Ads Top

Ecorys brengt financiële gevolgen van de warmtetransitie in kaart

Ecorys is door Milieudefensie gevraagd om een studie te doen naar de financiële gevolgen van de warmtetransitie. Daarbij is gekeken naar de kosten en financieringsopties om van het aardgas af te gaan in de gebouwde omgeving. In Nederland wordt het overgrote deel van de woningen nog steeds verwarmd met behulp van aardgas. Om klimaatdoelen te halen moet er omgeschakeld worden van aardgas naar een duurzaam alternatief. Dit is een grote ruimtelijke en financiële uitdaging. In het Ontwerp van het Klimaatakkoord staat dat tegen 2030, 200.000 bestaande woningen per jaar van het aardgas losgekoppeld moeten worden.

Ecorys heeft voor alle buurten van Nederland uitgezocht welke alternatieven voor aardgas het meest aantrekkelijk zijn vanuit een technisch-economisch perspectief, rekening houdend met de beleidsmaatregelen en doelstellingen uit het Klimaatakkoord. Vervolgens is uitgezocht wat de kosten zijn van de warmtetransitie. Een deel van de kosten kan terugverdiend worden middels een lagere energierekening, en een deel niet. Als derde stap is bekeken of de warmtetransitie door woningeigenaren gefinancierd kan worden uit de overwaarde van de woningen. Ecorys heeft ook gekeken naar de financiële instrumenten die ontwikkeld zouden moeten worden om woningeigenaren te helpen de warmtetransitie te financieren. Tenslotte is bezien wat de impact is van de warmtetransitie op de betaalbaarheid van de energierekening voor huishoudens. Daarbij is specifiek gekeken naar het aantal huishoudens dat energie-armoede kent.

In de doorrekening zijn 5,3 miljoen woningen in transitie (beter energielabel en/of van het aardgas af) in de periode van 2018-2030, waarvan 2,7 miljoen huishoudens in het segment koopwoningen vallen. Hiervoor is 66,4 miljard euro nodig als investering, waarvan 28,8 miljard aan subsidies en 37,6 miljard dat door woningeigenaren moet worden opgebracht. Per woning is dat een gemiddelde investering van 23.500 euro, waarvan gemiddeld 13.500 euro door woningeigenaren en het restant door de belastingbetaler.

In het onderzoek is het potentieel van vier instrumenten onderzocht die woningeigenaren kunnen helpen met het financieren van de warmtetransitie: (1) ‘gebouwgebonden financiering’, (2) ‘de groene hypotheekverlenging’, (3) ‘de woning comfortregeling’ en (4) ‘de publieke verduurzamingslening’.

Uit de analyse blijkt dat 49% van de koopwoningeigenaren, oftewel 1,3 miljoen huishoudens, in aanmerking komt voor gebouwgebonden financiering (GGF). Voor hen is de investering in duurzame warmte (na aftrek van de subsidies) woonlastenneutraal. Ook de groene hypotheekverlenging (GHV) heeft een substantieel potentieel, namelijk 35% van de woningeigenaren (985.000 koopwoningen). Deze financieringsvorm is gericht op woningeigenaren voor wie de warmtetransitie niet woonlastenneutraal uitpakt, maar die voldoende ruimte tussen hun maximale hypotheek en hun huidige hypotheekschuld hebben om de verduurzaming van hun woning mee te financieren. De woning comfortregeling voorfinanciert de waardestijging van de woning als gevolg van verduurzaming. Deze regeling biedt slechts voor een beperkt aantal woningeigenaren (0,2%) voldoende extra financieringsruimte. Ten slotte is er de publieke verduurzamingslening. Voor 15% van de woningeigenaren is financiering middels GGF, GHV of de woning comfortregeling niet mogelijk. Deze woningeigenaren hebben een te hoge hypotheekschuld en/ of onvoldoende inkomen om de toename in woonlasten in 2030 te betalen. Deze woningeigenaren zijn voor een financier te risicovol, komen niet in aanmerking voor gebouwgebonden financiering en ook niet voor de groene hypotheekverlenging. Om deze woningeigenaren toch toegang te bieden tot verduurzamingskapitaal zou de overheid een leenstelsel kunnen oprichten waarbij wordt terugbetaald naar gelang daar ruimte voor is.

Wanneer de voorstellen uit het Voorstel voor Hoofdlijnen van het Klimaatakkoord worden doorgevoerd betalen huishoudens (huur en koop) in Nederland gemiddeld 248 euro meer per jaar aan energie gerelateerde woonlasten in 2030 ten opzichte van 2018. Dat 40 procent van de investering met subsidies (en daarmee door de belastingbetaler) wordt bekostigd, blijft hierbij nog buiten beschouwing. In totaal nemen de jaarlijkse lasten in 2030 met 2,2 miljard euro toe. Gevolg is ook dat de energie-armoede toeneemt. Een gangbare norm ter indicatie van energie-armoede is dat meer dan 10 procent van het besteedbaar inkomen aan energie wordt besteed. Het aantal huishoudens dat onder deze definitie valt neemt toe van 9 procent (665.000 huishoudens op een totaal van 7,7 miljoen in 2018) naar maximaal 18 procent (1.539.000 huishoudens op een totaal van 8,4 miljoen in 2030) in 2030. Om deze toename terug te dringen naar het niveau van 2018 zou jaarlijks (vanaf 2030) een bedrag van maximaal 444 miljoen euro benodigd zijn als subsidie aan deze huishoudens.

Geen opmerkingen:

Mogelijk gemaakt door Blogger.