voor de Deense warmtenetvereniging Dansk Fjernvarme om te groeien naar 1.500 MW Power-to-Heat, waarbij grote warmtepompen en opslag van warmte  een hoofdrol zullen spelen. In Duitsland hebben Stadtwerke Kiel en Lemgo ook al elektroketels voor hun warmtenetten.
Overschotten aan elektriciteit kunnen ook worden benut om methaangas te maken voor het aardgasnet: Power to Gas. Methaan wordt dan bereid uit waterstof en CO2. Bij biogasinstallaties is CO2beschikbaar en daarom is Power to gas een fraaie toevoeging aan biogasinstallaties.

Energiebesparen en duurzame gebouwen: een haalbare ambitie

Op 26 september is er een bijeenkomst voor bestuurders en beleidsmedewerkers, directies van basisscholen en gebouwbeheerders van schoolgebouwen. Tijdens de bijeenkomst, die georganiseerd is door de provincie Gelderland, komen alle aspecten aan bod die nodig zijn om een gebouw energiezuinig te maken.
Gebouw met ramen, bron provincie GelderlandWatts Next, onder die noemer wil de provincie in samenspraak met vele anderen schoolgebouwen en gemeentelijke gebouwen zoals sportverenigingen energiezuiniger maken. Dat is goed voor de portemonnee en goed voor de toekomst! Watts Next laat zien dat energiezuinige gebouwen nu en in de toekomst kunnen bijdragen aan een lagere energierekening, minder CO2-uitstoot en, niet onbelangrijk, de gezondheid van de gebruikers.
De bijeenkomst bestaat uit werkateliers, lezingen en presentaties van onderzoek en een energiemarkt waar voorbeeldprojecten en partners zich presenteren. Annemieke Traag, gedeputeerde van de Provincie Gelderland, zal de bijeenkomst openen. Meer informatie of aanmelden? Zie de link aan de rechterzijde (zie Links).


dinsdag 24 september 2013

Attero gaat gft-afval Milieusamenwerking Regio Arnhem verwerken

Vanaf 1 januari 2015 verwerkt Attero het gft-afval van negen gemeenten die deel uitmaken van Milieusamenwerking Regio Arnhem (MRA). Dat is de uitkomst van een Europese aanbesteding.  Het nieuwe contract heeft een looptijd van acht jaar, met een verlengingsoptie van twee jaar. Per jaar wordt door de deelnemende gemeenten naar schatting ongeveer 25.000 ton gft-afval ingezameld.
Vanaf de overslaglocatie in Duiven - waar alle gft-afval uit de regio wordt samengebracht - gaat het gft met ingang van 2015 naar de verwerkingsinstallatie van Attero in Wilp in Gelderland. Daar wordt het vergist, waarna er compost van wordt gemaakt. Bij het vergisten wordt biogas geproduceerd. Dat wordt gebruikt om groene stroom op te wekken.

Nederland zet stap vooruit met financiering duurzame bouw

Nederland kan in Europa op het gebied van duurzaamheid opnieuw een voorbeeldfunctie vervullen nu financiële instrumenten beschikbaar komen om de gebouwde omgeving te verduurzamen. De mogelijkheid om leningen via de energierekening te vereffenen, opent de deur om initiatieven op het gebied van energiebesparing en CO2-reductie te financieren. Dit zal een impuls geven aan de bouw en een bijdrage leveren in de strijd tegen de CO2-uitstoot en klimaatverandering. Dat concludeert ABN AMRO in het rapport Duurzame Woningbouw, dat Gerrit Zalm, Voorzitter Raad van Bestuur ABN AMRO, vandaag op het seminar Duurzame Woningen overhandigt aan minister Stef Blok van Wonen en Rijksdienst.
ABN AMRO stelt vast dat Nederland er niet in is geslaagd haar koppositie op het gebied van duurzaamheid te behouden. Nederland scoort matig bij de opwekking van duurzame energie. Zo wordt slechts 4 procent van de totale energieconsumptie duurzaam opgewekt. Dit staat ver af van de ambitie van de overheid om in 2050 alle energie duurzaam op te wekken. Als Nederland deze doelstelling wil realiseren, moet zij volgens ABN AMRO een inhaalslag maken. Volgens de bank is in de gebouwde omgeving veel winst te behalen ten aanzien van een lager energieverbruik en CO2-reductie.
Tot voor kort stonden problemen met de financiering duurzame aanpassingen in de weg. ABN AMRO concludeert dat gebrek aan geld niet langer een obstakel hoeft te vormen. Een belangrijk instrument om de Europese klimaatdoelstellingen in te lossen, is een nieuwe Green Deal waarmee de overheid het mogelijk maakt investeringen in duurzame initiatieven via de energierekening te vereffenen. De ruimere beschikbaarheid van financiering geeft een impuls aan de vraag. Hierdoor kan de bouwsector gestandaardiseerde methodes ontwikkelen voor duurzame bouw. De kostenreducties die hieruit voortkomen, maken duurzame investeringen goedkoper en kunnen de vraag zodanig stimuleren dat aanbieders hun productie kunnen opschalen, wat eveneens tot kostenbesparingen leidt. Daarnaast biedt de Green Deal perspectieven voor financiële instellingen om nieuwe producten en aantrekkelijke kredietvoorstellen te ontwikkelen. Zo komt volgens ABN AMRO een zichzelf versterkend proces op gang.

'Energieverbruik datacenters vormt een rookgordijn'

'De algemeen gebruikte maatstaf waarmee datacenters uitdrukken hoe efficiënt ze met energie omspringen, de zogenaamde PUE, schetst vaak een ernstig vertekend beeld van de werkelijkheid. Zuiniger energieverbruik door ICT-apparatuur, levert zelfs een slechtere PUE op. Wie duurzaam, efficiënt en voordelig wil hosten, moet ook het verbruik van de ICT-apparatuur zelf meten, verlagen en waarderen, stelt Enlogic, fabrikant van intelligente Power Distribution Units (iPDU´s).
De PUE (Power Usage Effectiveness) is de verhouding tussen het totale energieverbruik van een datacenter en het energieverbruik van de ICT-apparatuur waar het om gaat:

PUE = E totaal  / E ict  ≈ 1,5

”Idealiter is de PUE 1 en een reële, goede verhouding is 1,5”, zegt Mike Jansma, medeoprichter van Enlogic. ”Datacentermanagers beschouwen de PUE vaak als de magische waarde waarvan het verloop aangeeft hoe efficiënt zij met energie omspringen, minder koolstofdioxide uitstoten, operationele kosten optimaliseren en concurrentievoordeel behalen, in een duurzaam en energiezuinig bedrijfsproces. Maar wat niet deugt aan de PUE, is dat wanneer een datacenter met een zogenaamd gezonde PUE van 1,5 voortaan efficiënter met het energieverbruik van zijn ICT-apparatuur omgaat, de PUE naar een ongunstiger, hogere waarde stijgt.”
De PUE zegt dus niets over hoe efficiënt de ICT-apparatuur zelf met energie omgaat. Zo kan een datacenter met duizend inactieve servers, die staande-bij zijn om bijgeschakeld te worden bij pieken of problemen, heel goed een PUE van 1,4 hebben, waarmee dat datacenter als energiezuinig wordt beschouwd.
Als datzelfde datacenter voortaan slimmer met redundantie omgaat, daalt het energieverbruik doordat er geen of minder slapende servers meer zijn. Goed gedrag wordt dan met een onaangename verrassing beloond, namelijk met een PUE-waarde die stijgt. De PUE daalt pas mee als het overige energieverbruik van het gehele datacenter meer daalt dan die van de apparatuur. Als louter de PUE is opgenomen in de doelstellingen van de datacentermanager, vormt dat dus een foute prikkel.
 
