Pagina's

vrijdag 29 maart 2013

Speciale ombudsman gaswinning Groningen

Er komt in Groningen een onafhankelijke ombudsman op het gebied van gaswinning. Hier kunnen bewoners zich melden met klachten over de afhandeling van schademeldingen als gevolg van aardbevingen. Er worden nog gesprekken gevoerd met mogelijk kandidaten en nagedacht over ondersteuning van de ombudsman.
Dat maakte minister Kamp van Economische Zaken (EZ) bekend tijdens een bezoek aan Groningen. De bewindsman spreekt daar met bestuurders en bewoners in Groningen over de afhandeling van schademeldingen, de zorg over waardedaling van woningen en de manier waarop de onafhankelijkheid van toegezegde onderzoeken zeker gesteld wordt.
Om een verantwoord besluit te kunnen nemen over een mogelijke reductie van de gaswinning in Groningen is meer informatie nodig over onder andere de mogelijke sterkte van toekomstige aardbevingen. In totaal worden elf onderzoeken uitgevoerd tussen nu en december 2013. Deze onderzoeken moeten ook inzicht geven in de mogelijke schade van sterkere aardbevingen en een antwoord geven op de vraag hoe de kans op bevingen kan worden beperkt door alternatieve winningstechnieken.
Een onafhankelijke stuurgroep ziet er op toe dat de onderzoeken zorgvuldig en voortvarend worden uitgevoerd. Tanja Klip-Martin, dijkgraaf van Waterschap Vallei en Veluwe en voormalig gedeputeerde van de provincie Drenthe, wordt voorzitter van deze stuurgroep. Andere leden van de stuurgroep zijn Jaap Breunese (technischadviseur diepe ondergrond bij TNO) en Robert van der Hilst (expert op het gebied van seismologie en aardbevingen bij de Amerikaanse universiteit Massachusetts Institute of Technology (MIT)).
Drie onderzoeken zijn naar verwachting al in juni 2013 klaar. Dan moet er meer duidelijk zijn over de effecten van aardbevingen op de huizenprijzen en wat de gevolgen zijn voor dijken en ondergrondse leidingen. Ook moet er dan een plan van aanpak liggen voor de preventieve versterking van gebouwen.

Wieckse wordt zonnigste bier van Nederland

Wieckse, marktleider in het witbier segment, brouwt haar bieren voortaan volledig op zonne-energie. Dit wordt aangeduid op de nieuwe verpakkingen die vanaf april te vinden zijn in de supermarkten en de horeca. Op het dak van de brouwerij in ‘s-Hertogenbosch worden in totaal 3632 panelen aangebracht met een totaal vermogen van 908 kWp, en een te verwachten zonne-energie productie van 855.000 kWh per jaar. Dit is voldoende om het gehele portfolio van Wieckse, Wieckse Witte, Wieckse Rosé en beide 0.0 varianten, te voorzien van elektriciteit voor het gehele brouwproces. De panelen die de zonne-energie opwekken worden geleverd door SolarAccess.

Met een houtgestookte CV kachel het gehele huis verwarmd

Waterland Duurzame Warmte uit het Drentse Zwiggelte heeft een complete modellen lijn huiskamer houtkachels ontworpen. Het principe van de Hout CV-kachel is min of meer vergelijkbaar met de vroegere kolengestookte moederhaard, in elke Hollandse huiskamer te vinden in de periode vóór de vondst van het aardgas. De Hout CV-kachels van Waterland vertalen dit concept door naar deze tijd, waarin duurzaamheid en milieuvriendelijkheid centraal staan. Een Hout CV-kachel biedt de sfeer van een houtkachel of open haard, waarbij indien noodzakelijk de gas- of oliegestookte CV-installatie automatisch bijverwarmt. Naast Hout CV-kachels levert Waterland ook CV-haarden, CV-fornuizen en CV-ketels. De terugverdientijd is vier tot vijf jaar. De portemonnee wordt gespaard. En het milieu ook, want hout is immers CO² neutraal.
 De kachelsystemen, zonneboilers en – collectoren van Waterland zijn volgens het bedrijf relatief eenvoudig zelf te installeren, met een bijgeleverd duidelijk aansluitschema.

donderdag 28 maart 2013

Paulien Herder nieuwe voorzitter Delft Energy Initiative

Hoogleraar Engineering Systems Design in Energy & Industry van de TU Delft Paulien Herder is benoemd tot voorzitter van het Delft Energy Initiative. Herder, die zelf onderzoek doet naar complexe energienetwerken, zal zich als voorzitter vooral inzetten om de samenwerking tussen disciplines te stimuleren. “Waarom? Omdat je de grote energievraagstukken alleen samen kunt oplossen.” Paulien Herder volgt Hester Bijl op die onlangs werd benoemd als decaan van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek van de TU Delft
“We zijn aan de TU Delft ijzersterk in energieonderzoek en –onderwijs,” zegt Paulien Herder. Herder is benoemd tot nieuwe voorzitter van het Delft Energy Initiative, een initiatief dat het energieonderzoek en –onderwijs aan de TU Delft aanjaagt en zichtbaar maakt. “We doen  fundamenteel onderzoek én komen ook altijd met concrete oplossingen, producten en systemen.” In haar functie als voorzitter wil Herder de samenwerking tussen disciplines stimuleren. “Het energievraagstuk is per definitie multidisciplinair. Met een revolutionair nieuw type zonnecel alleen kom je er niet. We moeten samen een energiesysteem ontwerpen waar nieuwe en oude technologie naadloos in passen.”
Paulien Herder onderzoekt bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management de technische en de economisch-maatschappelijke aspecten van complexe energienetwerken. Rector Magnificus TU Delft Karel Luyben: “Herder bekijkt zowel de technische kant van energievraagstukken als de institutionele kant, tarieven, marktwerking, wet- en regelgeving. Ze kan als geen ander beide werelden bij elkaar brengen.”  Herder studeerde Scheikundige Technologie aan de TU Delft en promoveerde er ook op het ontwerpen van chemische fabrieken. Ze werkt sinds januari 1999 bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management en is sinds 2009 hoogleraar Engineering Systems Design in Energy & Industry aan deze faculteit. Bovendien is Herder Directeur Onderzoek aan de faculteit en is ze  wetenschappelijk co-directeur van Next Generation Infrastructures.   
Het Delft Energy Initiative is een van de vier Delft Research-based Initiatives. Deze zijn opgericht om het wetenschappelijk onderzoek van de TU Delft op vier actuele themagebieden, namelijk energie, gezondheid, leefomgeving en infrastructuur en transport, beter af te stemmen op en te ontsluiten voor de maatschappij. Het Delft Energy Initiative ontsluit het werk van meer dan 700 energieonderzoekers aan de TU Delft, die zich bezighouden met energie in de volle breedte, van windenergie tot schaliegas, van kernenergie tot duurzaam bouwen en van zonnepanelen tot studies van de elektriciteitsmarkt. 

Verdubbeling invoeding groen gas in gasnet Enexis

In 2012 heeft Enexis in vergelijking met 2011 twee keer zoveel groen gas via haar net gedistribueerd. Waar in 2011 10,9 miljoen m3 groen gas is ingevoed is dit in 2012 ruim 21,0 miljoen m3 geweest. Hiermee transporteert Enexis in vergelijking met de andere netbeheerders het meeste groen gas van Nederland en voldoet hiermee maximaal aan haar wettelijke plicht om de invoeders hierin te faciliteren.
Uitgaande van een gemiddeld huishoudelijk gebruik van 1500m3 per jaar, heeft Enexis daarmee in totaal meer dan 14.000 huishoudens volledig voorzien van duurzaam, CO2 arm groen gas. Een auto, die op groen gas rijdt, had hier 315 miljoen kilometer, oftewel 7.800 keer om de aarde kunnen rijden, vrijwel CO2 vrij.
De grootste invoeders van groen gas in het gasnet van Enexis staan verspreid over het verzorgingsgebied. Met de toevoeging in 2012 van twee nieuwe groen gas producenten, staat het totaal aantal invoeders nu op acht stuks. Zij variëren in maximale invoedcapaciteit tussen de 200 m3/u en 1900 m3/u .
In 2013 verwacht Enexis nog minstens vijf nieuwe invoeders aan te sluiten. Daarnaast voeden SuikerUnie Groningen en Biogast Tirns dan het gehele jaar in, wat al met al tot een verwacht totaalvolume van 30 miljoen m3 leidt (oftewel een toename met 50%). De komende jaren voorziet Enexis een lichte verdere toename, waarbij de groei zeer afhankelijk is van het subsidiebeleid.
Enexis heeft het aansluiten van invoeders van groen gas tot integraal onderdeel van haar reguliere processen gemaakt om zo, in het belang van de invoeders, koploper te blijven in de betrouwbare en veilige facilitering van groen gas .
Voor Enexis vormt het mogelijk maken van de transitie naar een duurzame energievoorziening een belangrijk onderdeel van haar missie. Enexis werkt daarom hard aan de optimalisatie van de inpassing van groen gas (duurzaam gas van aardgaskwaliteit) en ruw biogas in haar gasnetten. Daarbij werkt Enexis nauw samen met ketenpartners, de andere regionale netbeheerders en met de beheerder van het landelijke gastransportnet GTS.
De invoeding van groen gas op het totaal getransporteerde volume aan aardgas in het net van Enexis is slechts een bescheiden percentage van 0,35%.
In opdracht van Enexis is door DNV KEMA een analyse gemaakt van het potentieel aan groen gas binnen het Enexis gebied. Op basis van de beschikbaarheid van biomassa komt DNV KEMA tot de conclusie dat maximaal 13% van de gasvraag door lokaal opgewekt groen gas ingevuld kan worden.
Op veel plaatsen in Nederland wordt ruw biogas gemaakt, door bijvoorbeeld rioolslib, voedselresten of groente-, fruit-, en tuinafval (biomassa) te vergisten. Niet alleen boeren en tuinders, maar ook waterzuiveringsinstallaties en afvalverwerkingsbedrijven zijn potentiële producenten van ruw biogas. Vaak wordt dit gas ter plaatse omgezet in elektriciteit. Op zich heel duurzaam, maar de vrijgekomen warmte wordt niet altijd gebruikt. Het is daarom duurzamer om het gas naar een plek te brengen waar deze warmte wel benut kan worden. Ruw biogas kan niet zonder meer op het Nederlandse gasnetwerk worden ingevoed. Daartoe moet het eerst worden opgewaardeerd tot aardgaskwaliteit via speciale opwerkinstallaties. Pas na een uitgebreide kwaliteitscontrole mag het dan groen gas heten.

Zeer energiezuinige woningen gebaat bij meer samenwerking

De huidige bouwwereld staat grootschalige toepassing van woningen met een minimale energienota gedeeltelijk in de weg. De bouwwereld zou minder ad-hoc moeten werken en zich meer moeten richten op netwerken. Bovendien zou men meer moeten luisteren naar de ervaringen van de bewoners van passiefhuizen. Dat stelt Erwin Mlecnik, die op woensdag 20 maart op dit onderwerp promoveert aan de TU Delft.
Passiefhuizen zijn zeer energie-efficiënte woningen, die vooral de vraag naar ruimteverwarming sterk reduceren. ‘Tien jaar geleden werd in Vlaanderen het woord ‘passiefhuis’ ingevoerd. Toen werden deze ‘huizen zonder verwarming’ nog ervaren als ‘radicale’ innovaties. Tegenwoordig kan men spreken van een beproefd concept en een succesvolle groeimarkt. Een systeemaanpak en doorgedreven samenwerking tussen actoren bleken nodig om zowel een hogere energieprestatie als een betere uitvoeringskwaliteit te bereiken’, zegt onderzoeker Erwin Mlecnik.
‘Het succes van de marktontwikkeling van het passiefhuis in Vlaanderen is mede te danken aan de aanwezigheid van specifieke innovatiebemiddelaars en netwerkers die zorgden voor een kruisbestuiving tussen leveranciers en toepassende bedrijven, en architecten, adviseurs, klanten en kennisinstellingen.’
‘We hebben te maken met de fragmentatie van het MKB’, legt Mlecnik uit. ‘Afzonderlijke ondernemingen voeren elk een fractie uit van een project. Om deze hindernis te neutraliseren, is het essentieel om een netwerk te ontwikkelen en te cultiveren rond nieuwe en bestaande conceptinnovaties. Vanwege de karakteristieken van de bouwsector, is het de moeite waard om specifiekeinnovatiebemiddelaars op te leiden, intermediairs tussen leveranciers en andere spelers in de bouwketen. De samenwerking tussen bedrijven speelt een sleutelrol in de adoptie van ‘concept’-innovaties, zoals passiefhuizen.’
Een andere conclusie van Mlecnik is dat de noden en ervaringen van eindgebruikers van passiefhuizen meer moeten worden gebruikt om verdere innovatie te begeleiden. ‘Enerzijds dienen bedrijven te innoveren. Anderzijds zullen bedrijven gemakkelijkereen markt vinden door met hun technologieën, systemen, dienstenen architectuur te antwoorden op noden en verwachtingen van de klant.’
‘De (potentiële) gebruiker van een passiefhuis lijdt doorgaans aan een gebrek aan kennis van beschikbare innovatieve concepten. Daarom zijn sociale strategieën aan te bevelen, bijvoorbeeld het oprichten van ‘peer-to-peer’ netwerken voor de kennisuitwisseling tussen eigenaar-bewoners.’
Een andere belemmering voor de adoptie van ‘bijna-nul’-energiewoningen, is de perceptie van bepaalde eindgebruikers dat dergelijke woningen onvoldoende luchtkwaliteit en/of zomercomfort bieden, concludeert Mlecnik verder. Gebrekkige informatieverstrekking, onvolkomenheden in het ontwerp (bijvoorbeeld het gebrek aan beschaduwende bouwdelen of het ontbreken van een ventilatie-bypass) of technische onvolkomenheden in verwarmings- en ventilatiesystemen kunnen de oorzaak zijn van negatieve ervaringen. Bovendien worden eenvoud en gebruiksvriendelijkheid van binnenklimaatregelsystemen als zeer belangrijke voorwaarden aangemerkt. Hieraan moet verder worden gewerkt.
Overigens blijken bewoners van zeer energie-efficiënte woningen meestal wel behoorlijk tevreden met hun woning, in het bijzonder ook vanwege een hoog niveau van comfort.

woensdag 27 maart 2013

Praktijkverbruik personenauto’s

Het brandstofverbruik van personenauto’s in de praktijk is gemiddeld hoger dan de door de fabrikanten opgegeven typekeuringswaarden. Dat komt deels door verschillen tussen rijden in de praktijk en de typekeuringstest, maar de laatste jaren in toenemende mate ook doordat fabrikanten gebruik maken van “flexibiliteiten” in de testprocedure om tot lage testwaarden te komen.
TNO heeft in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de European Climate Foundation 8 representatieve personenauto’s getest volgens de officiële testprocedure, zoals die is voorgeschreven voor de Europese typegoedkeuring. De gemeten waarden voor brandstofverbruik en CO2-emissies bleken gemiddeld 23% hoger dan de waarden die door de fabrikanten waren opgeven. De helft van deze afwijking wordt veroorzaakt door de rijweerstandscurve die voor de verbruikstesten wordt toegepast, onder zo optimaal mogelijk condities door de fabrikanten wordt vastgesteld. Ten behoeve van de Europese typegoedkeuring moeten brandstofverbruik en CO2-emissies van nieuwe personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen worden bepaald volgens een door de Europese Commissie voorgeschreven testprocedure.
In de praktijk ervaren voertuiggebruikers gemiddeld een veel hoger brandstofverbruik dan de door de fabrikanten opgegeven waarden. Dit verschil tussen praktijk en typekeuringswaarde wordt veroorzaakt door verschillende factoren zoals de staat van het voertuig, energiegebruik door verlichting, airco en andere accessoires, de rijstijl van de chauffeur, het gebruikspatroon (bijv. rijden in de stad of op de snelweg). Daarnaast maken fabrikanten in toenemende mate gebruik van flexibiliteit in de wetgeving om zo laag als mogelijke verbruiksresulaten voor een voertuig vast te stellen. Door de typekeuringstest uit te voeren met geoptimaliseerde bandenconfiguraties met een lage rolweerstand, geoptimaliseerde voertuigconfiguraties (wieluitlijning, motorwrijving) en onder geoptimaliseerde testomstandigheden is het mogelijk om lagere verbruikscijfers te meten dan onder “gemiddelde” testcondities.
In opdracht van het Nederlandse Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de European Climate Foundation heeft TNO één van de factoren onderzocht die verantwoordelijk kunnen zijn voor de lage typegoedkeuringswaarden: optimalisatie van de instellingen waarmee in een laboratoriumtest de rijweerstand van een auto wordt gesimuleerd.
Autofabrikanten bepalen het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot (in gram per kilometer) in een testlaboratorium op een zogenaamde rollenbank. Om representatieve getallen te kunnen opleveren, moet de rollenbank de specifieke rol- en luchtweerstand van het voertuig simuleren als functie van de voertuigsnelheid. Voor het bepalen van deze rijweerstandscurve voert de fabrikant op een weg of testbaan een wettelijk voorgeschreven test uit waarbij een vertegenwoordiger van de typegoedkeurende instantie (bijv. in Nederland de RDW) aanwezig is.
TNO heeft voor 8 representatieve personenauto’s deze rijweerstandscurves bepaald. De in dit onderzoek onder realistische omstandigheden gemeten weerstandswaarden bleken tot wel 30% af te wijken van de waarden die door de fabrikanten zijn gebruikt bij de typegoedkeuringstest (bij lage snelheden zelfs meer dan 70%). De afwijking is groter bij nieuwe modellen.
Binnen de grenzen van de voorschriften zijn veel mogelijkheden om de gemeten rijweerstandscurve te optimaliseren. Bijvoorbeeld door optimale banden, wegdek, omgevingstemperatuur, aandrijving of carrosserie van het voertuig die de rol- en luchtweerstand verminderen.
TNO zet zich met het Nederlandse ministerie van IenM en de RDW al vele jaren actief in om de procedures te verbeteren. Omdat het om internationale afspraken gaat over een groot aantal aspecten van de testprocedures en bijbehorende wetgeving, duurt het maken van deze afspraken lang.

Kennis verduurzaming bestaande bouw BAM Woningbouw onder één dak

BAM Woningbouw brengt alle kennis en ervaring met betrekking tot verduurzaming van de bestaande woningbouw onder één dak als kenniscentrum. Voortaan opereren BAM Woningbouw W&R-Renovatie en BAM-vertegenwoordigers van GEN (Gebieden Energie Neutraal), vanuit hun nieuwe onderkomen in het hoofdkantoor van Koninklijke BAM Groep in Bunnik.
Door het samenbrengen van de twee bedrijfsonderdelen op één centrale locatie kan BAM Woningbouw haar ervaring en kennis over het verduurzamen van de bestaande bouw beter inzetten om haar klanten te bedienen en de regionaal opererende bedrijven beter te ondersteunen. Het kenniscentrum zal ook een actieve rol hebben in de ontwikkeling van nieuwe verduurzamings- en renovatieproducten die aansluiten op de conceptuele aanpak van W&R-Renovatie.
W&R-Renovatie voert renovatietrajecten uit die gebaseerd zijn op referentiewoningen. Renoveren dus volgens een gestandaardiseerd proces, waarbij twee krachtpunten worden gecombineerd: de ijzersterke kwaliteiten op het gebied van product- en procesdenken en een jarenlange traditie in (grootschalige) renovatietrajecten. Het resultaat: kostenreductie, minimalisatie van faalkosten, een kortere voorbereidingstijd, werken met vaste co-makers en een uitstekende kosten-waarde-verhouding.
Gebieden Energieneutraal (GEN) is een initiatief van een groep bedrijven – waaronder BAM – die vanuit hun bedrijfsdoelstellingen voorop wil lopen in het leveren van een bijdrage aan de ambitieuze maatschappelijke doelstellingen van CO2-reductie en duurzame energieproductie. Zij beseffen dat samenwerking met gelijkgestemde innovatieve bedrijven, de overheid en kennisinstellingen noodzakelijk is om de maatschappelijke doelen te kunnen halen. De deelnemers van GEN zijn ervan overtuigd dat energieneutraal bouwen de toekomst is en dat bedrijven die in hun sectoren een leidende rol willen blijven innemen, hierop zijn voorbereid.