E ICT
Wie in een datacenter een efficiënt, zuinig en duurzaam energiebeleid wil voeren, baseert zich op meer factoren dan de PUE alleen. Vooruitstrevende datacenters meten en beheren het energieverbruik van hun ICT-apparatuur met eigentijdse intelligente PDU's en presenteren het energieverbruik daarom met een combinatie van prestatiegerelateerde meetgevens en berekeningen. Alleen zo wordt het energieverbruik en de prestatie wel nauwkeurig in kaart gebracht; zijn datacenters goed in staat besparingen in energieverbruik en CO-uitstoot te realiseren; en maken zij de duurzaamheidsbelofte ook waar.
De iPDU is een klein maar belangrijk onderdeel binnen de energieketen van het datacenter. Deze biedt datacenter- en facility managers het intelligente gereedschap dat nodig is om servers efficiënt te benutten. Het is een machtig middel binnen het rack en een belangrijk instrument voor het bijhouden en bewaken van energieverbruik.

maandag 23 september 2013

Onterecht wanbetaler door 'foute' postcode

VARA Kassa besteedde in december 2012 aandacht aan energiebedrijven die potentiële wanbetalers een waarborgsom laten betalen. Die loopt vaak in de vele honderden euro's. EnergieDirect spande de kroon met een borg van maar liefst €1000.
Hoe weten energiebedrijven wie een wanbetaler is, of in de toekomst wordt? Om daarover een oordeel te vellen, huren energiemaatschappijen zogeheten handelsinformatiebureaus in. Deze bedrijven verzamelen informatie over personen uit allerlei open bronnen. Aan de hand van persoonlijke- en statistische gegevens bepalen ze vervolgens een kredietrisico, in de vorm van een score. Hoe hoger de score, hoe kleiner het risico op een onbetaalde rekening. Als de score lager is dan de acceptatiegrens van de energiemaatschappij, mag je pas klant worden ná het betalen van een waarborgsom. Die krijg je pas terug aan het einde van het contract.
Kassa ontving de afgelopen maanden diverse klachten van kijkers die naar eigen zeggen ten onrechte als een betalingsrisico werden aangemerkt. Onder hen ook vader en zoon Peusen uit het Zuid-Limburgse Geleen. Cas (19) kocht in het voorjaar een eigen huis, waarop vader Wim een energiecontract afloot bij E.ON. Tot hun grote verbazing moest Cas echter een borgsom van 450 euro betalen omdat hij een betalingsrisico zou vormen. Toen Wim hierover zijn beklag deed bij E.ON werd hij doorverwezen naar het bureau dat de credit check uitvoerde: EDR Credit Services. Telefonisch liet EDR doorschemeren dat het verhoogde betalingsrisico van Cas niet met hem zelf te maken had, maar met het postcodegebied van zijn nieuwe huis.

Bouw van huisvesting DIFFER begonnen

In 2015 verhuist het Dutch Institute for Fundamental Energy Research van FOM (DIFFER) van Nieuwegein naar de TU/e-campus. Een dezer dagen was de officiële aftrap voor de nieuwbouw. Het gebouw wordt het meest duurzame in zijn soort. 
Rector Hans van Duijn zei bij de officiële bouwstart dat DIFFER de universiteit complementeert op het gebied van energieonderzoek, en dat hij ervan overtuigd is dat DIFFER en de TU/e voordeel zullen hebben van elkaars nabijheid. De TU/e-groepen op de gebieden Fusion Energy en Solar Fuels gaan hecht met de onderzoekers van DIFFER samenwerken. De verwachting is dat deze bundeling van krachten leidt tot goede kansen voor nieuw energieonderzoek en voor het aantrekken van talent naar DIFFER, de TU/e en de regio.
In het nieuwe gebouw gaat DIFFER de bestaande experimenten op gebied van kernfusie uitbreiden en is er volop ruimte voor het nieuwe onderzoek naar ‘solar fuels’: duurzame energieopslag in kunstmatige brandstoffen. DIFFER wil een verbindende rol spelen in het nationale energieonderzoek. Vanaf de TU/e-campus zet het instituut samenwerkingsverbanden op met Nederlandse onderzoeksinstellingen en industrie.
Bij de focus op duurzaamheid past een duurzaam gebouw. De duurzaamheid van de nieuwbouw wordt het meest zichtbaar in de lange oost- en westgevels van het gebouw. Daar is een gevel ontworpen die opwarming door de zon voorkomt en tegelijk daglichttoetreding en uitzicht optimaliseert. Dit wordt bereikt door een zaagtandprofiel, waardoor niet de hele gevel van zonwering hoeft te worden voorzien. Andere maatregelen zijn het toepassen van driedubbel isolatieglas en zonnecellen op het dak.


Poseidon beveiligt pompstations met TNO-technologie

Tanken zonder te betalen, eigenlijk heeft ieder Nederlands tankstation er wel mee te kampen. Innovatieve TNO’ers bedachten een oplossing en presenteerden die tijdens de manifestatie 'Technologie zoekt Ondernemer' aan het Nederlandse bedrijfsleven. Poseidon Security Systems uit Breda zag commerciële kansen en brengt het nu onder de naam 'Match & Catch' op de markt.
John Heins is directeur-eigenaar van Poseidon: "Ik kreeg een tip over een TNO-innovatie op het gebied van voertuigherkenning. Omdat we zelf al jaren ervaring hebben met kentekenherkenning en tankstations, zag ik een enorme kans. Als je zowel een kenteken als een voertuig kunt herkennen, dan kun je voorkomen dat mensen na het tanken wegrijden zonder te betalen. Het principe is eenvoudig. Een camera brengt voertuig en kenteken in beeld en controleert bij de RDW of die twee bij elkaar horen. Is dat niet het geval, dan is het kenteken waarschijnlijk vals en blokkeert de pomp. Tanken lukt niet meer en je snijdt mensen die willen doorrijden zonder te betalen effectief de pas af. Klinkt eenvoudig, maar ik zeg erbij dat er een flinke hoeveelheid technische kennis nodig is om het te verwezenlijken."
Poseidon moest hard werken om met het productidee aan de slag te mogen. Heins: "Het was één van de ideeën die TNO presenteerde tijdens de manifestatie Technologie zoekt Ondernemer. TNO zoekt daar voor kansrijke ideeën partners uit het bedrijfsleven, het is tenslotte geen commercieel bedrijf dat zelf winstgevende producten in de markt zet. Het idee voor cameraherkenning paste precies bij Poseidon. We leveren software-oplossingen aan pompstations en waren al jaren succesvol bezig met kentekenherkenning. Het lag dus voor de hand om mee te doen aan ‘Technologie zoekt Ondernemer’, maar er waren ook andere bedrijven die kansen zagen. We hebben flink ons best moeten doen, om te worden uitgekozen."
Toen dat was gelukt, werkte Poseidon samen met TNO aan de productontwikkeling en nu is er Match & Catch, een kant-en-klare oplossing voor tankstations. Heins: "Match & Catch is onlangs letterlijk gelanceerd door astronaut André Kuipers. De markt toont grote interesse, zeker omdat een proefproject in Rotterdam succesvol verliep. Ook het buitenland heeft zich gemeld, we hebben contacten met Zuid-Afrika en Scandinavië. Bovendien wonnen we in juni de juryprijs van de SSA, de Safety & Security Amsterdam Award. Dat betekent dat de experts ons product waarderen en daar zijn we trots op."
Zo verandert een goed idee in een succesrijk product, zegt Heins. Hij kan andere MKB’ers aanraden om deel te nemen aan Technologie zoekt Ondernemer: "De innovatieve ideeën liggen er voor het oprapen. Kleine en middelgrote bedrijven hoeven niet terug te schrikken voor het verschil in omvang. TNO’ers begrijpen heel goed hoe MKB werkt." En gaat hij zelf weer meedoen? "Vooreerst niet, we zijn druk genoeg met Match & Catch. Bovendien ken ik nu de weg binnen TNO. Als daar aanleiding voor is, dan neem ik zelf het initiatief.’

zondag 22 september 2013

Biogenetische infraroodpanelen verwarmen huis niet

Theo en Marinelle wilden hun huis supermodern verwarmen met biogenetische infraroodpanelen. Alleen die panelen verwarmden het huis niet. De panelen die ze voor 2100 euro kochten konden hun huis niet verwarmen. Ook vervangende panelen die leverancier Product Source na veel klagen eindelijk leverde deden het niet naar behoren. Kassa vroeg een Nederlandse producent van infraroodpanelen de apparaten van de familie Hodes te onderzoeken. Uit dat onderzoek blijkt dat de panelen 40 procent leveren van het vermogen dat ze zouden moeten leveren.
Uit nader onderzoek van Kassa blijkt dat de firma Product Source panelen verkocht heeft uit de failliete boedel van een slecht functionerende fabriek. Pogingen van de Belbus om de eigenaar van Product Source om de tafel te krijgen met de familie Hodes zijn op niets uitgelopen. De leverancier zegt 'meer voor de familie gedaan te hebben dan van een leverancier verwacht kan worden.' Daarmee heeft ook de Belbus dit vervelende probleem niet kunnen oplossen. Volgende week weer een poging!

vrijdag 20 september 2013

Minder omzet en winst voor DELTA

Energiebedrijf DELTA realiseerde in de eerste helft van 2013 een omzet van ruim 1,05 miljard euro, een daling van 4 procent ten opzichte van dezelfde periode in 2012. De brutomarge, 308,2 miljoen, was onveranderd ten opzichte van 2012. Het bedrijfsresultaat daalde met 0,6 miljoen van 27,7 naar 27,1 miljoen. Het netto resultaat kwam uit op 33,1 miljoen, tegenover een resultaat van 53,0 miljoen een jaar eerder.
De crisis laat in het energiesegment nationaal en internationaal zijn sporen na. Het afgelopen halfjaar heeft hierin geen verbetering gebracht, stelt DELTA. Ondanks het uit bedrijf nemen van een aantal centrales bleef de overcapaciteit bestaan en is de prijsdruk zelfs toegenomen.
DELTA voelt ondanks een gevarieerde opwek-mix ook de gevolgen van de lage energieprijzen en de overcapaciteit. De omzetdaling was het sterkst in het zakelijke segment, waar het effect zichtbaar was van de vorig jaar ingezette koers om op waarde te sturen in plaats van volume. Ook het faillissement van een grote multi-utility-klant in de tweede helft van 2012 had negatieve gevolgen voor de omzet in dit segment.
Het afvalsegment presteerde onder het niveau van 2012 in met name de Duitse markt als gevolg van toegenomen concurrentie en een langzame start door de lange winter, waardoor het aanbod van afval lager lag dan in 2012. De divisie Netwerken kende daarentegen een omzetstijging van 21%, door de vanuit de overheid bepaalde tariefontwikkeling voor transport van elektriciteit en gas. Verder droeg ook de uitvoering van een groot infrastructureel werk bij aan de omzetstijging.
De consumentendivisie bereikte een omzetstijging van 13 procent, onder andere door een hogere gasverkoop tijdens de koude maanden.
De huidige vooruitzichten van de energiemarkt in Noordwest-Europa zijn negatief. Het overschot aan opgesteld productievermogen, de gestegen importen vanuit Duitsland en de verminderde vraag naar energie hebben gevolgen voor de marges op conventionele opwek van elektriciteit. De duurzame energieproductie heeft voorrang bij levering op energie uit conventionele productie. Het wordt dan ook moeilijker om de vaste kosten van bestaande centrales terug te verdienen. DELTA heeft in eerdere periodes op een aantal verlieslatende energiecontracten een voorziening getroffen. Vooralsnog is het bij de huidige marktomstandigheden niet nodig aanvullende voorzieningen op de gasgestookte Sloecentrale te treffen, waar dit wel gebeurt bij vergelijkbare centrales in de Nederlandse en Europese markt. Mocht de marktsituatie echter verder verslechteren dan kan een verhoging van de opgenomen reserveringen of afboekingen op activa nodig blijken.
De verwachtingen voor het netwerksegment voor de tweede helft van 2013 zijn goed. De integratie van het infrabedrijf en het netwerkbedrijf loopt zoals gepland. Voor het eind van het jaar kunnen de eerste besparingen worden verzilverd. De afvalactiviteiten zullen naar verwachting in de tweede helft van 2013 presteren in lijn met dezelfde periode in 2012. De bestendige resultaten van waterbedrijf Evides, waar DELTA een 50% belang in heeft, vormen een belangrijke financiële pijler van de groep.
De uitvoering van lopende reorganisaties, de realisatie van de geïdentificeerde verbeteringen en kostenbesparingen en beheersing van werkkapitaal, vragen ook de komende periode de aandacht.
De resultaten uit de verschillende activiteiten zullen de negatieve resultaten in het energiesegment wellicht slechts ten dele kunnen compenseren. Eventueel te vormen voorzieningen of afwaarderingen kunnen het verwachte resultaat over het jaar 2013 negatief beïnvloeden.

TenneT breidt stroomverbindingen met Duitsland verder uit

Om de markt in staat te stellen maximaal gebruik te maken van prijsverschillen tussen Duitsland en Nederland vergroot TenneT de verbindingscapaciteit. Nederland is nu al in grote mate verbonden met het buitenland, maar desondanks loopt sinds vorig jaar het prijsverschil met Duitsland sterk op. Dit wordt vooral veroorzaakt door de sterke groei van wind en zonne-energie die met regelmaat zorgt voor een overschot aan stroom in Duitsland. Deze wordt vervolgens voor een zeer lage prijs, soms zelfs tegen een negatieve prijs, op de markt aangeboden.