Duurzaamheid en sport in nieuw Transportium

Het TranSportium is meer dan een sportlocatie. Het is een centrum voor innovatie en duurzaamheid, gedragen door de top- en breedtesport en ondersteund door bereikbaarheid. Bedrijven en instanties met de thema’s voeding, wetenschappelijk onderzoek en gezondheidszorg worden samengebracht met sport. En sport is niet alleen ijssport, maar er komen ook faciliteiten voor meerdere indoorsporten zoals turnen, basketbal, zaalvoetbal, atletiek, etc. Innovatie van de sporten en een interactieve beleving van de sporten voor het publiek maken onderdeel uit van het concept. Alles komt samen in een centraal gedeelte van het TranSportium dat Avenue of Innovation heet, een plek die ook zeer aantrekkelijk is voor het bezoekend publiek.
De samenwerkende bedrijven hebben elk op hun eigen terrein veel nationale en internationale ervaring. Bouwconcern Dura Vermeer is een topspeler in de Nederlandse bouwindustrie met grote ervaring in de ontwikkeling en realisatie van complexe en duurzame bouwprojecten. Siemens is een internationale technologische wereldspeler op het gebied van duurzame energie, grote sportprojecten, medische beeldvorming & diagnostiek en gebouwentechniek.
Royal HaskoningDHV is een toonaangevend internationaal advies- en ingenieursbureau dat wereldwijd projecten uitvoert op onder andere het gebied van gebouwen en stadions, infrastructuur, planning en transport. De drie bedrijven hebben de afgelopen decennia al nauw met elkaar samengewerkt en weten wat zij aan elkaar hebben. Deze samenwerking vormt de basis van vertrouwen die bij een dergelijk ambitieus project onontbeerlijk is.
Het TranSportium is een van de drie projecten dat meedingt in de tender van de KNSB en NOC*NSF voor de ‘Schaatsaccommodatie voor de Topsport’, zoals die onlangs is uitgeschreven. Het besluit over welke locatie voor Nederlandse topsporters en talenten in het langebaanschaatsen, shorttrack en kunstschaatsen vanaf 2016 de internationale topwedstrijden mag huisvesten, wordt 28 mei van dit jaar genomen. De initiatiefnemers van het TranSportium menen dat hun concept de beste kansen maakt, juist ook omdat naast de topfaciliteit de ambitie verder reikt dan alleen de schaatssport.
Het TranSportium vereist een investering van ruim 200 miljoen euro. De drie samenwerkende bedrijven hebben een solide businessplan opgesteld met een gezonde exploitatie waarvoor ook,
gezien de uitstraling, investeerders belangstelling tonen. Het project wordt volledig privaat gefinancierd.

Twee 400 meter ijsbanen, een topmedisch centrum, een hotel, innovatieve bedrijven, duurzame ontwikkeling en een uitstekende bereikbaarheid. Dat is het unieke concept voor het TranSportium, gelegen langs Rijksweg A12 tussen Zoetermeer en Bleiswijk. Het centrum wordt de nieuwe economische motor voor de Randstad en biedt een platform voor innovatie met internationale allure. Het TranSportium is een plan van bouwconcern Dura Vermeer, technologiebedrijf Siemens Nederland en advies- en ingenieursbureau Royal HaskoningDHV. Een plan dat in de race is als nieuwe topsportlocatie van de KNSB en NOC*NSF en zal Nederland op de kaart zetten als moderne topsportnatie.

dinsdag 26 maart 2013

EU doelen op terrein van energie en klimaat moeten ambitieuzer

‘De EU 2020 strategie voor energie en klimaat is ingehaald door de realiteit en moet veel ambitieuzer. Alleen zo kunnen we goed inspringen op de toenemende mondiale vraag naar energie, de gevolgen daarvan voor het klimaat, en de veranderingen die winning van bijvoorbeeld schaliegas teweegbrengen.’
Dat zei minister Timmermans vandaag in de jaarlijkse Mullerlezing van het Nederlandse Genootschap voor Internationale Zaken in Den Haag.
De komende 20 jaar zal de mondiale middenklasse met honderden miljoenen mensen toenemen. De verhoogde vraag naar energie heeft grote gevolgen voor het milieu en kan leiden tot spanningen en conflicten tussen landen. En nieuwe vormen van energiewinning, zoals met schaliegas, hebben grote gevolgen voor de prijs van olie en gas, en kunnen de mondiale verhoudingen aanzienlijk doen verschuiven.
Europa zal in de toekomst meer van haar energie moeten importeren. EU lidstaten hebben afgesproken in 2020 20% minder CO2 uit te stoten, 20% van alle energie uit duurzame bronnen te krijgen, en om 20% efficiënter energie te consumeren. ‘Deze doelen zijn niet voldoende om echt competitief te zijn in een veranderende wereld en het milieu beter te beschermen. Als we dat echt willen, dan zullen we veel meer moeten investeren en dat zowel nationaal als in EU verband regelen’, aldus minister Timmermans.
Een handelsland als Nederland, dat ook de thuisbasis is van het internationaal recht, moet het voortouw nemen om de dialoog rond grondstoffen te promoten, voordat spanningen leiden tot conflict. Nederland kan ook door kennisoverdracht en investeringen bijdragen aan meer transparantie en een goed investeringsklimaat zodat landen hun natuurlijke rijkdommen kunnen inzetten voor maatschappelijke welvaart.

Ploumen waardeert Indonesische inzet voor duurzame palmolie

Nederland verwelkomt de inzet van Indonesië om de productie van palmolie verder te verduurzamen. Daarover sprak minister Lilianne Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking donderdag met de Indonesische viceminister van Handel, de heer Bayu Krisnamurthi. ‘Palmolie is een van de belangrijkste exportproducten van Indonesië, en Nederland is een van de grootste afnemers’, aldus Ploumen. ‘Nog te vaak gaat de palmolieproductie ten koste van onvervangbaar regenwoud. Certificering van palmolie door Indonesian Sustainable Palm Oil kan een eerste stap zijn richting de internationale standaarden van de Roundtable of Sustainable Palm Oil.’
Ploumen en Krisnamurthi spraken ook over het investeringsklimaat in Indonesië. De Indonesische economie kent een robuuste economische groei van meer dan 6 procent per jaar, voor een belangrijk deel dankzij buitenlandse investeringen. Van de Nederlandse Topsectoren hebben er vier Indonesië aangemerkt als focusland: Agrifood, Tuinbouw, Water en Life Science & Health. Met diverse programma’s in het kader van ontwikkelingssamenwerking werkt Nederland samen met Indonesië aan verbetering van het investeringsklimaat in deze sectoren. ‘Dat creëert kansen voor ondernemers in beide landen’, aldus Ploumen.
Later dit jaar reist minister Ploumen naar Indonesië om de handels- en ontwikkelingsrelaties verder te verstevigen. Viceminister Krisnamurthi is in Nederland voor de Pasar Malam in Den Haag die woensdag door minister Frans Timmermans van Buitenlandse Zaken werd geopend.

Energieverbruik umc’s kan veel efficiënter

De energie-efficiency van de acht Nederlandse Universitair Medische Centra (umc’s) kan met 50 procent verbeteren. Goed voor een besparing van maar liefst 20 miljoen euro per jaar. En vergelijkbaar met de hoeveelheid elektriciteit die alle windmolens op de Noordzee jaarlijks produceren. Dat concluderen de umc’s en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) in een onderzoek om de umc’s zuiniger en duurzamer te maken.
De umc’s hebben steeds meer energie nodig. De vraag naar medische zorg groeit en tegelijkertijd wordt de zorg steeds complexer, waardoor er meer apparaten nodig zijn. Om te voorkomen dat de energiekosten de pan uit rijzen moet de bedrijfsvoering energiezuiniger en duurzamer worden. En die mogelijkheden zijn er volop, concluderen de umc’s.
De umc’s hebben in het kader van de Meerjaren Afspraken Energie Efficiency (MJA3) met elkaar afgesproken om alles op alles te zetten om de gewenste besparingen te realiseren en het dus niet alleen bij ‘plannen’ te laten. De afspraken houden onder meer in dat de umc’s intensiever gaan samenwerken met elkaar en met het bedrijfsleven en dat zij hun kennis en ervaring op het gebied van energiebesparing onderling actiever delen. Alleen dan is het mogelijk om de energie-efficiency in de keten te verbeteren.
De afspraken in het kader van MJA3 zijn gemaakt met Agentschap NL, onderdeel van het ministerie van Economische Zaken. De NFU heeft het onderzoek en de daaraan gekoppelde afspraken inmiddels aangeboden aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit ministerie is verantwoordelijk voor energiebesparing binnen de gebouwde omgeving, waar ook de acht umc’s onder vallen.
Het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam is op dit moment al bezig met een unieke aanzet, door de verschoning van het beddengoed uit te besteden aan marktpartijen, die daarbij zelf op zoek gaan naar de meest energie-efficiënte aanpak. ‘Het EMC formuleert de prestatie-eisen maar laat de aanpak aan de markt over. Dit is de richting die we op moeten’, zegt bestuurslid Herman Bol van het UMC Utrecht en in die hoedanigheid verbonden aan NFU. Ook andere sectoren zoals techniek kunnen bijdragen aan energiebesparing in de zorg. Zo kunnen umc’s de opslag van medische data clusteren en kan een reis naar het ziekenhuis achterwege blijven door zorg op afstand en het gebruik van iPads voor hulpvragen.
Het VUmc te Amsterdam heeft recent de koelmachines de deur uit gedaan. Deze koelmachines hielden onder meer de polikliniek op een aangename temperatuur. Inmiddels is VUmc overgestapt op een superduurzame koelmethode: steenkoud water onderuit de Nieuwe Meer wordt opgepompt en houdt nu delen van het ziekenhuis koel. Goed voor 50% minder CO2-uitstoot.
Volgens de umc’s en de NFU is het mogelijk met tal van maatregelen in 2030 een energie-efficiencyverbetering in de keten te halen van 50 procent ten opzichte van 2005. Dit vergt een organisatorische inbedding, waardoor er een voedingsbodem ontstaat voor duurzame innovaties. Hiervoor is het belangrijk dat duurzaamheid binnen de umc’s breed wordt gedragen en dat ze waar dat kan ook zelf maatregelen doorvoeren, zoals duurzame luchtbevochtiging en het hergebruik van materialen bij nieuwbouw. ‘Bewustwording van de noodzaak van verduurzaming van de zorg is een belangrijke randvoorwaarde om tot de 50 procent efficiencyverbetering te komen’, aldus bestuurslid Herman Bol.