Amersfoort krijgt energie- en kunstmest leverende rioolwaterzuiveringsinstallatie

Waterschap Vallei en Veluwe gaat de rioolwaterzuiveringsinstallatie Amersfoort ombouwen tot Energie- en Grondstoffenfabriek. Het project Omzet Amersfoort transformeert de rwzi Amersfoort in een energie- en kunstmest producerende installatie met een nadrukkelijke focus op efficiency en maximale duurzaamheid. Het project wordt mede mogelijk gemaakt door een LIFE+ subsidie van de EU. Waterschap Vallei en Veluwe heeft de SH+E Group uit Barneveld de opdracht gegund voor het ontwerp, realisatie en het meerjarig onderhoud van het project.
Het waterschap gaat in de toekomst de rioolslibben die vrijkomen bij het zuiveren van rioolwater in Amersfoort, Soest, Nijkerk en Woudenberg centraal vergisten op de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Amersfoort. Hierdoor zal er meer biogas beschikbaar zijn voor het opwekken van groene stroom. Er wordt hiervoor gebruik gemaakt van thermische druk hydrolyse, een proces waarmee de structuren van het zuiveringsslib onder hoge druk en temperatuur gekraakt worden waardoor er nog meer biogas uit het slib geproduceerd kan worden.
Al het rioolwater van Amersfoort zal hierdoor in de toekomst energie neutraal gezuiverd worden en zal er jaarlijks een overschot van circa 2.000.000 kWh aan groene stroom aan het openbare elektriciteitsnet geleverd worden. Dit overschot van groene stroom is voldoende om circa 600 huishoudens een jaar lang van elektriciteit te voorzien.
Bij de centrale verwerking van rioolslibben op de RWZI Amersfoort komen tevens reststromen vrij die bijzonder rijk zijn aan nutriënten zoals fosfaat en stikstof. Met toepassing van de Pearl® technologie zullen deze nuttige grondstoffen jaarlijks naar schatting 900 ton hoogwaardig kunstmest opleveren. Dit product, Crystal Green®, wordt direct toegepast in de land- en tuinbouw en is in de EG geregistreerd als een meststof uit de categorie met de hoogste kwaliteit.
Waterschap Vallei en Veluwe heeft de SH+E Group uit Barneveld de opdracht gegund voor het ontwerp, realisatie en het meerjarig onderhoud van het project Omzet Amersfoort. Op 5 september tekenden de directeuren Paul Spaan (Waterschap Vallei en Veluwe) en Rick Langereis (SH+E Group) het contract, waarna zij samen een taart aansneden.
De SH+E Group werkt intensief samen met advies- en ingenieursbureau Grontmij (ontwerp), Hegeman Beton- en Industriebouw BV (realisatie) en het Canadese bedrijf Ostara (Pearl® technologie en Crystal Green® productie). De SH+E Group zal als hoofdaannemer alle installaties realiseren voor de behandeling van het slib, de thermische druk hydrolyse (Lysotherm®) en de productie van warmte- en elektriciteit uit het vrijgekomen biogas.
Omzet Amersfoort zal in 2015 operationeel zijn waarmee het waterschap dan een belangrijke stap heeft gezet in zijn ambitie en doelstelling om het rioolwater zo efficiënt mogelijk te zuiveren en daarbij een maximale terugwinning van nuttige grondstoffen te realiseren.


Carrier Transicold test CO2 gekoelde trailer voor Sainsbury's

De Britse supermarktketen Sainsbury’s, onderdeel van het beursgenoteerde J.Sainsbury Plc, en het ook in Nederland bekende Carrier Transicold, zijn een proef gestart met een eerste door natuurlijk gas gekoelde trailer voor het vervoeren van gekoelde en bevroren levensmiddelen. De proef met de unit, die CO2 als koudemiddel gebruikt, maakt deel uit van de totale heroriëntatie van Sainsbury’s op het gebruik van koudemiddelen en inspanningen om de CO2 footprint te beperken. Dit houdt onder meer in dat alle winkels in 2030 gekoeld moeten worden met behulp van natuurlijke koudemiddelen.
Sainsbury’s was de eerste Britse supermarktketen die zich vrijwillig committeerde om de zeer schadelijke fluorkoolwaterstoffen of HFK’s geleidelijk uit te bannen. In 2011 werden de koeldepots omgebouwd en de onderneming is goed op weg om 250 winkels in 2014 over te laten gaan op CO2 als koelmiddel. Bij meer dan 160 winkels is dit nu al het geval. Alle nieuwe winkels worden direct al uitgerust met de nieuwe koeltechnologie.
Nick Davies, Sainsbury’s directeur Transport Operations, zegt: ‘De nieuwe kooldioxide technologie beperkt de impact op de klimaatverandering en we hopen dat dit belangrijk zal bijdragen aan de reductie van onze CO2-emissie. We zullen de prestaties van het systeem nauwgezet monitoren. Als het succesvol blijkt te zijn, zal het kunnen bijdragen aan een besparing van 70.000 ton CO2 ten opzichte van de huidige trailervloot”.
Sainsbury’s werkt in deze tweejarige proef met HFK-vrije koeltechnologie voor wegtransport samen met het ook in Nederland gevestigde Carrier Transicold. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een gemodificeerde versie van Carriers NaturalLINE™ koelsysteem, dat oorspronkelijk werd ontwikkeld voor zeecontainers en waarmee in 2012 een intensief proefproject werd afgesloten.
David Appel, President of Carrier Transicold, zegt: ‘Het is voor het eerst dat ons NaturaLINE system is gemonteerd op een box trailer. De samenwerking met Sainsbury’s, een van onze grootste Europese klanten, biedt een fantastische kans om het systeem op de weg te testen en de vooraanstaande positie van Carrier op het gebied van milieutechnologie verder te versterken. Dit is uitstekend nieuws voor het milieu omdat het natuurlijke koelmiddel CO2 de ozonlaag niet aantast een aardopwarmingsvermogen (GWP) heeft van 1.’
Sainsbury’s heeft daarnaast onlangs haar zogeheten Dual-Fuel vloot uitgebreid tot 51 vrachtwagens. Hiermee wordt 25 procent van de CO2 uitstoot beperkt (meer dan 2.090 ton). De milieuvriendelijke vloot, die loopt op een combinatie van diesel en bio-methaan uit organisch materiaal, is daarmee  een van de grootste in het Verenigd Koninkrijk. Elk van de Dual-Fuel vrachtwagens voorkomt dat 41 ton CO2 per jaar in de atmosfeer wordt verspreid.
Met het 20x20 Sustainability Plan als fundament, heeft Sainsbury’s als doel gesteld om in 2020 de transportuitstoot van CO2 tussen haar distributiecentra en de winkels ten opzichte van 2005 met 35% te hebben beperkt en een gegarandeerde reductie van 50% te hebben bereikt in 2030. Dit ondanks de groei van de activiteiten.

donderdag 19 september 2013

Kamp: korting op transportkosten grootverbruikers energie

Het kabinet wil zo snel mogelijk, liefst vanaf 1 januari 2014,  een korting van 90 procent invoeren op de transportkosten die bedrijven betalen voor elektriciteit  Op deze manier kan een van de oorzaken van het verschil in de elektriciteitsprijs tussen Duitsland en Nederland worden weggenomen. Dat kondigde minister Kamp van Economische Zaken woensdag 18 september 2013 aan tijdens een debat in de Tweede Kamer over metaalsmelter Aldel.
Kamp: 'Het grootste probleem op dit moment is het verschil in de basisprijs voor elektriciteit in Duitsland en in Nederland, een verschil van bijna 20 procent. De directie van Aldel probeert daar nu een oplossing voor te vinden. Samen met de provincie Groningen werken wij daar zoveel mogelijk aan mee.’ Energie-intensieve bedrijven als Aldel hebben te maken met hoge elektriciteitsprijzen ten opzichte van concurrentie uit bijvoorbeeld Duitsland. Dat hanteert onder andere een korting van 90 procent op de tarieven voor het transport van elektriciteit. Per 1 januari 2015 zou in Nederland een korting van 50 procent op die transportkosten in werking treden. Het voorstel is om daar een korting van 90 procent per 1 januari 2014 van te maken.
Eerder besloot het kabinet dat Aldel per 1 januari 2014, net als de andere energie-intensieve industrie een vergoeding krijgt voor de CO2-heffingen die het moet betalen. Van het totaalbedrag van 78 miljoen euro dat beschikbaar is voor de industrie, kan Aldel rekenen op ongeveer 10 procent. Tenslotte krijgt de energie-intensieve industrie teveel betaalde systeemkosten voor het gebruik van het energienet terug.
Aldel werkt daarnaast op dit moment zelf aan het idee voor een directe elektriciteitslijn tussen het bedrijf en Duitsland om zo goedkoop elektriciteit af te nemen. Wanneer het bedrijf een gezonde financiële toekomst kan aantonen, dan bekijkt het Rijk samen met de provincie Groningen of er op korte termijn een bepaalde vorm van overbrugging mogelijk is.