Belang zonne-energie voor Nederlandse economie neemt aanzienlijk toe

Het belang van zonne-energie voor de Nederlandse economie zal de komende decennia aanzienlijk toenemen. In 2020 stijgt het aantal voltijdsbanen in de Nederlandse zonne-energiesector tot circa 10.000 en in 2050 tot ongeveer 40.000. Eind 2012 bedroeg dat aantal circa 1.500. Ook het geïnstalleerd vermogen aan zonnestroom zal exponentieel groeien tot minstens 4.000 MW (megawatt) in 2020. Het plaatsingspotentieel voor de lange termijn bedraagt 100.000 MW. Ter vergelijking: een gemiddelde elektriciteitscentrale in Nederland heeft een vermogen van circa 900 MW. Eind 2012 stond in Nederland 260 MW aan zonnestroom geïnstalleerd, een verdubbeling ten opzichte van eind 2011.
Dit blijkt uit onlangs in Den Haag gepresenteerde, uitvoerige verkenningen van een groep Nederlandse bedrijven en organisaties, verenigd in het Nationaal Actieplan Zonnestroom, onder leiding van energiekennisbedrijf DNV KEMA (in alfabetische volgorde: Alliander, DNV KEMA, ECN, Fudura - onderdeel van Enexis - Mastervolt, Sun Projects, VDH Solar en Wepro).
De forse groei van zonnestroom is onder meer het gevolg van de sterke prijsdaling van zonnepanelen en het in toenemende mate wegvallen van barrières voor consumenten om zelf zonnestroom op te wekken. Zo is begin 2013 voor naar schatting 60% van de Nederlandse midden- en kleinbedrijven, waaronder zelfstandigen, het keerpunt bereikt dat het - zonder subsidie - financieel voordeliger is om elektriciteit op te wekken met eigen zonnepanelen dan elektriciteit van een leverancier te betrekken. Een gemiddeld Nederlands gezin is al sinds eind 2011 voordeliger uit met zonnepanelen, ook zonder de subsidie die sinds juli 2012 beschikbaar is.
De sterke toename van zonne-energie in Nederland past bij de trend dat elektriciteit steeds meer decentraal wordt opgewekt, bijvoorbeeld door tuinders of buurtbewoners. Zowel particuliere als zakelijke consumenten zullen de komende jaren in toenemende mate profiteren van goedkope zonne-energie. De verwachting is dat zij steeds meer zelf investeren in zonne-energie door gezamenlijk initiatieven te ontplooien en te delen in lokaal opgewekte zonnestroom. Dit zal zonne-energie op den duur toegankelijk maken voor alle gebruikersgroepen.
Voor grootschalig gebruik van zonne-energie is het belangrijk dat huurders dezelfde mogelijkheden krijgen om zonne-energie te gebruiken krijgen als woningeigenaren. Daarnaast is het vanwege de sterke groei van zonne-energie van belang om de kwaliteit van zonnestroominstallaties scherp in het oog te blijven houden. Het meest effectieve middel hiertoe is een ketenbenadering waarbij niet alleen acht wordt geslagen op de zonnepanelen zelf en bijbehorende apparatuur zoals omvormers, maar ook op de fabrikant, de leverancier, de installatie en het onderhoud.
Het Nationaal Actieplan Zonnestroom zet zich sinds 2011 in om maatschappelijke barrières voor zonne-energie weg te nemen. Hierbij wordt onder meer gestreefd naar goede, objectieve en volledige informatievoorziening naar consumenten; het borgen van de kwaliteit van zonne-energie systemen; de ontwikkeling van lokale zonne-energieprojecten; en een stabiele ontwikkeling van de zonne-energiemarkt.

Ga naar http://www.dnvkema.com/nl/Images/Nationaal%20Actieplan%20Zonnestroom%202012%20-%20DNV%20KEMA.pdf voor het Nationaal Actieplan Zonnestroom en naar http://www.dnvkema.com/nl/Images/Visiedocument%20Nationaal%20Actieplan%20Zonnestroom_Maart2013.pdf voor het Visiedocument Nationaal Actieplan Zonnestroom.

maandag 25 maart 2013

Cum laude voor promotie over rekenen aan windmolenparken

Benjamin Sanderse promoveerde cum laude op zijn onderzoek naar het verbeteren van rekenmethodes voor het simuleren van luchtstromingen in windmolenparken. Hij promoveerde bij prof.dr.ir. Barry Koren.

In windmolenparken staan grote aantallen windmolens dichtbij elkaar opgesteld. Nadeel daarvan is dat de windmolens de luchtstromingen deels voor elkaar verstoren. Turbulentie en een afname in stromingssnelheid leiden tot een vermogensverlies per windmolen van gemiddeld zo’n tien procent, vergeleken met individueel opgestelde windmolens.
Met kennis over de luchtstromingen in een windmolenpark zouden het ontwerp van de turbines en de opstelling van windmolens in parken verbeterd kunnen worden. Simulaties van luchtstromingen aan de hand van rekenmodellen komen echter niet altijd goed overeen met de werkelijkheid. Sanderse ontwikkelde in zijn onderzoek verbeterde numerieke methodes om turbulente luchtstromingen te simuleren. Hij maakte daarbij gebruik van de beroemde Navier-Stokes vergelijkingen, differentiaalvergelijkingen die de stroming van lucht en vloeistoffen beschrijven. Met de methodes van Sanderse zou de luchtstroming in windmolenparken nauwkeuriger en efficiënter berekend kunnen worden.
Sanderse voerde zijn promotieonderzoek uit op twee locaties: ECN in Petten en het Centrum Wiskunde & Informatica (CWI) in Amsterdam. Hij werkte ook twee maanden aan het National Renewable Energy Laboratory (NREL) in het Amerikaanse Boulder, Colorado. Hij promoveerde dinsdag 19 maart op zijn proefschrift getiteld ‘Energy-conserving discretization methods for the incompressible Navier-Stokes equations’.

Nipte meerderheid in PS Gelderland voor motie tegen winning schaliegas

Met een stemverhouding van 28 voor en 27 tegen hebben Provinciale Staten van Gelderland in hun vergadering van 20 maart een motie over de winning van schaliegas aangenomen. In de motie wordt gesteld dat 'de winning van onconventionele gassen niet past in de Gelderse visie op duurzaam gebruik van de ondergond zolang de consequenties niet helder in beeld zijn gebracht'.
Boren naar schaliegas; foto groenelus.nlDe partijen die zich achter deze motie stellen, vrezen vooral de risico’s van de verontreiniging van drink- en grondwater. Er zijn voldoende alternatieven. Bovendien vinden zij dat door de winning van schaliegas de omslag naar duurzame energie wordt doorkruist.
Sommige partijen willen nu nog geen uitspraak doen. Zij vinden dat eerst gewacht moet worden op het onderzoek van het ministerie van Economische Zaken (EZ) over de voor- en nadelen van de winning. Dit rapport wordt vlak voor de zomer verwacht. Dan kan er met kennis van zaken over het onderwerp worden gedebatteerd. Gedeputeerde Annemieke Traag vindt dat de ingediende motie het standpunt van het college ondersteunt. De voorgestelde expertmeeting in het najaar, na het uitkomen van het rapport van EZ, juicht zij toe.

Minder energieverbruik bij 'slimme thermostaat' met slimme meter

Uit een onderzoek van netbeheerder Enexis bij 900 van haar klanten blijkt dat huishoudens met een slimme meter, in combinatie met een slimme thermostaat, tot 15% minder elektriciteit verbruiken dan andere groepen. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat gebruikers met een zogeheten 'P1'-toepassing, de communicatiepoort waarmee een klant direct inzicht kan krijgen in zijn energieverbruik, significant positiever zijn over de slimme meter. De slimme thermostaat wordt door deze gebruikers het meest geraadpleegd. Gemiddeld kijken zij dagelijks op het apparaat, terwijl slimme stekkers gemiddeld maandelijks worden geraadpleegd. Een slimme thermostaat kan de huidige thermostaat van de consument vervangen en is tegelijk ook een real-time display dat inzicht geeft in het totale verbruik van gas en elektriciteit.
In het onderzoek van Enexis zijn twee feedbacksystemen (de slimme thermostaat en de slimme stekker) getest die gekoppeld zijn aan de P1-poort. Daarbij is gekeken naar het effect van het gebruik van de verschillende feedbacksystemen (gekoppeld aan de slimme meter) op het realiseren van een energiebesparing door huishoudens. Uit het onderzoek blijkt dat gebruikers van de slimme thermostaat op jaarbasis 55 euro verwachten te besparen, terwijl deelnemers met alleen een slimme meter 22 euro verwachten te besparen.
Enexis is in 2010 met een project 'slim besparen op energie' gestart. Met dit project wil Enexis onderzoeken of de slimme meter daadwerkelijk kan helpen bij het realiseren van energiebesparing bij consumenten. Daarnaast wil Enexis laten zien dat de P1-poort op de slimme meter, waarmee consumenten hun eigen energieverbruik kunnen aflezen, ook echt werkt voor de klant. Daarom is Enexis bij 900 consumenten in haar verzorgingsgebied een onderzoek gestart. Hiervoor werden drie groepen onderscheiden: consumenten met een slimme meter in combinatie met extra communicatie (tips, nieuwsbrieven, website e.d.) en consumenten die daarnaast ook slimme stekkers of een slimme thermostaat gebruiken. Met slimme stekkers heeft de consument inzicht in het energieverbruik per elektrisch apparaat, naast een totaaloverzicht van het gas- en elektriciteitsverbruik op de PC.

Het project is uitgevoerd door Enexis en maakt onderdeel uit van het onderzoek 'Monitoring Energiebesparing Slimme Meter' van Agentschap NL, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken. De uitgebreide resultaten van het project van Enexis worden daarin meegenomen en later dit jaar gepubliceerd.

vrijdag 22 maart 2013

Twents rood op vier wielen

Vrijdagmiddag 22 maart presenteert Solar Team Twente aan partners en pers het ontwerp van haar nieuwe zonneauto in Wolff CineStar in Enschede. Met dit ontwerp wil het team in oktober 2013 als eerst de finishlijn van de World Solar Challenge in Australië passeren.
Solar Team Twente bestaat uit zestien studenten van Saxion en Universiteit Twente. Anderhalf jaar lang stoppen zij met hun studie met één ultiem doel: het winnen van de World Solar Challenge. Het team heeft momenteel een collectief van meer dan 100 bedrijven aan zich gebonden die ondersteuning bieden. Solar Team Twente doet dit jaar voor de vijfde keer mee aan de World Solar Challenge.
Op 6 oktober start de World Solar Challenge, dé prestigieuze race voor auto's die rijden op zonne-energie. Meer dan 3.000 kilometer, van noord naar zuid, dwars door de Australische out back. Samen met meer dan vijftig andere internationale deelnemers rijdt Solar Team Twente met haar zelfgebouwde zonneauto door de Australische woestijn. Het team wil de race in vier dagen afleggen en overnacht in een tentenkamp in de out back. 
Door een reglementswijziging rijden dit jaar alle auto's op vier wielen. Net als de andere teams, reed het Solar Team Twente in vorige edities op drie wielen. De zonneauto’s gaan door de nieuwe regel steeds meer op personenauto’s lijken. Bovendien heeft de reglementswijziging tot gevolg dat er door alle teams een geheel nieuw concept ontworpen moet worden. Dit maakt de race dit jaar extra spannend.

Verduurzaming grote uitdaging Nederlandse landbouw

Over de toekomst van de landbouw in Nederland wordt fel gediscussieerd. Een kanteling van het debat is nodig om verduurzaming in de volle breedte van de land- en tuinbouw versneld te laten plaatsvinden. Alleen dan kan er ook over twintig jaar sprake zijn van een gewaardeerde en vitale agrarische sector in Nederland. Dit stelt de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) in zijn advies 'Ruimte voor duurzame landbouw' dat vandaag is aangeboden aan staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken.
De Rli onderschrijft zowel de grote zorgen die bestaan over ontwikkelingen in de land- en tuinbouw als het nationale en internationale belang van de sector. Zorgen over volksgezondheid en dierenwelzijn, verschralend landschap en milieuvervuiling zetten de landbouw onder druk. Gelijktijdig is de sector met zijn bijdrage aan het agrofoodcomplex, ondernemerschap, handel, logistiek innovatie en het Nederlandse landschap van nationaal belang.
Wil de landbouw echter over twintig jaar nog steeds bestaansrecht hebben, dan zal de sector versneld en vergaand moeten verduurzamen. In zijn advies maakt de raad onderscheid in drie bedrijfsvormen: grondgebonden landbouw, gebouwgebonden en stedelijk georiënteerde landbouw. Elke bedrijfsvorm heeft zijn eigen duurzaamheidsopgave: economische, sociaal en/of ecologisch. De discussie over welke vorm van landbouw het duurzaamst is, werkt verlammend en leidt niet tot de gewenste en haalbare verduurzaming van de hele sector.
De raad roept overheden, sector en Ngo's op om belemmeringen voor verduurzaming van de land- en tuinbouw weg te nemen. Hiertoe moet een uitvoeringsgerichte strategie opgesteld worden voor de ontwikkeling van de landbouw, waarin het maatschappelijke belang leidend wordt gemaakt. De toepassing van kennis- en innovatie moet verbreed worden en nieuwe allianties gezocht. Overheden moeten ruimte durven geven aan de verschillende vormen van landbouw, zolang deze voldoen aan gestelde duurzaamheidseisen. Wetten en regels die verduurzaming van de sector hinderen moeten worden geschrapt. De overheid moet zorgen voor een permanente dialoog tussen samenleving en sector leidend tot meer wederzijds begrip en respect.

Nederlandse kern- en kolencentrales dicht vóór 2020

Alle Nederlandse kolencentrales en de kerncentrale in Borssele kunnen dicht vóór 2020. Dat concludeert het Duitse lucht- en ruimtevaartcentrum (DLR) op basis van een gedetailleerde scenariostudie in opdracht van Greenpeace. ‘Nederland stoot volgens dit scenario in 2020 maar liefst 30 procent minder CO2 uit ten opzichte van 1990’, stelt Joris Wijnhoven, campagneleider klimaat en energie van Greenpeace. ‘Dat is cruciaal om klimaatverandering tegen te gaan, want de realiteit is dat de uitstoot van CO2 in Nederland sinds 1990 alleen maar is gestegen.’
Met deze studie laat Greenpeace zien dat het technisch prima haalbaar is om in 2050 grotendeels van onze verslaving aan kernenergie, kolen, olie en gas af te komen als we nú vol inzetten op zonne- en windenergie en energiebesparing. Nederland kan tegen die tijd voor meer dan 71 procent op schone energie draaien. Wijnhoven: ‘Dat percentage kan nog flink omhoog, als nieuwe technieken ontdekt worden of de hoeveelheid duurzame biomassa straks meevalt. Maar we rekenen ons nog niet rijk. Als we nu al zien dat hele boomstammen uit Canada of Scandinavië in onze kolencentrales verdwijnen, dan hebben wij nog grote twijfels bij de beschikbare hoeveelheid duurzame biomassa.’
Dankzij de inzet van schone energie is de Nederlandse CO2-uitstoot in 2050 wél met een spectaculaire 86 procent gedaald. Wijnhoven: ‘Dan hoeft Nederland dus niet langer onderaan allerlei klimaatlijstjes te bungelen als het gaat over schone energie en CO2-uitstoot, want laten we eerlijk zijn: de overheid heeft de afgelopen tien jaar helemaal niets gedaan voor het klimaat. Het beleid van het kabinet Rutte I heeft de bouw van welgeteld twee windmolens in Nederland.opgeleverd.’
Greenpeace heeft opdracht gegeven voor de Duitse studie in het kader van de onderhandelingen in de Sociaal Economische Raad (SER) voor een nationaal energieakkoord. Greenpeace neemt op dit moment deel aan die onderhandelingen. Het akkoord, dat in juni wordt verwacht, moet het kabinet antwoord geven op de vraag hoe Nederland snelle doorbraken kan bereiken om onze energievoorziening schoon te maken. Wijnhoven: ‘In de SER onderhandelt Greenpeace onder meer met het bedrijfsleven over de doelstelling van dit kabinet om in 2020 16 procent schone energie in Nederland op te wekken. Deze studie laat zien dat dit haalbaar is. De overgang naar schone energie in Nederland is te lang gedwarsboomd. Greenpeace wil over haar schaduw heen stappen in de onderhandelingen voor een nationaal energieakkoord, maar verwacht dat ook van anderen. Nu is het moment de handen ineen te slaan.’
Het rapport toont ook aan dat de kosten van de elektriciteitsproductie in 2050 5 procent lager kunnen zijn dan wanneer we doorgaan op dezelfde voet. Wijnhoven: ‘De economie en de werkgelegenheid zijn gebaat bij de omslag naar schoon. In Duitsland werken er al 380.000 mensen in de schone energiesector’
Met het verschijnen van het energiescenario begint Greenpeace de campagne Mission Possible. ‘De omslag naar een economie die vrijwel draait zonder gas, olie, kolen en kernenergie is een Mission Possible’, zegt Wijnhoven. ‘Via www.greenpeace.nl/missionpossible roepen we bedrijven op om hun verantwoordelijkheid te nemen.’

donderdag 21 maart 2013

Lidmaatschap voor nieuwe energiemaatschappij

Nederland heeft er sinds vandaag een nieuwe energiemaatschappij bij. Niet het zoveelste bedrijf dat groene, gewone of atoomstroom verkoopt, maar een maatschappij waar je lid van kunt worden. Om energie op te doen voor jezelf. En te delen met anderen. Onder het motto: "het somberen heeft lang genoeg geduurd" wil initiatiefnemer Hemels van der Hart, Nederland van nieuwe inspiratie voorzien.
De activiteiten van de Energiemaatschappij worden verzorgd door Hemels van der Hart en door de leden zelf. Als lid kun je er dus heel veel energie halen, maar mag je ook wat brengen. Een eigen workshop verzorgen, een kijkje in de keuken bieden, mensen meenemen in jouw passie en hen zo van nieuwe energie voorzien. De Energiemaatschappij wil ontmoetingen tussen mensen en organisaties tot stand brengen die opgeteld ons land een positieve boost geven. Met blijvende impact.

Energiecollectief breekt opnieuw record met €412 voordeel

De zesde energieveiling van de Consumentenbond levert deelnemers een gemiddeld voordeel op van €412 bij een jaarcontract met vaste tarieven voor stroom en gas. De Nederlandse Energie Maatschappij (NLE) biedt daarmee de hoogste besparing ooit bij een energieveiling van de Consumentenbond. Voor contracten met een looptijd van drie jaar is het voordeel €285 per jaar en hier doet BudgetEnergie het gunstigste bod.
De 53.000 deelnemers aan het Energiecollectief van de Consumentenbond ontvangen vanaf 25 maart een aanbod van de Consumentenbond op basis van de winnende biedingen. Bij consumenten die al bij de inschrijving hun verbruik hebben ingevuld, gaat dit aanbod uit van die gegevens. Consumenten die zich nog niet voor het Energiecollectief hebben ingeschreven, kunnen dit voor 10 april alsnog doen. Ook zij krijgen dan een vrijblijvend aanbod. Alle deelnemers hebben daarna tot en met 11 mei de tijd om definitief te kiezen voor het aanbod van één van de winnende energieleveranciers.
Honderden euro's
De Consumentenbond adviseert consumenten om zich regelmatig te oriënteren in de energiemarkt, bijvoorbeeld via een energiecollectief of energievergelijker. Consumenten kunnen zo profiteren van de gunstige tarieven en welkomstkortingen die door energiebedrijven aan nieuwe klanten worden berekend. Het voordeel dat huishoudens hiermee kunnen behalen, loopt in de honderden euro's. Voor consumenten die niet regelmatig willen overstappen, is een contract met vaste tarieven voor 3 jaar een interessant alternatief.

Waterschap werkt aan duurzaam energie- en klimaatbeleid

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht werkt hard aan een duurzaam energie- en klimaatbeleid en richt zich sterk op innovatie. Zo besparen we energie met nieuwe technieken, en produceren we biogas uit afvalwater. Zo wordt bij de afvalzuiveringsinstallaties momenteel een energiebesparing van 2 procent per jaar gerealiseerd. Elke afvalwaterzuivering krijgt slimmere technieken en door deze technische aanpassingen zoveel mogelijk te doen op de momenten dat toch al onderhoud plaatsvindt, sla je twee vliegen in een klap. Geen of weinig extra kosten en meteen een forse energiebesparing. Conform afspraken met het Rijk is het doel om in 2020 een energiebesparing van 30 procent te realiseren. Het waterschap produceert ook biogas. Uit het gemaakte biogas wordt elektriciteit gemaakt en ook wordt het biogas ingezet als autobrandstof voor onder andere het wagenpark van Waternet. Naast energiebesparing en het omzetten van afvalstoffen in nieuwe vormen van energie als biogas, onderzoekt het waterschap ook in hoeverre afvalstoffen in de toekomst kunnen worden omgezet in grondstoffen.