Subsidie voor duurzame en vernieuwende MKB-projecten

De provincie Groningen verleent subsidie aan twee bedrijven uit het programma Innovatief en Duurzaam MKB Groningen. Ten Kate Vetten krijgt ruim 87.500,- euro voor het ontwikkelen van een verbeterde manier om een dierlijk eiwit te winnen uit slachtafval.  DCP BV krijgt 75.123,- euro voor het ontwikkelen van een productielijn waarbij dierlijk eiwit uit een bijproduct van de  kippenslacht gewonnen wordt. Het eiwit kan als bindmiddel gebruikt worden in onder meer soepen en sauzen. Beide bedrijven zijn gevestigd in Ter Apelkanaal. De subsidies komen uit het programma Innovatief en Duurzaam MKB.
Ten Kate Vetten wint dierlijke vetten en eiwitten voor de toepassing in levensmiddelen, diervoeding en technische producten. Doel van dit project is een nieuwe procesroute te ontwikkelen voor het winnen en vrijmaken van callogeen eitwit uit zwoerd en kanen, bijproducten uit de dierlijke slacht.
 Callogeen is het bindweefseleiwit dat in het lichaam van mens en dier structuur, vorm en sterkte geeft. In vlees is callogeen in belangrijke mate verantwoordelijk voor de textuur en geeft daarmee het vlees een bite. Vanwege deze eigenschap is het callogeen eiwit bijzonder geschikt als binder en textuurverbeteraar in vleesproducten en vleesvervangers.
 DCP BV produceert callogeen eiwitpoeder voor de levensmiddelenindustrie. Het bedrijf gaat nu uit een bijproduct van de kippenslacht het zogenaamde chondroïtine sulfaat winnen.
Sinds 1 januari 2013 kunnen bedrijven die bezig zijn met duurzame en vernieuwende projecten daarvoor subsidie krijgen. Tot 2015 is er bijna 3 miljoen euro beschikbaar. De provincie vindt het belangrijk om in deze tijden van economische recessie en oplopende werkloosheid, ondernemers mogelijkheden te bieden om te investeren in innovatieve en duurzame projecten. Op dit moment is er in totaal ongeveer 1 miljoen euro aan subsidies verleend en is er al 2 miljoen euro aan aanvragen binnengekomen.

Efficiëntieboost zonnecel door schoonmaakklus

Door het oppervlak van een zogenoemde nanodraadzonnecel met een speciale etsmethode ‘schoon te maken’ kun je het energieverlies aanzienlijk beperken. Dat demonstreren onderzoekers van TU Eindhoven, TU Delft en Philips in een publicatie die vorige week verscheen in het tijdschrift Nano Letters. Met een efficiëntie van 11,1 procent zit hun zonnecel net onder het huidige wereldrecord, maar ze bereikten dit met aanzienlijk minder materiaal. Het is de nieuwste stap in een opvallend sterke ontwikkeling die dit type zonnecel de laatste jaren doormaakt.
De nanodraadzonnecel is een relatief nieuw type zonnecel, waarbij een verzameling halfgeleidende draden met een dikte van ongeveer honderd nanometer (een nanometer is een miljardste meter) licht opvangen en omzetten in elektriciteit. De laatste jaren neemt de ontwikkeling van dit type zonnecel een grote vlucht. Het behaalde rendement schiet met ongeveer vijf procent per jaar omhoog – een veel sterkere groei dan bij concurrerende technologieën voor zonnecellen te zien is.
Groot voordeel van het gebruik van dunne nanodraden is een veel kleinere behoefte aan kostbaar halfgeleidermateriaal, zodat ze goedkoop gefabriceerd kunnen worden. Nadeel is echter dat de oppervlakte relatief groot is ten opzichte van het volume, en dit net de plek is waar imperfecties in het materiaal tot veel energieverlies leiden.
In de publicatie in Nano Letters beschrijven de onderzoekers onder leiding van prof.dr. Erik Bakkers en dr. Jos Haverkort een methode om het oppervlak van nanodraden van indiumfosfide veel gladder te maken, met minder imperfecties. Ze bereiken dat met een door henzelf ontwikkelde etsmethode – het zogenaamde ‘piranha etching’ – waarbij een chemische reactie de oppervlakte ‘schoonmaakt’.
Hun zonnecel haalt een rendement van 11,1 procent. Dat is iets minder dan het huidige wereldrecord van 13,8 procent, dat eerder dit jaar met hetzelfde materiaal nanodraden behaald werd door een groep Zweedse, Duitse en Chinese onderzoekers. De nanodraden van de Nederlanders zijn echter 2,5 keer zo dun. Aangezien het rendement normaal gesproken proportioneel omlaag gaat met een dunnere draad – en ze dus een rendement van zo’n 4,5 procent zouden verwachten – zorgt de schoonmaakklus blijkbaar voor een aanzienlijke efficiëntie-boost.
De onderzoekers zien mogelijkheden om het rendement met weinig middelen op korte termijn nog verder te verhogen. ‘Met het variëren van de dikte en een betere stapeling van de kristallen in de nanodraden denken we binnenkort richting de twintig procent te gaan’, zegt Bakkers. Op de langere termijn zou door middel van het stapelen van meerdere subcellen in theorie zelfs rendementen van 65 procent mogelijk moeten zijn.