woensdag 20 maart 2013

Marktaandeel elektrische auto blijft groeien

Het wereldwijde marktaandeel van hybride en elektrische voertuigen zal in 2020 tot 6,3 procent zijn gestegen. Dat voorspelt PwC op basis van ruim 200 interviews met vertegenwoordigers uit de auto-industrie en aanverwante sectoren in 34 landen. Dat betekent een ruime verdubbeling ten opzichte van het marktaandeel van 2,8 procent in 2012. Volgens PwC moeten steden meer samenwerken met private partijen om de verhouding tussen oplaadpunten en het aantal elektrische auto's in evenwicht te brengen. Nederland behoort tot de koplopers als het gaat om de meest verkochte elektrische auto's.
De automotivesector is verwachtingsvol over de betaalbereidheid van consumenten: 46 procent van de respondenten denkt dat de consument bereid is meer te betalen voor de aanschaf van een elektrische auto als ze daar op de lange termijn minder geld aan kwijt is dan voor een normale auto. Maar die extra investering heeft wel een maximum van 5000 dollar. Kostenbesparingen zullen dan ook essentieel zijn om de verkooptaantallen van elektrische voertuigen te doen stijgen.
Rijden op stroom moet meer concurreren met andere brandstoffen, zegt Albert Brouwer, partner en automotiveleader bij PwC. "Autofabrikanten zijn al intensief opzoek naar oplossingen om de productie van elektrische auto's goedkoper te maken. Ze weten dat het doorberekenen van ontwikkelingskosten aan de consument of uitgaan van overheidssubsidies uiteindelijk geen levensvatbare strategie is."
Zo zullen autofabrikanten meer slimme auto- en technologieplatforms en wereldwijde partnerships moeten opzetten om schaalvoordelen te bereiken, aldus Brouwer. "Opvallend genoeg lijkt niet iedereen zich hiervan doordrongen. Slechts een kwart is ervan overtuigd dat wereldwijde samenwerking de komende jaren zal leiden tot een snellere ontwikkeling en productie van nieuwe elektrische auto's en ondersteunende technologieën."
Volgens veertig procent van de deelnemers is een duurzame infrastructuur - zoals voldoende oplaadpunten en batterijwissellocaties - cruciaal voor het slagen van elektrisch rijden. Over de ideale verhouding tussen oplaadstations en aantallen elektrische voertuigen lopen de meningen uiteen. Een kwart vindt dat één oplaadstation per twintig elektrische voertuigen voldoende is, terwijl 20% één oplaadstation per vijf voertuigen ideaal vindt. Brouwer: "Er is meer samenwerking met steden en private partijen nodig om de verhouding tussen oplaadpunten en het aantal elektrische auto's constant in evenwicht te brengen." De respondenten vinden verder dat snelladen niet langer dan 30 minuten mag duren, wil de elektrische auto op lange termijn succesvol zijn.
Volgens de respondenten laten grote natuurrampen, zoals de Japanse tsunami en orkaan Sandy in de Verenigde Staten, nog steeds hun sporen na. En intussen zorgt de aanhoudende schuldencrisis in Europa ervoor dat de autoproductie moet worden teruggeschroefd. Daarentegen ziet men kansen door nieuwe doelstellingen op het gebied van CO2-reductie. Brouwer: "De G8 heeft zichzelf ten doel gesteld om wereldwijde CO2-emissies tot 2050 met de helft terug te dringen. Wij verwachten dat de auto-industrie daarin een grote rol kan spelen, aangezien motorvoertuigen verantwoordelijk zijn voor meer dan 15 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. We verwachten niet dat straks op iedere oprit een elektrische auto staat, maar de elektrische auto is wel degelijk een blijvertje."

Nieuwe windmolens Hoorn

In Hoorn heeft Raedthuys, duurzaam energiebedrijf, drie windmolens ontmanteld die stonden opgesteld langs de Diodeweg op bedrijventerrein Hoorn 80. Het is de bedoeling dat deze windmolens op termijn worden vervangen door nieuwe exemplaren met meer productiecapaciteit. De technologische ontwikkeling van windmolens vormt hiervoor de aanleiding. Eerder al heeft Raedthuys twee bestaande windparken in Dronten vervangen. Daar wordt nu met minder windmolens meer duurzame energie opgewekt.
Voor de drie windmolens uit Hoorn kreeg het Twentse bedrijf een goed bod van een Ierse onderneming. "Dit aanbod was zo goed dat we het niet konden laten schieten. De bedoeling was eerst om de oude molens langer te laten doordraaien totdat de vervanging geregeld was.", aldus Arthur Vermeulen, directeur van Raedthuys Windenergie. "Dat proces is nu versneld. Windenergie is van groot belang voor de gemeentelijke klimaatdoelstellingen. Dus nu focussen we op passende vervanging in Hoorn. De oude molens zullen ondertussen hun duurzame stroom verder in Ierland gaan opwekken."

dinsdag 19 maart 2013

Nederland en Denemarken werken samen aan ambitieuze EU klimaatdoelen

Nederland en Denemarken zoeken aansluiting bij elkaar om in Brussel een nieuw ambitieus Europees doel voor het terugdringen van CO2 uitstoot vast te leggen. Om die reden brengt staatssecretaris Mansveld (Infrastructuur en Milieu) een werkbezoek aan Kopenhagen. 'Ik wil zowel op mondiaal als op Europees niveau sámen met landen zoals Denemarken stappen zetten naar een duurzame toekomst. Want alleen ga je sneller, maar samen kom je verder. Ook bij de onderhandelingen over nieuwe Europese klimaatambities voor 2030. Dat is mijn boodschap in Nederland, in Denemarken en straks in Brussel', aldus Mansveld.
Mansveld sprak op maandag met haar collega-ministers Martin Lidegaard (Klimaat) en Ida Auken (Milieu) over het Europees klimaatbeleid, mondiale klimaatonderhandelingen en het verduurzamen van de economie. In de middag brengt zij een werkbezoek aan de gemeente Kopenhagen waar zij uitleg krijgt over het Klimaatplan van de gemeente met daarin 50 duurzame initiatieven.
In 2025 moet Kopenhagen CO2 neutraal zijn. Inmiddels is de CO2 uitstoot ten opzichte van 2005 al met 20 procent teruggebracht. Mansveld bezoekt twee van de vijftig klimaatinitiatieven die hieraan bijdragen; een windmolenpark dat is opgezet door een groep bewoners van Kopenhagen en een woningbouwcoöperatie waar 90 woningen CO2 neutraal moeten worden. Maandagavond deelt de staatssecretaris kennis op het gebied van duurzaamheid met verschillende vertegenwoordigers van bedrijven en organisaties tijdens een diner.
Op dinsdag gaat Mansveld langs bij BaneDanmark, de Deense beheerder van de spoorinfrastructuur. Daar spreekt ze o.a over de invoering van het spoorveiligheidssysteem ERTMS in Denemarken. Denemarken heeft als één van de eerste landen in Europa gekozen voor landelijke invoering van ERTMS waardoor Nederland van deze ervaringen kan leren. Daarna ontmoet ze de minister van Transport, Henrik Dan Kristensen, waar verschillende onderwerpen op het gebied van transport besproken worden.

Nieuwe Shell-scenario’s verscherpen aandacht voor de toekomst van energie

Shell heeft nieuwe scenario’s bekendgemaakt waarin twee mogelijke richtingen worden beschreven voor de ontwikkelingen in de 21e eeuw, met aanzienlijk verschillende gevolgen voor de gemeenschap en het wereldwijde energiesysteem. In het ene scenario wordt de schonere verbranding van aardgas tegen 2030 wereldwijd de belangrijkste energiebron en is op korte termijn actie nodig om de uitstoot van koolstofdioxide te beperken. In het andere scenario is zonne-energie de belangrijkste bron tegen 2070, maar is er minder snel actie vereist om de bedreiging van klimaatverandering te neutraliseren.
De “New Lens”-scenario’s, waarmee vooruit wordt gekeken naar trends in de economie, politiek en energie tot maar liefst het jaar 2100, benadrukken de belangrijke rol die het overheidsbeleid kan spelen bij het vormgeven van de toekomst. “Deze scenario’s laten zien hoe de keuzes die overheden, bedrijven en individuele personen in de komende jaren maken, een enorme invloed hebben op de manier waarop de toekomst gestalte zal krijgen,” aldus CEO Peter Voser. “Ze tonen aan hoe belangrijk het is voor bedrijven en de overheid om nieuwe manieren te vinden voor samenwerking, door beleid te stimuleren waarmee de ontwikkeling en groei van schonere energie mogelijk wordt en energiezuinigheid wordt verbeterd.”
Met het oog op een wereldbevolking die tegen 2060 de 9,5 miljard zal hebben bereikt en de snelle groei van opkomende economieën waardoor miljoenen mensen voor het eerst boven de armoedegrens komen, voorspellen de scenario's dat de wereldwijde energievraag de komende 50 jaren kan verdubbelen.
De Shell-scenario's, met de codenamen Mountains en Oceans, onderzoeken twee mogelijke paden die de gemeenschap in de toekomst kan volgen. Elk scenario verkent grondig de gevolgen voor de ontwikkelingssnelheid van de wereldeconomie, de soorten energie die we gebruiken in ons dagelijks leven en de groeiende uitstoot van broeikasgassen. De scenario's bestrijken een grotere toekomstperiode dan veel andere verwachtingen en stippen enkele verassende mogelijke ontwikkelingen aan. In beide scenario's zakt de wereldwijde uitstoot van koolstofdioxide (CO2) naar een niveau van bijna nul tegen 2100. Een bepalende factor hierbij is het toenemende gebruik van technologie waarmee CO2 uit de atmosfeer wordt gehaald, bijvoorbeeld door biomassa te verbranden om elektriciteit te produceren en vervolgens de uitstoot ondergronds op te slaan. Hoewel het Oceans-scenario in een scherpe toename van zonne-energie voorziet, wordt ook hier toegenomen gebruik van fossiele brandstoffen voorspeld en een hogere totale uitstoot van CO2 gedurende de eeuw dan in het Mountains-scenario, wat waarschijnlijk een grotere invloed op het wereldklimaat zal hebben.
De scenario's leggen beide nadruk op gebieden van openbaar beleid die waarschijnlijk de meeste invloed zullen hebben op de ontwikkeling van schonere brandstoffen en duurzame energiebronnen, verbeteringen in energiezuinigheid en het matigen van de uitstoot van broeikasgassen. Deze omvatten:

•Maatregelen om de ontwikkeling van compacte, energiezuinige steden te bevorderen, met name in Azië en andere delen van de wereld die in rap tempo verstedelijken.
•Mandaten voor hogere efficiëntie op gebieden als transport en gebouwen.
•Beleid om een veilige ontwikkeling van de rijke wereldvoorraad aan schonere verbranding van aardgas te bevorderen en een breder gebruik te stimuleren in energieopwekking, transport en andere gebieden.
•Boetes voor uitstoot van CO2 en andere prikkels voor een versneld gebruik van technologieën voor uitstootbeheer, met name voor de afvang en opslag van kooldioxide. 

Het Mountains-scenario voorspelt een meer gematigde ontwikkeling van de wereldeconomie waarbij de politiek een belangrijke rol speelt in het vormen van het wereldwijde energiesysteem en de richting voor milieubeleid. Een schonere verbranding van aardgas zal de ruggengraat van het wereldwijde energiesysteem vormen die in veel gebieden kolen zal vervangen als brandstof voor energieopwekking en breder zal worden toegepast in de transport.
Door een wezenlijke verschuiving in de transportsector zal de wereldwijde vraag naar olie een piek bereiken tegen 2035. Tegen het einde van de eeuw zouden auto’s en vrachtauto’s die op elektriciteit en waterstof rijden, het straatbeeld kunnen bepalen. Technologie voor het afvangen van uitstoot van kooldioxide uit elektriciteitscentrales, raffinaderijen en andere industriële installaties wordt breed toegepast, waardoor de uitstoot van CO2 uit de energiesector kan worden beperkt tot nulniveau tegen 2060. Een andere factor is de groei van kernenergie voor de wereldwijde elektriciteitsopwekking. Deze zal met ongeveer 25% toenemen tegen 2060.
Door deze veranderingen in het energiesysteem zal de uitstoot van broeikasgassen na 2030 beginnen af te nemen. De uitstoot blijft echter op een koers die verder gaat dan de doelstelling om de stijging van de wereldtemperatuur te beperken tot 2 graden Celsius.  

Het Oceans-scenario voorziet in een meer welvarende, dynamische wereld met een energiecultuur die grotendeels wordt gevormd door marktmechanismen en de maatschappij, waarbij overheidsbeleid een minder belangrijke rol speelt. Door publieke weerstand en een langzame toepassing van zowel beleid als technologie wordt de ontwikkeling van kernenergie beperkt en de groei van aardgas buiten Noord-Amerika aan banden gelegd. Kolen worden in ieder geval tot het midden van de eeuw nog steeds breed toegepast in energieopwekking.
Zonder stevige ondersteuning van beleidsmakers vindt de afvang en opslag van kooldioxide slechts langzaam navolging. Tegen het midden van de eeuw wordt slechts 10% van de uitstoot afgevangen, wat oploopt tot ongeveer 25% in 2075. Deze langzame implementatie is de belangrijke reden dat elektriciteitsopwekking in het Oceans-scenario zo'n 30 jaar later CO2-neutraal wordt dan in het Mountains-scenario.     
Door de hogere energieprijzen wordt de ontwikkeling van moeilijk bereikbare oliebronnen aangejaagd, net als de toegenomen productie van biobrandstoffen. De vraag naar olie blijft stijgen in de jaren 20 en 30 tot na 2040 de piek wordt bereikt. Vloeibare brandstoffen nemen nog steeds ongeveer 70% van het personenvervoer over de weg voor hun rekening tegen het midden van de eeuw.
Door de hoge prijzen worden tevens energiebesparingen en de ontwikkeling van zonne-energie aangejaagd. Tegen 2070 zullen zonnepanelen de grootste primaire energiebron ter wereld zijn. Windenergie zal met een langzamer tempo groeien, vanwege de publieke tegenstand tegen grootschalige installaties van windturbines.  Door de toegenomen vraag naar kolen en olie en een beperkte ondersteuning voor de afvang en opslag van kooldioxide en minder ontwikkeling van aardgas buiten Noord-Amerika wordt in totaal ongeveer 25% meer broeikasgassen uitgestoten dan in het Mountains-scenario.  


Informatieavond over zonne-energie in Rhenen

EnerSolar houdt dinsdag 19 maart een informatieavond over nut, installatie en gebruik van zonnepanelen. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de subsidieregeling Zonnepanelen die per 2 juli 2012 van start gegaan is en het verlaagde btw-tarief van zes procent op installatiekosten. De presentatie begint om 19.30 uur en duurt tot 21.00 uur in Hof van Rhenen op de Grutterstraat 17 in Rhenen.
Er is een groeiende interesse voor zonne-energie in Rhenen. Na het initiatief van de gemeente Rhenen 'Rhenen verduurzaamt' wordt er nu door EnerSolar zonne-energie een extra informatieavond verzorgd in Rhenen.
Op de informatieavond komen aanwezigen alles te weten over de aanschafprijs, terugverdientijd en subsidie voor zonnepanelen. Om deze en andere vragen te beantwoorden, zal Rick van Manen van EnerSolar zonne-energie uitleg geven over de ins en outs van zonnepanelen en zonnestroom. 

maandag 18 maart 2013

Nuon sluit centrale Buggenum

Nuon, onderdeel van Vattenfall, heeft vandaag de 140 medewerkers van de Willem-Alexander centrale in Buggenum geïnformeerd dat per 1 april 2013 de centrale wordt gesloten. Voor de medewerkers is een sociaal plan van toepassing. Ook de vakorganisaties zijn over dit besluit geïnformeerd. Nuon betreurt de sluiting, maar de aanhoudende lage stroomprijzen gecombineerd met de hoge kostenbasis van de centrale maken rendabele exploitatie niet mogelijk. Ook het bijstoken van biomassa biedt geen rendabel toekomstperspectief.
De Centrale Ondernemingsraad (COR) heeft het advies gegeven om de Willem-Alexander centrale nog een jaar open te houden. Nuon heeft dit advies serieus geëvalueerd, maar heeft niet voldoende basis gevonden om van het voorgenomen besluit tot sluiting af te wijken. Er is begrip voor de wens om de sluiting een jaar uit te stellen en werkgelegenheid nog een jaar langer zeker te stellen, maar gezien de te verwachten exploitatie verliezen bleek deze optie vanuit het perspectief van Nuon uiteindelijk niet realistisch. Nuon verschaft nu liever direct duidelijkheid over de situatie richting de betrokken medewerkers en met dit besluit, hoe spijtig ook, kunnen de medewerkers zich richten op de toekomst.
De COR heeft, na gesprekken vorige week met Nuon, besloten geen verdere stappen te ondernemen richting Ondernemingskamer. Dit betekent dat Nuon start met de uitvoering van de sluiting per 1 april 2013, gevolgd door werkzaamheden voor de ontmanteling van de centrale. De Willem-Alexander centrale staat al uit vanwege een jaarlijkse geplande stop.
De Willem-Alexander centrale is een 253 MW elektriciteitscentrale, die in 1993 in bedrijf is genomen als demonstratie centrale voor kolenvergassing. Door het gebruik van deze technologie op basis van kolen is het een complexe centrale met een relatief hoog kostenniveau. Vanwege de sterk verslechterde marktomstandigheden is de centrale niet meer rendabel. Ook plannen voor het bijstoken van biomassa op grote schaal (met toerekening van subsidies) blijken hier geen verandering in te kunnen brengen.

Bedrijven in het gebied Betuwse Bloem willen biomassa verwaarden

Uit plantaardige reststoffen zijn eerst de waardevolle componenten te halen, voordat de biomassa de biovergister in gaat. Wageningen Universiteit is begin 2013 een studie begonnen om het tot waarde brengen van biomassa voor het gebied van de Betuwse Bloem te onderzoeken. Naast valorisatie is ook het bundelen van plantaardige reststromen via 'Biomassawerven' een aspect dat wordt onderzocht. Logistiek gezien lijkt er behoefte aan centrale plekken om biomassareststromen, zoals snoei- en resthout uit de fruit- en laanboomteelt, resten van glastuinbouwgewassen en champost, tijdelijk op te kunnen slaan en te verwerken. Dit kan mogelijk in combinatie met GFT en verwerkingsresten uit de voedselketen.
Ondernemers uit het gebied Betuwse Bloem die interesse hebben in het onderzoek en die er in zouden willen participeren kunnen contact opnemen met Bert Annevelink van Wageningen UR (tel. 0317-488700). Daarnaast zijn de onderzoekers op zoek naar ondernemers die kennis hebben van de plantaardige reststromen van hun eigen bedrijf en interesse hebben om van plantaardig afval een nieuwe business te maken. De resultaten uit de studie zullen de informatie leveren voor een bijeenkomst met ondernemers, overheden en kennisinstellingen, waarin die kansen worden besproken. Samen met de geïnteresseerde partijen worden er vervolgens concrete projectinitiatieven geïdentificeerd.

Gebruikmaken van de kracht van de zon

Op opvallende plekken langs de N329 realiseert Bouwcombinatie ProN329, een samenwerking tussen Ballast Nedam en Van Gelder, 8 zonnebomen van zo’n 12 meter hoog. Cirkelvormige bladen met een doorsnede van 2 meter bevatten zonnecellen die energie leveren.  De door bureau wUrck ontworpen zonnebomen wekken de stroom op voor de verkeerslichten, openbare verlichting en de pompen in de tunnels.
Elke zonneboom levert gemiddeld 3.000 kWh per jaar. Dat is ongeveer het jaargebruik van één huishouden. De 8 bomen leveren ongeveer 24.000 kWh op. Naast de zonnebomen komen er ook 50 zonnebloemen met pv-panelen en 1.500 m2 pv-panelen op daken van gebouwen. Al die panelen moeten er voor zorgen dat de N329 energieneutraal is in gebruik. Ze leveren dus zeker net zoveel  energie op als de weg aan elektriciteit kost. De inschatting is dat de weg per jaar 150.000 kWh verbruikt. De aannemer verwacht dat deze maatregelen 100.000 kWh extra energie oplevert. Goed voor het milieu!


vrijdag 15 maart 2013

TU Delft investeert in windenergie

De TU Delft gaat extra investeren in het interfacultaire onderzoeksinstituut op het gebied van windenergie, DUWIND. Deze impuls stelt DUWIND in staat om het windenergieonderwijs uit te breiden, nieuwe interfacultaire onderzoeksprojecten op te zetten en de samenwerking met industriële partners te versterken. Directeur Gijs van Kuik: “Hierdoor kunnen we beter tegemoet komen aan de groeiende vraag naar kennis, innovatie en ingenieurs op windenergiegebied vanuit de markt.” Het TU Delft Windenergie Instituut DUWIND 2.0 wordt op 12 maart feestelijk geopend tijdens een bijeenkomst over windenergieonderwijs van de toekomst.
Het interfacultaire onderzoeksinstituut op het gebied van windenergie, DUWIND, opgericht in 2000, bundelt het werk van 40 promovendi en 25 wetenschappelijke staf uit vijf faculteiten. Uit de samenwerking zijn innovaties voortgekomen zoals een windturbine zonder tandwielkast, profielen van rotorbladen die wijdverspreid worden toegepast door fabrikanten en een zelfregelende windturbine die zijn eigen vorm kan aanpassen aan de windsnelheid en – richting. Samen met Europese partners is een drijvende windturbine ontworpen, die op dinsdag 12 maart bij onderzoeksinstituut Marin in Wageningen wordt gedemonstreerd.
Directeur Gijs van Kuik: “Door deze extra investeringen kunnen we van DUWIND ‘DUWIND 2.0.’ maken.” Het instituut gaat onder meer het windenergieonderwijs bundelen en uitbreiden. Van Kuik: “Er is in de markt een sterk toenemende vraag naar ingenieurs met verstand van windenergie. Bovendien groeit de vraag van studenten naar windenergiespecialisaties. Voor de Europese masteropleiding windenergie die we vorig jaar zijn gestart met partneruniversiteiten uit Noorwegen, Duitsland en Denemarken kregen we meer dan 170 aanmeldingen.“ Na selectie en beurstoekenningen begon een mooi eerste lichting van 37 studenten. De ambitie is om naar 110 studenten toe te groeien.”
Van Kuik wil deze impuls ook aangrijpen om het onderwerp windenergie opnieuw stevig op de Nederlandse politieke en economische agenda zetten. Van Kuik: “Nederland heeft alles in huis voor offshore windenergie: een ondiepe zee, havens, offshore industrie, infrastructuur en kennis maar toch lijkt de wil te ontbreken om van Nederland een groots windenergieland te maken.” Slechts 4% van het Nederlandse elektriciteitsgebruik komt uit windenergie. Volgens Van Kuik kan dit groeien naar enkele tientallen procenten.” DUWIND 2.0. kan hieraan een bijdrage leveren door samen met instituten als ECN en Marin onderzoeksprojecten te initiëren en de samenwerking met industriële partners te versterken.
Windenergie is niet het enige onderwerp waarin de TU Delft extra investeert. Andere instituten zijn het TU Delft Instituut voor Procestechnologie, het TU Delft Robotics Institute, het TU Delft Transport Instituut en het TU Delft Climate Institute.