Energieneutrale banenmotor in de bouw

De bouwsector is slechts verantwoordelijk voor 1% van het totale energieverbruik in Nederland. Gebouwen zijn daarentegen verantwoordelijk voor 30% van het totale energieverbruik. Om energie te besparen liggen er dan ook vooral kansen in het verduurzamen van bestaande gebouwen waar bouwbedrijven een belangrijke taak bij kunnen vervullen. Dit levert de bouwsector op termijn veel extra banen op. Dit stelt het ING Economisch Bureau in de vandaag verschenen energiealert.
De bouwsector gebruikt met jaarlijks 43 petajoule circa 1% van het totaal in Nederland. Het grootste gedeelte hiervan is bitumen dat gebruikt wordt voor het maken van onder andere asfalt wegen. Het energieverbruik is in de bouwsector sinds 1990 flink teruggelopen. De bouwsector gaat dus steeds efficiënter met energie om. In 2008 was de bouwproductie met ruim 35% gestegen ten opzichte van 1990 terwijl het energieverbruik slechts met enkele procenten toe nam. De energie intensiteit van de bouwproductie is dus duidelijk afgenomen. Na 2008 heeft vooral de krimp van de bouwproductie door de recessie een grote invloed op het energieverbruik waardoor de bouwsector bijna 19 PJ minder aan energie is gaan verbruiken wat gelijk staat aan een daling van 20%.
Om de CO2-uitstoot te verminderen heeft Nederland zich als doel gesteld dat in 2020 het aandeel hernieuwbare energie 16% bedraagt. De eerste stap op weg daarnaartoe, en naar het doel van 20% minder energiegebruik in 2020, is energiebesparing. Investeringen hierin zijn rendabeler dan die in bijvoorbeeld windenergie. De bedragen zijn lager en de investeringen leveren eerder resultaten op. Woningcorporaties en de vastgoedsector kunnen een grote bijdrage hieraan leveren omdat de gebouwde omgeving circa 30% van het totale energieverbruik voor rekening neemt. Van de totale 3.500 petajoule energie die Nederland jaarlijks verbruikt komt ruim 1.000 PJ voor rekening van de gebouwen.
Dat huurders, eigenaren en bouwers steeds vaker gezamenlijk hun verantwoordelijkheid nemen voor energiebesparing, blijkt uit de in juni afgesloten deal “Stroomversnelling: 111.000 huurwoningen met nul op de meter”. Met een gemiddelde renovatieprijs van € 60.000 komt de omvang van de deal “stroomversnelling” op ruim € 6,5 miljard. Hierbij wordt een besparing per woning van € 19.000 voorzien door de industrialisatie van het bouwproces ten opzichte van een traditionele renovatie naar energieneutraal. Na de startfase komt het project echt op gang in 2017 tot en met 2020. In deze periode levert dit jaarlijks volgens het EIB bijna 2.000 extra banen in de bouw op. Daarnaast leidt het project tot innovatie in de bouwsector. Ervaringen kunnen toegepast worden op andere projecten waardoor een kostenbaten analyse dan ook eerder positief zal uitvallen.
“Inkomsten van woningcorporaties staan tot 2020 blijvend onder druk. Terugdringen van de bedrijfslasten en extra verkoopinspanningen zijn als gevolg daarvan noodzakelijk. ‘Heel belangrijk daarbij is dat corporaties gerichte investeringskeuzes maken en structurele verduurzaming van het bezit is een van de meest voor de hand liggende opties. Dat is namelijk goed voor de huurders en stakeholders zullen deze keuze alleen maar van harte ondersteunen”, aldus Ceel Elemans, sectormanager Public Sector ING. 
“Bouw- en installatiebedrijven, vooral die zich toeleggen op onderhoud, renovatie en duurzaamheid, kunnen inspelen op een toenemende behoefte aan gebouwaanpassingen door hiervoor de benodigde concepten te ontwikkelen en aan te bieden”, aldus Jan van der Doelen, sectormanager Bouw en Vastgoed ING, “Door acceptabele terugverdientijden te offreren ontstaan kansen in een geplaagde markt. Inmiddels zijn er al veel goede voorbeelden maar het grote verduurzamen moet in mijn optiek nog beginnen. Voor eigenaren van vastgoed geldt dat steeds duidelijker wordt dat duurzame en verduurzaamde gebouwen uiteindelijk waardevaster blijken maar ook beter exploiteerbaar”.



Persinformatie:

woensdag 18 september 2013

Geen proefboringen naar schaliegas in afwachting van bredere studie

Een onderzoek naar alle mogelijke locaties voor proefboringen naar schaliegas in Nederland moet meer inzicht geven in waar eventuele proefboringen het meest verantwoord uitgevoerd kunnen worden. In afwachting van de resultaten van deze studie zal geen besluit worden genomen over eventuele proefboringen.
Een dergelijk onderzoek geeft ook de gelegenheid lokale bestuurders en bewoners te betrekken bij en te informeren over de opsporing en mogelijke winning van schaliegas in Nederland. De plekken waar al plannen bestaan voor proefboringen, worden in het landelijke onderzoek als een van de mogelijke locaties meegenomen. Dat schrijft minister Kamp van Economische Zaken (EZ) vandaag aan de Tweede Kamer.
“Mogelijke locaties voor proefboringen naar schaliegas werden tot nu toe aangewezen door bedrijven die een vergunning aanvragen. Ik wil zelf een oordeel kunnen vormen over alle locaties in Nederland waar proefboringen mogelijk zijn”, aldus de bewindsman. “Vervolgens kan de aandacht zich richten op die locaties waarvan bekend is dat een mogelijke proefboring kansrijk is en waar de veiligheidsrisico’s het best ondervangen kunnen worden”.
Het landelijke onderzoek geeft voor potentiële locaties in Nederland inzicht in de te verwachten effecten van schaliegasboringen op milieu, landschap en natuur. Het onderzoek zal één tot anderhalf jaar in beslag nemen.
Deze periode wordt gebruikt om samen met onder andere drinkwaterbedrijven, de mijnbouwsector en Staatstoezicht op de Mijnen te onderzoeken hoe boortechnieken kunnen worden geoptimaliseerd zodat mogelijke risico’s van vervuiling van grond- en oppervlaktewater kunnen worden ondervangen.
Pas als het onderzoek klaar is, zullen aanvragen voor een opsporingsvergunning in behandeling worden genomen. Voor de gebieden waarvoor al een opsporingsvergunning is afgegeven, wordt met de initiatiefnemers afgesproken dat er tot het voltooien van het landelijke onderzoek geen stappen worden gezet.

200 nieuwe inleverpunten voor spaarlampen bij supermarkten

Het merendeel van de consumenten (65%) denkt minder afgedankte elektrische apparaten en energiezuinige lampen (e-waste) in de prullenbak te gooien als zij dit in de buurt kunnen inleveren. Dat blijkt uit onderzoek in opdracht van Wecycle, de stichting die in Nederland de inzameling en recycling van e-waste organiseert. Met tweehonderd nieuwe inzamelpunten voor afgedankte spaarlampen bij supermarkten maakt Wecycle inleveren bij supermarkten op grote schaal makkelijk. De nieuwe inzamelpunten zijn te vinden bij alle vestigingen van Bas van der Heijden, DekaMarkt, Digros, Dirk van den Broek en MCD Supermarkten.
Uit het onderzoek blijkt dat consumenten met name supermarkten en elektronicawinkels logische plekken vinden om e-waste in te leveren. Door de komst van de 200 nieuwe inleverpunten bij supermarkten hoopt Wecycle de drempel voor het inleveren van e-waste te verlagen. Jaarlijks verdwijnt 35 miljoen kilo e-waste in de afvalbak.
"De tweehonderd nieuwe inzamelpunten voor spaarlampen vormen wat ons betreft de aftrap voor een verdere uitrol bij supermarkten", vertelt Jan Vlak, directeur van Wecycle. "Later in het jaar hopen wij dan ook meer retailers te verwelkomen."
Klanten vinden elektronicawinkels de meest logische plek om e-waste in te leveren (29%). Bij alle vestigingen MediaMarkt en Saturn kunnen klanten al kleine elektrische apparaten en spaarlampen in de inzamelmeubels inleveren. Ook bij bouwmarkten verwachten consumenten inlevermeubels (20%). Deze zijn al te vinden bij alle filialen van Gamma en Hornbach. Iets minder dan een kwart van de consumenten heeft weleens gebruik gemaakt van de inlevermeubels van Wecycle.
Ruim 70 procent van de consumenten geeft aan gebruik te maken van een inzamelstraat als zij weten dat er één in de buurt is. Bekend maakt bemind en om die reden lanceert Wecycle vandaag haar nieuwe voorlichtingscampagne. De tv-campagne brengt de verschillende manieren om e-waste in te leveren voor consumenten in beeld. Met de campagne laat Wecycle zien dat inleveren van e-waste steeds makkelijker wordt. Een overzicht van de vele inzamelmogelijkheden, waaronder de tweehonderd nieuwe supermarkten, is te vinden op wecycle.nl/inleveren.
De hoofdrolspelers in de tv-spot zijn winnaars van een foto-actie. Dit voorjaar kon iedereen een foto van zichzelf met een apparaat uploaden. Uit de 400 inzendingen, zijn de winnaars gekozen die de hoofdrol in de tv-spot spelen.