Automobilisten kunnen 100 euro zuiniger rijden, zonder slome rijstijl

Automobilisten kunnen door sneller op te schakelen tot twaalf procent besparen op brandstof, zonder dat ze het gevoel krijgen dat ze te sloom rijden. Dat is de uitkomst van een afstudeeronderzoek van een TU/e-masterstudent Automotive Technology. Zijn 46 proefpersonen bespaarden, vaak tot hun eigen verbazing, gemiddeld zes procent door het vinden van de zuinigste schakelstrategie die voor hun acceptabel was qua rijprestaties. Automobilisten kunnen zo al snel honderd euro of meer per jaar besparen.
Student Luke Lathouwers liet zijn proefpersonen eerst in hun eigen rijstijl rijden. Daarna liet hij ze vijf keer rijden met elke keer een andere schakelstrategie. De chauffeurs kregen daarbij een signaal wanneer ze moesten schakelen. De chauffeurs moesten verder na de test aangeven welke strategieën ze acceptabel vonden qua rijprestaties en welke niet. Daaruit bleek dat de zuinigste strategie die de testpersonen acceptabel vonden, gemiddeld zes procent besparing opleverde ten opzichte van de eigen rijstijl. Iedereen wist een besparing te realiseren door beter te schakelen; de hoogste was 12 procent. De zuinigste strategie is overigens niet voor alle personen dezelfde; zo bleken sportieve rijders minder bereid concessies te doen qua rijprestaties. Toch haalden zij de hoogste besparingen. "Vaak tot hun eigen verbazing", aldus Lathouwers.
Het Nieuwe Rijden, waarbij 'sneller opschakelen' tip nummer 1 is, bestaat al bijna tien jaar. Maar er valt blijkbaar nog wat te winnen. "Mensen denken soms al goed te schakelen, maar laten toch nog wat liggen. Bij jonge chauffeurs zie je al beter gedrag, maar ook bij hun kan het dus nog beter", licht de student toe. Zijn tip voor chauffeurs die willen bezuinigen, is zelf te zoeken naar de ondergrens van wat je acceptabel vindt qua rijprestaties. Dat blijkt dus lager te liggen dan mensen verwachten. Als iedereen dat zou doen, zouden landelijk honderden miljoenen aan brandstof bespaard kunnen worden, rekent de jonge onderzoeker voor.
Lathouwers presenteerde zijn afstudeerwerk afgelopen donderdag. Het doel van zijn onderzoek is meer inzicht te krijgen in schakelstrategieën. Hiermee kan bijvoorbeeld nieuwe technologie ontwikkeld worden die automobilisten adviseert over schakelen, remmen en optrekken, in samenhang met verkeersinformatie. Ook kunnen automatische transmissies verbeterd worden.
Door beter te weten wat de acceptatiegrens is, kunnen automakers zuiniger schakelstrategieën programmeren. Het werk van Lathouwers valt binnen de groep van prof.dr.ir. Maarten Steinbuch.

Steeds meer initiatieven om energie te besparen en op te wekken

Amsterdammers nemen steeds vaker het initiatief om energie te besparen en op te wekken. Dat blijkt uit het jaarverslag over 2012 van het gemeentelijke programmabureau Klimaat en Energie dat het college van B&W heeft besproken. De gemeente wil zoveel mogelijk van dit soort initiatieven mogelijk maken, bijvoorbeeld door het creeren van de juiste randvoorwaarden en door het faciliteren van concrete projecten.
Steeds meer burgers en bedrijven in Amsterdam nemen uit eigen beweging de stap om energie te besparen of zelf op te wekken. De gemeente blijft dat ondersteunen, maar neemt ook nieuwe initiatieven om de CO2-uitstoot te verminderen. Zo zal wethouder Van Poelgeest in gesprek gaan met Amsterdamse
 bedrijven die het meeste energie verbruiken om te kijken wat de mogelijkheden voor besparing zijn. Er komt een Zonvisie waarin staat hoe Amsterdam de snelle opkomst van zonne-energie in Amsterdam gaat stimuleren. En rond de zomer kunnen bewonersinitiatieven en ondernemers leningen aanvragen
 voor innovatieve energieprojecten.
Particulieren die willen investeren in energiemaatregelen kunnen nu al voor een lening bij de gemeente terecht. De digitale loketten Amsterdam Bespaart Energie en Duurzaam Ondernemen in Amsterdam bieden onafhankelijke informatie over energiebesparing aan bewoners en bedrijven. Bij sommige,
 meer innovatieve, projecten biedt de gemeente een steuntje in de rug. Afgelopen oktober is bijvoorbeeld een pilot gestart met 330 zonnepanelen op drie VVE's in Amsterdam waarbij de opgewekte zonnestroom volledig wordt verrekend met het energieverbruik van de huishoudens. Zo kunnen de bewoners zelf schone energie opwekken onder dezelfde voorwaarden als iemand in een eengezinswoning.
Hiermee lopen de VVE's vooruit op landelijke wetgeving die het pas begin 2014 mogelijk maakt om in collectief verband duurzame energie op te wekken onder gunstige financiele voorwaarden. Daarnaast streeft de gemeente naar het verdubbelen van het aantal windmolens in de stad. Daarmee zou ongeveer een derde van alle huishoudens in de stad met windmolens van elektriciteit worden voorzien. Uitgangspunt hierbij is dat Amsterdamse bewoners en bedrijven mede eigenaar van de windmolens kunnen worden.
Tot slot heeft het college kennis genomen van de CO2 uitstoot cijfers voor het jaar 2011. Deze cijfers zijn gebaseerd op het energieverbuik van bewoners, bedrijven en het verkeer en vervoer in de stad. Daaruit blijkt dat de gemiddelde uitstoot per inwoner in 2011 licht is gedaald. Maar doordat
 het aantal inwoners en de economie groeiden, is de totale hoeveelheid CO2 licht toegenomen (0,83%) ten opzichte van 2010. Van 2009 naar 2010 was deze toename nog 1,5%. De stijging van 2011 is net als in 2010 het gevolg van een toename van het zakelijke elektriciteitsgebruik. Bedrijven zijn wel minder gas gaan verbruiken. Amsterdamse particulieren gebruiken samen al enkele jaren ongeveer dezelfde hoeveelheid elektriciteit en gas. De uitstoot door verkeer en vervoer in Amsterdam is licht gedaald.

donderdag 14 maart 2013

UAntwerp Solar Boat Team sleutelt aan nieuw vaartuig voor WK voor zonneboten

Het UAntwerp Solar Boat Team is bezig met het ontwikkelen en bouwen van een nieuwe zonneboot. Het team bestaat momenteel uit zestien enthousiaste bachelor- en masterstudenten die met de Umicore Solar Boat in juli 2014 zullen deelnemen aan de tweejaarlijkse Dong Energy Solar Challenge, zeg maar de Elfstedentocht voor zonneboten. 
De Umicore Solar Boat is volledig ontworpen en gebouwd door studenten Industrieel ingenieur (nu Karel de Grote-Hogeschool, volgend academiejaar Universiteit Antwerpen). De boot is ecologisch opgebouwd in meerdere opzichten. Zo wordt hij niet alleen voortgestuwd door zonne-energie, maar is hij zo ontworpen dat hij zo min mogelijk energie nodig heeft om zijn vaarsnelheid van 18 km per uur te behouden.
2013 is het eerste jaar dat er een team is van maar liefst dertien bachelor- en drie masterstudenten, en dat in een jaar zonder wereldkampioenschap. Het team besloot om dit extra jaar te gebruiken om de bestaande romp van de boot te verbeteren en het onderzoek naar een nieuwe romp te starten. Zo zijn ze zeker voorbereid op het kampioenschap volgend jaar.
 “Speciaal voor deze nieuwe boot moeten er verschillende componenten ontworpen worden”, legt student Jan Dewinter uit. “Zo hebben we een nieuw aandrijvingsysteem nodig waarvoor we contra roterende propellers aan het ontwikkelen zijn. Voor de romp proberen we een volledig nieuw model uit dat in oktober dit jaar gebouwd zal worden. Op die manier hebben we voldoende tijd voor de nodige testen. De romp die momenteel gebruikt wordt, is een catamaran met een lengte van 6 meter en een breedte van 2,1 m. Het is de bedoeling om de nieuw ontwikkelde technologie te implementeren in de nieuwe romp.”
Qua materialen willen de studenten ecologisch verantwoord materiaal gebruiken zoals vlas. Indien dit te zwak blijkt, zullen ze hoogstwaarschijnlijk voor een koolstofvezel composiet gaan. Welk materiaal ze ook kiezen, ze zullen proberen om het gewicht van de boot drastisch te verlagen.
 Tenslotte onderzochten de ingenieursstudenten ook de mogelijkheid om met hydrofoils te werken, een soort vleugels onder water die de boot uit het water liften. Het plan is om een simpele versie van de vleugels te ontwikkelen om uit te testen op de catamaran. Eenmaal de nieuwe romp is gebouwd, zullen ze opnieuw vleugels ontwikkelen voor de nieuwe romp en deze verbeteren door ze eventueel meer complex en dus efficiënter maken. De boot wordt aangestuurd door vier standaard zonnepanelen. Deze leveren een spanning van 48V die de elektrische motor aandrijft. Als buffer voor de panelen wordt een Lithium-ion-accu gebruikt, gebouwd uit 156 verschillende cellen.
Het team zal de innovaties op hun oude boot testen tijdens de From dawn till dusk Solar Challenge in juli 2013 in Gdansk (Polen). De deelname in Polen is tevens een goede ervaring voor de teamleden die nooit eerder deelnamen aan een race. Hoofddoel is uiteraard meestrijden in de DONG Energy Solar Challenge in Friesland in juli 2014, het wereldkampioenschap voor zonneboten. “We zijn ervan overtuigd dat we, met het harde werk van ons nieuwe team en de hulp van onze sponsors, een goede kans hebben op een plaats in de top 10”, besluit Jan Dewinter.
Dankzij de steun van Umicore, groeide het Solar Boat Team van vijf naar zestien studenten. Voor de studenten is het een motivatie dat Umicore, als een van de meest duurzame bedrijven ter wereld, de visie en ideeën van het team ondersteunt. Powered by Umicore is een unieke samenwerking tussen Umicore en drie Belgische studententeams die een duurzaam voertuig ontwikkelen en bouwen waarmee ze deelnemen aan internationale competities.