TNO helpt verfindustrie te verduurzamen

De verfindustrie wil vergroenen. In 2030 moet tenminste de helft van de grondstoffen in hun producten van biobased oorsprong zijn, zonder aan kwaliteit in te boeten. Nu is verf nog grotendeels gebaseerd op aardolieproducten. TNO heeft samen met de branchevereniging voor de verf- en drukinktfabrikanten (VVVF) en die van de chemische industrie (VNCI) de mogelijkheden geïdentificeerd om deze ambitie te kunnen verwezenlijken.
Maatschappelijk, economisch en zelfs technisch gezien ligt vergroening voor de hand: de regelgeving stelt steeds strengere milieu-eisen, fossiele grondstoffen worden in de toekomst duurder en het is al mogelijk gebleken biobased betere producten te maken (PEF flessen) en. Ambities als deze zijn alleen te realiseren als de hele keten de handen ineen slaat: de verfindustrie, de chemische industrie en schildersbedrijven. Daarom heeft TNO bijeenkomsten georganiseerd, waarin tientallen bedrijven uit deze branches met elkaar van gedachten wisselden om kansen voor biobased coatings in kaart te brengen. De rol van TNO is de nieuwste technologische kennis over te dragen, samenwerking te bevorderen en een plan uit te stippelen waar alle partijen concreet mee verder kunnen. ‘Het gaat er niet alleen om wat technologisch mogelijk is, maar ook om haalbaarheid, acceptatie door de markt, business cases en samenwerking binnen de keten. Dat alles moet kloppen om de doelstellingen te bereiken’, zegt Corne Rentrop, TNO-expert op het gebied van coatings.
Ook de technologische uitdagingen op zich zijn al interessant, omdat de producteigenschappen van de nieuwe coatings tenminste even goed moeten zijn als de huidige. TNO heeft met de VVVF en VNCI vijf initiatieven geïdentificeerd die de komende tijd worden uitgewerkt.
Demonstreren wat er volgens de laatste stand van de techniek mogelijk is.
Biobased componenten die al op de markt zijn verder ontwikkelen tot nieuwe harsen.
De resultaten van het project ‘biobased aromatics’ hierbij betrekken.
Onderzoeken welke andere bedrijfstakken baat kunnen hebben bij de bevindingen. De verfmarkt is relatief klein, maar de uitkomsten van dit initiatief kunnen goed bruikbaar zijn voor andere producten en sectoren.
‘Biobased aromatics is een voorbeeld van een shared research program waarbij TNO en het Vlaamse onderzoeksinstituut VITO zich, in samenwerking met bedrijven, richten op de productie van bioaromaten. Aromaten zijn een belangrijke grondstof, ook voor coatings. Op dit moment zijn er nog nauwelijke bioaromaten op de markt. Het is de bedoeling deze uit biomassa te gaan maken en zo een bijdrage leveren aan de vergroening. Rentrop: ‘Dat onderzoek kan voor ons project met VVVF en VNCI een belangrijke rol spelen. We willen grondstoffen voor verf, zoals harsen, die biobased zijn. Nu zetten we aardolie om in monomeren, daarvan maken we harsen en uiteindelijk verf. We gaan experimenteren met bioaromaten die dezelfde of zelfs betere eigenschappen hebben dan de huidige monomeren.’ Ook betrekken we hierin bio-grondstoffen die op grote schaal beschikbaar zijn, maar in de huidige harsen nog niet worden toegepast.
TNO roept bedrijven binnen de verfindustrie, chemie, schilders of andere sectoren die baat kunnen hebben bij dit project op zich te melden voor deelname bij een van de vijf initiatieven. ‘Het gaat hier om preconcurrentieel onderzoek naar bijvoorbeeld nieuwe verbindingen in verf. Door het gezamenlijk delen van kennis kom je veel sneller tot concrete resultaten en het levert je als bedrijf een voorsprong op’, verzekert Rentrop.

Aardgas kan uitstoot transportsector beperken

Gecomprimeerd of vloeibaar aardgas (CNG of LNG) en uit aardgas te maken energiedragers als elektriciteit, waterstof en GTL (Gas to Liquid) kunnen de uitstoot van broeikasgassen en luchtverontreinigende emissies in de transportsector beperken. Dit is het geval als elektriciteit, waterstof of CNG toegepast worden bij personenauto’s en bussen en LNG wordt toegepast bij trucks en schepen. Om de uitstoot van broeikasgassen bij schepen te verbeteren is het echter wel nodig dat er eisen gesteld worden aan methaanemissies. Om de veiligheid voor LNG te waarborgen is het belangrijk om een goede controle te houden op de distributie infrastructuur.
Dit blijkt uit het rapport ‘Aardgas in transport’ dat CE Delft, ECN en TNO hebben opgesteld in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. In het onderzoek zijn verschillende vormen van aardgas als primaire energiebron in de transportsector vergeleken met diesel en benzine. De analyse omvatte milieu, kosten en veiligheid. Met een toekomstvisie naar 2025 is de hele keten van de brandstoffen meegenomen: van winning aan de bron tot de verbranding in de motor.
Elektriciteit, waterstof en CNG zijn vooral goede opties voor personenauto’s, bussen en distributietrucks. LNG is met name geschikt voor trucks en schepen. Vermindering van luchtverontreinigende emissies zoals stikstofoxide (NOx), fijnstof en zwaveloxide (SOx) is technisch mogelijk maar is in de praktijk sterk afhankelijk van de toekomstige emissiewetgeving. Het bewijs dat de grootste reductie van broeikasgassen is te behalen door het gebruik van elektriciteit en waterstof voor personenauto’s en bussen moet in de praktijk nog wel geleverd worden.
Schepen en voertuigen op aardgas, elektriciteit of waterstof zijn duurder dan op diesel en benzine. De meerkosten worden in de meeste gevallen gecompenseerd door lagere brandstofkosten. Voor het wegtransport mede omdat de accijns op de alternatieve brandstoffen lager is.
De Green Deal LNG, Rijn en Wadden die in 2012 tussen regering en bedrijfsleven is overeengekomen, gaat uit van een toekomstig LNG-gebruik van 2 tot 3 miljoen ton. Daarmee kan volgens het rapport zo’n 650 kton broeikasgas bespaard worden, 26 kiloton stikstof, 1,3 kiloton fijnstof en 7,7 kiloton zwavel. Het energieverbruik in de hele keten stijgt hierdoor echter wel met 7 miljoen gigajoule (ca 5%), omdat het vloeibaar maken en samenpersen van aardgas extra energie kosten.
Aanbevolen wordt om het volume van het duurzamere bio-CNG en bio-LNG in de toekomst te vergroten en ook de mogelijkheden van andere biobrandstoffen zoals (synthetische) biodiesel verder te onderzoeken.
In de studie is de veiligheid van de LNG distributie onderzocht. Daarbij kwam naar voren dat meer aandacht nodig is voor de tankstations en het tankautotransport van LNG over de weg. Het laatste kan op lange termijn kritisch worden als de volumes sterk toenemen.

dinsdag 17 september 2013

Laatste grote zonnepanelenpark Brussel

De Vrije Universiteit Brussel en het Universitair Ziekenhuis Brussel hebben een groot zonnepanelenpark in gebruik genomen. Het gaat om 3.310 panelen. Het is het laatste grote zonnepanelenproject in het Brusselse gewest.
De zonnepanelen zijn geplaatst op de daken van de lokalen van het Universitair Medische Campus van de VUB en de gebouwen van de Universitair Ziekenhuis Brussel. De ruim drieduizend panelen zijn goed voor 5.296 m2 paneeloppervlakte en bedekken maar liefst 10.592 m2 dak. In totaal leveren 700.000 Kwhr per jaar oftewel een jaar lang stroom voor 250 gezinnen.
Dit project zonnepanelen is een Public Privaat Samenwerking (PPS) met City Energy, een bedrijf dat gespecialiseerd is in alternatieve groene energie. Dit is het laatste grote zonnepanelenproject in het Brusselse gewest, omdat de subsidieregelingen herzien zijn. Voor het milieu kan dit een spijtige zaak zijn. Directeur infrastructuur Ludo Lemmens van de Vrije Universiteit Brussel: “Duurzaamheid is belangrijk voor de VUB. Met deze zonnepanelen kunnen wij energiezuinig werken met respect voor de natuur. Het was natuurlijk schitterend geweest wanneer meer van dergelijke projecten in Brussel gerealiseerd hadden kunnen worden.”
Jan Flament, directeur infrastructuur van het UZ Brussel: “Met deze zonnekracht kunnen we milieuvriendelijk de operatiekamers koelen, elektriciteit voor onze medische beeldvorming leveren, onze labo’s van stroom voorzien en ga zo maar door. Deze investering levert een vermindering van 276 ton CO2-uitstoot per jaar op.”


The RED Engine mag Australische weg op

The RED Engine, de zonneauto van Solar Team Twente, heeft als eerste in haar klasse de keuring in Australië doorstaan. De Australian Road Authority gaf groen licht en dat betekent dat de wagen de weg op mag. Volgende week start het team met testen. Tijdens de keuring werd gekeken naar het structurele ontwerp van de auto, de verlichting, de remmen en de veiligheidseisen voor de coureurs. The RED Engine scoorde op alle punten ruim voldoende. Jelle Wagenvoort, technisch manager van het team, wist al dat het goed zat en dat The RED Engine aan alle eisen voldoet. “Maar dit certificaat is een mooie bevestiging.”
Nu The RED Engine goedgekeurd is, kan het team de laatste testen voor de World Solar Challenge uitvoeren. De Australian Road Authority wees een zeventig kilometer lange weg aan waarop dagelijks gereden wordt. “Maandag gaan we direct van start zodat we optimaal voorbereid aan de start staan”, zegt Jelle.
Solar Team Twente is het eerste team uit de Challenger Class van de World Solar Challenge dat gebruik mag maken van deze testweg. De World Solar Challenge (3000 kilometer door de Austrlische woestijn) start op 6 oktober.

Europese procesindustrieën: minder grondstoffen en energie

Volgend jaar gaat het nieuwe zevenjarige onderzoeksprogramma van de Europese Commissie van start: Horizon2020. Daarbinnen krijgen een paar grote Publiek-Private Partnerships (PPP’s) een plaats. Eén van de beoogde PPP’s is SPIRE dat als ambitie heeft in samenwerking met een aantal procesindustrieën het gebruik van grondstoffen met 20% en het verbruik van energie met 30% terug te dringen. TNO leverde en levert hier belangrijke bijdragen aan.
De eerste call voor onderzoeksvoorstellen wordt eind 2013 verwacht. SPIRE staat voor Sustainable Process Industry through Resource and Energy Efficiency. Hierin werken tientallen Europese bedrijven, industriële organisaties en onderzoeksinstellingen samen. Het bedrijfsleven is vertegenwoordigd door acht sectoren in de procesindustrie: chemie, staal, non-ferro, cement, keramiek, mineralen, engineering en water. ‘Het gaat hier om een omvangrijk initiatief met zeer ambitieuze doelstellingen’, vertelt dr. Dirk Verdoes, senior technisch consultant chemie van TNO. TNO heeft begin 2012 met een aantal collega-instituten in Europa en vertegenwoordigers van de procesindustrie de handen ineen geslagen. Nadat de Commissie zich enthousiast toonde over het idee achter SPIRE om de procesindustrie vergaand te verduurzamen, was er slechts een half jaar om de visie en ambities te beschrijven in een Roadmap om zo in aanmerking te komen voor een plek als PPP in Horizon2020. ‘Toch is dat gelukt.
De Europese procesindustrie verliest de laatste jaren gestaag marktpositie ten opzichte van Azië en Noord- en Zuid-Amerika. De beschikbaarheid en kosten van grondstoffen en energie in Europa spelen daarbij een belangrijke rol. Door nu de stap te zetten daarvan efficiënter gebruik te maken, kunnen we volgens Verdoes een schijnbaar kansloze positie ombuigen in een voorsprong.
‘Daardoor zijn doorbraken in innovatie nodig, die in de Roadmap zijn beschreven. Vele tientallen experts van bedrijven, hun organisaties en kennisinstellingen uit allerlei landen moesten in korte tijd een gedeelde visie ontwikkelen, bronnen raadplegen, alles op elkaar afstemmen, hun achterban meekrijgen en dat in een degelijke Roadmap opschrijven. Die is medio 2012 gepubliceerd. Daarop volgde een consultatieronde waarbij belanghebbenden de roadmap positief evalueerden en die tot slechts kleine bijstellingen hebben geleid. De Europese Commissie besluit binnenkort welke PPP’s mogen starten in Horizon 2020.’
Voor de ambities van SPIRE voor de procesindustrie moeten tal van innovatieve processen en technologieën worden ontwikkeld en gedemonstreerd. Verdoes is er van overtuigd dat er doorbraken gaan komen. ‘Er lopen in binnen- en buitenland veel initiatieven tot verduurzaming van de industrie. TNO is hierin ook op veel fronten actief. Doorgaans is dat beperkt tot één sector, zoals de chemie. SPIRE gaat veel verder door samenwerking tussen bedrijfstakken. Het succes in de ene is dan wellicht te transformeren naar de andere sector. Het gaat ook leiden tot nieuwe concepten. Denk aan de inzet van afvalstromen uit sector A als grondstof voor sector B. Je kan chemicaliën maken uit restwarmte en afgassen uit bijvoorbeeld de staalindustrie. Misschien moeten we fabrieken uit verschillende sectoren in elkaars buurt gaan bouwen zodat je ter plekke van de grondstoffen en energie van de ander profiteert. De acht bedrijfstakken kenden elkaar nauwelijks, maar trekken nu samen op en wisselen volop ideeën uit.’